verscheen anoniem, omdat Coornhert door zijn geschriften bij zijn tegenstanders veel kwaad bloed gezet had en nu wilde hij voorkomen dat zijn naam op het titelblad in veler oogen het werk al dadelijk zou brandmerken. Wat de bronnen van de ‘Zedekunst’ betreft, wijst spreker eerst op den tastbaren invloed van den Bijbel. Een tweede belangrijke bron van de ‘Wellevenskunste’ vormen de klassieke schrijvers: het ligt voor de hand, dat Coornhert de humanist, de vertaler van Homerus, Cicero, Seneca en Boethius, talrijke citaten uit de oude schrijvers in zijn werk heeft ingelascht.
Spreker voegt aan de klassieken als leermeesters van Coornhert de kerkvaders en de Middeleeuwsche scholastieke schrijvers toe, inzonderheid Augustinus, Petrus Lombardus en vooral Thomas van Aquino: het is spreker gebleken, dat Coornhert, om de eerste twee boeken van zijn ‘Zedekunst’ te hebben kunnen schrijven, de Summa Theologiae van Thomas gekend moet hebben, terwijl ook in de andere vier boeken van het werk zeer veel van hem terug te vinden zal zijn.
In het tweede gedeelte van zijn voordracht toont spreker Coornhert in de ‘Spiegel zijner gedachte’ als katholiek, christen-stoïcijn, perfectist en verdediger van de godsdienstige vrijheid.
Wat de katholieke leer betreft, zag Coornhert minder gebreken in het katholicisme dan in het calvinisme, terwijl ook zijn denkbeelden over den vrijen wil, de erfzonde en het perfectisme meer overeenkomst vertoonen met de katholieke leer dan met die der protestantsche kerken en secten.
Ook belicht spreker hem als christen-stoïcijn en bespreekt hij den grondslag van zijn moraalphilosophie, namelijk de indeeling van alle dingen in goede, slechte en middelbare. De ‘wijze man’ kent het rechte gebruik der middelbare dingen, bezit ze in God ‘met losser herten’ en treurt niet om hun verlies.
Het meest oorspronkelijke in Coornhert is zijn perfectisme: hij was overtuigd dat de mensch met Gods genade in staat is Gods geboden volkomen te onderhouden. Welleven definieert Coornhert als gehoorzaamheid aan God hier op aarde. Het spreekt dus vanzelf, dat zijn perfectieleer een der grondslagen vormt van de ‘Wellevenskunste’: perfectistische gedachten komen er veelvuldig voor, vooral in de hoofdstukken van de gelijkmoedigheid, lijdzaamheid, standvastigheid, enz.
Tenslotte komt Coornhert als verdediger der godsdienstige vrijheid ter sprake. Hij heeft altijd streng onderscheid gemaakt tusschen bepaalde denkbeelden en de dragers ervan. De denkbeelden die hij verkeerd achtte