mensch. Men zou kunnen zeggen, dat hij leeflust en doodsangst gewaar wordt als de polen van het menschelijke lot.
Deze beschouwingswijze is bij hem hoofdzakelijk intuïtief. Weliswaar verantwoordde hij haar eenigermate in zijn korte, kernige kritieken, die van beteekenis werden voor de jongere lyriek, weliswaar trachtte hij haar te dramatiseeren in eenige verhalende prozawerken, maar het is een kenmerk van zijn talent, dat dit, gehoorzaam aan de elementaire gevoeligheid der menschelijke natuur, zich bij voorkeur uitdrukt in de taal der intuïtieve ervaring, de lyrische dichtkunst. Naar een wijsgeerige stelselmatigheid in de weergave zijner levensbeschouwing streeft Marsman niet.
De bundel Porta Nigra, in de geschetste ontwikkeling aansluitend bij Witte Vrouwen, wekt den indruk, dat de jeugd-periode van den dichter is afgesloten. Verflauwde de oorspronkelijke levensdrift, zoodat de aanleiding om te spreken over het ‘vitalisme’ van H. Marsman vrijwel verdween, het versterkte doodsbesef rijpte gemoed en geest, verdiepte de ontvankelijkheid voor ervaringen en veredelde zoodoende het gehalte der poëzie. Een zekere weifelachtigheid is aan de beste dezer verzen niet geheel vreemd. Ze vindt haar oorzaak in de omstandigheid, dat de dichter, geslingerd tusschen driftig verlangen en moedelooze verzaking, er klaarblijkelijk moeite mee heeft, een vaste houding tegenover de levens-verschijnselen aan te nemen. Hij zoekt naar een grondslag voor de rustige aanvaarding der levenswetten. Een volgend boek zal de vraag moeten beantwoorden of hij dezen vond en in hoeverre zijn dichterlijke aanleg er door bevredigd werd. Het kwam der Commissie dan ook voor, dat een bekroning, die een aanmoediging bedoelt te zijn, hier zeer wel op haar plaats is.
Een aanmoediging, omdat de dichter H. Marsman blijkens zijn jongste werk een crisis van het zelfvertrouwen heeft te overwinnen, een bekroning niettemin, omdat hij in zijn poëzie op zeldzaam praegnante wijze, in zeer krachtige, allengs eenvoudiger en helderder geworden taalvormen een dramatisch conflict der menschelijke ziel tot uitdrukking bracht.
De onderwerpen van Marsman's dichtkunst zijn gewoonlijk ontleend aan betrekkelijk simpele gebeurtenissen. Reis-indrukken, natuurgenietingen, persoonlijke ontmoetingen boden hem meestal de aanleiding tot een lyriek, die, zonder zich te verliezen in abstracties, verder strekt dan de vluchtige ontroering. Deze dichter tracht door te dringen tot de geheimzinnige beteekenis van het wezen der dingen. Zijn werk ontleent aan die, aanvankelijk driftige, later meer bezonken streving naar doorgronding van de verschijningsvormen een onmiskenbaren adel. Met algemeene stemmen besloot de Commissie dan ook, dit werk ter bekroning voor te dragen.