Doch wij gelooven te mogen zeggen, dat de diepste verdienste van Jac. van Looy ligt in de wijze, waarop hij dit wonderbaarverfijnde instrument zijner taal aanwendde. Met alle anderen mede richtte hij zijn nieuwe levensgretigheid naar de schoone buitenwereld, maar zijn diepste kunstenaarsdrang ging tot de menschen, tot de zielen der menschen. Als taalvernieuwer was hij een der velen, als beschrijver van menschen is hij niet minder geworden, dan de vader van alle moderne Hollandsche realisme.
Hij was zeker de eerste, die in het kleinst-burgerlijke leven van het verslapte Holland weer schatten van menschelijkheid wist te ontdekken, onverstaan-gebleven menschlijkheid. Wel was Multatuli hem op dit gebied voorafgegaan. Maar Multatuli werd, tegenover dit klein-burgerlijke leven, beheerscht door de vernietigingsdrang zijner ironie. In Van Looy echter was de liefde, een diepe eenvoudige levensliefde, sterker dan de ironie. U denkt allen waarschijnlijk met ons, aan enkele verhalen in ‘Feesten’, den verjaardag van den stervenden werkman b.v. Een schildering van de omgeving, een verantwoording van kleur en atmosfeer, zoo minutieus en liefderijk uitvoerig, als slechts vóór hem de 17de eeuwsche schilders gaven, maar méér dan dit alles is het zielsgebeuren, dat in deze omgeving plaatsgrijpt. Het stille samenzitten dier eenvoudigen, in een zachte, hunzelf niet bewuste verbondenheid; de primitieve speeldoos die met zulk een vrome toewijding wordt bespeeld, en dan plotseling, vanuit de bedstede, de pijnlijke, stervende man die de psalm aanheft, als een dankoffer voor een moeilijk leven, als een volheid van liefde die zich niet te uiten weet, en die dan uitbreekt in een schor-gezongen psalm, - waarlijk, men heeft slechts te denken aan de meer uiterlijke wijze, waarop de voorgaande geslachten van kunstenaars deze eenvoudigen beschreven, om te begrijpenn dat op zulk een moment de Hollandsche ziel iets van haar diepten hervond, iets van haar elementaire vroomheid die voor alles een diepe levensdankbaarheid is. Zoo zag soms ook, in de schilderkunst, Rembrandt zijn goede, eenvoudige burgers te samen zitten in hun kleine schemerende kamers, en hij zag hen doorschenen van den glans hunner innerlijke schoonheid, en hij schilderde hen zoo.
Reeds zou men kunnen meenen, dat Van Looy zijn voornaamste levenswerk gegeven had, toen ons de verrassing zijner latere jaren gewerd: hij gaf ‘Jaapje’, boek der eerste kinderjaren, boek van teedere jeugdherinnering. Laten wij hier volstaan met te zeggen, dat alles wat de kunstenaar Van Looy in den loop der jaren gewonnen heeft, aan wijsheid, aan afbeeldingsvermogen en aan diepe levensdankbaarheid, in dit boek wederkeert en tesamengevat is, maar verzuiverd nog en verzield. Nog steeds dezelfde ontvankelijkheid voor de schoone buitenwereld, - dezelfde volzin waarin alle nuancen der verschijning worden vastgehouden door het woord, maar versoberd ditmaal, ontdaan van alle af-