aan
de voorbereidende werkzaamheden voor deze Jaarlijksche Algemeene
Vergadering.
Over een paar ontvangen geschenken zal de Bibliothecaris U aanstonds
het noodige mededeelen.
Mij rest nog de treurige taak, U de namen te noemen van hen, die in
den loop van dit jaar door den dood aan de Maatschappij zijn ontvallen. Het
zijn, in alphabetische orde, de Heeren:
Mr. W.R. Boer te Utrecht, lid sedert 1851.
Dr. J. Cramer te Utrecht, 1882.
Ds. A.M. Cramer te Haarlem, 1851.
Mr. D. van Eck te 's-Gravenhage, 1886.
Mr. J.P. Ermerins te Middelburg, 1887.
Dr. J.D. Frenay te Leiden, 1890.
Dr. Tj. Halbertsma te Groningen, 1872.
S.G. Heringa te Kleef, 1862.
Isaäk Hooykaas te Noordwijkerhout, 1877.
A. van Lommel te Mariëndaal bij Grave, 1874.
J.C. Neurdenburg te Rotterdam, 1871.
Martinus Nijhoff te 's-Gravenhage, 1867.
F.S. van de Pavord Smits te Leiden, 1875.
Mr. Dr. P. Romeyn te Leiden, 1868.
A.L. de Rop te Amsterdam, 1875.
Mr. W.P. Sautijn Kluit te Amsterdam, 1865.
J.N. Scheltema te Amsterdam, 1877.
Mr. J.W. Staats Evers te Arnhem, 1865.
Dr. P.J. Veth te Arnhem, 1845.
Mr. W. Wintgens te 's-Gravenhage, 1874.
Voor allen worden biografen gezocht, die reeds voor 't grootste
gedeelte gevonden zijn.
Ik heb hier niets anders meer bij te voegen dan mijn dank voor de mij
verleende aandacht.