| |
| |
| |
| |
Nederlanders, Studenten te Herborn
door J.G. Frederiks.
| |
| |
Dr. Ant. v.d. Linde te Wiesbaden gaf aldaar in 1882 het eerste deel van ‘die Nassauer Drucke’ uit; de oudste van deze verscheen in 1467 en daarin komt een aantal bijzonderheden voor, die nog meer raken dan het bibliographische; zij betreffen inzonderheid ons Vorstenhuis en de in Nederland bekende geleerden van vroeger eeuw. Van de nauwkeurigheid der bewerking en den rijkdom der rondgestrooide wetenswaardigheden behoeven wij niets te zeggen, tenzij als tegenstelling met menigen overhaasten en daarom mislukten arbeid, waarvoor immer nog een onverflauwde liefhebberij blijft bestaan. Ons buitenlandsch Lid onderscheidt zich boven zeer velen door een zeldzaam streven naar volledigheid, die evenredig moet zijn aan eene uitgebreide kennis en schaars geëvenaarde werkkracht. Zoo achtte hij tot eene volkomen beschrijving der uitgaven van hetgeen tot de Herbornsche hoogeschool behoort noodig, dat de oude Matrikel - het Album Studiosorum - in haar geheel afgedrukt werd, om geen enkelen uitgever, drukker, letterzetter, binder of een hunner leerjongens over te slaan. Die Matricula beslaan 157 bladzijden, (p. 340 tot 496); ze beginnen natuurlijk in 1584 en loopen tot in 't begin van 1726. Het hier gevolgde handschrift heet het oude, want het nieuwe, dat tot 1816 ging en 5720 namen bevatte, is spoorloos verdwenen. Met goedvinden van ons Nassausch Medelid, deel ik de namen dergenen mede, welke uit Nederland afkomstig | |
| |
zijn, of daarop nauwe betrekking hebben, en wel met eenige ruimte van opvatting, om eerder eenige personen te veel te vermelden, dan een enkelen over te slaan. Die keuze eischt eene korte verantwoording.
De vermelding van vreemdelingen, die korter of langer in wetenschappelijke betrekking tot ons land stonden, bracht ook de voorouders der zoodanigen op onze lijst, zelfs waar de gelijkheid van den naam alleen de onderstelling wettigde, dat zij tot een bekend geslacht behoorden. Eene afscheiding der Oost-Friezen scheen daarom gevaarlijk, dewijl de opgaaf niet altijd duidelijk is, wanneer van landgenooten en van stamverwanten in het Noorden gesproken wordt. Uit den catalogus der disputen ziet men, dat het Album van Herborn evenmin alle studenten bevat, als dat van andere universiteiten. Zoo wordt p. 265 eene disp. theol. vermeld van Geo. van Essen, Capella Moersensis, [van Moerkapelle?], in Juni 1722. Sommige namen, als van vorstenzonen en hoogleeraren behoefden geene nadere aanwijzing en schenen eene nadere vermelding te kunnen ontberen; de namen van Matthaeus, Teschenmeijer, e.a. voegen op de lijst der professoren, niet op die der kweekelingen, welke zich in lateren leeftijd vermaard gemaakt hebben. Een enkele aanteekening tusschen de inschrijvingen betreft de rampen van den dertigjarigen oorlog, die de vreedzame instelling tijdelijk vernielde, en herinnert ons de daarop gevolgde pestziekte, welke land en stad ontvolkte. Zulke gebeurtenissen betreffen wel de school, maar zeggen van de studenten alleen, dat deze afwezig waren. De volgende aanteekeningen zijn dus niets meer dan aanvullingen van het werk waarmede de oud-hoogleeraar Mr. J. de Wal, de geschiedenis der wetenschap zoo gebaat heeft. Moge de erkenning der groote waarde van dien arbeid nog in dankbare waar- | |
| |
deering blijven, als iedere universiteit haar Album door den druk tot een algemeen eigendom zal gemaakt hebben!
| |
A me Johanne Piscatore inscripti sunt hi: Anno Domini 1584.
Anno 1585.
1 | Eggericus Beninga, Frisius Orientalis.
[Den 2 Juli 1586 werd hij student te Heidelberg; zijn grootvader is de geschiedschrijver van Oost-Friesland.]
|
2 | Hero Atten, Frisius Orientalis.
Nota. Huic Heroni postea impositum est nomen Hieronymi in sacro baptismo: quem adultus demum suscepit hîc Herbornae 15 Maji 1586, testimonii causa assistentibus D. Doctore Caspare Oleviano, D. Bernhardo Condertz ab Helpen, et me. [In 1587 ingeschreven te Heidelberg.]
|
3 | Henricus Condertz ab Helpen.
[In de Koorkerk te Middelburg werd in 1602 een gelijknamig persoon begraven, die 36 jaar geworden was en ruim acht jaar voor vaderland en godsdienst gestreden had. Deze was de zoon van Dirk, en van Anna Tamminga.]
|
4 | Ernestus Casimirus, Comes a Nassaw-Catzeneln-
bogen. |
5 | Ludowicus Günterus, Comes a Nassaw-Catzeneln-
bogen. |
6 | Philippus Ludowicus, Comes ab Hanaw. |
7 | Albertus, Comes ab Hanaw. |
| |
Anno 1586.
8 | Ubbo Haggaeus, Frisius Orientalis. |
9 | Josias Etering, Frisius Orientalis. |
10 | Walterus Hellinck, Frisius Orientalis. |
11 | Sibrandus Jacobi, Frisius Orientalis. |
12 | Albertus Lithocomus, Dusseldorpens.
[Over de Lat. Spraakkunst van dezen Steinhauer, later Rector in zijne geboorteplaats, Dr. J.B. Kan, in Rott. Historiebladen, Geschiedk. Stukken, 662, 663.]
|
| |
| |
| |
1587.
13 | Antonius Perizonius, Schuttorpiens., post pastor
in comitat. Teclenburg.
[Een jaar vroeger werd ingeschreven Johannes Perizonius, Schuttorpiens., post pastor in comitat. Benthemica. - Antonius andermaal in 1589, als minister verb. div.]
|
14 | Bernardus Meinsma, Frisius Occidentalis. |
15 | Stephanus de Reiger, Tubantus. Aulae Steinfur-
tensis magister Socin. |
16 | Cornelius Heylinck, Antwerpianus. |
17 | Tido Cnipensis, Frisius. |
18 | Daniel Cnipensis, Frisius. Relegatus est.
[Indien hun naam tevens de afkomst aanduidt, moeten zij uit Oost-Friesland komen; Vgl. hieronder op 13 Nov. 1613.]
|
19 | Ritzius Lucae, Frisius. |
20 | Viglius Hanja, Frisius. |
| |
1588.
21 | Johannes Dibbecius (alias Herfeld), Dosburg.
[Henricus Dibbetius was predikant te Doesburg, van 1593 tot 1598.]
|
22 | Bernhardus Fullenius, Meppensis.
[Predikant te Leeuwarden; grootvader en vader der gelijknamige mathematici.]
|
23 | Martinus Gregorii, Venlonensis.
[Vgl. Nijhoffs Bijdr., N.R. 4, 344-355. Vijf jaar later kwam hij te Genève.]
|
24 | Erasmus Hanckroth, Obrister Lieutenant in Belgio. |
25 | Cunradus Vorstius, Coloniensis. post Theol. D.
satis clarus a Synodo Dordracena ob heterodoxiam
damnatus.
[Wij vinden hem in 1593 en 1594 te Heidelberg, in 1595 te Genève, het volgend jaar als hoogleeraar te Steinfurt.]
|
| |
1589.
26 | Joh. Severinus Cylenaeus, Ruremundanus. |
| |
| |
| |
1590.
27 | Petrus Born, Trajectinus.
[Kan dit Pieter Bor, Chr.z. zijn, wiens vader destijds te Rijswijk zou gewoond hebben?]
|
28 | Johannes Deodatus, Genevensis, nunc ibid. prof.
Theol. clarissimus. |
29 | Arnoldus Georgii, Venloinensis.
[In 1580 wordt de naam van zijn stadgenoot Mart. Goris met Gregorii vertaald; kan Arn. zijn van elders onbekende broeder zijn?]
|
30 | Ausonius Aysma, Frisius.
[Vgl. G. de Wal, De Claris Fris. JCtis, ann. p. 15; add. p. 422.]
|
31 | Albertus Arnsma, Frisius. |
| |
1591.
32 | Georgius Pasor, Elleranus (Nassovicus); prof. theol.
itemque linguae sanctae et graecae in hac schola
et postea Franeckerae. |
| |
1593.
33 | Ludolphus Ruverius, Frisius Orientalis, Jeverensis. |
34 | Henricus Barlagius, Frisius. |
35 | Goswinus Geldorpius, Frisius Orientalis.
[Nog in hetzelfde jaar vertrok hij naar Genève; hij is als predikant te Amsterdam overleden.]
|
36 | Johannes Klenck, Tillaemontanus. |
37 | Henricus Hobingius, Frisius. |
| |
1594.
38 | Andreas Jacobus Hoenonius, Herbornens.; notarius
et scriba in patria. |
39 | Philippus Henricus Hoenonius, Dietzensis; jur. dr.
et prof. in hac schola; postea consiliarius nassov.
Dillenburgi. |
40 | Johannes à Matenes, aliâs Enchusen. Batavus. |
| |
| |
| |
41 | Gerardus Caesarius, Batavus. (Ultrajectinus).
[In 1595 te Heidelberg, 1597 te Genève. Hij wordt hier tweemaal in 1594 vermeld; eerst als Batavus, daarna als Ultrajectinus.]
|
42 | Philipp Nies, Niderscheltanus; pastor in Belgio. |
43 | Johannes Cunradus Klenck, med. Dr. |
44 | Gerardus Hach, Leodiensis. |
| |
1595.
45 | Henricus Clemens Roseus, Hollandus; Pastor
Hagae Comitum.
[Sedert 1607. Weinig bekende bijzonderheid uit de beweeglijke studiejaren van Wtenbogaerts beschermeling.]
|
46 | Daniel Mangerus, Wetteranus Hessus; Scriba Si-
gensis. |
47 | Ambrosius Gerhardus, Hardervicensis. |
48 | Engelbertus Teschenmacherus, Elverfeldensis,
med. Dr. |
49 | Laurentius de Sille, Antwerpiens.
[Fiscaal der XXIV; Brandt, Hist. der Rechtspleginge, 4, houdt hem voor een' Gelderschman.]
|
50 | Johannes Teschenmacher, Elverfeldensis, med. Dr. |
51 | Johannes à Dorth, Zutphaniensis; in Belgio praeses. |
| |
1596.
52 | Lambertus Adierus, Frisius occidentalis, Leovar-
diensis. |
53 | Joannes Rhodius, Grunningensis.
[Volgens zijn dispuut de extrema unctione, was hij Groning. Fris. Te Herford studeerden evenzeer jongelieden uit de Nederl. stad, als uit de gelijknamige plaats in de Wetterau, doch dit wordt niet altijd onderscheiden. Den 9 Oct. 1604: Jodocus Rhodius, Herborn., nunc civis Genevensis, en in 1592 Johannes Rod, sece Rhodius, Herbornensis, pastor.]
|
| |
1597.
54 | 9 Aprilis. Petrus Deschenmacher, Elberfeldensis
Montanus; med. Dr. |
| |
| |
55 | 9 Apr. Martinus Schickhardus, Sigenensis.
[Later hoogleeraar in de rechten; zie op 4 Juni 1620.]
|
56 | 25 Maii. Aegidius Harcken, Frisius Orientalis. |
57 | 4 Julii. Adolphus Venator, Duisburgensis.
[Zijne afkomst en deze inschrijving op den tijd, dat De Jager gewoonlijk geacht wordt zijn ambt te Alkmaar te aanvaarden, zijn vermoedelijk nieuwe gegevens. In 1594 M. Eberhardus Venator, Rüschenheimensis; pastor.]
|
| |
1598.
58 | 8 Maji. Andreas Farenheit, Borussus.
[Den 23 December van hetzelfde jaar verdedigde hij onder Ant. Matthaeus zijne Theses ex titulo inst. De Nuptiis.]
|
59 | 2 Aug. Stephanus Dousa, Hollandus. Satrapa in
Nortwigh.
[Door den dood zijner oudere broeders, volgde hij zijn vader als heer van Noordwijk op, gelijk ook uit de Poëmata van Heinsius blijkt.]
|
60 | 2 Aug. Leonhartus Casembrotus, Hollandus; con-
siliarius et agens in patria. |
61 | 8 Sept. Johannes Neomagensis. |
| |
1599.
[Anno (15)99 calendis Maji pars scholae Sigenensis translata est Herbornam.]
62 | Philippus Nies, Niderscheltanus Nassovius, ex aula
generosi nostri domini ad studia sua continuanda
huc rediit; pastor in Belgio.
[Reeds in 1594 ingeschreven, zie n0. 42 hierboven.]
|
63 | Gerardus Petri, Frisius Orientalis. |
64 | Theodorus Vorstius, Coloniensis. |
| |
1600.
65 | 15 Oct. Franciscus d'Or, Antverpiensis. E paedago-
geo exemptus. |
| |
| |
| |
1601.
66 | 15 Jan. Johannes Coitsius, Geldrus.
[Ook Coetsius, Coets; pred. te Nijmegen. Uit zijne inschrijving als student te Heidelberg, 20 Febr. 1603, ziet men, dat hij te Nijmegen geboren was. Op den titel van zijn dispuut De Sacramentis, heet hij ook Borculoënsis Geldrus.]
|
67 | 12 Martii. Adamus Neuhofius, Gruningensis.
[Is volgens den titel van zijn dispuut uit de Wetterau.]
|
68 | 18 Apr. Antonius Wilhelmus, Leowardiensis Frisius. |
69 | 18 Apr. Henricus Meilinck, Borckuloënsis. |
70 | 24 Apr. Philippus Klenckius, Dillenberg.; Cellarius
Nassovicus in Kirpurg. [Palts]. |
71 | 24 Apr. Ernestus Klenckius, Dillenberg. Secreta-
rius, postea quaestor comitis Ernesti Ca-
simiri in Nassaw. |
72 | 29 Apr. Eberhardus Godofredus, Ultrajectinus.
[Een jaar vroeger te Heidelberg ingeschreven.]
|
73 | Juli M. Gilbertus Jacchaeus, Aberdonensis Scotus.
Jul. post. prof. hic extraord. nunc ordinarius
in acad. Leydensi. |
74 | 2 Oct. Henricus Pulemanus, Vordensis.
[Is hij afkomstig uit Verden of geboortig van Vorden?]
|
| |
1602.
75 | 8 Martii. M. Haloïnus Gothofredus, Ultrajectinus. |
76 | 12 Mart. Jacobus de Goldtstein, Geldrus. |
77 | 21 Mart. Theodorus ab Ommeren, Geldrus. |
78 | 3 Maji.Henricus Altingius, Embdanus Frisius,
prof. theol. Heidelbergensis; juniorum prin-
cipum palatinorum praecept.; prof. post
Groningensis. |
79 | Maji. Salomon de Tieffrie, Flandrus. |
| |
1603.
80 | 22 Juni. Habelus Hermanni filius, Frisius. |
| |
| |
81 | 27 April. Henricus Boötius, Veteraquinas.
[I. het Album van Genève, 2 Mei 1605, heet hij alleen Batavus; misschien kan de aanwijzing van Oudewater als zijne geboorteplaats dienen om hem te onderscheiden van een' kennelijk jongeren naamgenoot onder predikanten in de eerste helft der zeventiende eeuw. Vgl. op 16 Oct. 1671.]
|
82 | Jacobus Schickardus, Sigenensis. Consiliarius
Trenbanus in provincia Groningensi vel Omlandica. |
83 | Ico Hagaei, Frisius. |
84 | Hobius ab Alwa, Frisius. |
85 | Phocas Koldt, Frisius. |
86 | Hermannus Lodenius, Frisius. |
| |
1604.
87 | 18 Juli. Johannes Sartorius, Leowardiensis Phrysius.
[Reeds 29 Oct. 1604 te Genève.]
|
88 | Casparus Menachus, Gruningensis. |
| |
1605.
89 | 19 Apr. Theodorus Badius, Hamonenses. |
90 | 7 Maji. Matthias Quad de Wickerad.
[Vgl. v.d. Aa, Biogr. Wdb. Q, 543.]
|
91 | Calendis Julii, Rector Scholae Herbornensis renun-
ciatus est Antonius Matthaeus, J.U.D. |
92 | 26 Apr. Bernhardus Julsingh, Gruningensis Frisius. |
| |
1606.
93 | Die octavo Januarii, [dn: doctore Antonio Mat-
thaeo Marpurgum evocato in professionem pan-
dectarum et rectoratum simul, surrogatus et], Rec-
tor scholae Herb. renunciatus est Phil. Henricus
Hoenonius. J.U. Dr. |
94 | Petrus Teschenmacher, Elberfeldensis, pastor
Embricensis, (Vgl. n0 104) non fuit Petrus sed
Wernerus. |
95 | 2 Maji. Stefanus Quad à Wickrad, Juliacensis. |
| |
| |
96 | 3 Maji. Johannes Agricola, Esensis Frisius. |
97 | 26 Maji.Jacobus Schot, Middelburgicus Hollandus.
[De naam van zijn bekend geslacht is Scotte.]
|
98 | Casparus Sibelius Montanus. Pastor Daventri-
censis; scriptis celebriss. |
99 | Johannes Henricus à Blumenthal, Geldrus.
[15 Maart 1597, Gerhardus Blumenthal, Tecklenburgensis.]
|
100 | Abrahamus Thorenicus, Frisius orientalis. |
| |
1607.
101 | >Gerhardus Dornseiffen, Halberensis.
[Geb. 1585, † 1666; zijn overgrootvader en grootvader waren burgemeester te Siegen, zijn vader was geneesheer te Halver; hij zelf en zijn zoon bekleedden daar het ambt van Rechter; van hem stamt de Nederlandsche tak af.]
|
102 | 7 die Julii. >Joannes Bisterfeldius, scholae Rector
renuntiatus est Sigenae. Obiit in Synodo
Nationali Dordrechtianâ in Hollandiâ. |
103 | 3 Oct. Godefridus Pampo, Loenburgensis, theol.
stud. conrector Zutphaniae.
[Hij werd daar meester in de tweede school, quintae classis, op een tractement van ƒ 150.- en in 1659 vervangen ob impotentiam.]
|
| |
1609.
104 | M. Wernerus Teschenmacher, Elferfeldens.
[Volgens den titel van Magister, dien hij in Febr. 1609 te Heidelberg verwierf, waar hij sedert 1607 studeerde, moet hij dezelfde zijn met den schrijver der Annales Cliviae.]
|
| |
1610.
105 | Juli. Christianus Loecaet, Doesbergensis. |
106 | 4 Oct. Otto Zaunschlipffer (sic), Braunsfelsianus,
pastor Groninganus.
[Hij kwam in 1645 uit Amersfoort naar Groningen en overleed in 1678, 84 jaar oud. Bracherus, bl. 12.]
|
| |
| |
107 | 4 Oct. Jodocus Reiffenbergerus Heigeranus, j.u.
D. et prof. Rintelius et Franekerae, ubi obiit.
[Den 1 April 1615 is te Heidelberg ingeschreven Justus R., Heieranus Nassovius; zijne geboorteplaats Hegera ligt bij Dillenburg. Is hij dezelfde als deze Jodocus, gelijk uit de bijgevoegde aanteekening moet afgeleid worden, dan is de inschrijving te Herborn eene vroeger onbekende zaak.]
|
| |
1611.
108 | 30 Martii. Joannes Amos, Nivmizensis.Ga naar voetnoot1
[Noot van Dr. Ant. v.d. Linde.]
|
109 | 10 Apr. Georgius Claphauer, Borcolocensis, Geldrus.
[Hij was predikant te Terborg, 1613 tot 1626 en daarna te Lochem. In het Heidelbergsche Album, Oct. 1610, heet hij slechts Geldrus.]
|
110 | 11 Apr. Otto Badius, Coloniensis.
[Kwam in 1620 uit Gulikerland te Amsterdam, en stierf er in 1664. In 1585 werd ingeschreven: Johannes, sive Arnoldus, Badius, Roedingensis, pastor in ecclesia privata Coloniensi; - deze Johannes Badius. Coloniensis, ingeschreven gedurende het schooljaar 1609-1610, kan de vader van Otto zijn.]
|
111 | 9 Maji. David du Mortier.
[In zijne disputatio logica De modo definiendi, Herborn, 1612, en zijne Theses theologicae De Gubernatione mundi, aldaar, 1613, heet hij Batavus, of Belga. David du Mortier, Haga-Hollandus, werd 5 Maart 1613 te Heidelberg student, en moet later aan de Latijnsche school te Nijmegen werkzaam zijn geweest.]
|
112 | 1 Oct. Hermannus ab Hell, Zütphaniensis.
[Vermoedelijk de zoon van den Zutphenschen burgemeester Harmen van der Hell, en alzoo behoorende tot een geslacht met bekwame en invloedrijke regeeringspersonen.]
|
113 | 1 Oct. Folckerus Jacobi, Groninganus Frisius. |
| |
1612.
114 | ult. Apr. Johannes Georgius Piscator, (Johannis
Fil.), Sigenensis Nassovicus. Verbi divini
minister in Veluvia ter Borch.
[Hij stond te Terborg, in de Graafschap, 1637 tot 1668.]
|
| |
| |
115 | 7 Maji. Zacharias Geislerus, Gröningensis. |
116 | Ego M. Henricus Gutberleth Hersfeldianus, die
2 Julii Rector scholae Nassov. Herborn. procla-
matus.… (Factus est Rector Scholae Hammonen-
sis in Westphalia; deinde vocatus est Daventriam,
etiam ad Scholae rectoratum, ubi adhuc vivit h.a.,
1627 obiit). |
117 | 12 Oct. Gerhardus Wees, Geldrus.
[In zijne Disp. politica, Herborn 1613, wordt hij Gerh. à Wees, Batavo-Geldrus genoemd.]
|
| |
1613.
118 | 19 Apr. Matthias Pasor, Herborn., S. Th. D. et
Prof. Groning.
[Zie de belangrijke aanteekening van prof. J. de Wal in de Mededeelingen, 1865, bl. 165-167.]
|
119 | 15 Maji. Johannes Teschenmacher, Elferfelden-
sis, promotus ex paed. |
120 | 13 Nov. Nico!aus Petri, Frisius Orientalis Knippen-
sis, stud. S. theol. |
| |
1614.
121 | 2 Mart. Jacobus Wijfferding, Zwolla-Batavus, ss.
theol. stud. |
122 | 6 Maji. Conradus Vinkius, Geldro-Erkelensis, stud.
phil. |
| |
1615.
123 | 16 Febr. Philibertus Vernat, Holandus.
[Ondertrouwd te Amsterdam, 12 Juni 1626, Filibert Vernat, van Delft, ridder, wedr. Jennetie van der Meyde, wonende tot Rijswijk, Susanna Huysmans, van Amsterdam, met.… Huysmans en Anna van Valckenburch, haer moeie en zuster. Door dit eerste huwelijk was hij verwant aan Constantie Bartolotti, de voordochter van Hooft, en zoo aan den jongen Constantijn Huygens, die zijn naam dikwijls in zijn journaal vermeldt; door het tweede aan de echtgenoote van Cats.]
|
| |
| |
124 | 27 Apr. Jacobus Cras, Hochstadiensis-Nassovicus. |
| |
1616.
125 | Bocoldus Santenus, Hollandus.
[Beukel van Santen, uit Delft.]
|
126 | Gabriel Vernat, Delphensis-Holandus. |
127 | Jo. Bernhardus Zaunschlipffer, Gridellensis. |
128 | Petrus Vernaut, Holandus.
[In het laatst der zeventiende eeuw vond Mr. J. Soutendam den naam Vernatti te Delft vermeld, doch niet meer dan den naam. Volgens dezelfde hulpvaardige mededeeling, kan bij deze Vernat's niet de inschrijving van 1686 behooren, gelijk daar ook aangeteekend is.]
|
| |
1617.
129 | 3 Oct. Johannes Crato Wolfart, Lasphensis, me-
dicus Hagae-comit.
[In 1710 ontmoetten wij nog een theologant Cratho, maar deze geneeskundige uit Laasphen, aan de Lahn gelegen, heeft in Den Haag niet veel sporen nagelaten.]
|
| |
1618.
130 | 29 Mart. Johannes Camp, Leowardiensis, jur. et po-
litices stud. |
131 | 29 Mart. Johannes Hachtingius, Leow. Frisius,
theol. stud. prof. logicae Franequerae.
[Camp en Hachting werden den 29 Sept. 1618 te Heidelberg ingeschreven.]
|
132 | Johannes Mattheus, med. Dr. et professor in rec-
torem Scholae Nassovicae electus et 2. die Julii
An. 1618 publice proclamatus, sequentium studio-
sorum nomina inscripsit. (Obiit hic Herbornae Nas-
soviorum Anno Domini 1621. sepultus, ut voluit,
in coemeterio extra urbem, circa pentecosten). |
133 | 2 Juli. Lambertus Gregori, Arnhemio-Geldrus.
[Van dezen bekenden Lambert Goris, is te Herborn eene Disput. juridica gedrukt, volgens het tijdvers op den titel in 1620.]
|
| |
| |
134 | Johannes Cornelii, Noviomus Geldrus.
[Zijne Disput. philos. De intelligentia, Herborn, 1620, geeft geene nadere aanwijzing omtrent hem.]
|
| |
1619.
135 | Hunoldus Taeschenmacherus, Elberfeldensis Montanus. |
136 | Antonius Matthaeus, Herbornensis. |
137 | Paulus Espelius, Leidensis Hollandus. |
138 | Martinus Schickhardus, U.J.D. et professor
Scholae Nassovicae Herbornensis Rector electus,
et quarto die Julii An. 1620 more recepto publice
proclamatus … (Vocatus est Daventriam ad prof.
Juris ubi obiit.) |
| |
1621.
139 | Tobias Andreae, Braunsfelsensis Solmensis. Histo-
riarum, et linguae graecae professor in acad. Groning. |
140 | 26 Oct. Jacobus ab Osterwyck, Delphensis- Hol-
landus.
[Vader der beroemde bloemenschilderes Maria, die op zijne eerste standplaats Nootdorp geboren werd.]
|
| |
1622.
141 | A me Georgio Pasore, Rectore, in album studio-
sorum relati sunt sequentes; 4 Julii 1622 coepit
Rectoratus meus. (Vocatus Franeckeram etc. factus
professor linguae graecae A.D. 1626.) |
142 | 10 Oct. Johannes Georgius Hoenonius, Herbor-
nensis. |
143 | 10 Oct. Philippus Zaunschliferus, Braunsfelsen-
sis, apud illustrissimum Comitem Hano-
viae fisci praefectus. |
144 | 10 Oct. Philippus Schickardus, Sigenensis. |
| |
| |
| |
1623.
145 | 2 Maji. Johannes Henricus Aberesch, Dierdorfen-
sis, Widanus.
[Verschillende inschrijvingen te H. geven vroegere inlichtingen aangaande dit geslacht van geleerden, welks geschiedenis men gewoonlijk met den Middelburgschen Rector laat beginnen.]
|
146 | 16 Junii. Johannes Nicolaus Rulicius, Kirchpergensis,
sacr. lit. studiosus. Pastor Heidelbergen-
sis et Amsterodamensis.
[Hij schreef Rulitius; over zijne sterke afwisseling van standplaatsen, vgl. de lijst in Wagenaar, Amsterdam, 80, 7, 487].
|
147 | 19 Dec. Jodocus Renbach, Harlem-Batavus. |
148 | Erasmus Hoenonius, Dilleb., st. jur., postea miles
in Belgio, item sub rege Daniae, tandem inter
alios lectus à Venetianis in urbe Amstelodamensi:
quorum signa e Batavia secutus naufragio in Oceano
Cantabrico submersus ao. 1631. Vgl. 1627 n0 151. |
| |
1625.
149 | 12 Juli. Jacobus Bizou, Aquisgranensis, postea
pastor gallicus Trajecti ad Mosam. |
150 | Cunradus Matthaeus, Herbornensis, Medicinae stu-
diosus Dr. et professor medicinae Groninganus. |
| |
1626.
Anno 1626, 20 Augusti, incendium, a duobus mili-
tum Caesareanorum famulis excitatum, absumsit
aedes huius oppidi ducentas: quas inter curia et
templum extra urbem fuêre. Incendium hoc im-
mane non multo post excepit pestis: quae scholam
ita dissipavit, ut toto semestri hyberno annorum
1626 en 1627 mera hic loci fuerit solitudo. Mense
demum Aprili schola caepit se recolligere.
|
| |
| |
| |
1627.
151 | Apr. Philippus Henricus Hoenonius, Dillen-
berg., juris studiosus, postea miles in Belgio,
tandem Signifer sub generosissimo nostro
Comite D. Ludovico Henrico in Nassaw
in exercitu regiae Majestatis Suecicae; in
oppugnatione Ruffaci Alsatiorum oppidi an.
1634 nonis Febr. occubuit. (Vgl. 148) |
| |
1628.
152 | Philippus Henricus Mangerus, Dillebergensis, Ar-
chigrammatus Dillaebergensis. |
153 | Jodocus Hoenonius, Hernbornensis, aulae prae-
fectus illustrissimae comitissae à Zinzendorf. |
| |
1632.
154 | 9 Oct. Eberhardis Raw, Sigenensis.
[Evenals wij hierboven een' Cras, uit het Nassausche ontmoetten, denken wij thans aan Sebald Rau, die van Herborn was].
|
155 | Circa finem huius anni [1634], et annis insequenti-
bus tres gravissimas, horrendas et deplorandas
illustris haec schola perpessa est calamitates et
afflictiones. Unam ex hostilibus tum temporis im-
pressionibus, per quas schola nostra miserrime de-
vastata et dissipata, juxta et urbs diversis vicibus
ita depraedata et direpta, ut fere omnes cives rei-
publicae huius literariae sicut et urbis, tristissima
fuga sibi consulere, saluten unicam quaerere, ac
disgregati in loca tuta tumultarie atque perturbate
sese recipere coacti fuerint. Alteram ex peste aut
lue contagiosa, quae ao. 1635 taliter hanc urbem
invasit, ut professorum, praeceptorum et studioso-
rum numerus per hanc ab hac luce substractorum
ad unum atque alterum usque fuerit imminutus.
|
| |
| |
| Tertiam ex disturbatione cruentâ coenobii Trydo-
nis [het klooster Thron bij Werheim in de Wette-
rau], quâ provectus Scholae ita coangustati, ut
paucis reliquis professoribus et collaboratoribus sa-
laria annua numerari non potuerint. Quae ipsa cla-
des huc usque proh dolor duravit, ut hactenus
diu speratae recollectioni locus haud datus fuerit.
Deus T.O.M. clementissime tum docentium tum
discentium studiis ac laboribus inposterum bene-
dicat et nominis sui reverendi gloriam, Ecclesiae
scholaeque amplificationem (sic). Amen. Amen. |
156 | Anno Christiano 1638. 13 Julii Scholae patriae Rec-
tor publice renunciatus est Georgius Corvinus, Elo-
quentiae et historiarum professor, et toto Rectora-
tus huius decursu deploranda hic loci fuit solitudo,
propter decumanos belli fluctus, et summam om-
nium redituum Scholasticorum penuriam. Deus
tandem ecclesiae suae misereatur, et hanc scholam
clementer restauret. |
| |
1640.
157 | 20 April. Antonius Hoenonius, Dillenb. 17/27
Aprilis anno 1641 abiit in Belgium et
in occupatione Castri Gennep in exer-
citu statuum Provinciarum Unitarum
miles fuit. postea ad studi rediit anno-
que sequenti Franekeram se contulit,
ubi literarum studiis etiamnum incumbit. |
158 | Hoc anno (1640) sicut et antecedentibus per totius
Germaniae πανωλεϑριαν et hujus Nassoviae provinciae
miserrimum et magnopore deplorandum statum et
assiduas irruptiones et depraedationes hostiles magna
fuit loco studiosorum penuria, exercitia collegiorum
|
| |
| |
| et disputationum et collationum plane conciderunt.
Omnipotens Deus velit denuo oculos misericordiae
ad nos hoc in oppido versantes et scholae huic
ministrantes convertere: mala sontica avertere et
pristinum decorem et libertatem restituere. |
| |
1645.
159 | 12 Junii. Groninga huc accessit Johannes Georgius,
Pastor Herbornenis, philosophiae studiosus. |
| |
1648.
160 | 13 Oct. (stili veteris). Adamus Reitzius, Gruenin-
gensis pastor Umbstadensis in Palatinatu.
[Kunnen wij hier een stamvader van den Terborgschen kostschoolhouder en diens zonen, de meer bekende rectoren, ontmoeten?]
|
| |
1649.
161 | 13 Oct. Johannes Teschemacherus, Elberfeldensis. |
| |
1650.
162 | 24 Aprilis. Fridericus d'Orville, Haga-Batavus. |
163 | 24 Aprilis. Joh. Joachimus d'Orville, Haga-Batavus.
Consiliarius Buedingensis nunc Hassiacus.
[Deze beide Hagenaars behooren tot eene vroegere generatie, dan de geleerde Hamburgsche broeders, wier familie uit Provence afstamde. In het Heidelbergsche Album, op 23 Nov. 1652, worden zij met nog een derden broeder, Jacobus ingeschreven].
|
164 | 8 Oct. Sebastianus Schelkeos, Francofurtensis pos-
tea Franekeranus. nunc J.V.D. et professor
Sylvaeducensis.
[Lees Schelkens; zijne biografen maken melding van zijn verblijf te Herborn. In 1653 vinden wij hem te Heidelberg.]
|
| |
1653.
165 | Gisbertus Deuk, Ultrajectensis. |
| |
| |
166 | Petrus Schugl, Ultrajectensis.
[Lees Schuyl. Een jaar later kwam hij te Heidelberg.]
|
167 | Johannes Albertus Zaunschlifferus, Solmensis. |
| |
1654.
168 | Jacobus Swartte, Groninga Frisius urbis patriae
senator, obiit 1671. |
| |
1656.
169 | Joannes Jacobus Klenckius, Herbornensis. |
170 | Unico Manningha, Omlandus. |
| |
1658.
171 | Johannes Philippus Zaunschliefferus, Hanovicus. |
| |
1659.
172 | 10 Oct. Nicolaus Vedelius, Daventriensis, sacro-
sanctae theol. st.
[Vgl. de aanteekening van prof. J. de Wal, Mededeelingen, 1865, bl. 237, 238].
|
| |
1660.
173 | 23 Maji. Johannes Swartte, Groninga Frisius. |
| |
1662.
174 | Rodolphus Sickinghe, iurisprudentiae stud. Gro-
ningha, Omlandus. |
175 | Peter Sickinghe, iurisprudentiae stud. Groningha
Omlandus. |
176 | Joannes Sibelius, studiosus theologiae Groningha
Omlandus.
[In 1595 ook een Joh. Sibelius, Freudenbergensis].
|
177 | Joannes Mensinga, studiosus juris, Groningha Om-
landus, professor eloquentiae Teutoburgensis post
Groning. |
| |
| |
178 | Aioldus Cromholt, juris studiosus, Groningha Om-
landus. |
179 | Theodorus Meynardi, Gronningo Omlandus Frisius. |
180 | Bronno Helmholt, Groningo Frisius. |
| |
1663.
181 | 26 Junii. Wesselus Commenses, Groninganus Frisius. |
182 | Adolphus Christianus Spisius, Groningensis. |
183 | Johannes Swartte, Groningensis Frisius. |
184 | Nicolaus Wils, Groninga-Frisius, J.U.D. et cau-
sarum patronus in patria. |
| |
1664.
185 | 14 Oct. Georgius Fridericus Abreschius, Dierdor-
phensis Wedanus, philosophiae studiosus. |
186 | 14 Oct. Johannes Wilhelmus Mangerus, Dillenber-
gensis, philosophiae studiosus, pastor
Eisemrodensis, ubi obiit. |
| |
1665.
187 | 27 Apr. Daedo Allardus Huninga, Groninga Om-
landus.
Tusschen 5 Oct. 1666 en 10 Apr. 1667. |
188 | Johannes Eberhardus Raw, Sigenensis, pastor in
Raedgen, exinde in Holtzklaw, novissime Inspec-
tor Wehrdorfensis. |
| |
1669.
189 | 15 Julii. Andreas Hoenonius, Herbornensis. |
| |
1670.
190 | 4 Maji. Otto Philippus Zaunschlifferus, Hano-
viensis, J.U.D. et professor eiusdem in
Academia Marpurgensi. |
| |
| |
191 | 19 Junio. Philippus Conradus Zaunschlifferus,
Hanov. |
| |
1671.
192 | 3 Mei. Johannes Jacobus Pasor, Herborn. U.J.D.
et professor ordinarius in Academia patria.
Secretarius et Bibliothecarius. |
193 | 14 Aug. Johannes Henricus Mangerus, Dillenbur-
gensis Haegerae pastor primarius. |
194 | 14 Aug. Georgius Wilhelmus Hoenonius, Herbor-
nensis. |
195 | 16 Oct. Carolus Gerardus Boot, Vororaquinas (sic)
juris studiosus.
[27 Sept. 1628, Caspar Rudolphus Bootius, Hanoviensis, phil. stud. doch Henricus Bootius, die op 27 April 1603 vermeld is, heet daar Veteraquinas, zoodat deze en Carel Gerardus beide van Oudewater zullen zijn, en Vororaquinus eene fout is].
|
| |
1672.
196 | 11 Oct. Johannes Henricus Pasor. |
| |
1682.
197 | 12 Oct. Wilhelmus Ludovicus Hoenonius, Her-
bornensis, 5 albos, utriusque juris licen-
tiatus et syndicus huius civitatis, nunc
consiliarius Schauenburgensis. |
| |
1686.
198 | Apr. Johannes Bournat, Dicensis Delphinas.
[Is wel afkomstig uit Dauphiné, misschien uit Die].
|
| |
1687.
199 | Gerhardus Fock, Noviomagensis. |
200 | Wilhelmus Abreschius, Bivernensis Wedanus. |
201 | Johannes Gothfridus Teschenmacher, montensis
Elberfelda. |
| |
| |
202 | Johannes Antonius Voorstius, Ternatensis Batavus.
[Blijkens zijn Specimen de Millennio ligato draconis, Herborn, 1689, was hij theologant].
|
203 | Johannes van der Hagen, Lugduni-Batavus. |
| |
1688.
204 | 5 Oct. Wernerus Lach, Stolbergâ Juliacensis, Pas-
tor in Bergen op Zoom. |
| |
1689.
205 | 7 Apr. Georgius Risius, Batavia Andus (sic). |
206 | Abrahamus Teschemacherius, Elverfelda-Mont.
ex Acad. Marpurg. |
| |
1690.
207 | 24 Julii. Johannes Jacobus Chuno, Heidelbergensis,
secretarius legati Belgici ad portam Ottomanicam,
modo consiliarius ecclesiasticus Palatinus. |
| |
1693.
208 | 23 Maji, Jacobus Zollicoferus, Sangallensis, SS.
theologiae studiosus, 7 albos, 4 d.
[In de familie Hoefnagel, waartoe ook Huygens behoorde, komt ook een S. voor; ze zullen hun naam ontleenen aan Solichhoven of vandaar afkomstig zijn].
|
| |
1695.
209 | 3 Oct. Abrahamum Trellont, Hagâ-Batavum. |
| |
1699.
210 | 13 Oct. Johannes Petrus Mangerus, Bonwatensis
Solmaeus.
[In 1584 werd reeds ingeschreven: Wilhelmus Mangerus, Wetteranus, jam secretarius Dillenburgensis].
|
| |
1700.
211 | 2 Jan. Johannes Ryherus, Amsterdamus Batavus,
J.V.D. |
| |
| |
| |
1701.
212 | 26 Apr. Wilhelmus Henricus Mangerus, Eisemro-
densis, pastor Fischelbacensis. |
| |
1704.
213 | Johannes Goswinus Eberhardus Alstein, Unna West-
phalus, pastor germanicus Amstelodamensis.
[Wagenaar, Amst., 7, 493. Van 1719 tot zijn' dood in 1740].
|
| |
1707.
214 | 6 Oct. Philippus Henricus Manger, Heigeranus. |
| |
1708.
215 | 11 Oct. promotus Johannes Philippus Mangerus,
Eysemrodensis Nassovicus.
[Andermaal deze naam, 9 Januari en 8 Mei 1710].
|
| |
1710.
216 | 9 Jan. Johannes Philippus Mangerus. Promotus die 8
Maji ad lect. publicas. |
| |
1714.
217 | 26 Oct. Johannes Jacobus Manger, Eysemrodensis
Nassov. |
| |
1716.
218 | 16 Apr. Gothofredus Isheimius, Grueningensis. |
219 | 26 Oct. Johannes Zacharias Heller, Grueningensis. |
| |
1717.
220 | 14 Apr. Friderich Ludwig Abresch, von Braunsfels,
nunc Rector paedogogei Zwollensis, scrip-
tis clarus. |
221 | 30 Apr. Johannes Christianus Manger, Haegeranus. |
222 | 12 Junii. Johannes Wigandus Hoenonius, Her-
bornensis. |
| |
| |
223 | 14 Oct. Fridericus Wilhelmus de Motzfeldt, Geldrus. |
224 | 14 Oct. Christianus Augustus a Motzfeldt, Geldrus.
N.B. Numerus omnium huc usque in hanc matriculam
receptorum (d.i. tot 26 Oct. 1717) se extendit
ad - 3409. |
| |
1718.
225 | 10 Juni. Abrahamus Koenen, marcoduranus, nunc
nobilis et praeses dicasterii clivensis.
[9 Oct. 1632, Franciscus Koenen, Muelheimensis Montanus].
|
| |
1719.
226 | Nicolaus Guertlerus, N.F. Daventriensis. Pastor
Sigenensis aulicus primus in Nassavia Ca-
timelibocensi superintendens, quem secu-
tus est J.H. Schrammius, praeceptor
discipulorum. |
227 | 16 Oct. Fridericus Gurtlerus, Daventriensis.
[Nicolaas Gürtler Nic.zoon, moet te Basel geboren zijn; schoon hij 45 jaar telde toen hij te Deventer kwam, kan zijn zoon Nicolaas daar geboren zijn en ook deze Frederik].
|
228 | Oct. Sebaldus Godofredus Mangerus, Haegera
Nassovicus, nunc pastor apud Harlemen-
ses in Belgio.
[Hij was predikant en hoogleeraar te Maastricht; zijn zoon en kleinzoon stonden te Haarlem].
|
| |
1723.
229 | 13 Febr. Bernard Pagenstecher, Groninganus.
[Van het Bentheimsche geslacht der professoren; Bernard stierf als rector te Alkmaar].
|
230 | 20 Maji. Hermanus Upmejer, Groninganus, Bata-
vus, ex Athenae Lingensi.
[In 1657 werd zijn naamgenoot als Med. Licentiatus, van Hamm beroepen tot rector te Zutfen en in 1669 te Groningen; diens zoon werd theol. dr. te Groningen en predikant te Eelde, waar hij 175. overleed.]
|
| |
| |
| |
1724.
231 | Ipsis Kalendis Juniis. Johannes Jacobus Reizius,
Groningensis, e privata institutione. |
| |
1725.
232 | 12 Kal. Decembr. Philippus Henricus Hoenonius,
Herbornensis e schola Holtzappelensi. |
|
-
voetnoot1
- Der berühmte Comenius, wonach ein datum seiner biographie (vgl. Allg. Deutsche Biogr., IV, 1876, s. 431) zu berichtigen ist. - v.d.L.
|