Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1952-1953
(1952-1953)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHierna geeft de voorzitter met een hartelijk speechje, waarin hij het onderwerp ‘Utopia in Vlaanderen’ met gissingen omspeelt, het woord aan de gast-spreker van de middagzitting, Dr Jul. Kuypers: | |
XI. Voordracht van Dr Jul. Kuypers
| |
[pagina 216]
| |
de Afdeling zichzelf opheffen; dit is gebeurd in overeenstemming met de in de beschrijvingsbrief geformuleerde voorstellen. De Belgische leden zijn derhalve weer buitenlandse leden geworden. In de Commissie van Advies aangaande de Belangen der Maatschappij in België zullen zitting hebben: Prof. Van Loey, voorzitter, Prof. Coppens, Dr Julien Kuypers en de heren Karel Jonckheere en Maurice Roelants. De nieuwe opzet is ook van belang voor het benoemen van leden; de Commissie zal immers jaarlijks een lijst met candidaten opstellen; de Noordnederlandse leden behouden. het recht, eveneens candidaten voor te stellen. De voorzitter der Commissie zal tevens zitting hebben in het Leidse hoofdbestuur. De heer Ritter zegt, teleurgesteld te zijn door de mededeling, dat Belgen als buitenlanders beschouwd zullen worden. De voorzitter antwoordt, dat er geen sprake van grensscheiding is; de praktijk maakt het echter noodzakelijk, dat de Belgische leden, leden van de Maatschappij, wonend in een andere staat, door een Commissie vertegenwoordigd worden. Er is dus alleen sprake van een scheiding in twee staten. De vergadering gaat accoord met de voorstellen. Hierna neemt de heer Julien Kuypers, uit ‘het land van slechte betalers’, het woord. De praktijk heeft bewezen, dat er in België geen plaats is voor de Afdeling als dubbelganger van een andere organisatie. De nieuwe regeling heeft in het Zuiden algemene bijval gevonden. Spreker brengt hulde aan de Maatschappij en haar traditie, doch in haar huidige vorm beantwoordt zij niet aan hetgeen haar zou moeten doen bloeien. Zij is te veel een Leidse Maatschappij; de uitstraling naar buiten kan krachtiger zijn, een soepeler aanpassing is noodzakelijk, evenals opbouwende critiek. De poging van de heer Idenburg, een Afdeling voor België in het leven te roepen, is niet geslaagd. De Vlamingen zijn daaraan mede schuldig, maar zij hadden ook meer van de Maatschappij verwacht, b.v. een initiatief na de regeling van de spelling in de vorm van een grammatica of bloemlezing. De ontwikkeling in de gang van zaken maakt een klein gewetensonderzoek noodzakelijk. De voorzitter zegt met ernst geluisterd te hebben en de woorden van spreker ter harte te zullen nemen. Hierop worden de leden der Commissie bij acclamatie benoemd, o.w. Prof. Van Loey op wiens regelmatige aanwezigheid op de bestuursvergaderingen gerekend kan worden. Met punt XVI der agenda gaat de vergadering accoord. Wat de punten XVII t/m XIX betreft, deelt de secretaris, mede namens Prof. Krieger, die met hem de stemmen der witte biljetten heeft opgenomen, dat alle eersten benoemd | |
[pagina 217]
| |
zijn. De voorzitter neemt hierop afscheid van de heren Mout en De Tollenaere, die na vele jaren hun functie als bestuurslid hebben neergelegd. Ook met punt XX der agenda gaat de vergadering accoord, waarop de verkiezing van een voorzitter aan de orde komt. De heer K. ter Laan vraagt het woord en zegt dankbaar te zijn voor hetgeen de heer Minderaa in het belang der Maatschappij heeft gedaan. Hij weet in de geest van de Vergadering te spreken, wanneer hij de voorzitter verzoekt aan te blijven. De voorzitter dankt voor het in hem gestelde vertrouwen en verklaart zich bereid nog een jaar aan te blijven, omdat hij ervan overtuigd is, dat dit vooral in het komende jaar met vier nieuwe bestuursleden, waaronder secretaris en penningmeester van wezenlijk belang voor de Maatschappij is. Bezwaren van persoonlijke aard moeten hiervoor wijken. Met een luid applaus geeft de Vergadering haar instemming met het besluit van de voorzitter te kennen. Hierop gaat de voorzitter tot de rondvraag over. De heer Höweler roept de vergadering in de herinnering, dat in November 1954 in een nationale herdenking de sterfdag van Betje Wolff herdacht zal worden. Hij verzoekt het bestuur, plannen te overwegen. De voorzitter antwoordt, dat de burgemeester van Vlissingen reeds contact met het bestuur heeft gezocht, doch dat zijn plannen voor de Maatschappij onuitvoerbaar waren. De secretaris heeft geantwoord, dat het bestuur zeker bereid is in de viering mee te doen, doch dat het initiatief wellicht beter aan een ander genootschap overgelaten kan worden. De heer Ter Laan is ervan overtuigd, dat er met de herdenking instemming uit heel Nederland zal komen. Volgens hem is het het beste, dat het bestuur zich met B. en W. van Den Haag in verbinding stelt om de zaak te regelen. Men zal daar met dit initiatief ingenomen zijn; ook financieel is dit belangrijk. De voorzitter dankt voor dit advies. De heer Mayer wil op de tanende maandvergaderingen terug komen en stelt als remedie meer propaganda en het toestaan van introductie voor. De voorzitter antwoordt, dat er wederom verslagen van de vergaderingen in de pers zullen verschijnen, doch dat aankondigingen in de bladen alleen zin hebben, als introductie is toegestaan. En deze kwestie zal ernstig overwogen moeten worden. Het voorrecht van lidmaatschap zou in dit geval verdwijnen. Misschien zou het recht van introductie, dat volgens de Wet alleen de spreker heeft, ook aan de leden toegekend kunnen worden, doch voorzichtigheid blijft dan een eerste vereiste. De heer Van Raalte vraagt zich af, of er niet meer leden op de vergaderingen zouden komen, wanneer de onderwerpen | |
[pagina 218]
| |
iets minder gespecialiseerd op een beperkt terrein zijn. De voorzitter meent, dat dit euvel toch niet zo sterk aanwezig is geweest. In ieder geval zal met deze opmerking rekening worden gehouden. Zich tot de Vergadering richtend vraagt de voorzitter, of zij het ermee eens is, dat de leden het recht van introductie krijgen. De heer Ritter, die een conservatieve stem wil laten horen, is van mening, dat in de opmerking van de heren Mayer en Van Raalte het gevaar van ontaarding der Maatschappij schuilt. Het bestuur moet met introductie erg voorzichtig zijn en gespecialiseerde onderwerpen acht spreker typisch voor een studiegenootschap, gelijk de Maatschappij er een is. De voorzitter sluit hierbij aan door mede te delen, dat de onderwerpen toch altijd zo gekozen moeten worden, dat de verschillende afdelingen in de Maatschappij erdoor geboeid kunnen worden. Besloten wordt, dat introductie door leden van ten hoogste 1 persoon is toegestaan doch alleen met goedkeuring van de voorzitter. Een telefoontje van te voren zal in de meeste gevallen voldoende zijn. Prof. Van der Pluym waarschuwt nog eens toch vooral het karakter van de Maatschappij te behouden. De heer Yge Foppema wijst er vervolgens op, dat een bekendmaking van de definitieve schrijfwijze van de Nederlandse taal op het Departement in Den Haag hokt. Ligt het niet op de weg der Maatschappij in een motie aan de Minister te verzoeken, tot spoedige publicatie over te gaan? Hierdoor zal heel wat spanning weggenomen en een wrijvingspunt tussen Noord en Zuid geliquideerd kunnen worden. De voorzitter geeft in verband met deze opmerking het woord aan Prof. Van Haeringen, voorzitter der Spellingscommissie. Deze deelt mee, dat het laatste rapport der Commissie reeds een jaar geleden is ingediend, dat er reeds persoonlijk contact met de minister is geweest, doch tevergeefs. Prof. V.H. noemt het voorstel van de heer Foppema op zichzelf goed, doch acht het niet tactisch. De zaak is schandalig, doch het is maar beter Den Haag Den Haag te laten. Persoonlijke aandrang zal niets meer uitwerken. Dit is de raad, die hij als insider geven moet. De heer Julien Kuypers is het met spreker eens; wrijving tussen Noord en Zuid bestaat er echter geenszins. De heer Van Raalte vraagt, of Prof. Van Haeringen misschien advies kan geven inzake contact zoeken met een Kamerlid. In Den Haag heerst niet zozeer rommel dan wel dommel. De heer Van Haeringen ontraadt dit met dezelfde klem. De voorzitter verklaart gehoor te geven aan de adviezen van de heren Van Haeringen en Kuypers, doch hij verzoekt hun aan de Maatschappij te willen denken, zodra | |
[pagina 219]
| |
er steun nodig is. Ten slotte vraagt de heer 's-Gravesande, of er door het bestuur rekening mee is gehouden, dat de Jaarvergadering en het P.E.N.-Congres samenvallen. De voorzitter antwoordt, dat het P.E.N.-congres net afgelopen is en verwijst verder naar de enquête onder de leden, die uitgewezen heeft, dat het merendeel voor de Jaarvergadering in Juni is. En in dit geval is het bestuur aan de derde Woensdag gebonden, die in de 3 pauzedagen in de eindexamens valt. Het volgende jaar, wanneer het P.E.N.-congres in ons land gehouden zal worden, moet een speciale regeling getroffen worden. Niets meer aan de orde zijnde sluit de voorzitter om 4.45 uur de Vergadering. Verschillende deelnemers begeven zich voor een gezellig samenzijn naar Het Gulden Vlies, waar in de tuin de gesprekken worden voortgezet. Aan de daaropvolgende maaltijd, door Prof. Van Haeringen op geestige wijze gepresideerd, wisselen spijzen en speeches elkaar af, tot omstreeks 10.30 uur de aanwezigen, na een zeer geslaagde Jaarvergadering, uiteengaan. |
|