Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1901 (1901)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.19 MB)

XML (0.95 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1901

(1901)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1901-2000]–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 124]
[p. 124]

Bijlage VII.
Verslag der Commissie voor Geschied- en Oudheidkunde over het jaar 1900/1901.

De Commissie betreurt het verlies van één harer leden. Kon de heer mr. Ch. M. Dozy reeds in het vorige jaar wegens ongesteldheid slechts een klein deel der vergaderingen bijwonen, gedurende het jaar, waarover dit verslag zich uitstrekt, mochten wij hem slechts eenmaal in ons midden zien. Talrijke bijdragen werden in onze samenkomsten door hem ten beste gegeven, voornamelijk geput uit de geschiedenis der stad, wier archief hij bestuurde. Hij was het, die dit archief heeft ondergebracht in het bekende prachtige gebouw op de Boisotkade. Dikwijls luisterde hij onze vergaderingen op door het laten zien van fraaie prenten. Gedurende elf jaren vervulde hij de taak van Secretaris. Zijn heengaan is een verlies voor de Maatschappij.

De heer dr. P.J. Blok werd door de Maandelijksche vergadering als lid der Commissie herkozen. De voorzittershamer werd door dr. S.J. Fockema Andreae nedergelegd. Onze nieuwe voorzitter is dr. P.L. Muller. Dr. F. Pijper bleef als secretaris werkzaam.

Verscheidene besprekingen hadden plaats omtrent eene aanvulling en nieuwe bewerking van het Repertorium der

[pagina 125]
[p. 125]

verhandelingen en bijdragen betreffende de geschiedenis des vaderlands. Ze hebben geleid tot het voorstel, hetwelk der Jaarvergadering wordt aangeboden.

De Commissie is in overleg getreden met den heer Besse, een Nederlandsch ‘doctorandus’ in de Letteren, verblijf houdende te Londen, over het maken van afschriften der brieven van en aan Constantijn Huygens, welke zich bevinden in het Britsch Museum aldaar. Dientengevolge heeft de heer Besse een aantal afschriften vervaardigd, die thans in de bibliotheek der Maatschappij berusten. Vooral wegens de hooge kosten moest van de voortzetting van dit werk worden afgezien.

Het bestuur der Maatschappij won het advies der Commissie in over zekere denkbeelden en voorloopige voorstellen, geopperd in brieven van den heer Jhr. mr. J.K.W. Quarles van Ufford. Het eerste, door ZEd. geopperde denkbeeld betrof de wenschelijkheid eener lijst van necrologiën, voorkomende in den Nederlandschen Spectator en de Verslagen der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, jaarlijks uit te geven achter de Levensberichten. De Commissie heeft als haar gevoelen verklaard, dat dit een weinig afdoend middel zou zijn om in de leemte, door Jhr. Quarles v. Ufford opgemerkt, te voorzien. Bovendien zou zulk eene lijst alleen waarde bezitten voor diegenen, die den jaargang van den Spectator of genoemd Jaarboek onder hun bereik hebben. Doch dezen zijn dan tevens in de gelegenheid de jaarregisters dezer werken te raadplegen, waarin zij met één oogopslag het gezochte kunnen vinden. Eigenlijk zou zulk eene lijst voor hen dus overbodig en voor anderen zou zij waardeloos zijn. Een later voorstel, nl. de rubriek Levensbeschrijvingen van het Repertorium jaarlijks uit te geven, achtte de Commissie onpraktisch. Immers het aantal te behan-

[pagina 126]
[p. 126]

delen personen zou dan te groot worden, omdat al de categoriën van personen, waaruit leden onzer Maatschappij plegen gekozen te worden, zouden moeten worden omvat. Dit zou te veel werk meebrengen en van de financiën der Maatschappij te groote offers eischen.

Het aantal vergaderingen der Commissie bedroeg één meer dan gewoonlijk.

Eene reeks van historische onderwerpen werd besproken. De heer Fockema Andreae handelde over de Standen in den Karolingischen tijd naar aanleiding van het boek van Dr. Heck, Die Gemeinfreien der Karolingischen Volksrechte. Een ander maal vestigde hij de aandacht op de akten betreffende Gelre en Zutfen, door mr. P.N. van Doorninck uitgegeven. Ook besprak hij de geestelijk gerechten hier te lande, in het bijzonder in de Utrechtsche diocees; het behandelde punt betrof de verhouding tusschen bisschop, aartsdiaken, provisor en deken ten opzichte van de rechtspraak.

De heer Muller gaf eene bijdrage ten beste over Les comptes des indulgences en 1488 et en 1517-1519 dans le diocèse d' Utrecht, uitgegeven door Prof. Paul Fredericq.

De heer Blok handelde over de verhalen betreffende St. Jeroen; over de Dagvertelling van Franciscus Junius en de waarde daarvan voor de geschiedenis; verder over den Mémoire sur le commerce des Pays-Bas, in het jaar 1698 door den Franschen gezant De Bonrepos voor zijne regeering opgesteld, in HS. aanwezig te Parijs. Slechts een deel der vergaderingen werd door den heer Blok bijgewoond, tengevolge van eene wetenschappelijke reis naar Italië. Van de bevindingen, op die reis opgedaan, werd in eene vergadering der Commissie het een en ander medegedeeld.

De heer Koolemans Beijnen besprak het verband tus-

[pagina 127]
[p. 127]

schen het nemen der Bataafsche vloot door de Engelschen in 1799 en de schadeloosstelling door Engeland aan de Oranje's gegeven krachtens art. 18 van den vrede van Amiens in 1802. Eene bijdrage over de twee zendingen van den generaal Don uit het Engelsche hoofdkwartier in N.-Holland in 1799 naar het Bataafsche gouvernement wordt hierachter afgedrukt.

De heer Telting deed mededeelingen over den oudsten druk der Friesche wetten; en een anderen keer over de Stadrechten van 't Gravezande.

De heer Pijper besprak het Speculum humanae salvationis als voortbrengsel der stichtelijke letterkunde in de laatste eeuw voor de Hervorming, inzonderheid met het oog op den godsdienstig-zedelijken inhoud. Ook gaf hij eene oplossing ten beste van het vraagstuk, waarom Karel V in de eerste jaren zijner regeering als heer over de Nederlanden den pauselijken aflaathandel heeft bevorderd en de verbreiding der plaatselijke aflaten heeft tegengegaan. De oplossing werd hierin gezocht, dat van de opbrengst van den pauselijken aflaathandel een vrij aanzienlijk deel werd afgestaan aan de overheden der Steden.

 

De avondvergadering voor de Jaarvergadering werd bijgewoond door ééne dame en vijftien heeren, te weten: luit. kol. G.J.W. Koolemans Beijnen, dr. H. Brugmans, dr. H.J. Dompierre de Chaufepié, dr. H.T. Colenbrander, mr. L.M. Rollin Couquerque, G.F. Haspels, F.A. Hoefer, dr. W.P.C. Knuttel, dr. F.J.L. Krämer, mr. P. van Meurs, Th. Morren, dr. P.L. Muller, voorzitter, Mej. E. Soer, mr. A. Telting, G.H. van Borssum Waalkes, en dr. F. Pijper, secretaris. Na een welkomstwoord van den voorzitter gaf dr. F.J.L. Krämer eene bijdrage ten beste over De Doelisten te Amsterdam, naar aanleiding

[pagina 128]
[p. 128]

van een bundel geheime stukken op het Huisarchief van H.M. de Koningin, welke met verlof van Hare Majesteit zullen worden openbaar gemaakt. Deze stukken, vooral betrekking hebbende op den Rotterdammer burger Laurens van der Meer, werpen een nieuw licht op de verhouding van den Prins en de Prinses van Oranje, vooral van de laatste, tot de leiders der Doelisten-beweging. De eene der beide partijen blijkt geheel op aanwijzing van het Hof te hebben gehandeld en er in geslaagd te zijn de andere te overvleugelen. Verder werd over de herkomst der bedoelde stukken gesproken, en over de reden der zoo zorgvuldige geheimhouding, als ook over de betrekking van het Hof tot de Doelisten na 1748, inzonderheid tot den genoemden Laurens van der Meer.

De heeren Van Borssum Waalkes en Brugmans traden met den spreker in eene korte discussie.

Mr. L.M. Rollin Couquerque handelde over: De munt van koning Antonio van Portugal te Gorinchem, 1583-1591. Deze munt diende om te helpen voorzien in den geldnood van den verdreven souverein. Ook de stad zelve stelde op het bezit dezer inrichting prijs, omdat, in ruil voor de verleende gastvrijheid, aan haar werd afgestaan een deel van het aan den Koning toekomend heerlijk recht, van de zoogenaamde sleeschat. Ten einde de inkomsten van de munt te vergrooten namen de minder nauwgezette muntmeesters, die achtereenvolgens deze munt beheerden, in strijd met 's Konings bedoelingen hun toevlucht tot muntvervalsching van allerlei aard. In 1584 werd eveneens te Gorcum opgericht de Megensche munt, hare inkomsten afleverende aan Marie de Brimeu, prinses van Chimay. Niet lang na deze oprichting werd door de beide muntwerkplaatsen overeengekomen voor gemeene rekening te gaan werken.

[pagina 129]
[p. 129]

Van den aanvang af hadden de Staten van Holland zich tegen de Portugeesche munt verzet doch vruchteloos. Het werken dezer munt werd herhaaldelijk verboden, doch Gorcum weigerde steeds te gehoorzamen, tenzij bijzondere motieven daartoe drongen. In de muntordonnantie van 4 Augustus 1586 werd de munt te Gorinchem officiëel voor gesloten en de geslagen penningen voor biljoen verklaard. Ook nu werd niet dadelijk met werken opgehouden. In 1587 is de Megensche munt overgebracht naar Megen terwijl de Portugeesche munt, hoe langer hoe minder rekening houdende met den wettelijk vastgestelden muntvoet, met korte tusschenpoozen van stilstand voortdurend heeft gewerkt. Eerst op 20 Februari 1591 legde de Gorcumsche magistraat het hoofd in den schoot en werd de inrichting voor goed gesloten.

De geschiedenis dezer munt is belangrijk, omdat daaruit blijkt de onbeholpenheid van het staatkundig leven kort vóór en in den aanvang der Republiek en doet zien, dat de raderen van de staatsmachine destijds nog niet voldoende in elkander grepen om die machine zonder schrijnen te doen gaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken