Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1947
(1947)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[III.] Verslag van de bibliothecarisaant.Hierna volgt voorlezing van de staat der bibliotheek gedurende het jaar 1946-1947 door Dr. A.A. van Rijnbach: De Bibliotheek der Maatschappij ontving ook in 1946-1947 verscheidene belangrijke geschenken, zowel handschriften en brieven als boeken. Prof. Mr R.D. Kollewijn schonk ons mede namens zijn broers en zusters vijf omvangrijke plakboeken van wijlen hun vader Dr R.A. Kollewijn, | |
[pagina 182]
| |
bevattende brieven, overdrukken, uitknipsels en aantekeningen betrekking hebbende op diens wetenschappelijke arbeid en zijn strijd voor de vereenvoudiging van de schrijftaal en de spelling, zomede op zijn onder het pseudoniem Brandt van Doorne verschenen novellen en toneelwerken. Alles bij elkander een belangrijk materiaal, inzonderheid wat de spellingstrijd betreft en zeer actueel in het jaar waarin deze strijd van meer dan een halve eeuw tot een einde is gekomen. Aan de aan deze schenking verbonden voorwaarde, dat de plakboeken in hun geheel bewaard en dat met name de daarin voorkomende brieven niet daaruit genomen zullen worden, zal worden voldaan. Van Mevrouw de Wed. A.J. van der Leeuw-Kipp te 's-Gravenhage werden ten geschenke ontvangen een verzameling gedichten in handschrift van Aart van der Leeuw benevens enige afleveringen van de Gymnasiastenbladen: Vox Gymnasii en Nuntius Gymnasiorum uit de jaren 1892-1896, waarin de allereerste pennevruchten van deze schrijver voorkomen. Mevrouw Annie van Wageningen-Salomons stond het handschrift van een deel der Herinneringen van een onafhankelijke Vrouw, door Ada Gerlo, af. Vermelding verdienen voorts twee brieven, die een welkome aanvulling vormen van onze Beets-collectie. Van Ds J.M. Leendertz te Haarlem ontvingen wij een brief waarin Aleida van Foreest aan haar vriendin Cateau Kops in treffende en spontane bewoordingen haar verloving met Nicolaas Beets meedeelt. De andere brief is door Nic. Beets in 1841 gericht aan J. Munnich, die op het punt stond als officier van gezondheid naar Oost-Indië te vertrekken en die later een deel van deze brief, waarin Beets de mening uitte, dat het ‘van zeer veel belang voor onze zangberg (zou) zijn, indien wij eenen dichter hadden, die een tint van het Indisch Oosten in zijne gezangen wist te brengen’, liet afdrukken in een bijdrage ‘Iets omtrent de beoefening der poëzy in Neêrlands Indië’ in het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië van 1843, I, blz. 237 vlgg. Het feit dat E. du Perron in zijn Indies Memorandum (Amsterdam, 1946, blz. 102) over dit tijdschrift-artikel spreekt, bracht ons op het spoor van de geadresseerde van deze brief, wiens naam er niet op of in voorkomt. Aan Mevrouw H.A.C. Beets-Damsté te Leiden, aan wie de brief door het Gemeentebestuur van Bloemendaal was toegezonden, danken wij deze aanwinst zomede de verwijzing naar het Indies Memorandum. | |
[pagina 183]
| |
Aan de schenkers van deze voor onze taal- en letterkundige geschiedenis gewichtige documenten breng ik hier de dank van de Maatschappij over en verbind daaraan de aansporing aan onze leden om na te gaan of ook zij niet in het bezit zijn van gedenkstukken als brieven en handschriften, die verdienen in onze Bibliotheek een veilige bergplaats te vinden en voor het nageslacht bewaard te worden. Ons medelid, de heer J. Smit te 's-Gravenhage, verrijkte de Bibliotheek met enige waardevolle drukwerken: een twaalftal uitstekend geconserveerde en keurig gebonden almanakken uit de jaren 1613 tot 1803, benevens de Practizijns dagwijzer van 1787 met Utrechtsche Almanak, Naamwijzer en Commissieboekje der stad Utrecht. Hij voegde daaraan een niet minder waardevol geschenk toe: Placcaet van de Staten Generael ... by den welcken men verclaert den Coninck van Spaegnien vervallen van de Overheyt ende Heerschappy van dese voors. Nederlanden (Antwerpen, Chr. Plantijn, 1581) en Placcaet ende Ordinancie Onss heeren des Conincx tegens de Cryechsluyden.. die hen buyten leger ende cryechdienst absenteren (Brussel, Mich. van Hamont, 1572). Van Mr J. Belonje te Alkmaar ontvingen wij een exemplaar van zijn fraai uitgegeven boek over Ter Coulster; van de Rijksarchivaris in Gelderland, Mr A.P. van Schilfgaarde, een kleine verzameling gedichten, liederen en pamfletten uit de 18de en 19de eeuw; van Mejuffrouw Dr C. Serrurier haar onlangs verschenen werk Bibliothèques de France; van Mr P.A. van Toorenburg te Leiden enige kinderboeken benevens de Engelse vertaling van Mevrouw Bosboom-Toussaints Majoor Frans; van Mej. A.F. Le Poole enige merkwaardige boekjes van de Purmerendse dichter en schrijver G. van Sandwijk. In het geheel werden van 53 leden en niet-leden der Maatschappij boekgeschenken ontvangen, waarvoor ik hun hier nogmaals dank breng. Het aantal uitgevers, die door hen uitgegeven werken aan de Bibliotheek toezonden daalde tot 4, hetgeen wel verband zal houden met de papierschaarste. Bijzonder erkentelijk zijn wij voor de vele en mooie boeken afgestaan door D.A. Daamen's Uitgevers Mij te 's-Gravenhage en de Uitgeverij en Drukkerij Hollandia te Baarn. Uit de hoogst belangrijke bibliotheek van wijlen J.F.M. Scheepers werden enkele boeken aangekocht o.a. de zelfs voor Dr J. Hartog indertijd onvindbare Algemeene Spectator van Egb. Buys (1748), een zeer zeldzame Historie van Mahomet, uit het Spaans vertaald door G.S. (Antwerpen, G. van Parijs, 1580), een eveneens zeldzame uitgave van | |
[pagina 184]
| |
Ieronimus van der Voort, Het heerlijk bewijs van des menschen ellende ende miserien (Rotterdam, 1601) en enkele zeldzame 17de-eeuwsche kluchten en toneelspelen. De Bibliotheek werd vermeerderd met c. 390 boeken en 23 overdrukken. Het aantal tijdschriften, waarvan afleveringen verschenen, nam geleidelijk toe, doch blijft nog ver onder dat van vóór 1940, in het bijzonder doordat het ruilverkeer met Duitse bibliotheken en genootschappen geheel opgehouden heeft; de uit Zweden en de Ver. Staten ontvangen boeken en tijdschriften vormen een niet onbelangrijk deel der aanwinsten. De Bibliothecaris betreurt het ten zeerste dat het nog steeds niet mogelijk is gebleken de Lijst der Aanwinsten in haar geheel, dus ook wat de boekwerken betreft, in het Jaarboek op te nemen. Hij is overtuigd dat het niet alleen gewenst, doch ook nodig is, dat de aanwinsten der Bibliotheek onder de aandacht van de leden gebracht worden en van alle belanghebbenden, daar ook vanwege de Universiteitsbibliotheek geen aanwinstenlijsten meer uitgegeven worden. Het verdient overweging of niet door drie- of viermaandelijkse gestencilde lijsten de aanwinsten aan de leden bekend gemaakt kunnen worden. Werd in het vorige verslag de verwachting uitgesproken, dat de archivalia der kloosters te Elten en Emmerik, in 1942 naar Düsseldorf weggevoerd, spoedig zouden terugkeren, thans kan met grote voldoening vermeld worden, dat de Algemene Rijksarchivaris, Jhr Mr Dr D.P.M. Graswinckel persoonlijk deze omvangrijke verzameling in de Universiteitsbibliotheek te Leiden teruggebracht heeft. De inspanning en moeite die hij zich daarvoor ook in Duitsland zelf getroostte, geeft hem aanspraak op onze grote erkentelijkheid. Aan de voor de Provinciale Bibliotheek van Zeeland naar Middelburg gezonden boekenschenking van leden onzer Maatschappij kon nog een belangrijke verzameling, door een lid beschikbaar gesteld, toegevoegd worden benevens een aantal werken uit het door Mejuffrouw Dr J. Aleida Nijland aan de Maatschappij geschonken deel harer boekerij. Dit verslag moge besloten worden met de mededeling, dat de Bibliotheekcommissie dit jaar vier maal vergaderde, hetgeen tot nuttig overleg met de Bibliothecaris aanleiding gaf en met een woord van dank aan het personeel der Universiteitsbibliotheek op wier medewerking en hulp nooit te vergeefs een beroep werd gedaan. |
|