VI. Financieel verslag
VI. Op 8 Mei 1953 hebben wij ondergetekenden, mejuffrouw F.A. le Poole, lid, en mejuffrouw Dr N. Bakker, lid van het Bestuur, daartoe aangezocht door het Bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden, een onderzoek ingesteld naar het beheer van de penningmeester der aan de Maatschappij behorende gelden over het jaar 1952, en hebben wij bevonden:
dat de in het kasboek in ontvangst en uitgaaf geboekte gelden door de nodige verantwoordingsstukken zijn gedekt;
dat het aan het einde van het kalenderjaar berekende saldo ad ƒ 2912.09 juist is, en overeenkomt met het saldo der rekening en verantwoording over het jaar 1952, welke verantwoording in het daartoe bestemde register is ingeschreven. Ook de verantwoording der gelden van het Van der Hoogt-fonds, het Wijnaendts Francken-fonds, het Vaste Fonds en het Fonds van eigen uitgaven der Maatschappij werden in orde bevonden. In verband hiermede geeft de commissie de ledenvergadering in overweging, de penningmeester décharge te verlenen van het door hem over het jaar 1952 gevoerde beheer.
De commissie tekent nog het volgende hierbij aan:
dat, hoewel als gevolg van door het Bestuur genomen maatregelen belangrijke bezuinigingen zijn verkregen, de financiële toestand van de Maatschappij zorgelijk blijft, en daarom de uitgaven gedurende het jaar 1953 tot het uiterste beperkt moeten worden;
dat, als gevolg van bijzondere omstandigheden enkele posten op de verantwoording van 1952 belast moeten worden met belangrijke, tot de begroting van 1951 behorende bedragen;
dat, evenals zulks reeds enige jaren heeft plaatsgehad, aan de jaarvergadering zal worden gevraagd de overschrijving van 10 % inkomsten