Bijlage VII. Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde.
In het afgeloopen jaar kwam de Commissie zeven maal, in goed bezochte vergaderingen, bijeen, en wel op 27 September, 25 October, 29 November, 31 Januari, 20 Februari, 27 Maart en 8 Mei.
Het voorzitterschap werd waargenomen door den heer Eekhof, het secretariaat door den heer van Kan.
De samenstelling der Commissie onderging geenerlei wijziging.
De Commissie had als gast in haar midden prof. Bruno Becker, uit Petrograd, die geheel de Januari-zitting vulde met een voordracht over Coornhert.
Mededeelingen werden gedaan:
door den heer Blok over de stemming van de Hollandsche en Zeeuwsche steden tegenover den Bourgondischen landsheer; over de Apologie van Robert Gordon en de aanleiding tot het schrijven van het boekje;
door den heer Overvoorde over het fort te Malakka en zijne zoogenaamde verkleining; over handschriften en brieven van ds. D.F. van Giffen;
door den heer Knappert over in zijne handen gestelde brieven van dr. Chr. Sepp; over Aegidius de Monte, bisschop van Deventer; over eeuw- en halve-eeuwfeesten van de Leidsche Academie; over beraamde plannen voor een nieuw Academiegebouw uit de vorige eeuw;
door den heer Huizinga, over de kennis van den Islam in de Middeleeuwen; over den Engelschen dichter George Gascoigne, die in 1572 voor de zaak der Staten heeft gestreden;
door den heer Molhuysen over het gebruik van den meesterstitel aan de Leidsche Hoogeschool in vroegere eeuwen;
door den heer Bijleveld over een genealogisch handschrift uit de omgeving van Frederik Hendrik, hetwelk hem in handen is gekomen; over een Latijnsch bruiloftsgedicht uit de dagen van het beleg van Groningen; over het Klooster der Elf Duizend Maagden te Warmond; over Gerard van Swieten;
door den heer Eekhof over de beschrijving van de Indianen door den Amerikaanschen predikant Johannes Megapolensis; over plagiaat, gepleegd door twee moderne schrijvers tegenover Robert Fruin;