Met toekenning aan een der genoemde candidaten wordt het doel van den prijs gemist, want hij is ingesteld om jonge dichters aan te moedigen. De nu voorgedragen candidaten zijn beiden veertig jaar oud. Vestdijk is bekend genoeg en wordt meer erkend dan de commissie het thans voorstelt. Volgens spreker is het stelsel onjuist, waarbij de keuze aan de leden wordt gelaten. Wil men het echter handhaven, dan is het logisch dat twee boeken worden voorgesteld, maar dan moeten dat ook de twee beste zijn en kunnen wij niet aanvaarden, dat een van die twee dat bij lange na niet is. De heer Van Eyck neemt aan, dat de commissie deze tweede voordracht niet in ernst bedoeld heeft en beschuldigt haar van sabotage der door het bestuur voorgeschreven regeling.
De voorzitter maakt bezwaar tegen een bespreking der voorgestelde werken, waardoor hun auteurs, zonder dat zij zelf daartoe aanleiding gaven, aan critiek worden blootgesteld.
De heer Asselbergs verdedigt de commissie; wat den leeftijd der voorgestelde schrijvers betreft, beroept hij zich op vroegere bekroningen, waarbij een verschuiving van de jeugdgrens valt waar te nemen, zóó ver zelfs, dat deze aanmoedigingsprijs eens aan den grootsten onder de meer bejaarde auteurs ten deel viel. Vergeleken daarbij mag bijna veertig jaar en nog geen veertig jaar jong worden genoemd.
Aan de commissie kan op dezen grond geen verwijt worden gemaakt; doch ook de beschuldiging van deloyale sabotage verwerpt hij ten eenenmale. Over beide auteurs is ernstig en langdurig van gedachte gewisseld.
De voorzitter merkt op, dat het bestuur het uitgebrachte advies niet als sabotage van zijn regeling beschouwt.
De heer Bloem komt ook voor de commissie op; de prijs van aanmoediging moet toch altijd worden gegeven aan iemand, die wel aan het begin van zijn loopbaan staat, maar toch voldoende bewijs van zijn kunnen heeft gegeven, dus niet aan een piepjong schrijver, wiens eerste verzen zijn uitgekomen.
De heer Dominicus stelt de vraag, wat er gebeurt wanneer een groote meerderheid blanco stemt, zoodat daaruit mag afgeleid worden dat zij den candidaten geen van beiden haar stem wenscht te geven.
De bespreking van deze vraag wordt verschoven tot die over de wijziging van artikel 59. Is de heer Dominicus tegen toekenning van den prijs, dan kan hij nu een voorstel in stemming brengen. De heer Margadant wenscht dit laatste te doen, in overeenstemming - naar hij meent - met de opvatting van den heer Van Eyck. Deze weerlegt, dat dit zijn