De heer Bussemaker zette het wisselend verschil uiteen tusschen ‘Generale Petitie’ en ‘Staat van Oorlog’ tijdens de Republiek, een verschil dat door de schrijvers niet altijd in het oog is gehouden; dan lichtte hij uit Colenbrander's Gedenkstukken de houding toe van den Erfprins later Koning Willem I, vóór en na den slag van Jena.
De heer Knappert deelde uit de literatuur van den tijd een en ander mede over den toestand der Joden in het einde der 18de eeuw, en over de wijze waarop zij tot staatsburgers werden gemaakt; hij besprak Pecock's Book of Faith, onlangs gepubliceerd; hij gaf nieuwe bijdragen uit de briefwisseling van Arnoldus Crusius (zie Nederl. Archief voor Kerkgeschiedenis VII en VIII); en deelde ten slotte een rekest mede van een Italiaanschen mathematicus, die te Leiden postpapier, pennen enz. wilde verkoopen (Leidsch Jaarboekje 1911, bl. 28-33).
De heer Hensen gaf uit zijn collectanea eerst een overzicht van de houding van den bisschop van Haarlem, Godfried van Mierlo in de jaren 1573-1576, en van de benarde omstandigheden waarin hij verkeerde, en gaf daarna nieuwe bijdragen voor de positie der Katholieken hier te lande in den Franschen tijd, voornamelijk geput uit de papieren van den internuntius Ciamberlani, en den aartspriester Cramer.
De heer Pijper wijdde een uitvoerige bespreking aan de Remonstrantie door Prof. Groenewegen gepubliceerd.
De heer van Leersum illustreerde de wijze van bijbrengen van drenkelingen die de Rotterdamsche medicus Bicker aanbeval, en die aan hem zelf in praktijk werd gebracht (zie Nederl. Tijdschrift voor Geneesk. 1910, 2de helft, bl. 1544).
De secretaris sprak over eene collectie brieven van