Aanhangsel.
Verslag van de vergadering op Dinsdag 11 Juni, des avonds te 8 uren.
De presentielijst werd geteekend door de volgende gewone leden der Maatschappij: A. Beets, J.A. Nijland, C.C. Uhlenbeck, J. Verdam, A. Kluyver, J.W. Muller, H. Kern, D.C. Hesseling, J.J. Salverda de Grave, A.E.H. Swaen, W. Draaijer, Th. Nolen, Louis D. Petit, S.A. Naber, P.D. Chantepie de la Saussaye, H.G. Hagen, F.G. Kramp, Johanna A. Wolters, Johanna W.A. Naber, G.J. Boekenoogen (Secretaris der Commissie), en door de buitenlandsche leden: Ruth Putnam en E. Wrangel.
De Voorzitter, Dr. A. Beets, heet de aanwezigen welkom en verleent daarna het woord aan Mej. Dr. J.A. Nijland, tot het houden harer voordracht over Bellamy als criticus.
Bellamy's volstrekte waarde en blijvende beteekenis voor de Nederlandsche woordkunst ligt in zijne gezonde critiek, niet in wat hij heeft gedicht. Zijne sterk subjectieve lyrische gedichten hebben slechts betrekkelijke kunstwaarde, wat Bellamy, blijkens een paar uitingen, zelf schijnt gevoeld te hebben. Indien hij, na zijne korte, snelle ontwikkeling in acht jaar tijds van bakkersknecht tot predikant, niet zoo spoedig was gestorven, dan zou hij misschien ook grooter dichter zijn geworden.
Spr. schildert, daartoe ook gebruik makende van onuitgegeven brieven in het bezit van het Zeeuwsch Genootschap, Bellamy's critische ontwikkeling. Zij toont aan dat zijne critiek is gezond, waar en degelijk, en dat deze groote beteekenis heeft voor de historische ontwik-