zoeken, dezen brief wel ter vergadering te willen voorlezen en hiermede een bespreking van de door mij opgeworpen kwestie uit te lokken.’
De voorzitter ontkent, dat er pressie op de leden is uitgeoefend: het stemmen op een geringer aantal candidaten is mogelijk en wordt dan ook zeer vaak gedaan. De vermelding van het aantal te benoemen leden en het dringend verzoek op niet minder dan dit maximum aantal te stemmen, is traditie geworden. De heer Van Vriesland moet in het getal 75 niet een maximum maar een minimum gezien hebben. De heer Asselbergs is ook van deze mening, doch acht het om verdere misvattingen te voorkomen beter, dat de redactie op het stembiljet wordt gewijzigd. Hij wil zelfs het voorstel doen, aangaande het aantal te benoemen candidaten niets meer op het stembiljet te vermelden. De vergadering kan het daarmee niet geheel eens zijn: 1 stem zou te veel waarde krijgen. De voorzitter verzoekt het nieuwe bestuur deze kwestie aanstonds in ernstige overweging te nemen.
De heer Duyvendak, die reeds direct na de voordracht van de voorzitter, een vraag had willen stellen over een punt, dat in de lezing onbeantwoord is gebleven, doch die tot de rondvraag heeft moeten wachten, deelt mede, dat hij zijn dochter niet meer onder ogen durft komen, nu hij de heer Byvanck voortdurend over Julius Civilis inplaats van over Claudius Civilis heeft horen spreken. Heeft hij haar door over Claudius te spreken iets verkeerds geleerd en zo ja, hoe kan hij dat goedmaken? De voorzitter kan de heer Duyvendak geruststellen: bij Tacitus alleen heet de betrokkene Claudius Civilis, bij Plutarchus en anderen kan men de voornaam Julius aantreffen.
Aangezien na dit hachelijke punt niets meer aan de orde blijkt te zijn, sluit de voorzitter om ruim vijf uur de vergadering.
Door het late uur heeft de tentoonstelling, gewijd aan de dichter P.C. Hooft en door de heer Van Rijnbach speciaal voor deze gelegenheid in de Universiteitsbibliotheek ingericht, niet de belangstelling, die zij verdiende.
Na een goed bezochte en zeer geanimeerde maaltijd in Café-restaurant ‘Het Gulden Vlies’, die de deelnemers de gelegenheid bood te genieten van de zeer verscheiden, maar elk in zijn soort voortreffelijke redenaarstalenten van de heren Teirlinck en Asselbergs, werd de avond besloten met een gezellig samenzijn in de achtertuin van het restaurant, waar de geest van eenheid heerste tussen Noord en Zuid, die voor de heer Teirlinck onderwerp van zijn tafelspeech was geweest.