| |
| |
| |
| |
Mededeelingen gedaan in de Vergaderingen van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, 1885-1886.
| |
| |
Nederlanders, Studenten te Heidelberg door Mr. J. de Wal.
| |
| |
Gedurende de laatstverloopen twintig jaren is herhaaldelijk en van meer dan eene zijde bij mij aangedrongen op de mededeeling van eene zoo veel mogelijk volledige lijst der Nederlanders, die zich te Heidelberg op de studie der wetenschappen hebben toegelegd. De proeve, die ik in 1863 door de welwillende tusschenkomst van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde mocht openbaar maken, was blijkbaar onvolledig, deels omdat daarin al wat het tijdvak van 1386 tot 1544 betreft, was achterwege gelaten, deels doordien mij menige naam was ontsnapt, die niet had mogen ontbreken. Uitvoerig had ik in de Inleiding voor die uitgave de bezwaren aangewezen, waarmede men bij de raadpleging en ontcijfering van dergelijke Matriculae te kampen heeft. Nog was het eerste vijftal jaren na die uitgave niet verstreken, toen ik aan mijn voornemen om eene zomervacantie aan een herhaald onderzoek van de vroeger te mijner beschikking gestelde bronnen en hulpmiddelen te wijden, uitvoering gaf. Aangenaam hield mij dat onderzoek bezig; want vele namen, | |
| |
die ik vroeger te vergeefs gezocht had, werden nu ontdekt, van andere werd de lezing verbeterd.
Aan het in Januari 1885 tot mij gericht verzoek om van de uitkomsten dier hernieuwde nasporingen op gelijke wijze als vroeger rekenschap te geven, kon ik geen weerstand bieden. Reeds waren de eerste bladen ter perse, toen ik het bericht ontving, dat het voorbeeld, te Leiden in 1875 gegeven, in de Neckarstad navolging had gevonden en het eerste deel eener uitgave der Matricula Heidelbergensis het licht had gezien. Weldra mocht ik kennis maken met het werk van Dr. Gustav Toepke, Die Matrikel der Universität Heidelberg von 1386 bis 1662. Heidelb. 1884. 8. Het tweede deel is in 1886 gevolgd. Later zullen daaraan nog registers worden toegevoegd. Hoe welkom mij ook de kennismaking met deze beide lijvige boekdeelen was, zij moest wel belemmerend werken op de regelmatige voortzetting van de uitgave, en groot was de teleurstelling, die ik ondervinden moest, toen het mij bleek, dat de druk niet kon voltooid worden vóór de viering van het eeuwfeest der beroemde Hoogeschool, op wier luister thans aller blikken zijn gevestigdGa naar voetnoot1.
Dr. Toepke heeft bij zijn werk eenige aanhangsels gevoegd, die de waarde ontegenzeggelijk verhoogen. Zoo vinden wij hier eene lijst der ‘promotiones factae in facultate theologica’. Wij zien ons gewezen op die van den Fries Stephanus Sylvius (1559), wiens toelating door den deken der faculteit Tilemannus Heshusius heftig werd bestreden; - op die van Franciscus Junius (1584), hier ‘genere et ingenio nobilis, scriptis etiam eruditissimis iam editis clarissimus’ genoemd; - op die van Sibrandus
| |
| |
Lubbertus (1587) ‘scholae Franikeranae in Frisia Occidentali professor ordinarius’, wiens disputatio publica handelde ‘de quaestione an homo in hac vita legem Dei perfecte praestare possit’; - op die van Franciscus Gomarus (1591), wiens beroeping tot het hoogleeraarambt te Leiden een ‘examen accuratum’ niet overtollig deed achten, waarop eene ‘disputatio de coena domini’ volgde;-eindelijk op die van Hendrik Alting (1613), sedert drie maanden als professor theologiae te Heidelberg werkzaam.
Heeft Dr. Toepke telkens zorgvuldig aangeteekend, waar zijne lezing van de mijne afweek, op mijne beurt heb ik tot mijn leedwezen slechts voor een gedeelte zijn voorbeeld kunnen volgen. Menigvuldige inschrijvingen bewijzen, dat de Rector de hem opgegeven namen op den klank af te boek stelde. Hetzelfde mag gezegd worden ten aanzien der plaatsnamen, hoewel ln dat opzicht het Heidelberger Album gunstig bij het Leidsche afsteekt. Tot het jaar 1558 vinden wij veelal het bisdom aangeduid, waartoe de geboorteplaats van den novitius behoorde; die aanduiding is voor geschiedkundige nasporingen van groote waarde; ze leert ons b.v., dat Bruxellensis meestal te kennen geeft, dat de intitulandus uit Bruchsal (niet uit Brussel) afkomstig was. In het Album der Universiteit te Tubingen vinden wij soortgelijke bijvoeging niet, zelfs de landstreek zelden aangewezen. Als wij b.v. daar in 1485 achter den naam van ‘D. Johannes Kanterfoser de Gruningen’ de woorden gevoegd vinden ‘ex Frisia’, is dat eene uitzondering, daaraan toe te schrijven dat vele andere Tubinger studenten ‘ex Gruningen, Groeningen’, zelfs ‘ex Groningen’, in een Duitsch stedeke van dien naam waren geboren. Daarenboven mag men niet over het hoofd zien, dat te Heidelberg de | |
| |
Rector niet altoos de namen eigenhandig inschreef; dikwijls liet hij dit aan zijn famulus over. In vroegeren tijd waren er enkelen, die den student verzochten zijne handteekening in de Matricula te plaatsen. Niet zelden werd aan het einde van het Rectoraat de geheele lijst gelijktijdig uit een voorloopig register in de Matricula overgebracht.
Voor het overige meen ik hier te mogen verwijzen naar de algemeene opmerkingen, die ik in de Inleiding tot de vroegere proeve mededeelde, en den wensch te uiten, dat van vele zijden mij verbeterende opgaven en nadere ophelderingen aangaande min bekende personen mogen toevloeien. Ik gaf slechts wat ik mij herinnerde elders gelezen te hebben. Bijzonder welkom was mij de gelegenheid, die Prof. Luschin te Grätz mij verschafte, om den schat van aanteekeningen te gebruiken, die hij met onverdroten ijver verzamelde ten aanzien der Nederlanders, die aan de Italiaansche Universiteiten vertoefden.
| |
| |
Het eerste deel der matricula vangt aan met eene lijst, behelzende de nomina doctorum sive magistrorum, van 1386 tot 1397. Onder die in theologia vinden wij daarop vermeld Mag. Marsilius de Inghen; onder de doctores et licentiati in altero iure Johannes van der Noyt, Henricus de Angern en Gherardus Radinck; onder die in medicina Nycolaus Borrel; onder de magistri in artibus et bacularii aliarum facultatum Thomas de Hollandia en Wolterus de Inghen.
| |
1386-1387.
1 | Gerardus Vlamynck Traiectensis dioc. |
2 | Dom. Hector de Santroya, bachal. in art., Tra-
iect. dy. |
3 | Arnoldus Wale, canonicus Traiectensis. |
4 | Franco de Vecht, canonicus S. Salvatoris Traiectensis. |
5 | Hermanus Lochorst, canonicus Traiectensis.
Later domdeken, in 1415 uit de stad gebannen, door Sweder van Culemborg smadelijk bejegend, in 1432 door het kapittel gevonnisd en afgezet. Later verzoende hij zich met de kanunniken en overleed als domdeken 6 Aug. 1438.
|
6 | Heynricus Waluisch Traiectensis.
Vgl. Acquoy, Het klooster te Windesheim, II. 107. 159. III. 274.
|
7 | Wolterus de Inghen, can. eccl. s. Marie Traiecten- sis, baccal. in art. |
8 | Petrus de Amersfordia Traiect. dioc. |
9 | Wilhelmus de Weden. |
| |
| |
10 | Henricus Scoye. |
11 | Christianus Moilner Traiect. dioc.
Andermaal ingeschreven onder het tweede Rectoraat van Marsilius van Ingen, als ‘magister Christianus Moylner, bachal. in Medicinis in venerabili vniversitate Pragensi, in eodem statu quo fuit in Praga.’
|
12 | Petrus de Gruythuys Traiect. dioc.
Als baccalaureus in artibus vertrok hij naar Keulen. Schmitz, 11. n0 77. Als canonicus et thesaurarius ecclesiae S. Walburgis Zutphaniensis komt hij daar 6 Dec. 1392 voor, p. 32.
|
13 | Arnoldus de Gruythuys Traiect. dioc.
‘Arnoldus da Gruythusen, bach. in artibus.’ Schmitz II. n0 115.
|
14 | Kersilius de Gruythuys Traiect. dioc. |
15 | Theodricus filius Gerardi de Keppel Traiect. dioc. |
16 | Johannes de Horst } Leodiensis dioc. |
17 | Arnoldus Nycholai Ryc } Leodiensis dioc. |
18 | Altetus de Steenberghen, prepositus ecclesie Zut- phaniensis, Traiect. dioc. |
19 | Sanderus in Gren nuwelant Traiect. dioc. |
20 | Ditmarus Blaze de Manher, canonicus Zutphaniensis,
Traiect. dioc. |
21 | Theodricus Nycholai Traiect. dioc.
Deze was uit Amsterdam, gelijk blijkt uit zijne inschrijving te Keulen bij Schmitz, 10 n0 32.
|
22 | Johannes de Hauart, canonicus b. Marie Traiectensis,
Leod. dioc. |
23 | Hermannus de Weyhusen de Arnem Traiect. dioc. |
24 | Wilhelmus de Wye Traiect. dioc.
Deze Willem de Wyhe is in 1390 tot eersten pedel der Universiteit te Keulen aangesteld, Moll, II. 292. Schmitz, 32, coll. 17 n0 609.
|
25 | Aitsardus Johannis de Tricht } Traiect. dioc. |
26 | Ghiselbertus Hac natus Andree Hac } Traiect. dioc. |
27 | Wynandus de Sittart, rector eccl. parochialis de Guyle,
Leod. dioc. bacc. in art. |
| |
| |
| |
1387.
28 | Johannes Hecht de Arnhem Traiect. dyoc. |
29 | Theodoricus de Beuerwyc in Hollandia } Traiect. dioc. |
30 | Jacobus Hollandrinus de Egmonda } Traiect. dioc. |
31 | Nicolaus Petri de Beuerwyc Hollandrinus. |
32 | Wynricus de Oesterwyc } Leodiens. dyoc. |
33 | Marcilius Dynter } Leodiens. dyoc. |
34 | Johannes de Veen Traiect. dyoc. |
35 | Johannes Spenge de Yselsteyn, baccal. Parisien-
sis, Traiect. dyoc. |
36 | Johannes Wilhelmi de Leydis Traiect. dyoc. |
37 | Johannes de Wye Leod. dyoc. filius Egidii Offrani. |
38 | Fr. Theodricus de Asperen crucifer Traiect. dyoc. |
39 | Petrus de Delf Traiect. dyoc. |
40 | Symon Johannis Mol de Delf Traiect. dyoc. |
41 | Arnoldus Wesep Traiect. dyoc. |
42 | Albertus Faber de Arnhem Traiect. dyoc. |
43 | Jacobus de Eel de Dinter Leod. dyoc. |
44 | Rotgherus de Gravia Leod. dyoc. |
45 | Petrus Merlant Traiect. dyoc. |
46 | Heynricus Flaminge de Hollandia Traiect. dyoc. |
47 | Michael Arnoldi de Yselsteyn Traiect. dyoc. |
48 | Johannes de Dilden de Aldenzeel Traiect. dyoc. |
49 | Christianus de Eckoye, magister in artibus Paris.
Traiect. dyoc.
Waarschijnlijk: ‘de Acquoy’.
|
50 | Gerardus de Lederdam, magister in artibus Paris.
Traiect. dyoc. |
51 | Peregrinus de Hoghendorp Traiect. dyoc. |
52 | Martinus Bivanc Traiect. dyoc. |
53 | Albertus Buren Traiect. dyoc. |
54 | Dom. Wilhelmus de Inghen, can. S. Severini Colo-
niensis. |
| |
| |
55 | Nycolaus Herinc Traiect. dyoc. |
56 | Wilhelmus de Leyden Traiect. dyoc. |
57 | Nycolaus de Leyden Traiect. dyoc. |
58 | Theodricus de Asperen Traiect. dyoc., bachal. in
art. Paris. |
59 | Hyseboldus de Asperen Traiect. dyoc. |
60 | Johannes de Hees Leod. dyoc. |
61 | Johannes Stimpel Leod. dyoc. |
92 | Engelbertus Hagen Leod. dyoc. |
63 | Hugo de Dordraco Traiect. dyoc. |
64 | Franco de Inghen Traiect. dyoc.
Franco de Ynghen, toen tot A.L.M. bevorderd, werd 16 December 1390 Rector der Universiteit, Toepke, 1. 51. 53. Nogmaals bekleedde hij die waardigheid van 11 December 1393 tot 24 Maart 1394.
|
65 | Johannes ad Aquam Traiect. dyoc.
Als baccalaureus in decretis begaf zich Johannes Toewater naar Keulen, Schmitz, 10. n0 27.
|
66 | Johannes Makert de Traiecto superiore Leod. dyoc. |
67 | Petrus Gheel de Traiecto inferiore. |
68 | Wynandus Velic de Arnem Traiect. dy. |
69 | Jacobus dictus Neve } fratres de Hoesden. |
70 | Giselbertus dicti Neve } fratres de Hoesden. |
71 | Jacobus Brocker de Haastrecht Traiect. dy.
In de Matricula Coloniensis komt hij voor als ‘Jacobus de Haystricht, bacha. in artibus.’ Schmitz, II, n0 84.
|
72 | Laurentius Thome de Delf Traiect. dy. |
73 | Ysbrandus Jacobi de Delf Traiect. dy. |
74 | Didericus Nicolai de Amsterdam.
Misschien wel dezelfde als Tydericus de Amsterdam, die in ditzelfde jaar 1387 te Praag tot A.L.M. werd bevorderd. Daar begon hij 14 April 1387 te onderwijzen.
|
75 | Eberhardus de Grollo. |
76 | Henricus Cock de Amersfordia Traiect. dy.
Niet te verwarren met Henricus de Amersfordia, die als broeder van het gemeene leven en leerling van Synthis zich door zijne kennis der Grieksche taal onderscheidde en eerst in 1504 overleed. Over dezen zie men de Zeitschrift des bergischen Geschichtvereins, VII. 243 vlg.
|
| |
| |
77 | Johannes de Alckmaria Traiect. dy. |
78 | Johannes Schillingholt Traiect. dyoc., baccal. in
art. Prag.
In het Register der te Praag bevorderden heb ik zijn' naam niet aangetroffen.
|
79 | Henricus Borckgreve de Venlo, baccal. in art. Prag. |
80 | Henricus Barle de Kessel. |
81 | Johannes Sluter de Buxoducis de Brabancia. |
| |
1388.
82 | Nycholaus Vernemen de Gandavo Tornacensis dioc. |
83 | Otto Ottonis de Ysendoren Traiect. dioc. |
84 | Arnoldus Bloc Leod. dioc. |
85 | Lambertus Vlyeger Traiectensis dioc. |
86 | Gherardus Holl (andrinus) Traiect. dioc. |
87 | Wilhelmus de Ryetwyc Traiect. dioc. |
88 | Jacobus Johannis de Amsterdamme Traiect. dioc. |
89 | Theodricus Buederic de Nouymagio Colon. dioc. |
90 | Eherardus de Leydis Traiect. dioc. |
91 | Seghardus de Lewardia Traiect. dioc., licentiatus
in decretis. |
92 | Dom. Wilhelmus Hennepman, pastor ecelesie Nouy-
magensis Colon. dyo. |
93 | Wernherus de Oss, clericus de Nouymagio Colon. dyo.
Hij werd J.U.D. canonicus van de domkerk en van S. Andreas te Keulen, en in 1409 Rector der Universiteit aldaar. Vgl. v. Bianco, Geschichte der Univ. Cöln, I 821, 123.
|
94 | Suederus de Xancwyc, clericus de Nouymago Colon.
dyo. |
95 | Johannes de Turnot Cameracensis dyo.
Niet te verwarren met den beroemden Johannes de Turnhout, den schrijver der Cassus summarii Decretalium, Sexti et Clementinarum, eerst in 1446 geboren Vgl. Rod. Stintzing, Geschichte der populären Literatur des römisch-kanonischen Rechts in Deutschland (Leipz. 1876), 66 vgl.
|
96 | Alardus de Gorynchem Traiect, dyoc. |
97 | Wilhelmus Echt de Wirt Leodiens. dyo. |
| |
| |
98 | Johannes de Haga Traiect. dyo. |
99 | Theodricus Johannis de Nouymagio Colon. dio. |
100 | Lambertus Lamboy de Traiecto Leod. dioc. |
101 | Theodricus Deus de Tyela Traiect. dioc. |
102 | Bernardus Foke de Oldensale Traiect dioc. |
103 | Gotfridus de Amsterdam Traiect. dioc.
In 1387 was iemand van dien naam A.L.M. te Praag geworden. Een tweede (welligt de onze) werd aldaar in 1390 tot baccalaureus bevorderd, en in 1393 tot Art. Lib. Mag.
|
104 | Marsilius de Wye Traiect. dioc. |
105 | Ghiselbertus de Campo, baccal. in legibus et in art.
Traiect. dioc. |
106 | Jacobus Tuneman Traiect. dioc. |
107 | Gherhardus Custos Traiect. dioc. |
108 | Simon de Amsterdam Traiect. dioc.
Te Keulen ingeschreven na 8 Oct. 1392: Symon Henrici de Amsterdam. Tra. dioc.
|
109 | Dom. Wilhelmus de Gruesbeke, canonicus et the-
saurarius ecclesie S. Servacis Traiectensis Leodiens.
dioc. |
110 | Heynricus Chlenkinger de Groningen Traiect dioc. |
111 | Jacobus Hermanni de Groningen. Traiect dioc. |
112 | Sibrandus Reysegerg de Groningen Traiect. dioc. |
113 | Johannes Dulken de Groningen Traiect. dioc. |
114 | Theodricus de Wye Traiect. dioc. |
115 | Alardus de Wye Traiec. dioc.
114, 115 studenten ook te Keulen, gelijktijdig ingeschreven Schmitz, 12, n0 190. sq.
|
116 | Gerardus Rossum Traiect. dioc. |
117 | Arnoldus Munter Traiect. dioc. |
118 | Johannes filius Johannis de Schonovia Traiect. dioc.
Over Johannes de Schoonhovia, die in 1431 overleed, vinden wij eene rijke lijst van bronnen bij Acquoy, Het Klooster te Windesheim, II. 318 vg.
|
119 | Gerardus Jeger Traiect. dioc. |
120 | Albertus Heyn Traiect. dioc. |
| |
| |
121 | Antonius de Curia, canonicus Davantriensis Tra-
iect. dioc. |
122 | Johannes Beest de Buschoducis Leod. dioc. |
123 | Gerlacus Hemert de Buscoducis Leod. dioc. |
124 | Arnoldus de Horne Leodiens. dyoc. |
125 | Iudocus Gyselberti Traiect. dyoc. |
126 | Gyselbertus Meynhardi Traiect. dyoc.
Te Keulen ingeschreven: Giselbertus filius Meynardi, Traiect. dioc. Schmitz, 14. n0 436.
|
127 | Johannes Euerhardi di Hoerne Traiect. dyoc. |
128 | Petrus Fridgeri de Frisia. |
129 | Everhardus Durkop de Grollis. |
130 | Henricus Johannis de Hastra Traiect. dioc. |
131 | Lubbertus de Heruelo Traiect. dioc. |
132 | Theodricus de Eza Traiect. dioc. |
133 | Hugo Vustync, canonicus Traiectensis et prepositus
Elstensis. |
134 | Johannes de Taxalia Traiectensis. |
| |
1389.
135 | Theodericus filius Johannis de Traiecto. |
136 | Johannes Best Traiect. dioc. |
137 | Petrus de Ghysen, vicarius ecclesie Traiectensis. |
138 | Magister Stephanus Voet Traiectensis dioc. |
139 | Arnoldus Stoep Traiectensis dioc. |
140 | Albertus de Renen, canonicus Dauantriensis et in-
vestitus ecclesie nove curie Beginarum prope Traiectum
extra muros.
Van hem wordt geen gewag gemaakt in de Oudheden en Gest. van Utrecht, 1. 540, waar de kort te voren (1483) door Schout en Schepenen op het Begijnhof buiten de Wittepoort gemaakte verordening wordt medegedeeld.
|
| |
1390.
141 | Johannes Sprunck cler. Traiect. dioc. |
142 | Gherardus Radinc, de Groninghen doctor decretorum.
Zeer juist is de opmerking van Dr. Toepke, dat ten onrechte door Hautz en anderen telkens gesproken wordt van
|
| |
| |
|
‘Gherhardus Radvicus de Groninghen’; vooral mag het bevreemding baren, dat ook de anders zoo nauwkeurige Wund de aanteekeningen, die in de Acta hem betreffen, niet beter ontcijferd heeft. Jammer dat Toepke zelf de gedrukte lijsten der doctoren aan de Universiteit te Praag niet heeft geraadpleegd; daarin toch zijn de vroegste sporen zijner werkzaamheid te vinden. Uit het liber Decanorum facultatis philosophiae blijkt, dat ‘a. 1369 die 29 Aprilis determinavit Gerardus Gröning sub magistro Tordone.’ Voorts ‘a. 1375 d. 18 Februarii Gerardus Gröning incepit in artibus sub mag. H. Woleri.’ Magister geworden, werd hij in 1383 onder de vier examinatoren pro examine baccalariandorum (eenen uit elke natio) gekozen. Ten volgenden jare vinden wij hem in het decanaatsboek vermeld: ‘D. 26 Junii Wolfhardus de Groningen det(erminavit) sub mag. Gerardo de Groningen.’ In 1385 herhaaldelijk: ‘D. 2 m. Julii Bartholomeus Brantel det. sub mag. Gerardo Groening.’ ‘D. 8 m. Octobris Henr. de Alcmaria et H. de Leouardia det. sub. mag. Gerardo Groening.’ Dat hij te Praag doctor decretorum geworden is, leert ons de naamlijst der Heidelberger doctores in altero iure. Herwaarts begaf hij zich in 1390, en hier las hij ordinarie over het Decretum. Lang evenwel is hij te Heidelberg niet gebleven; want reeds in 1393 komt hij als Hoogleeraar te Keulen voor, toen door den Akademischen Senaat de Statuten der medische faculteit werden vastgesteld. Dat hij kort te voren was aangekomen blijkt uit de Matricula van 1393: ‘Magister Gerardus Radinc de Groeninghen, decretorum doctor.’ Schmitz, Matricula Univers. Colon. (1882) 37. Tweemalen heeft hij aan de Keulsche Universiteit het rectoraat bekleed, in 1396 en in 1399. Von Bianco, I. 819, 820. App. 73, 24.
|
143 | Johannes de Aldensale cler. Traiect. dyoc. |
144 | Jacobus de Gronynghen Traiectensis dioc. |
145 | Henricus Compostelle de Traiecto inferiori, bachal.
in iure canonico. |
| |
1391.
146 | Gosswinus de Novomagyo. |
147 | Bernhardus Arnoldi de Leydis. |
148 | Giselbertus de Grosebeke de Nouomaio. |
149 | Johannes Cuben de Ruremunde baccal. Pragens.
in art.
In de Registers der Praagsche Universiteit vond ik tot baccalaureus in artibus in 1384 toegelaten Joannes Juc de Ruremunda.
|
150 | Petrus Moldic de Nouymagio Colon. dioc. |
151 | Theodericus Tengnaghel clericus Traiectensis dioc. |
| |
| |
152 | Hugo Danielis de Antwerpia. |
153 | Johannes Wael, canonicus Traiectensis. |
| |
1392.
154 | Ayllardus de Stauria Traiect. dyoc. |
155 | Jacobus Jacobi de Traiect. superiori. |
| |
1393.
156 | Gosswinus de Hien cler. Traiect. dioc. |
157 | Laurentius Buer cler. Traiect. dioc. |
158 | Heinricus van der Cule cler. Traiect. dioc. |
159 | Nicolaus de Zullis Traiect. dioc. |
160 | Heinricus de Hyen Traiect. dioc. |
| |
1394.
161 | Wermboldus Johannis Traiect. dioc. |
| |
1395.
162 | Fredericus Zvelis cler. Traiect. dyoc. (Eppinghen
de Sweele). |
| |
1396.
163 | Mag. Nycolaus Burrel (de Gandauo), in art. magister
et in medicinis doctor studii Papiensis, Cameracen-
cis dioc.
In ditzelfde jaar 1396 na 8 Oct. is door Lambertus de Euskirchen in de Matricula der Keulsch e Universiteit ingeschreven ‘Dom. Nycolaus Burrel de Gandauo, magister in art. et in medicina doctor.’ Schmitz, 41.
Uit de Acta deelt Toepke (I, 5) mede: ‘Feria quarta post festum Martii (1396) in cappella nostre universitatis … receptus fuit venerabilis vir magister Nicolaus Borrel in medicinis doctor - ut in ea regat et alios actus scholasticos in eadem exerceat’. caet.
|
| |
1397.
164 | Nycolaus de Tuyl Traiect. dyoc. |
165 | Gerhardus Jacobi Vinconis de Leyden Traiect.
dyoc. |
| |
| |
| |
1398.
166 | Johannes de Gronsselt, baccalarius Leodiensis dyoc. |
| |
1399.
167 | Magister Heinricus Wise Traiecttensis dyoc.
In 1400 tot Rector der Universiteit verkozen. In het opschrift van zijn Rectoraat heet hij Wyse. Toepke (I. 68) deelt uit de Acta Univ. de aanteekening mede; ‘Die 16 Febr, 1399 recepti fuerunt in membra universitatis actu regentia singulus tamen eorum in sua facultate, primo venerabilis vir dominus Herm. Poll de Wyenna, magister artium et in medicina doctor studii Papiensis; item magister Heinricus Wyse, in medicina baccalarius, qui et hac ipsa hora, de voluntate et ordinacione domini nostri domini Principis, deputabatur ad domum magistrorum de collegio artistarum presentandus, ut ibidem cum ceteris in artibus laboraret.’
|
168 | Alandus Bom Traiectensis dyoc. |
169 | Ludolfus Wilhelmi de Bomel, eciam (eiusdem)
dyocesis. |
170 | Bernhardus uten Eng, baccal. decretorum, dyoc.
Trayettensis. |
171 | Arnoldns Jacobi de Gorincheim, Traiect. dyoc. |
172 | Arnoldus Reyneri Traiect. dyoc. |
173 | Johannes Michalis Traiect. dyoc.
Michaelis heet hij op de lijst der gegradueerden, in Juli 1400 tot baccal. artium bevorderd. Toepke, I. 69.
|
174 | Johannes Spronch Traiect. dyoc.
‘Io. Spronck, Traiecten. dioc.’ inscript. Matric. Colonia, 1395, tusschen 24 Maart en 28 Juni. Schmitz, 39. Misschien dezelfde die reeds boven op het jaar 1390 voorkomt.
Sprunk wordt hij op straks gemelde lijst genoemd.
|
175 | Godefridus Korf de Driel Traiect. dioc. |
176 | Jacobus Scorken Traiect. dyoc.
Scorr of Schorr Toepke, l.l.
|
177 | Nicolaus de Meyrtin Traiect. dyoc. |
178 | Johannes Hack Traiect. dioc. |
179 | Johannes Hauscheylt Traiect. dioc. |
180 | Henricus de Gulpen Leod. dioc.
Als clericus en decretorum doctor wordt hij vermeld bij zijne verkiezing tot Rector Magnificus der Universiteit 22 Juni
|
| |
| |
|
1409. Iuris canonici doctor eximius heet hij in 1411, toen hij als vicerector Nicolaus Bettenburg tijdelijk had vervangen.
|
181 | Swederus de Zulen (bacc. art.) Traiect. dioc. |
182 | Johannes Dyront Traiect. dioc.
Dyrolt op de lijst der baccalaurei artium 14 Jan. 1401. Met hem werd aan 187 die graad toegekend.
|
183 | Theodricus Heissel Traiect. dyoc. |
184 | Petrus Franckonis de Delff canonicus S. Petri
Traiectensis.
Na 8 Oct. 1397 te Keulen ingeschreven gelijktijdig met Nicolaus Meynardi de Delf ‘Petrus Franconis de Delf, studens in legibus.’ Schmitz, 43.
|
185 | Wllhelmus Johannis de Gorrinheym. |
186 | Theodericus Beick Traiect. dioc.
Beck op de lijst der baccal. art. 10 Jul. 1401. Toepke, I. 71.
|
187 | Theodericus Moer } Traiect. dioc. |
188 | Gerhardus Ammersoden. } Traiect. dioc. |
| |
1400.
189 | Rutgherus de Zantwyc de Tyela. |
190 | Walterus Techse de Bomel. |
191 | Johannes Ryswyc de Noviomayo. |
192 | Wilgerus Goetscalchi (de Nouomagio).
Evenals 189 heeft hij den graad van baccal. art. verworven.
|
193 | Dominus Johannes de Vessem.
Ingeschreven te Keulen in Oct. 1392 ‘Johannes Wessem de Roremunde.’
|
194 | Magister (art. Colon.) Hermannus Dreyne (de Culen-
borch Traiect. dyoc.)
Waarschijnlijk is hij dezelfde, die in 1391 als Hermannus Culenberg (Schmitz, 22) te Keulen werd opgenomen in de studentenrol. Reeds 20 Dec. 1404 werd hij tot Rector der Hoogeschool verkozen, in welke hoedanigheid hij een grooter aantal novicii mocht inschrijven, dan zijne voorgangers en opvolgers.
|
195 | Ysebrandus de Wyringia.
Ysebrandus de Wyringia art. lib. mag. werd 20 Dec. 1419 tot Rector Magnificus der Universiteit verkozen. In het voorjaar van 1420 schijnt hij te zijn overleden; althans werd het beheer overgenomen door Bartholomeus van Maastricht den vicerector.
|
| |
| |
196 | Johannes de Berghis. |
197 | Magister (art. Prag.) Conrardus de Wytstaet. |
198 | Heinricus de Wyringia. |
199 | Alardus de Wyringia. |
200 | Liebertus Nycolai de Woderinchem.
Woldrichem op de lijst der bacc. art. Juli 1403.
|
201 | Jacobus de Gouda (bacc. art. Colon.) |
202 | Heinricus Jonghe de Tyela. |
203 | Arnoldus Derhouen de Arnhem.
Vóór hem gaat Mag. Ludouicus de Busco, magister artium Coloniensis, die als ‘receptus ad universitatem’ onder de leeraren 29 Oct. 1400 voorkomt. Toepke, I. 75.
|
204 | Mag. (art. Paris). Gherardus Brand (de Dauantria).
Zonder twijfel hebben wij hier te denken aan den vermaarden, doch door de Nederlandsche schrijvers over de letterkundige geschiedenis miskenden Gerhard Brant, van Deventer, die onder de hoogleeraren der Universiteit te Heidelberg uit den aanvang der vijftiende eeuw eene niet onaanzienlijke plaats bekleedde en haar op het Concilie te Bazel vertegenwoordigde. Hij was Canonicus S. Andreae te Worms en overleed in 1428. Vgl. Schwab, Syllab. Rector. Universit. Heidelb. I. 37 en Hautz, Geschichte der Universität Heidelberg, I. 277; 279. 283. II. 369. Als Rector werd hij, ‘magister in artibus et in medicina licentiatus’, in December 1409 ‘concorditer per omnes tunc presentes’ verkozen, andermaal in Juni 1418, ten derden male in Juni 1425. Een bloedverwant treffen we later (291) aan.
|
205 | Tytardus de Baftlo de Fresia Colon.) } fratres baccal. art. |
206 | Rodulphus de Baftlo de Fresia Colon.) } fratres baccal. art.
Waarschijnlijk de grootvader van den beroemden Rudolf Agricola, die ook (gelijk bekend is) van 2 Mei 1483 tot zijn dood te Heidelberg vertoefde.
|
207 | Petrus Passaert, canonicus b. Marie Traiectensis. |
208 | Mag. (art. Colon.) Johannes de Orto de Breda. |
209 | Fridericus de Baftlo, baccal. art. studii colon. |
210 | Magister Egidius de Buscoducis. |
211 | Johannes Ittersym Traiect. dyoc. baccal art.
Ingeschreven te Keulen tusschen 23 Maart en 29 Juni 1398. ‘Johannes de Yttersim, clericus Traiectensis dyoc., scolaris in artibus.’
Receptus ad facult. art. 23 Dec. 1401. Toepke, 1. 77.
|
| |
| |
| |
1401.
212 | Magister (in art. Colon.) Nycolaus de Medemblik.
Een Martinus de Medenblik gaat vooraf, zijn naam zij hier uit Toepke I. 77 ingelascht.
|
213 | Magister (in art. Colon.) Albertus Zolleder de
Gronyngen.
Solleder werd 8 April 1401 in de facultas artium onder de magistri regentes opgenomen. Ook Schwab vermeldt hem, I. 28.
|
214 | Henricus de Rees de Traiecto inferiori (baccal.
art. Colon.). |
215 | Petrus Wilhelmi de Woud de Harlem (baccal. art.
Colon.). |
216 | Barthomeus de Woudrichem. |
217 | Magister (art. Colon.) Theodericus Benthem (pre-
bendarius Traiectensis). |
218 | Giselbertus de Lochorst. |
219 | Hugo filius Johannes Symonis de Leydis (bacc.
in art.) |
220 | Thomas Johannes de Schydam. |
221 | Johannes Werfe de Harlem. |
222 | Bernhardus Johannis de Assomdelf. |
223 | Jacobus Nicolai Britonis (de Zelandia.) |
224 | Nicolaus Mauwer de Traiecto. |
225 | Andreas Laurencii de Medenblik. |
226 | Dom Goetscalc us Bomel de Campis.
‘A. 1379 inscriptus Albo Universitatis Coloniensis, studens in iure canonico.’
|
227 | Hinricus Stine de Lewis. |
228 | Petrus Thome de Medenblik. |
229 | Paulus Mackert de Traiecto superiori. |
230 | Mag. Gerhardus Meynoldi de Dauentria.
In 1391 te Keulen ingeschreven: ‘Gerardus Meynaldi de Davantria’. In 1350 was een Gerardus Meinoldi te Deventer overleden. Dumbar, I. 393. Een Mag. Gerardus Meinoldi komt voor ald. I. 370. Vgl. nog Toepke, I. 112, 140, 166. 687, waar van de verrijking der Bibliotheek onder zijn Rectoraat gewag gemaakt wordt.
|
231 | Mag. Gerhardus de Gronyngen. |
| |
| |
232 | Theodericus de Dockum. |
233 | Mag. Hinricus de Gronyngen.
Uit Toepke, I. 85 zij hier bijgevoegd ‘Dom. Hinricus Herdeboel curatus Alcmariensis.’
|
234 | Jacobus Sanders, baccal. in decretis Traiect. dyoc. |
| |
1402.
235 | Theodricus Hase clericus Traiectensis.
‘Haze de Traiecto’ in de lijst der in Juli 1403 tot baccal. art. bevorderden. Toepke, I, 86.
|
236 | Gerhardus Gisberti de Campis cler. Traiect. dyoc. |
237 | Johannes Batenson de Buscoducis cler. dyoc.
Leod.
Uit Toepke I. 78 zij hier ingelascht: Alardus Groet de Herwaerden.
|
238 | Giselbertus Heermann, canonicus S. Petri Traiec-
tensis. |
239 | Guntherus Kemp de Culenborgh.
Even als 248 en 249 d. 27, Jan. 1405 tot bacc. art. bevorderd. Toepke, I. 88, 89, 90. Zoo ook 263.
|
| |
1403.
240 | Ghysbertus de Tyla Traiectensis.
Uit Toepke I. 88 voeg ik hierbij nog Ghiselbertus de Nuwelant, eanonicus b. Marie Thorensis, Leod. dioc.
|
241 | Wilhelmus (Tenstal) de Dauentria, arcium mag.
et medicine licentiatus.
Hij werd professor in de geneeskunde en lijfarts van keurvorst Lodewijk III, in 1405 en 1417 tot Rector der Universiteit verkozen en in 1413 in het collegium congregatorum canonicorum ad s. Spiritum opgenomen. In 1419 is hij overleden. Vgl. Schoenmezel, Tentamen historiae facult. medicae Heidelb-3. - Schwab, Syllabus Rectorum Univ. Heidelb. 1. 30. Reeds was hij magister in artibus, toen hij ‘Wilhelmus ten Stalle’ in het laatst van 1391 in de matricula te Keulen werd opgeteekend. Zie ook Toepke, 98, 131, 689.
|
242 | Dom. Johannes de Montford prepositus Traie-
ctensis. |
243 | Johannes Huberti de Montfort. |
244 | Heinricus de Masch Traiectensis. |
| |
| |
245 | Theodricus Gerhardi de Harlem. |
246 | Wilhelmus Hollander. |
247 | Gerhardus Medenblik.
Baccal. art. 24 Jan. 1406. Toepke, I. 89.
|
248 | Baldwinus Hugonis de Middelburg. |
249 | Egidius de Rivo de Breda cler. Leodiensis. |
250 | Gerbrandus Anshelmi de Monte S. Gertrudis Leo-
diensis dioc. |
251 | Mag. Andreas de Schonhouia, baccal. in me-
dicina, dioc. Traiect. |
252 | Thielmanus de Zulen Traiect. dioc. |
253 | Johannes Passert Traiectensis.
De vermaarde en listige prediker, ‘eloquentis et copiosi sermonis, arguti et subdoli ingenii,’ volgens Petrus Impens, bij Acquoy, Het klooster te Windesheim, II. 114 vlg. 331.
|
254 | Johannes de Monte de Buscoducis. |
| |
1404.
255 | Jacobus Meydinblick cler. Traiect. dyoc. |
256 | Gebehardus Meydinblich cler. Traiect. dyoc.
Bacc. art. 12 Jul. 1406.
|
257 | Theodoricus Amstirdam dyoc. Traiect. |
258 | Dydemannus de Campis Traiect. dyoc. |
259 | Johannes Gelhardi de Traiecto super Mosam. |
260 | Petrus Gelhardi frater suus de Traiecto super
Mosam. |
261 | Gotfridus de Cancro can. b. Marie Traiectensis
Leod. dyoc. |
262 | Johannes Henrici de Borsalia Traiect. dyoc. (mag.
in art.)
[Uit Toepke I. 93 voeg ik hierbij nog Egbertus Petride Hamsterdam. - Johan Hendriks van Borselen werd als A.L. Mag. in de facultas philosophica 2 Aug. 1404 opgenomen.
|
263 | Mag. Jacobus de Oystburch, licentiatus in legi-
bus, presbiter Tornacensis dyoc. |
264 | Jacobus Henrici de Medenblick Traiect. dyoc. |
| |
| |
| |
1405.
265 | Theodericus Nycolai de Meden blick cler. Traiect.
dyoc.
In het tweede halfjaar van 1405 was Willem ten Stal van Deventer Rector der Universiteit. Tot de door hem ingeschrevenen behoort Conrad Tanhauser, kapellaan van het Heidelberger slot. Ten Stal teekent bij diens naam op: ‘nihil dedit propter dominum regem.’
|
266 | Lubbertus Wilhelmi de Amsterdam cler. Traiect.
dioc.
Voor onze naburen mag ik hier nog verwijzen op ‘Arnoldus Joncker de S. Trudone, magister in art. Pragensis, Leod. dyoc., die 26 April 1405 in de fac. phil. werd opgenomen.
|
267 | Nicolaus Johannis Alardi de Amsterdam Traiect.
dyoc. |
| |
1406.
268 | Symon de Horn Traiect. dioc. cleric. |
269 | Nycolaus de Horn Traiect. dioc. cleric. |
270 | Dom. Wilhelmus Ryke, rector eccles. parochialis S.
Remigii in terra de Dalem Leod. dyoc.
Hier zij opgemerkt, dat hij dezelfde is als Wilhelmus Dives de Lyra, die in 1426 en 1427 tot Rector der Universiteit verkozen werd. Den 23 Mei 1427 werd door hem vastgesteld de ‘Forma literarum testimonialium in doctoratu’, afgedrukt bij Hautz, II. 357.
|
271 | Dom. Symon Ottonis de Hese, inuestitus S. Jo-
hannis Traiectensis Leod. dyoc. |
272 | Gerardus Nycolay de Amsterdam cler. Traiect.
dyoc.
Art. baccal. 11 Juli 1407. Toepke, I. 100.
|
273 | Nicolaus Tectoris de Falcomonte Leod. dyoc.
Uit Toepke I, 102 voeg ik hier nog bij ‘Henricus Cusken Leod. dyoc.’ Immers uit de lijst der 15 Januari 1408 bevorderde baccalaurei blijkt, dat hij heette ‘Kuysken de Breda.’
|
| |
1407.
274 | Meynhardus de Alcmaria Traiect. dyoc. |
275 | Thedricus de Hosden Traiect. dyoc. |
276 | Apollonius Leonis de Traiecto inferiori dyoc.
Traiect. |
| |
| |
| |
1408.
277 | Wilhelmus de Gulpen Leodiensis dyoc.
Ingeschreven na 20 Dec. 1407, tot bacc. art. bevorderd 12 Juli 1410. Toepke, I. 106.
|
278 | Dom. Johannes Walteri Traiect. dyoc. |
279 | Nycolaus de Leopardo, cler. Traiectensis Leod.
dyoc. |
280 | Heinricus Bouier, cler. Traiectensis Leod. dyoc.
Uit Toepke I. 107 zij hier nog ingelascht ‘Egidius Metzer de Breda, Leod. dyoc.’
|
281 | M. Johannes de Alcmaria Traiect. dyoc., magister Parisiensis. |
282 | Cocayardus de Brielis Traiect. dyoc.
Coardus heet hij in de Acta facult. philos. 11 Jul. 1409, toen hij tot baccal. art. werd bevorderd. Toepke, Die Matrikel, I 107.
|
283 | Gherardus Velsen Traiect. dyoc.
Felsen, gelijktijdig met den voorgaanden in artibus gegradueerd. Welligt een telg uit het vermaarde adelijke geslacht der Velzens, waarop ook de vóórnaam wijst.
|
284 | Hugo Block de Sirize dioc. Traiect.
Gegradueerd als voren. Toepke, l.l. Gelijktijdig nog Heymericus de Oedercouen de Myerle, cler. Leod. dyoc., waarschijnlijk uit Mierlo, daar hij in de Acta Facult. Philos. Heymericus de Brabantia heet.
|
285 | Theodricus Wyt de Gouda dyoc. Traiect. |
286 | Alardus Arnoldi de Brielis Traiect. dyoc. |
287 | Wilhelmus Noydens de Breda Leod. dyoc. |
288 | Tydericus Tyderici de Breda Leod. dyoc. |
289 | Conrardus de Harlem Traiect. dyoc. |
290 | Johannes de Oersbeck (de Traiecto superiori)
Leodiensis dyoc.
Baccal. art. 27 Jan. 1410. Toepke, I. 108. Nog geeft het Album op dit jaar eene bijdrage tot de kennis van een in Nederland later beroemd geslacht door de vermelding van ‘Johannes Canis de Colonia Colon. dyoc.’ ‘In 1427 (zegt L. Ph. C. van den Bergh) was Johan Canis schepen te Keulen en nog in 1466 vinden wij hem in dit ambt, toen hij wegens een hevig geschil van zijne betrekking ontzet werd.’ Bijdr. voor Vaderl. Geschiedenis en Oudheidkunde. N.R. IV.
|
| |
| |
| |
1409.
291 | Henricus Nicolai Gruter de Vollenho, dioc. Traiect.,
cognatus magistri Gherardi Brant.
Baccal. art. 4 Jul. 1411. Toepke, I. 109.
|
292 | Johannes Auce de Traiecto superiori Leod. dioc. |
293 | Johannes de Harlem, cler. Traiect. dyoc. |
294 | Johannes de Alcmaria, cler. Traiect. dyoc.
Baccal. art. 18 Jan. 1411. Toepke, I. 111. Is hij dezelfde, die, decretis baccalaureus geworden, in 1440 en 1441 aan het hoofd stond der Universiteit te Keulen? Vgl. von Bianco, Geschichte der Universit. Köln, 324.
|
295 | Lambertus de Craken de Ruremunde Leod. dyoc. |
296 | Goiswinus van der Heijden Leod. dyoc.
De afkomst van Maastricht blijkt uit de Acta facult. philos. die hem in Jan. 1412 tot bacc. art. bevorderde. Toepke, I 111'
|
297 | Henricus Lewenberg de Ruremunde Leod. dyoc |
298 | Cornelius Henrici de Weestborn, Traiect. dyoc. |
299 | Johannes Wilhelmi de Veris cler. Traiect-dyoc. |
| |
1410.
300 | Egidius Gylardi de Traiecto superiori Leodiensis
dyoc. |
301 | Heinricus Iohannis de Gauda dioc. Traiect.
Baccal. art. 4 Jul. 1411. Toepke, I. 113.
Het komt mij niet onwaarschijnlijk voor, dat hier de vroegsts vermelding gezocht mag worden van den bekenden Henricus Goudanus, van wien Sweertius Foppens en Walvis gewag maken. Volgens Trithemius ‘in academia tum docendo, tum componendo suo tempore principatum obtinuit et cathedram magisterii promeruit.’ In 1425 werd hij Rector der Universiteit; in 1427 stond Keurvorst Lodewijk hem, nadat hij schriftelijk beloofd had in Heidelberg te blijven, een stipendium van fl. 60 toe, ‘bis er ein Benificium erlangt.’ Meer over hem vindt men bij Gandolfus, De ducentis Augustinia. nis, 160. Kreussler, Progressus facult. philos. Heidelbergensis Universitatis. Mannh. 1764. f. Schwab, I. 47. Fabricii Bibl. medii aevi, ed. Mansi, III. 215. Bij Toepke I, 693 komt een lijstje voor van boeken, quos legavit magister Heinricus de Gouda Universitati. Wanneer de schrijver van het Biogr. Woordenb. der Nederl. VII 314 opmerkt, dat de tijd van zijn overlijden onbekend is, zoo kan bij licht vinden in de aanteekening der Annal. Univers II. 72: ‘Anno domini 1428, XXI0 die mensis Novembris, obiit venerabilis vir magister Henricus de Gouda, sacre theologie professor, ante prandium.’
|
| |
| |
302 | Mathias Symonis de Harlem Traiect. dioc. |
| |
1411.
303 | Johannes (Karcheim) de Driel, cler. Traiect. dyoc.
(bacc. in art. Paris.) |
304 | Theodricus Wijtmen, cler. Traiect. dyoc.
Een Joannes Wijtmen was 1431 Deken te Deventer. Dumbar, Kerk. en Wereldl. Deventer, I. 338.
|
305 | Johannes Petri de Hamsterdam.
De eerste der door den opvolger van Hendrik van Gulpen ingeschrevenen. In Juli 1412 komt hij, evenals 306, 311 en 312, onder de baccalaurei artium voor. Toepke, I. 114.
|
306 | Arnuldus de Gouda Traieçtensis dyoc. |
307 | Hijsebrandus de Gouda Traiectensis dyoc. |
308 | Johannes de Sciedam Traiectensis dyoc. |
309 | Arnestus de Traiecto Traiectensis dyoc. |
310 | Symon de Harlem Traiectensis dyoc. |
311 | Walterus de Casterkum Traiectensis dyoc. |
312 | Petrus de Hamsterdam Traiectensis dyoc. |
313 | Wylhelmus de Schonhouya Traiectensis dyoc. |
314 | Nycolaus de Harlem.
Niet dezelfde komt onder n0. 324 voor. Volgens Toepke was de eerste in Januari 1413, de tweede in Juli 1414 baccalaureus artium geworden.
|
315 | Hugo de Delff cler. Traiect. dyoc. |
316 | Wilhelmus Stampelere de Endouya dyoc. Leo-
diensis. |
317 | Gerhardus de Casterkem dyoc. Traiect.
‘Castricum’, bacc. art. Jul. 1412.
|
318 | Ludolfus Enghusen, cler. Traiect. dyoc. |
| |
1412.
319 | Wilhelmus de Midelburch Traiect. dyoc. |
320 | Colinus de Middelburch Traiect. dyoc.
Hij werd, evenals 322 en 325, in Juli 1413 baccalaureus
artium; zoo ook 326.
|
321 | Judocus de Middelburch Traiect. dyoc. |
| |
| |
322 | Johannes de Harlem Traiect. dyoc. |
323 | Reijnerus de Harlem Traiect. dyoc. |
324 | Nicolaus de Harlem Traiect. dyoc.
Baccal. art. in Juli 1414. Toepke, 117. Zoo mede 330.
|
325 | Wilhelmus de Scoenhouya Traiect. dyoc. |
326 | Johannes Rüter de Middelburg Traiect. dyoc. |
327 | Laurencius Wilhelmi de Harlem Traiect. dyoc. |
328 | Albertus de Enchusen Traiect. dyoc. |
329 | Heinricus de Moseig Leod. dyoc.
Bedoeld is Maaseyk, gelijk ten overvloede blijkt uit de Act. fac. phil. Juli 1416.
|
330 | Nicolaus Spirink de Huesden Traiectensis dyoc. |
331 | Nicolaus de Gauda Traiectensis dyoc. |
332 | Paulus de Gauda Traiectensis dyoc. |
| |
1413.
333 | Wolterus Heinrici de Harlem Traiect. dyoc.
In de eerste helft van dit jaar (na 12 December 1412) was zekere Mag. Bartholomaeus de Traiecto superiore Rector, die nogmaals tijdelijk in 1420 met de waarneming van het bestuur belast werd. Nergens elders heb ik iets over hem mogen ontdekken.
|
334 | Outgherus de Amsterdam Traiect. dyoc. |
335 | Gotfridus de Amsterdam Traiect. dyoc. |
336 | Simon de Amstelredam Traiect. dyoc. |
337 | Fridericus Wibrandi de Midbawout Traiect. dyoc. |
338 | Ysbrandus de Medenblick Traiect. dyoc. |
339 | Jacobus Sittert Leodiensis dyoc.
‘Jacobus de Sittart’ heet hij bij zijne bevordering tot baccal. art. in Jan. 1415.
|
340 | Heynricus de Harlem dyoc. Traiect. |
341 | Egidius de Lapidia Via de Eijck Leodiens. dyoc. |
342 | Reylofus de Remmerzwael dyoc. Traiect. |
343 | Johannes de Remmerzwail dyoc. Traiect. |
344 | Laurentius de Gandauo dyoc. Tornacensis (bacc.
in art. Colon.) |
| |
| |
| |
1414.
345 | Hermannus de Spengen dioc. Traiectensis. |
346 | Petrus Wemeldinghen Traiect. dioc. |
347 | Mathias de Gauda dyoc. Traiect.
Art. baccal. Jan. 1416, nevens 348, 349, 350, 351, 352.
|
348 | Arnuldus de Rutdartdam dyoc. Traiect. |
349 | Ernestus de Oudewater dyoc. Traiect. |
350 | Jacobus de Gauda dyoc. Traiect. |
351 | Petrus Ade de Algmaria dyoc. Traiect. inferioris. |
352 | Alhardus Byensteren de Harderwick dyoc. Tra-
iect. infer.
‘Hederwick’ in de Act. fac. phil. Jan. 1416 (Toepke, I. 123) is bepaald een schrijffout.
|
| |
1415.
353 | Nicolaus de Ordraco cler. dyoc. Tragacensis.
Men leze: de Dordraco en Traiectensis. Het eerste blijkt uit het Register der fac. philosoph. Het laatste is eene bijzondere schrijfwijze van den Rector Conradus Kindlin.
|
354 | Magister Theodoricus de Arnem alias de Höfen
Tragacensis dyoc. |
355 | Johannes de Harlem Tragacensis dyoc. |
356 | Cunradus Ottonis de Traiecto superiori cler. Leod.
dyoc. |
357 | Philippus de Rotterdam Traiect. dyoc. |
358 | Jacobus Berchmaker Traiectensis. |
359 | Rutgherus Berchmaker Traiectensis. |
| |
1416.
360 | Theodricus de Hoymeida cler. Traiectens. dyoc. |
361 | Johannes Hoenreman de Embrica cler. Traiect.
dyoc. (bacc. in art. Erford.) |
362 | Johannes Bruynsfelt de Dottynchen cler. Tra-
iect. dyoc. |
363 | Johannes Nycolai de Middelburg, Traiect dyoc. |
364 | Nycolaus Martini de Middelburg, Traiect. dyoc. |
| |
| |
365 | Andreas Gotfridi de Tricht cler. Traiect. dyoc.
(bacc. in art.) |
366 | Johannes Spaen, canonicus Dauantriensis Traiect.
dyoc. |
367 | Johannes (Alardi de) Sparendam Traiect. dyoc. |
368 | Johannes Wijtman de Swollis Traiect. dyoc. |
369 | Nicolaus (Alardi de) Sparendam Traiect. dyoc. |
370 | Johannes Reyneri de Amsterdam Traiect. dioc. |
371 | Johannes de Werthuszen, canon. S. Martini Em-
brecensis Traiect. dyoc. |
372 | Johannes Lemmalis de Traiect. superiori Leod.
dyoc. |
373 | Petrus Bomer, canonicus eccl. b. Marie Traiectensis
superioris, dyoc. Leod. |
374 | Johannes Ruysch de Mechelinia dyoc. Camerac. |
375 | Johannes Theoderici de Brielis dyoc. Traiect. |
376 | Goswinus Tenwatter de Swollis Traiect. dyoc. |
377 | Seyno Johannis de Swollis Traiect dyoc. |
378 | Nycolaus Sparrendam Traiect. dyoc. |
379 | Jacobus Hoern Traiect. dyoc. |
380 | Henricus Wolff de Swollis Traiect. dyoc. (bacc.
in art. Erford.). |
381 | Wilhelmus Wynter de Lijra Camerac. dyoc. |
382 | Theodoricus Johannis de Monkendam Traiect.
dyoc. |
383 | Otto Burger de Amsterdam Traiect. dyoe. |
384 | Theodericus Sael de Amsterdam Traiect. dyoc. |
385 | Hermannus (Rutgeri) de Swollis, baccal. in art.
Erffordensis, Traiect. dyoc. |
386 | Petrus Tant de Traiecto superiori Leod. dyoc. |
387 | Joannes Günther pastor eccl. in Gulpen dyoc. Leod. |
| |
1417.
388 | Gherardus Loef Traiectensis. |
389 | Wilhelmus de Vlodorp Leod. dioc. |
| |
| |
390 | Jacobus Blide de Zutphania Traiect. dioc. (mag.
in art.) |
391 | Albertus Judoci de Amsterdam Traiect. dioc. |
392 | Henricus Romeri de Amsterdam Traiect. dioc. |
393 | Tidemannus Herbordi de Traiecto inferiori. |
394 | Theodericus Nycolai de Zwollis Traiect. dioc. |
395 | Arnoldus Theoderici de Schonhovia Traiect. dioc. |
396 | Johannes de Hoern Traiect. dyoc. |
397 | Jacobus Johannis de Medenblik Traiect. dyoc. |
398 | Reynerus Beyster de Harderwig, cler. Traiect.
dyoc. |
399 | Helmicus Benting de Hattem, cler. Traiectensis
dyoc. |
400 | Wilhelmus de Algmaria, cler. Traiectensis dyoc. |
401 | Hubertus de Amesfurdia, cler. Traiectensis dyoc. |
402 | Johannes Frode de Swollis, cler. Traiectensis dyoc. |
403 | Jacobus de Gerflyet, cler. Traiectensis dyoc. |
404 | Andreas de Wyringia, cler. Traiectensis dyoc. |
405 | Petrus de Spikenesz, cler. Traiectensis dyoc. |
406 | Henricus de Partigal, cler. Traiectensis dyoc. |
407 | Godfridus Heneflid, cler. Traiectensis dyoc. |
408 | Conradus de Beverwigh, cler. Traiectensis dyoc. |
409 | Baldewynus de Zerixe, cler. Traiectensis dyoc. |
410 | Johannes Wilhelmi de Duuelandia Traiecten-
sis dyoc. |
411 | Otto Gielardi de Traiecto superiori Leodiens.
dyoc. |
412 | Johannes Horn Traiectens. dioc. |
413 | Gerardus de Amersfordia Traiectens. dioc. |
414 | Arnoldus de Delff. |
415 | Johannes Hessel de Delff Traiectens. dyoc. |
416 | Hermannus Westrenen de Amersfordia Traiect.
dioc. |
417 | Johannes de Duuelandia, cler. Traiect. dyoc. |
| |
| |
418 | Gherardus Johannis de Delft, Traiect. dyoc. |
419 | Johannis Schyedam Traiect. dyoc. |
420 | Martinus Johannis Moer de Delff, cler. Tra-
iect. dyoc. |
421 | Wilhelmus Boyen de Buscoducis, cler. Leod. dyoc. |
422 | Petrus Tiderici de aggere S. Martini, cler. Tra-
iect. dioc. |
423 | Symon de Haarlem, cler. Traiect. dioc. |
424 | Petrus Dint de Middelburch, clericus Traiect. dyoc. |
425 | Antonius Reymeri de Middelburch, clericus Traiect.
dyoc. |
426 | Gobbo Jacobi de Gheeruliet, cler. Traiect. dyoc. |
427 | Petrus Heinrici de Rotterdam, cler. Traiect. dyoc. |
428 | Mathias de Gorkem, cler. Traiect. dyoc. |
| |
1418.
429 | Theodericus Bulman de Egmonda Traiect. dyoc. |
430 | Johannes de Schyedam, clericus Traiect. dyoc. |
431 | Johannes Figuli de Breda Leod. dyoc. |
432 | Jacobus Johannis de Amstelredam Traiect. dyoc. |
433 | Johannes (Vogel) de Ruremunda Leod. dyoc. |
434 | Jacobus Nycolai de Monickedam, cler. Traiect.
dyoc. |
435 | Reynerus Nycolai de Monickedam cler. Traiect.
dyoc. |
436 | Matheus Biel de Lyra, cler. Camerac. dyoc. |
437 | Segerus de Medemblick, cler. dyoc. Traiect. |
438 | Jacobus Gribber de Amsterdam, dyoc. Traiect. |
439 | Wilhelmus Hermanni de Amsterdam dyoc. Traiect. |
440 | Nycolaus Hermanni de Amsterdam dyoc. Traiect. |
441 | Nycolaus van der Smitten dyoc. Leodiensis. |
442 | Adam Camp dyoc. Leodiensis. |
443 | Hugo Wilhelmi de Duuelandia dyoc. Traiect. |
| |
| |
| |
1419.
444 | Stephanus Hunerman, cler. Traiect. dyoc. |
445 | Johannes Vogels de Halen, cler. Leod. dyoc. |
446 | Tylomannus de Damasco, canonicus eccl. S. Jo-
hannis Traiectensis dyoc. |
447 | Magister (in art. Paris.) Arnoldus de Tricht, cler.
Traiect. dyoc. |
448 | Johannes de Tricht, eiusdem dyocesis clericus. |
449 | Johannes de Wael (de Traiecto inferiori) cler. eiusd.
dyoc. |
450 | Goswinus de Hufen, alias de Arnem, mag. in
art. et doctor in medicinis. |
451 | Hermannus Ekberti de Amersfordia, cler. Traiect.
dioc. |
452 | Nycolaus Helmer de Amstelredam, cleric. Traiect.
dyoc. |
453 | Wilhelmus Jacobi de Amstelredam cleric. |
454 | Hermannus Lochorst iunior, cler. Traiectensis. |
455 | Gerhardus Tolner de Bergis, cler. Leod. dyoc. |
456 | Jacobus Vertrunen de Gandauo, cler. Treuerens.
dyoc. |
457 | Johannes Wert, cler. Traiect. dyoc., persona in
Groninghen. |
458 | Johannes Terlonghe, cler. Traiect. dyoc. } fratres. |
459 | Gwido Terlonghe, canonicus Leodiensis. } fratres. |
460 | Theodericus de Gouda, cler. Traiect. dyoc. |
461 | Theodericus Laurencii de Gouda dyoc. eiusdem. |
462 | Arnoldus Petri de Gouda dyoc. eiusdem. |
463 | Rumoldus Wiket de Mechlinia, cler. Camerac dioc. |
464 | Nycolaus Adelien de Mechlinia, cler. Camerac. dioc. |
465 | Godefridus Cruyplant de Bruxella, cler. Camerac.
dioc. |
466 | Johannes de Zelandia de Bruxella Leod. Camer.
dyoc. |
| |
| |
467 | Rudolfus de Zelandia de Bruxella Leod. Camer.
dyoc.
Bij Schwab heet hij ‘vir ingenio praestans et clarus eloquio, philosophiae Aristotelicae peritissimus divinarumque literarum studiosissimus, sacrae scientiae dogmata in Academia Heidelbergensi per plures annos explicuit professor eximius. I. 52. In 1442 droeg de Domproost Lodewijk van Ast hem de betrekking van vicekanselier over. In 1642 behoorde hij tot de gedelegeerden der universiteit, die op verzoek van Pius II bij keurvorst Frederik op gehoorzaamheid aan den oppersten kerkvoogd aandrongen. Zijne werken vinden wij bij Trithemius opgesomd. Driemalen heeft hij de universiteit als rector bestuurd, Dec. 1432-Jul. 1433, Jun.-Dec. 1448, Jun.-Dec. 1456.
|
468 | Nycolaus de Camp, can. b. Marie Traiectensis, cler.
Traiect. dyoc. |
469 | Magister Johannes de Huenen dictus de Arnhem,
bacal. formatus in theologia Parisiensis, dyoc. Traiect. |
470 | Gisbertus de Spangen, cler. dyoc. Traiect. |
471 | Arnoldus Groy, licentiatus in legibus, Leodiensis
dyoc. |
472 | Franco Roempot, cler. Leod. dyoc., magister in art.
Paris. |
| |
1420.
473 | Eimericus Groy, cler. eiusdem dyoc. |
474 | Marcus de Leydis, baccal. in art. Coloniensis, Tra-
iect dyoc. |
475 | Theodricus de Castricom Traiect. dyoc. |
476 | Mauricius de Leydis Traiect. dyoc. |
477 | Thomas de Rotterdammis Traiect. dyoc. |
478 | Johannes de Leydis Traiect. dyoc. |
479 | Jacobus de Bloca de Mechelingia, Camerac. dioc. |
480 | Raso de Gandauo al. de Wynckel, cler. dioc.
Traiect., bacc. in art. Colon. |
481 | Petrus de Mechelingia dioc. Cameracensis. |
482 | Johannes Wael de Medenblick, cler. Traiect. dioc. |
483 | Wilhelmus Bathsz de Amsterdam, Traiect dioc. |
| |
| |
| |
1421.
484 | Dom. Clemens scholasticus in Zijthart, Leod. dyoc. |
485 | Johannes de Myddelborch Traiect. dyoc. |
486 | Tydericus (de) Lynden Traiect. dyoc. |
487 | Nycolaus (Hotacker) de Turnout, Camerac
dyoc. (bacc. art. Colon.) |
488 | Johannes Nycolai de Amsterdam dyoc. Traiect. |
489 | Peregrinus Arnoldi de Amsterdam dyoc. Traiect. |
490 | Alardus de Wiringhen, baccal. in legibus, Tra-
iect. dyoc. |
491 | Johannes Bernhardi de Amsterdam Traiect. dioc. |
492 | Wilhelmus Gerardi de Leidis Traiect. dyoc. |
493 | Waltherus de Beemda de Antwerpia. |
494 | Egidius de Hosden. |
| |
1422.
495 | Gyselbertus de Traiecto superiori. |
496 | Christianus de Traiecto superiori. |
| |
1423.
497 | Sibertus Herkenbusch de Roremunda Leod. dyoc. |
498 | Rummoldus de Mechlinia Camerac. dyoc. |
499 | Johannes Villici de Mechlinia Camerac. dyoc.
Gelijktijdig nog Johannes A. de Mechelinia en kort daarna Johannes de Mechlinia. In 1432 werd tot Rector der Univerteit verkozen ‘Johannes (Tryver) de Mechlinia, Art. Mag., baccalaureus formatus sacre theologie.’ Schwab, 152. Toepke, I 190.
|
500 | Symon Harlem, cler. Traiect. dioc. |
501 | Hugo de Harlem, cler. Traiect. dioc. |
502 | Martinus de Amsterdam, cler. Traiet, dioc. |
503 | Mathias Huberti de Weert, cler. Leod. dyoc. |
504 | Johannes de Amsterdam, cler. Traiect. dyoc.
Kort daarna ontmoeten wij in het Album een ‘Johannes Sceppere de Lovannio’, waarschijnlijk vermaagschapt aan de Vlaamsche en Overijsselsche familien van dien naam.
|
| |
| |
| |
1424.
505 | Augustinus de Steyne, mag. arcium Parisiens. li-
centiatus in bus, cler. Traiectensis. |
506 | Nicolaus de Amstelredam, cler. Traiect. dioc. |
507 | Albertus de Dordracho, (bacc. in art.) cler. Tra-
iect. dyoc.
‘In 1527 telde de school te Heidelberg Albertus van Dordrecht onder hare studenten, die er een tractaat van Augustinus afschreef.’ Moll, II. 290.
|
| |
1425.
508 | Symon Melis de Traiecto superiori dyoc. Leod.
In ditzelfde jaar kwamen vele Belgische kloosterlingen naar Heidelberg. Ik merk op:
Fr. Johannes Kemmer monasterii Tongherlensis ord. Premonstr.
Fr. Petrus Divitis monasterii Grynbergensis ord. Premonstr.
Fr. Johannes de Horst monasterii Tongherlensis eiusd. ord.
Fr. Ludewicus de Loen monasterii Tongherlensis eiusd. ord.
Nycolaus de Locn, cler. Leodiensis dyoec.
|
509. | Petrus Kellener de Traiecto superiori dyoc. Leo-
diensis. |
510 | Andreas Buzer de Traiecto superiori. |
511 | Jacobus de Brilis dyoc. Traiect. |
512 | Symon de Brilis dyoc. Traiect.
Uit Toepke I. 168 voeg ik hierbij nog Johannes Grunevelt en Johannes de Valle, beiden uit Maastricht.
|
513 | Udo de Arenhem dyoc. Traiect. |
514 | Henricus de Castro de Traiecto superiori dyoc. Leod. |
| |
1426.
515 | Aemilius Tiderici de Amstelredam, cler. dyoc.
Traiect. |
516 | Johannis Bartholomaei de Amstelredam, cler.
dyoc. Traiect. |
517 | Ludwicus de Azmarijs, canonicus Andwerpiensis. |
518 | Mathias de Amstelredam, cleric. dyoc. Traiect. |
519 | Nycolaus de Amstelredam, cleric. dyoc. Traiect. |
520 | Petrus de Amstelredam, cleric. dyoc. Traiect. |
| |
| |
521 | Symon de Leydis, baccal. in iure canonico Colo-
niens. cler. Traiect. dioc.
Hoe Schwab (Syllabus, I. 48) er bij komt, dezen tot een canonicus Coloniensis te maken, is mij onverklaarbaar.
|
522 | Wilhelmus de Noet, clericus Camerac. dyoc. |
523 | Johannes de Alcmaria, cler. Traiect. dioc. |
| |
1427.
524 | Mag. Petrus de Mera, praepositus Embricensis,
Traiect. dyoc.
Is hij dezelfde, die in 1414 op het Concilie te Constanz den bisschop en het kapittel van Utrecht vertegenwoordigde en later deken van St. Pieter werd? Zie Moll, Kerkgeschied. II. 1. 369. Aan hem werd 22 Oct. 1428 door Paus Martinus V opgedragen, om met de proosten van S. Andreas en B. Mariae ad Gradus te Keulen de vereeniging der kapittels van Neuss en van Windesheim voor te bereiden. Acquoy, Het klooster te Windesheim, III. 288.
|
525 | Swederus Clueting, cler. Traiectensis. |
526 | Jacobus Amsterdam, cleric. Traiectensis.
Conventuaal van Zevenborren, die dertien jaren socius van den Rector geweest is en in 1457 overleed. Van Slee, De kloostervereeniging van Windesheim (Leid. 1874.) 221. Acquoy, Het klooster te Windesheim, III. 215.
|
527 | Pelegrinus Amsterdam, cleric. Traiectensis. |
528 | Johannes de Breda, mag. Parisiensis et doctor in
medicina Bononiensis. |
| |
1428.
529 | Johannes Hermanni de Amstelredam, cler.
Traiectensis. |
530 | Nycolaus Alberti de Traiecto inferiore, cler. Con-
stantiensis. |
531 | Wilhelmus Voecht, cler. Traiect. dioc. |
532 | Reynerus de Oest de Traiecto superiore, cler. Leod.
dioc. |
| |
1429.
533 | Henricus de Zelandia dioc. Camerac. |
534 | Johannes van der Braek Traiectensis dioc. |
| |
| |
| |
1430.
535 | Gwilhelmus Elden de Arnem Traiect dioc.
De Rector, die zijn naam inschreef, was Bartholomeus de Herckenroije de Sancto Trudone. Schwab (Syllab. I. 51) heeft zich veel moeite gegeven, om te bewijzen, dat diens naam moet geschreven worden Herkenwijc. Terecht is deze meening bestreden door Toepke, I. 185. Bij zijne gronden kan nog gevoegd worden, dat ook uit St. Truijen afkomstig was de prior der abdij van Tongerloo Willem van Herckenroye, die prior generaal der Windesheimsche congregatie geworden is en omstreeks 1625 de sterkbezochte Latijnsche school gesticht heeft. Vgl. Acquoy, Windesheim, II. 188. 169. III. 88. 319.
|
| |
1431.
535 | Albertus Alardi de Brugis, cler Tornacensis dyoc. |
536 | Heinricus Tinctoris de Bommel cler. Traiect. dioc. |
537 | Jacobus Aemsterdam filius Johannis. |
| |
1432.
538 | Jacobus Herlem de Hollandia. |
| |
1437.
539 | Johannes de Werua cler. Traiectensis dioc. |
| |
1439.
540 | Cornelius de Brilis dioc. Traiect. |
| |
1441.
541 | Nycolaus de Traiecto inferiori, cler. dyoc. Traiect. |
542 | Arnoldus de Fimo, can. ecclesie b. Virginis Tra-
iectensis superioris. |
543 | Adrianus Arnoldi de Zelandia, cler. dyoc. Traiect. |
| |
1443.
544 | Jacobus Drieghe de Gandavo, cler. Tornac. dyoc. |
| |
1444.
546 | Johannes Alberti de Traiecto inferiori. |
547 | Gerhardus de Tyla, cler. dyoc. Traiect. |
| |
| |
| |
1445.
548 | Johannes Runnen de Buscoducis, cler. Leod. dioec.
In dit jaar vind ik 21 Jan. bij Toepke nog vermeld Gotschallczus de Cimiterio, canonicus s. Servacij Traiectensis, Leodicensis dyoc., in die S. Agnetis.
Petrus Yuonis de Alcmaria dyoc. Traiect.
Voorts in 1446: Petrus Haghen de Lovanio.
Eindelijk in 1447; Theodricus de Vinaria, Johannes Vinck en Georgius Vinck, allen uit het bisdom Luik.
|
| |
1448.
549 | 6 Sept. Simon de Amsterdam dioc. Traiect.,
art. mag. Colon.
In 1453 vinden wij hem onder de eerste examinatores in via antiqua of Thomistica nevens zijn stadgenoot Herwicus en twee andere aanhangers derzelfde richting, in de Acta facultatis vermeld. Hautz, I. 306.
Gelijktijdig met hem werd ingeschreven ‘Bertholdus de Steenwick, art. magister Coloniensis et baccalaureus in decretis Lovaniensis.’ Waarschijnlijk uit Steenwijk afkomstig.
|
| |
1451.
550 | Arnoldus Monikedam, ord. Cisterc. professus in
Nouo campo, theologie professor. |
| |
1452.
551 | Giszpertus (Klinckart de) Delft Traiect. dyoc.,
bac. in art. Colon. |
552 | Theodricus Amsterdams Traiect. dyoc. |
553 | Theodricus Delft dyoc. Traiectensis. |
554 | Herwicus de Amsterdammis, mag. (in art.) Co-
loniensis, baccalareus s. theologie formatus.
Driemalen stond deze Herwicus aan het hoofd der Universiteit. Eerst als ‘in sacra theologia licentiatus’ Dec. 1458-1 Jun. 1459. Andermaal ‘sacre theologie professor’ Dec. 1468 - Jun. 1460. Ten derden male Jun.-Dec. 1473. Reeds in 1453 komt hij onder de verkozen examinatores in via antiqua voor. Eene niet onbeduidende rol vervulde hij in het tegen Johannes van Wesel gevoerde proces wegens ketterij, door Ullmann breedvoerig toegelicht. Vgl. Hautz, I. 306, 328, 332, 347.
|
555 | Theodricus Arnem, cler. Traiect. dyoc. |
556 | Petrus Brucken de Sitthart, cleric. Leodiensis dyoc. |
| |
| |
557 | Reinherus Brucken de Sitthart, cleric. Leodien-
sis dyoc. |
| |
1453.
558 | Hilbrandus de Monikedam, clericus Traiect. dyoc. |
559 | Nicolaus Petri de Heemszkerce.
‘Hemskerk’ in de Registers der fac. phil., baccal. art. viae antiquae 17 Mei 1454.
|
560 | Baldewilus de Amstardammis, magister arcium
Coloniensis, cler. dyoc. Dragetensis. |
561 | Johannes de Delf dyoecesis Dragetensis. |
562 | Mag. Theodericus Polman de Venraid, arcium
magister Coloniensis et baccal. formatus (s. theologie). |
563 | Thomas Sonck de Horn, cler. Traiect. dyoc. |
564 | Jacobus Mann de Leydis, cleric. Traiect. dioc. |
| |
1454.
565 | Theodericus Amsterdam, cler. Traiect. dioc. |
566 | Cornelius Guesz, cler. Traiect. dioec., bacc. in. art.
Colon. |
567 | Wilhelmus Gusz, cleric. Traiect. dioec. |
568 | Magister Heinricus Gloedinghen, cler. Traiect.
dioc. promotus Lovanie. |
569 | Nicolaus de Hamsterdammis Traiect. dioc. |
| |
1455.
570 | 1 Febr. Ghisberthus Reyneri de Hamsterdam,
cler. Traiect. dyoc. |
571 | 1 Febr. Johannas Erici de Amsterdam, cleric. Tra-
iect. dioec., bacc. in art. Colon. |
572 | 1 Febr. Theodericus Symonis de Amsterdam,
cler. Traiect. dyoc. |
573 | 28 Mart. Johannes Lamberti de Amsterdammis, cler.
dyoces. Traiect. |
574 | 7 Maii. Nycolaus Allardi de Amsterdamisz, cleric.
dyoc. Traiect. |
| |
| |
575 | 7 Maii. Giesbertus Lamberti, cler. dyoc. Traiecten-
sis de Amszerdams. |
576 | Barboldus Gerhardi dyoc. Traiectensis de
Amszerdamsz. |
577 | Andreas Gerhardi dyoc. Traiectensis de
Amszerdamsz. |
578 | Amilius Petri de Amszerdamsz dyoc. Tra-
iectensis. |
579 | Johannes Hugonis de Amszerdamsz dyoc.
Traiectensis. |
580 | Ludolfus Eberhardi de Amszerdamsz dyoc.
Traiectensis. |
581 | Johannes Johannis de Amszerdamsz dyoc.
Traiectensis. |
582 | Heynricus Gisberti de Amszderdamsz dyoc.
Traiect. |
583 | 4 Jul. Johannes Arnoldi de Monekedam Traiect.
dyoc. |
584 | 11 Aug. Bartholomeus Petri de Amsterdammis Tra-
iect. dioc. |
585 | Theodericus Gisberti de Amsterdammis
Traiect. dioc. |
586 | Johannes Reineri de Amsterdam Traiect.
dioc. |
587 | Johannes Cornelii de Amsterdammis Tra-
iect. dioc. |
588 | 19 Dec. Petrus Sibrandi de Amsterdammis Tra-
iect. dioc. |
| |
1456.
589 | 1 Junii. Mag. Coloniensis Wesselius Goszfort
de Grunningen Traiect. dyoc.
Den 23 Juni daaraanvolgende werd Wessel Gansfort door de facultas philosophica als magister aangenomen. Toepke, I. 285 leest hier Wesselus. Vgl. Moll, Kerkgesch. van Nederl. II. 2. 290.
|
590 | 3 Junii. Magister Nycolaus de Amsterdamisz, pro-
motus Colonie. |
| |
| |
591 | 30 Junii Johannes Cornelii de Ruymerswael, cler.
dyoc. Traiectensis. |
| |
1457.
592 | 20 Jul. Fr. Adrianus Brodeloes conventus Antwer-
piensis. |
593 | 22 Jul. Wilhelmus Symonis de Gure, cler. Traiect.
dioc. |
594 | 26 Julii Petrus Johannis (de) Brilis, cler. Traiect.
dioc.
Misschien behooren hier ook vermeld te worden Rynerus Iharici (Iarichs?) en Johannes Vulgar ‘de Grunynghen’.
|
595 | 21 Sept. Cornelius de Guere cler. Traiect. dyoc.
Ghure, baccal. art. viae antiquae 10 Juni 1459. Toepke, I. 289.
|
596 | 22 Nov. Petrus Petri de Amsterdammis, cler. Tra-
iect. dyoc. |
| |
1458.
597 | 29 Mart. Gerardus Inchusen, cler. Traiect. dioc.
(bac. in art. Colon.)
In de registers der philosophische faculteit heet hij (Toepke, I. 291) ‘Erhardus de Enckhusen’.
|
598 | 8 Maii Nicolaus Johannis (Dyman) Traiect. dioc. |
599 | 8 Maii Symon Symonis (Diert) Traiect.
dioc. |
600 | 8 Maii Johannes Cornelii de Goere Traiect. dyoc. |
601 | Simon Gueree dyoc. Traiect. |
602 | Dom. Johannes Brunig de Monikedam, cler.
Traiect. |
603 | 11 Oct. Theodricus Delff dioc. Traiectensis. |
604 | 30 Oct. Isbrandus Wilhelmi de Amsterdammis
dioc. Traiectensis. |
605 | 30 Oct. Nicolaus Erhardi de Amsterdammis
dioc. Traiectensis. |
| |
| |
606 | 30 Oct. Nicolaus Symonis de Amsterdammis dioc.
Traiectensis. |
607 | Johannes Petri de Wesop de Amsterdammis dioc.
Traiectensis. |
608 | 30 Oct. Rudolphus Heinrici de Traiecto. |
609 | 30 Oct. Gortfridus Arnoldi de Amsterdammis
dioc. Traiecto. |
610 | 30 Oct. Jacobus Gerhardi de Amsterdammis dioc.
Traiectensis. |
611 | 30 Oct. Nicolaus Gisberti de Amsterdammis dioc.
Traiectensis. |
612 | 12 Nov. Paulus de Blesia de Traiecto superiori.
cler. Leod. dioc. |
| |
1459.
613 | 30 Apr. Nycolaas (Johannis de) Edam, dyoc.
Traiectensis. |
614 | m. Maio Martinus Lap de Wesop Traiectensis
dyoc. |
615 | m. Maio Petrus Amsterdammis dyoc. Traiectensis. |
616 | m. Maio Wilhelmus Jacobi de Dordraco, baccal. in
art. Colon., Traiect. dyoc. |
617 | m. Maio Jacobus Gherardi de Brilis. |
618 | 18 Oct. Johannes Johannis de Gues, cler. Tra-
iectensis dyoc. |
| |
1460.
619 | 16 Mart. Wilhelmus Delfft de Holandia dyoc.
Traiect. (bacc. in art. Colon.) |
620 | 29 Maii Heinricus Tollener de Roremunda. |
| |
1461.
621 | 29 Jul. Gerhardus Wilhelmi de Amsterdamsz. 29 Jul. Nicolaus Lamperti de Amsterdamsz.
|
| |
| |
|
29 Jul. Johannes Johannis de Amsterdamsz.
29 Jul. Heinricus Petri de Amsterdamsz. |
| |
1462,
622 | 29 Jul. Nicolaus Pauli de Harlem dioc. Traie-
ctensis. |
| |
1466.
623 | 21 Jul. Hainricus Grönigen de Frisia, cleric.
Traiectensis inferioris.
Waarschijnlijk dezelfde, die als Frater Henricus Groninghen in 1481 is ingekleed als Windesheimsche koorbroeder, volgens de in een HS. der Koninklijke Blibliotheek te 's Gravenhage voorkomende lijst. Vgl. Acquoy, Windesheim, III. 270.
|
| |
1467.
624 | Paulus de Amsterdammis dioc. Traiect. |
| |
1468.
625 | 5 Jul. Hugo Nicolai de Gouda, cler. Traiectensis
dyoc. |
| |
1476.
626 | 18 Sept. Arnoldus de Amsterdamm dioc. Traie-
ctensis. |
627 | 18 Sept. Gisbertus de Amsterdamm dioc. Traie-
ctensis. |
| |
1479.
628 | 25 Oct. Fr. Nicolaus de Swollis conuentus ordi-
nis predicatorum. |
| |
1484.
629 | 4 Nov. Johannes Kanter de Groningen dioc. Tra-
iectensis. |
| |
1487.
630 | 16 Mart. Fr. Heinricus de Cimiterio de conventu
Buscoducensi ordinis predicatorum. |
| |
| |
| |
1500.
631 | 8 Apr. Simon de Schneg Friso. Waarschijnlijk:
de Sneek. |
| |
1501.
632 | 10 Oct. Fridericus Rorda Leuardiensis Traiectensis
dioc. |
| |
1513.
633 | 14 Jan. Fr. Johannes Barel conventus Busciducensis
dioecesis Leodiensis ordinis predicatorum. |
| |
1519.
634 | 29 Maii. Jodocus Montis dioc. Traiectensis. |
| |
1521.
635 | 18 Apr. Joannes Sybrandi Rorda ex Lewardia
dioc. Traiect.
Bij Toepke: Sibrandirorda.
|
| |
1522.
636 | 11 April. Fr. Godefridus Sithart, theologie licen-
tiatus Lovaniensis, ord. predicatorum ex con-
ventu Traiectensi superiori. |
| |
1534.
637 | 25 Sept. Arnoldus Dye Wael dioc. Traiect. |
| |
1538.
638 | 11 Maii. Heinricus Procusius Zutphaniensis dioc.
Traiectensis. |
639 | 29 Aug. Gotfridus Bogel a Vendlo dioc. Leodi-
ensis. |
| |
1542.
640 | 30 Oct. Joannes ab Achelen Antverpianus dioc.
Leodicensis. |
| |
| |
| |
1543.
641 | 1 Oct. Robertus Bege Daventriencis Traiect. dioc. |
642 | 6 Nov. Franciscus Freysz de Schwatz Traiect.
dioc. |
| |
1545.
643 | 21 Mart. Petrus Alopetius, alias Vos, Zirizeus Tra-
iectensis dioecesis.
Petrus Alopetius alias Vos. Zou deze behoord hebben tot hetzelfde geslacht der Vossii alias Alopecii, dat in de zestiende eeuw te Roermond was gevestigd? Joannes Vossius sive Alopecius (de eerste, van wien De Crane in zijne Oratio de Vossiorum Juniorumque familia gewag maakt) werd geboren, toen de hier vermelde reeds zijne studiën had voltooid. Van dezen (den vader van den beroemden Gerardus Johannis) vermeldt hij uitdrukkelijk: ‘ab anno aetatis tertio et vicesimo animum ad Theologiae studium applicans, primum in Academia Heidelbergensi summos audiverat sacrae disciplinae doctores, deinde ecclesiae in illa dioecesi curam in se susceperat.’ Toch heb ik zijn naam in de Matricula vruchteloos gezocht. Wel komt hij als Alopicius voor in het Leidsche album 5 Mei 1578. Vgl. Meursii Athen. Batav. 268. Schotel, Kerkelijk Dordrecht, I. 91. 199 vlg. Een Rudolphus Alopecius uit Deventer studeerde in 1533 te Marburg.
|
| |
1546.
644 | 16 Oct. Antonius Schorus, Hochstratanus, dioc.
Leod.
Antonius Schorus. De Jaarboeken der Heidelbergsche Hoogeschool leeren ons vele bijzonderheden kennen betreffende dezen man, ‘qui primus incorruptam pandere viam ad Latinitatem veram adgressus est,’ gelijk Morhofius in zijn Polyhistor getuigt. Hij was een der eerste leeraars aan het paedagogium te Heidelberg en reeds in 1546 door den Keurvorst tot Professor Rhetorices benoemd. Groot waren de diensten, die hij aan het onderwijs bewees. Doch in 1550 beging hij de onvoorzichtigheid van een tooneelspel ‘Eusebeia sive Religio’ geheeten door zijne leerlingen binnen 's kamers te doen vertoonen, waarin Karel V en zijne Grooten waren aan de kaak gesteld. Een streng onderzoek werd ingesteld. Schorus nam de vlucht eerst naar Pforzheim, vervolgens naar Straatsburg, eindelijk naar Lausanne, waar hij reeds in 1552 overleed. Hij, die het leven en het bedrijf van dezen merkwaardigen man wil leeren kennen, vergenoege zich niet met de berichten bij Valerius Andreas en Bayle, maar raadplege tevens Wundt, Progr. Me-
|
| |
| |
|
morabilium Ordinis Philosophici Heidelbergensis partem secundam exhibens (Heidelb. 1783) p. 18. Hautz, Lycei Heidelbergensis Origines et Progressus (Heidelb. 1846) p. 41-49. Hautz, Geschichte der Neckarschule in Heidelberg (Ald. 1849) p. 32.
|
645 | 16 Oct. Georgius Cassander Brugensis, dioecesis
Tornacensis.
Georgius Cassander. In meer dan een opzicht is deze inscriptie merkwaardig. Vooreerst om de bijvoeging Brugensis, die toch we! niet zijns ondanks zal zijn opgeteekend, en stellig beteekent, ‘uit het land van Brugge’. Cassander toch was 24 Augustus 1513 te Pitthem geboren. Ten andere om het bericht, dat hij in 1546 te Heidelberg vertoefde, wat geen zijner talrijke biografen geboekt heeft. Na in 1532 tot Magister in artibus te zijn bevorderd (volgens Calkoen in de tweede helft van het jaar 1533), zag hij zich in 1541 tot het onderwijs in zijne vaderstad geroepen: van dat tijdstip breidde zich zijn roem als grondig beoefenaar der oude letteren heinde en ver uit. Doch kort van duur was zijn verblijf in Vlaanderen, en het edict van 1540 had ten gevolge, dat hij eene woonplaats moest zoeken, waar hij tegen vervolging wegens zijne godsdienstige overtuiging zich veilig achten kon. Met zijn vriend Cornelis Wouters begaf hij zich op reis. In het voorjaar van 1542 kwam hij te Keulen, waar hij 22 September in het Album der Universiteit werd ingeschreven; hier woonde hij eerst bij Graaf Hendrik van Neuenaer, later bij den Kleefschen Kanselier Hendrik van Baers, genaamd Oleyschlägcr. Kort daarna zien wij hem tijdelijk te Straatsburg ten huize van Paulus Fagius, ‘cum Argentinae ad tempus versaretur, ut Fagium Hebraicas literas privatim profitentem audiret.’ En zoo zal hij ook tijdelijk te Heidelberg verblijf hebben gehouden. Eerst in 1549 schijnt hij zich voor goed te Keulen te hebben gevestigd. Vgl. J.M. Assink Calkoen, Spec. Georgii Cassandri vitae atque operum narrationem exhibens. Amst. 1859. Ennen, in de Allg. D. Biogr. IV. 59. Biogr. nation. (Belge) III. 365. Schulte, Lit. des canon. Rechts. III. A. 628. De monografie van A.C. Th. Friedrichs, Georgii Cassandri vita et Theologia (Gott. 1855. 4.), een bekroond geschrift, was niet ter mijner beschikking.
|
646 | 16 Oct. Hieronymus Cobbelgiers, Antverpiensis,
dioc. Cameraecensis.
Hieronymus Cobbelgiers. Uit Antwerpen was eveneens de 18 November deszelfden jaars ingeschrevene Egidius Franciscus geboortig. In 1547 volgden hen nog de Antwerpenaar Hermannus en de Gentenaar Cornelius Walterus.
|
| |
| |
| |
1551.
647 | 18 Dec. Aggaeus Titus phrisius dioeces. Traie-
ctensis.
Bij Toepke Tirus. Een der eerste predikers der Hervorming hier te lande. Den 10 Januari 1567 werd Cornelia Spaensz uit Utrecht gebannen, omdat zij Aggaeus en nog een ander predikant gehuisvest had. Marcus, Sentent. en Ind. 28. Waarschijnlijk is hij dezelfde, die als Aggaeus van Hempens voorkomt bij Lorgion, Geschiedenis van de Kerkhervorming in Friesland, 73.
|
648 | 18 Dec. Regnerus Alberda phrisius Groningensis
dioeces, Traiectensis.
Regnerus Alberda. Reynt Alberda was een der eerste Hervormden in Groningen en moest in 1567 uit die stad de wijk nemen. Twee jaren later werd hij door den bloedraad ingedaagd, gebannen en met beslag op zijne goederen gestraft. Zijne lotgevallen en bedrijf zijn algemeen bekend. Ook de roem zijner geleerdheid is door velen verbreid, inzonderheid door zijne stadgenooten en beroemde hoogleeraren der Groninger Akademie, Emmius en Huningha.
|
649 | 18 Dec. Bartho Haythes phrisius Groningensis
dioeces. Traiectensis. |
650 | 18 Dec. Conradus Conradus phrisius Groningensis
dioeces. Traiectensis. |
| |
1552.
651 | 10 Mart. Pinardus Alberda, Phrysius Groningensis
Traiect. dioeces.
Pinardus Alberda Bij Toepke: Durardus Alborda.
|
652 | 31 Dec. Joannes Cral, de Harlem civitate Holan-
diae oriundus, dioeces. Ultraiect.
Bij Toepke: Joannes Gal en Utricensis.
|
| |
1553.
653 | 29 Jul. Nicolaus a Starkenburg, frisicus Gro-
ningensis, dioec. Monasteriensis. |
| |
1554.
654 | 1 Oct. Cornelius van der Mill.
Cornelius van der Mill. Hier treffen wij de gebroeders van der Myle aan, zonen van den koningsgezinden Dortschen
|
| |
| |
|
burgemeester Aert van der Myle. Cornelis werd (drie jaren na de inscriptie te Heidelberg) door Philips II tot Bailluw van Strijen, later tot schout van Gouda aangesteld; hij overleed in 1605 te Leiden. Zijne eerste gade was de dochter van Joachim Hopperus. De tweede, Adriaan, in 1538 geboren, werd reeds 14 April 1564 raad extraordinair in den Hove van Holland en volgde 3 April 1565 Quintijn Weytsen als gewoon raadsheer op; in het laatst van 1584 werd hij op den Voorzitterstoel geplaatst. Zijn leven en bedrijf is door menige pen beschreven. Ook is het bekend, dat hij in 1573 nogmaals de Neckarstad bezocht en door de keurvorst Frederik III op vriendschappelijke wijze werd ontvangen.
|
655 | 1 Oct. Adrianus van der Mill, fratres ex Dor-
draco dioec. Traiect. |
656 | 1 Oct. Heinricus Dobius, Amsterdamianus dioec.
Traiectensis. |
| |
1557.
657 | 9 Aug. Justus Velsius Haganus, medicinae et
philos. doctor.
Justus Velsius. ‘Haga - Frisius, excellentissimus me‘dicus’ heet hij bij Ayrmann, De peregrinis in Hassia professoribus, 14. Alzoo niet uit den Haag, maar, evenals Haring Suffridus Sinnama, in het dorp Heeg geboren. Ik meen dit gevoelen te moeten volhouden, ook nadat mijn vriend Sepp, in zijne keurige verhandeling over dezen geleerde beslist te kennen gaf: ‘'s Gravenhage is de geboorteplaats van Justus Velsius geweest. Hij zelf noemt zich Haganus’, Kerkhistorische Studiën (Leid. 1885. 8) 93. Over zijn verblijf te Heidelberg zijn uitvoerige berichten medegedeeld door Büttinghausen, in zijne Beiträge zur Pfälzischen Geschichte, I (Mannh. 1776) 277-282. Talrijk zijn de schrijvers, die over zijn leven bijzonderheden bekend maakten, maar nergens trof ik iets aan over de Epistola Justi Velsii Hagani ad Rectorem et professores Academiae Lugduno-Batavae, die gevonden wordt in den Cod. Actor. II. 78. Vreemd is het, dat men in het Alg. Biogr. Woordenboek der Nederlanden 's mans naam vruchteloos zoekt.
|
658 | 15 Nov. Volcerus Westerwolt.
Volcerus Westerwolt. Hij en zijn broeder Arnold waren gesproten uit de oude familie Addinga van Westerwolde. Hunne zuster huwde den onwaardigen zoon van Regnerus Praedinius. Beiden hadden de Universiteiten te Keulen en Leuven bezocht: beiden treffen wij nogmaals aan onder de te Heidelberg in 1570 ingeschreven studenten. Volkert was in 1595 Rector der latijnsche school te 's Graven-
|
| |
| |
|
hage, in 1598 in gelijke betrekking te Deventer, zooals blijkt uit de onderteekening der voorrede zijner uitgave van het Grammaticae Latinae a Phil. Melanchthono conscriptae et a Jac. Micyllo locupletatae Compendium; cum integra syntaxi eiusdem auctoris et adiecto libello de prosodia, waarbij nog eene aanprijzing van den Zwolschen Rector Petrus Browerus gevoegd is. Nog maakt Revius (Dav. illustr. 559) melding van zijn Carmen eucharisticon op de heldendaden van Prins Maurits, gevoegd achter Caroli Galli Comment. in Apocalypsin, welk werk aan den Prins was opgedragen. Vgl. Alg. Biogr. Woordenb. d. Nederl. XX. 149.
|
659 | 15 Nov. Arnoldus Westerwolt, frisii Gronin-
genses.
Arnoldus Westerwolt. Te Genève in 1559 als student ingeschreven.
|
| |
1558.
660 | 27 April. Livinus Braun Delphius Hollandus. |
661 | 31 Oct. Henricus Smetius Alostensis, Me-
dic. bacc.
Henricus Smetius. Bijgenaamd a Leda, geboren te Aalst in Vlaanderen, 29 Juni 1536 (niet 1537, zoo als Joecher in v. schrijft). Hij studeerde te Leuven, Rostock en Heidelberg, verwierf zich in 1561 te Bologna de waardigheid van Doctor in de Geneeskunde en werd in 1573 lijfarts van Frederik III, Keurvorst van de Palts. Na het overlijden van dezen vestigde hij zich in Frankrijk, doch keerde onder Johan Casimir naar de Palts terug. Met roem nam hij de betrekking van Hoogleeraar in de Medicijnen eerst te Neustadt aan de Haardt, later te Heidelberg waar; ter laatstgenoemder plaatse is hij 15 Maart 1614 overleden. Vgl. Melch. Adami Vitae Medicor. 421, en J.H. Andreae, De quibusd. eruditor. luminibus, et Palatinatum et Belgium docendo illustrantibus (Heidelb. 1774. 4.) I, 26. Laatstgenoemde heeft ook zijn grafschrift medegedeeld in Monumenta Heidelb. continuata, 16. Talrijk zijn de door hem uitgegevene zoo medische als philologische werken. Vgl. hierna, No. 174.
|
| |
1559.
662 | 6 Febr. Stephanus Sylvius, pastor Leourdiae Fri-
siae Occidentalis.
Stephanus Sylvius. Eene merkwaardige bijdrage tot het leven van den bekenden Stephanus Sybrandi Sylvius, omstreeks het jaar 1507 te Wijnjeterp in Opsterland geboren. Suffridus Petri, die zijn leven vrij uitvoerig beschrijft, meldt niets van zijn verblijf te Heidelberg,
|
| |
| |
|
maar zegt: ‘Floruit maxime circa annum Christi 1556.’ Wel was het uit Brucherus bekend, dat Sylvius te Heidelberg de doctorale waardigheid had erlangd, maar thans blijkt, dat hij na Februari 1559 van Leeuwarden naar Groningen, als predikant aan de St. Maartens-Kerk, is vertrokken. Ter laatstgenoemde stede overleed hij in 1567. Nu wordt het duidelijk, dat Sylvius, om de vervolgingen van Lindanus te ontgaan, Leeuwarden heeft verlaten en zich naar Heidelberg begeven, dat tijdens zijn verblijf aldaar eerst Regnerus Praedinius te Groningen is overleden (10 April 1559), daarna het onderzoek van Lindanus naar de leer van Stephanus heeft plaats gehad, en deze vervolgens zich te Groningen in de bovengenoemde betrekking heeft gevestigd vóór Juni 1559. Vgl. Charterb. v. Vriesl. III. 468, Suffr. Petri, de Script. Fris. 156-158. Gabbema, Verh. van Leeuwarden, 400 vlg. Oudheden en Gestichten van Vriesland, I. 355. Brucherus, Gesch. der Herv. in Gron. 135. P. Hofstede de Groot, Gesch. der Broederenkerk te Gron. 115. E.J. Diest Lorgion, Geschiedenis der Kerkhervorming in Friesland, 30-34.
Zijn verblijf te Heidelberg gaf aanleiding tot eene der meest opmerkelijke voorvallen, die wij in de jaarboeken der Universiteit lezen. Als hij naar den doctoralen graad dong, bestond de Godgeleerde Faculteit uit de Hoogleeraren Tilemannus Heshusius en Petrus Boquinus. Beiden namen aan het gevorderde examen deel en verklaarden hem waardig om tot de promotie te worden toegelaten. De stellingen, die hij zou hebben te verdedigen, werden door eerstgemelden godgeleerde ontworpen, doch zij waren zoo ingericht, dat èn de Roomsch-Katholieken èn de Zwinglianen zich daardoor beleedigd mogten achten. Sylvius weigerde. Heshusius, verwoed over deze ongehoorde stoutmoedigheid, verlangde de toelating tot de promotie weer te zien ingetrokken. Doch Boquinus was overtuigd, dat dit met gezonde rechtsbeginselen onbestaanbaar was. Zoo was de faculteit niet bij machte een besluit te nemen, en moest de zaak aan de beslissing van den Rector Magnificus worden onderworpen. De edele geneesheer Thomas Erastus bekleedde destijds die betrekking. Hij besliste ten voordeele van Sylvius en zijne uitspraak werd door den Akademischen Senaat volkomen bekrachtigd. Boquinus werd nu als promotor aangewezen en de doctorale graad werd aan Sylvius plechtig toegekend. Vruchteloos waren de pogingen door Heshusius bij de Hooge Regeering aangewend, om het genomen besluit te doen vernietigen; op mannelijke wijs verdedigde Erastus bij den Keurvorst de genomene beslissing. Doch de wrok bleef voortleven in de ziel van den wraakgierigen aanklager, en in 1570 trof Erastus de kerkelijke ban. Hij was beschuldigd van samenspanning met Sylvanus en anderen, die van Arianisme verdacht waren. De promotie van Sylvius was het voorspel van de kerkelijke beweging, die den 13 December 1572 met het onthoofden van den ongelukkigen Sylvanus op het marktplein te Heidelberg eindigde.
|
| |
| |
663 | 19 Feb. Gerardus Gardirius Geldrus. |
664 | 20 Feb. Eberhardus ab Olst Geldrus. |
665 | 11 Junii. Bernardus Rudolphus Frisius.
Bernardus Rudolphus. Later predikant te Jemgum, in 1581 door het drijven van Ligarius weggezonden en te Bingum beroepen. Meinders, II. 157.
Onder de tijdgenooten van Sylvius en Rudolphus, die in ditzelfde jaar werden ingeschreven door den Rector Johannes Geyselbachius, verdienen opmerking:
Vitus Bolantus, J.U.D. Illustr. Princ. Dni Ottonis Henrici a consiliis.
Tilemannus Heshusius Vesaliensis Theol. Doct.
Caspar Olevianus Trevirensis Jur. Doct.
Matthaeus Rychinger Flander Art. Mag.
|
| |
1560.
666 | 22 Feb. Petrus Colonius Gandavus, minister verbi.
Petrus Colonius, zoon van Mr. Willem Colonius, advokaat en rentmeester der domeinen te Gent, en Magdalena van Wijmersch, vriend van Calvijn en Beza, predikant te Metz. Hoe hij reeds in 1560 te Heidelberg is gekomen, toen hij nog te Metz arbeidde, weet ik niet; wel is het bekend, dat hij in 1564 naar de Neckarstad vluchten moest en daar tot hoogduitsch predikant beroepen werd. Polyander heeft hem herdacht in de lijkrede op Lud. de Dieu. Vgl. behalve Vrolikhert en W. te Water, Haag, La France protestante, IV. 7 vlg., en over zijne vrouw, Sara Ackerman, Becius bij Pijper, Jan Utenhove, XLVII.
|
667 | 9 Nov. Arnoldus ab Honselaer Buranus. |
| |
1561.
668 | 14 Maii Joannes Bolyander Gandavus Flander.
Joannes Bolyander. Men leze: Polyander. Zijn zoon, de beroemde Leidsche Hoogleeraar, schrijft in een brief van 1 Aug. 1634 (Alg. Biogr, Woordb. d. Nederl. XV. 392): ‘Il est certain que feu mon père m'a dict en ma jeunesse, qu'il estait de l'ancienne et noble race de ceux de la maison dite Van den Kerchoven, originellement de Gand.’ De vader moest met zijne vrouw Christina van Houten in 1569 Metz verlaten en de wijk nemen naar de Paltz. In 1571 werd hij predikant te Emden, waar hij in 1573 als scriba der synode werkzaam was. Vgl. Meinders, Oostfr. Kerkgeschied. II 13 vlg.
|
669 | 11 Aug. Joannes generosus Baro dominus a Scha-
gen et Buchorn, Holandus.
Joannes generosus Baro dominus a Schagen et Buchorn. Men leze: Burghorn. De oudere Jan van Schagen had de
|
| |
| |
|
beide heerlijkheden vereenigd. De jongere, hier vermeld, was de zoon van Willem van Schagen en Elisabeth van Bronkhorst, geboren in 1544, overleden 22 Feb. 1618. Met Oldenbarnevelt was hij zeer bevriend.
|
670 | 11 Aug. Reinholdus a Freibergen, Harlemensis,
illius praeceptor. |
671 | 11 Aug. Hermannus ab Heidt, Montensis, illius
famulus. |
672 | 20 Nov. Eckius Jelsemus phrysius.
Eckius Jelsemus. Als vermaarden tijdgenoot verwijs ik hier op Zacharias Ursinus Vratislaviensis. Tweemalen vind ik vermeld Otto ab Hoevel, nobilis Westphalus, illustriss. Friderici Electoris a consiliis.
|
| |
1563.
673 | 23 April. Feyo Seckinge ex Frisia.
Feyo Seckinge. Zoon van Johan Seckinghe, later gehuwd met Oedt Gayckinga, dochter van Albert Gayckinga te Zuidhorn. Stamboek van den Frieschen Adel, I. 172. II. 110.
|
674 | 14 Maii. Sixtus a Bottinga Frisius.
Sixtus a Bottinga of Syds van Botnia, zoon van Jarich van Botnia en N. Sternstera, gehuwd in 1571 met Teth Douwesd. Douma van Oenema, Grietman van Wijmbritseradeel, stierf 20 Maart 1615. Vgl. Te Water, Verbond der Edelen, II. 270. Stamboek, I. 45. II. 40.
|
675 | 14 Maii Ludolphus Poterus Frisius.
Ludolphus Poterus. Kan deze niet dezelfde zijn als Lud. Potterus, uit Groningen, die als Rector van de Latijnsche school te Alkmaar in 1615 overleed? Deze wordt echter in het Alg. Biogr. Woordenb. d. Nederl. XV. 451 Ludovicus genoemd. Doch in datzelfde Woordenboek was hij XV. 447 reeds met zijn juisten naam vermeld, en daar werd ook gewezen op de uitgave van Kiliaan's Etymologicon Teutonicae linguae, Alcmariae 1605. 8. Een exemplaar met eigenhandige aanteekingen van Ger. Io. Vossius bezit de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde.
|
676 | 14 Maii Regnerus Trellemius Frisius. |
677 | 21 Maii Hubertus Honius Antverpiensis. |
678 | 21 Maii Joannes a Midachten Daventriensis. |
| |
| |
679 | 12 Aug. Lambertus Pithopaeus Daventriensis Art.
Mag. ex Paedag. Acad.
Lambertus Pithopaeus. Eigenlijk Lambertus Helmius Pithopaeus, geboren te Deventer in 1535, in 1563 docent aan het Paedagogium te Heidelberg, in 1565 Professor Latinae Linguae. Gelijktijdig met Smetius hield hij den roem der school te Neustadt staande, en met dezen keerde hij naar Heidelberg terug. Hij overleed in 1596. Vele bouwstoffen voor zijn leven vindt men in Melch. Adami Vit. Philosoph. 190. Revii Dav illustr. 369, 491, 538 vgl. Wund, Facult. Philos. Heidelb. Memorabilia, II. 36 vlg. Andreae, de quibusd. erudit. luminib. I. 14 vlg. Dezelfde, Conatus historico-literarius de illustri Palat. gymnas. Heidelbergensi, 9 vlg. Specilig I. 6, II. 6 vlg. Schwab, Syllab. Rector. Magnif. Univ. Heidelb. I. 145 vlg. Flad, Tentamina prima de statu literario et eruditis, qui in Palatinatu floruerunt (Heidelb. 1761) 21. Saxii Onomastic. III. 651. Hautz, Lycei Heidelbergensis origines et progressus (Heidelb. 1846) 91-07, 108-110. 119. Dezelfde, Geschichte der Neckarschule in Heidelberg. (Ald. 1849.) Dezelfde, Die erste Gelehrtenschule reformirten Glaubensbekenntnisses in Deutschland (Ald. 1855) 5-12. 19. 27-33. 39. 42. 46.
|
680 | 17 Maii. Joannes Stapenius, Traiectensis, ob pau-
pertatem gratis inscriptus. |
681 | 31 Maii. Christianus Bonte Lewardiensis. |
682 | 29 Aug. Franciscus Unia Leovardiensis.
Franciscus Unia. Waarschijnlijk de zoon van Ritscke van Unia, die later Drost van Genemuiden was, en Margaretha van der Marck. Dat hij ongehuwd gestorven is, leert ons het Stamboek van den Frieschen Adel, I. 385. Vgl. II. 267. Hoe komt de zoon van den ijverigen katholiek en koningsgezinde te Heidelberg?
|
683 | 4 Sept. Nicolaus Colff Gorkumensis. |
| |
1565.
684 | 28 Apr. Hubertus Sturmius Eifflius.
Hubertus Sturmius. Belangrijk mag deze aanwijzing genoemd worden, omdat betrekkelijk weinig van den Leidschen Hoogleeraar Hubertus Sturmius bekend is. Dat hij te Heidelberg onder Zanchius, Ursinus, Boquinus en Tremellius studeerde, wisten wij uit Meursius, Athen. Bat. 257. Maar wanneer? Paquot (Mémoires, VII. 255) teekent bij het jaar 1578 aan: ‘Il ne put étudier à Heidelberg au delà de cette année, les professeurs Calvinistes en ayant été chassés pour faire place aux Luthériens’. Te Leiden is hij dan ook 7 Juni 1578 ingeschreven als Min. verbi.
|
| |
| |
685 | 6 Jun. Taco Hemstra Frisius.
Taco Hemstra. Heerschip van Kimswert, gehuwd met Jelst van Bonga, stierf in 1617. Het Latijnsche grafschrift op hen beiden is nog in de kerk te Kimswert aanwezig, en luidt aldus:
Heic Taco, quem noris, Hemstra est situs, heic cubat uxor
Gellia Bonga, fide carus uterque Deo.
Moribus hic placidis fuit, haec quoque moribus iisdem
Atque bono clarus stemmate uterque fuit.
Vixit uterque Deo dum vixit, at inde senecta
Aret uterque gravis, mox nece uterque cadit.
Sic sit vita tibi, ut, cum mors venit aspera, mortem
Non timeas, constans sed moriare fide.
In een gedicht van Gellius Snecanus, ald. 154, worden genoemd
‘- Taco et Feyo: quos stemmate ab Heemstra
Jure sodalitii commemorare decet.’
|
686 | 6 Jun. Sixtus Galama Frisius.
Sixtus Galama. Moet wel Sicke van Galama zijn, de zoon van Tonis van Galama en Cnier Douwerd. van Jousma, Stamb. I. 118. Dat hij in den krijg is omgekomen, lezen wij ald. II. 76.
|
687 | 22 Jun. Petrus Lansbergius Limburgensis. |
688 | 19 Aug. Laurentius Vomelius Stapert, Phry-
sius.
Laurentius Vomelius Stapert. Waarschijnlijk de zoon van den beroemden Frieschen regtsgeleerde Cyprianus Vomelius a Stapert, die destijds lid van het Rijkskamergerigt te Spiers was. Van hem zegt Suffr. Petri, De Script. Frisiae, p. 373: ‘Uxorem habuit Sibricam filiam Marci Sicconis, celeberrimi per Frisiam Capitanei. Ex qua filium procreavit Laurentium Vomelium a Stapert, J.U. Doctorem et Judicii Imperialis Camerae advocatum et procuratorem, cujus insigni diligentia, industria ac fide multi Principes, multae provinciae ac civitates longe lateque toto imperio nituntur.’
|
689 | 22 Sept. Johannes Hovius Antverpiensis. |
690 | 4 Oct. Bartholomaeus Angularius Gandavus. |
691 | 22 Oct. Johannes Huisingius Frisius Gronin-
ganus. |
692 | 25 Oct. Menso Alting Frisius Groninganus.
Menso Alting. Den 9 November 1541 te Eelde geboren en te Keulen onderwezen, ging hij tot de partij der Hervorming over, studeerde te Heidelberg en werd aldaar als pre-
|
| |
| |
|
dikant toegelaten in 1566. Vgl. behalve zijn leven door Ubbo Emmius beschreven, de werken aangehaald bij Roijaards, Geschiedenis der Hervorming in Utrecht, 229. Geen wonder, dat hij bij Tjaden, Das gelehrte Ostfriesland, II. 338, ‘in der That einer der Stifter der Niederländischen Unruhen’ heet. Hij was de zoon van den Groninger gezworene Rudolf Alting en had zeven zonen, die allen in de geschiedenis van Oostfriesland en de Paltz bekend zijn. Den 7 October 1612 is hij overleden en in de Groote Kerk te Emden begraven.
|
693 | 25 Oct. Oliverius Bockius Alostensis.
Oliverius Bockius. Reeds den 9 October 1562 was hij, onder den Decanus Boquinus, onder de studenten der Godgeleerdheid opgenomen. Hij was de eerste Rector van het Heidelberger Paedagogium. De Fasti der Hoogeschool leveren merkwaardige bouwstoffen voor eene geschiedenis zijner werkzaamheden; in vele opzigten stond hij boven zijne tijdgenooten, en daarom had hij met de leden der philosophische Faculteit een zwaren strijd te verduren. Intusschen kan men over hem vgl. Alting, en Miegii Monument. pietatis (Frf. 1701. 4) 194. Quir. Reuteri Jubilaeus primus Collegii Sapientiae Heidelb. (1606. 4) 162. J.H. Andreae, Conatus historico-literarius de illustri Gymnasio Heidelbergensi, (Ald. 1764. 4.) 10 vlg. Dezelfde, De quibusdam Eruditor. luminib. 1. 15 vlg. Hautz, Lycei Heidelb. origines, 97, 116, 118, 120, 122 Dezelfde, Die erste Gelehrtenschule, 3-18, 23, 50-57, achter welk werkje ook het geheele bezwaarschrift der Artisten-Faculteit is afgedrukt. Eene merkwaardige bijdrage tot het leven van Olivier Bock levert de Historie ende gesciedenisse van de verraderlicke gheuanghenisse der vromer ende godtsaligher mannen, Christophori Fabritii, Dienaer des Goddelicken woordts binnen Antwerpen, ende Oliverii Bockij, Professeur der Latijnscher sprake in de hooge ende vermaerde schole van Heydelbergh. Hantw. 1582. 12. Vgl. Serrure, Vaderl. Mus. IV. 291. De beide eerste drukken waren in 1564 en 1565 verschenen; eene Fransche vertaling had Guido de Bray in 1566 geleverd, volgens L.A. van Langeraad, Guido de Bray, 60.
|
694 | 11 Nov. Martinus Lydius.
Martinus Lydius. Het was bekend, dat hij achtereen volgens te Ilfeld in het Stolbergsche, te Tubingen en te Heidelberg onderrigt genoot. Onjuist is evenwel het berigt in het Alg. Biogr. Woordenb., dat hij, na te Ilfeld onderwezen te zijn, zijne letteroefeningen te Tübingen onder het opzigt van Michael Neander voortzettede; want Neander was Rector te Ilfeld en heeft zich nooit te Tübingen gevestigd: daar was Martinus Crusius de leidsman van Lydius. Te Heidelberg is hij korten tijd na zijne aankomst onder de leeraren van het Collegium Sapientiae opgenomen; toch zal hij nog wel eenigen tijd de voorlezingen van Zacharias Ursinus en andere beroemde mannen hebben bijgewoond.
|
| |
| |
695 | 7 Dec. Udo Detelefius Frisius. |
696 | 22 Dec. Alexander le Blond Antverpiensis. |
| |
1566.
697 | 18 Apr. Johannes Folkersheimer Frisius.
Joannes Folkersheimer. Dat hij uit Oostfriesland afkomstig is, leert het Album der Natio Germanica aan de Universiteit te Orleans, waar in 1555 is ingeschreven Ulricus Folckersheimer Frisius Orientalis. Bij Schwab, 128, heet hij Dolkersheimer.
|
698 | 20 Apr. Gerhardus Hamonius Geldrus. |
699 | 22 Maii Johannes de Beunynck Hagensis. |
700 | 24 Maii Bartholdus Schuringa Frisius. |
701 | 24 Maii Leonardus Papma Frisius. |
702 | 29 Maii Hinricus Riconis Frisius. |
703 | 2 Maii Matthaeus Lannoius Antverpiensis. |
704 | 12 Aug. Casparus Gent Geldrus.
Caspar van Gent werd in 1574 predikant te Ridderkerk, vanwaar hij in het volgende jaar naar Leiden vertrok. Hier komt hij als V.D.M. eerst 18 Maart 1578 in het Album voor. De betrekking van eersten hoogleeraar in de Hebreeuwsche taal, waartoe hij benoemd was, schijnt hij slechts korten tijd te hebben waargenomen, daar zij reeds in Juli van laatstgenoemd jaar aan Hermannus Renecherus werd opgedragen. Siegenbeek, Gesch. d. Leijdsche Hoogesch. II. Toev. en Bijl. 55. De gissing, in het Alg. Biogr. Woordenb. d. Nederl. in v. voorgedragen, dat hij van Gent in Vlaanderen afkomstig was, wordt door ons album weêrsproken; waarschijnlijk alzoo wordt Gent in Over-Betuwe door dezen naam aangewezen. Dat echter Arnhem zijn geboorteplaats geweest is, leert het Leidsche album uitdrukkelijk. In het Leidsche passieboekje wordt hij vermeld als predikant te Brugge in 1579. Vgl. Janssen, Kerkhervorminq te Brugge, II. 287, 328.
|
705 | 24 Sept. Jacobus Commelinus Gandensis.
Jacobus Commelinus. Hij was een broeder van den Heidelbergschen boekdrukker Hieronymus Commelinus. Uit den bundel gedichten, die hij in 1568 in het licht zond, was reeds bekend, dat hij te Gent was geboren.
|
706 | 7 Oct. Johannes Nicasius Frisius.
Johannes Nicasius. Als predikant te Borsum in Oost-Friesland woonde hij in 1578 met Menso Alting en anderen het gesprek met de Mennonieten te Emden bij. In 1589 of 1590 werd hij predikant te Groothuizen. Hij was voorzitter der eerste Kerkvergadering in Drenthe, 11 September 1600 ge-
|
| |
| |
|
honden. Magnin, Kerkelijke geschiedenis van Drenthe, 197. Dat hij predikant te Appingadam zou geweest zijn, durf ik niet bevestigen.
|
707 | 18 Oct. Oricus Doyhemius Frisius.
Oricus Doyhemius. Bij Schwab, 128: Doyheimer. Zie hier het bewijs, dat de Raadsheer in den Hove van Friesland, in de Naamlijst als Diderik vermeld, Orick of Orck heette. De gissing, in het Stamboek, II. 6 voorgesteld, is nu volkomen bevestigd. Is hij 5 September 1549 met Lysbeth Nicolai gehuwd, zoo moet de onze wel hun oudste kind geweest zijn. Hij zelf trouwde Doedt Hesfeld van Aysma, en was de vader van Orck van Doyem, die later voorkomt.
|
708 | 29 Oct. Hermannus Vanitzer Groninganus. |
709 | 30 Oct. Johannes Reugher Groninganus. |
710 | 30 Oct. Ballo Froma Groninganus. |
711 | 30 Oct. Hayco de Nantzum Groninganus.
Hayco de Nantzum. Een Wijlcko de Nantzum vind ik bij Westendorp, t.a.p. 63.
|
712 | 30 Oct. Jibbo Aldrynga Groninganus.
Jibbo Aldrynga. Bij Schwab, 128: Ibbo. Een Jonkheer Jebbo Aldringa, schepper van Aduarder Zylvest, komt voor bij Feith, Archief (1634) IV. 22, 28. De onze is welligt degeen, die, Heer tot Feerwerd en Ezinghe, Franscke van Canninghe, wed. Rengers, huwde. Stamb. I. 76.
|
713 | 30 Oct. Henricus Artopaeus Embdanus.
Henricus Artopaeus. Waarschijnlijk een broeder van den bekenden Rudolphus Artopaeus, die eveneens te Emden geboren was. Zie N. 141 der lijst van Genève.
|
714 | 30 Oct. Wolbertus Teleconius Frisius.
Wolbertus Teleconius. Bij Schwab, 128, wordt gelezen Telcomius.
|
715 | 11 Nov. Bernhardus Reidanus.
Bernhardus Reidanus. Rotermund maakt in zijn Aanhangsel op Joecher's Gelehrten-Lexicon, VI. 1632 melding van zijn werkje: Epitome Juris Civilis ex libris Pandectarum et Codicis. Colon. 1565. 8.
|
716 | 11 Nov. Sebaldus Vuerdanus. |
717 | 30 Nov. Gisbertus Ens Frisius.
Gisbertus Ens. Zijn zoon Johannes Gisberti komt voor als predikant te Foudgum c.a. bij Columba, 98. Ontwijfelbaar wordt door deze aanteekening de emendatie bij N. 28 der lijst van Genève voorgedragen.
|
| |
| |
718 | 10 Dec. Menelaus Ompteda Groninganus.
Menelaus Ompteda. Zijn grootvader, Menold Ompteda, gehuwd met Rencke Aulsema, komt voor bij Feith, Archief, II. 137.
|
719 | 10 Dec. Hermannus Boningius Groninganus.
Hermannus Boningius. Bij Schwab, 128, heet hij Bonnigius.
|
720 | 10 Dec. Rembartus Aelzema Frisius.
Rembartus Aelzema. Bij Schwab, 128, leest men Aeckema.
|
721 | 10 Dec. Luderus Huinga Frisius. |
722 | 10 Dec. Rodolphus Landius Frisius. |
723 | 13 Dec. Mauritius Frese Frisius.
Mauritius Frese. Bij Schwab, 128, wordt hij Fresse genoemd. Ongetwijfeld uit Oostfriesland. Uit hetzelfde geslacht was afkomstig de bekende Regtsgeleerde Nicolaus Gerlach von Freese, die lid van het Rijkskamergerigt te Spiers werd, alsmede Johann Conrad Freese, Kön. Preuss. Kriegs-Commissar in 1796.
|
| |
1567.
724 | 19 April. Habbo Aldringa Groninganus.
Habbo Aldringa komt in het midden der 16e eeuw voor bij Tjaden, Gelehrtes Ostfriesl. I. 223. Ook de hier vermelde zal wel behoord hebben tot het geslacht von Nesse.
Rector was in dit jaar 1567 Sigismundus Melanchton Brettensis, Philos. et Medic. Doct. et Prof.
|
725 | 19 April. Mello Froma Groninganus.
Mello Froma, Tedde Froma, Jacob Froma, Ballo Froma worden vermeld op de naamlijsten van slagtoffers der beroerten bij Westendorp, t.a. pl. 48, 54, 63. Ook in Feith's Archief komen verschillende personen van dat geslacht voor.
|
726 | 25 April Nicolaus Cater Groninganus.
Nicolaus Cater. Bij Schwab, 129, heet hij Crater.
|
727 | 26 April Petrus ab Alst Antverpiensis Juris Li-
cent.
Petrus ab Alst. Reeds in het volgende jaar is hij tot Hoogleeraar in de regten te Heidelberg benoemd, welke betrekking hij tot 1577 bekleed heeft. Hem was het onderwijs der
|
| |
| |
|
Instituten opgedragen, terwijl Bertholdus Redlich den Codex, Nicolaus Dobbinus de Pandecten verklaarde. In 1573 trad Hugo Donellus te Heidelberg als opvolger van den overleden' Redlich op. Vgl. Acta sacr. saecul. Acad. Heidelb. (Heidelb. 1787. 4.) 237. In 1568 was hij ook tot J.U.D. bevorderd, blijkens de Annal. MSS. IX. 61. Uit diezelfde Annales (XI. 39 v.) lezen wij aangaande zijn vertrek in 1577 het volgende. ‘D. Rector monebat Senatum sibi D. Petrum Alostanum significasse, quod cogitet, rebus suis ita ferentibus, hinc discedere et posthac inservire Illustr. Principis Electoris sanctae memoriae viduae.’ Zie Wundt, De origine et progressu Facultatis Juridicae in Academia Heidelbergensi, IV. (Heidelb. 1781) 15.
|
728 | 7 Maii. Bartholomaeus Mercator Lovaniensis.
Bartholomaeus Mercator. Hij was de zoon van den beroemden aardrijkskundige Gerard Mercator, en, toen hij te Heidelberg kwam, 27 jaren oud. Reeds vroeger had hij zich bekend gemaakt door zijne Notae in Sphaeram Io de Sacrobosco, geographiae atque astronomiae rudimenta suggerentes, te Keulen in 1563 uitgegeven. Hij overleed reeds in 1568.
|
729 | 17 Mai. Joannes Hildebrand Frisius. |
730 | 28 Mai. Joannes Winbergen Geldriensis.
Ongetwijfeld is hij, of de later onder n. 742 vermelde, de vermaarde Geldersche afgevaardigde ten Staten-Generaal Johan van Wijnbergen, zoon van Wichman van Wijnbergen, wiens lof door Hooft is verkondigd. Hij overleed in 1602.
|
731 | 30 Mai. Jelgerius Feytzma Frisius nobilis.
Jelgerius Feytzma. Bij Schwab, 129, Jielgerius Feytzma geheeten, was de zoon van Hessel van Feytzma, van wien Te Water spreekt, II. 395. III. 529, en van Habel van Offenhuizen. Beide ouders overleefden hem. Zie voorts over hem Frisia Nobilis, 101, Scheltema Staatk. Nederl. I. 349. Stamboek van den Frieschen Adel, I. 114. II. 74, Sminia, Naaml. der Grietm. 315.
|
732 | 30 Mai Valerius Hannya Frisius nobilis.
Valerius Hannya. Door Schwab, 129, Fallerius Hannya genoemd; Valerius schijnt eene vertolking van Gale te zijn. Vgl. Stamb. van den Fr. Adel., I. 143. Te Water, II. 447.
|
733 | 30 Mai. Gerardus Teethlum Leovardiensis.
Gerardus Teethlum. Wij vinden hem vermeld als echtgenoot van Ansk van Auckema, Stamb. v.d. Fr. Adel. I. 28.
|
| |
| |
734 | 9 Junii Johannes Bramius Frisius.
Johannes Bramius. Welligt dezelfde Dr. Joannes Bramius, die voorkomt bij Feith, Archief, III. 167. Later ontmoeten wij een Joannes Barmsche. Misschien een zoon van Thomas Bramins, die in de eerste helft der zestiende eeuw predikant te Emden was. Meiners, I. 218.
|
735 | 9 Junii Edelhardus Priccard Frisius. |
736 | 9 Junii Egidius Clericus Fornacensis. |
737 | 23 Junii Alardus Franekeranus Frisius.
Alardus Franekeranus. Bij Schwab, 129, Allardus Franckan geheeten, was welligt een zoon van Henricus Alardus of Allardus, die onder de onderteekenaars van het Verbond der Edelen voorkomt. Deze woonde te Le euwarden. Te Water, II. 147.
|
738 | 13 Nov. Baptista Valuanus Antverpiensis. |
739 | 23 Nov. Hildebrandus Petri Groninganus. |
740 | 4 Dec. Petrus Wesembecius, |
741 | 4 Dec. Joannes Wesembecius, fratres Antverpienses.
Petrus Wesembecius. Deze beroemde regtsgeleerde was 5 Mei 1546 te Antwerpen geboren en is den 27 Augustus 1603 te Coburg overleden. Hij heeft te Jena (1579), Wittenberg (1587) en Altorf (1591) het Hoogleeraarsambt bekleed. Nergens was tot hiertoe over zijn leven, invloed en geschriften op voldoende wijs gehandeld; thans evenwel mogen wij verwijzen naar Stintzing's Geschichte der deutschen Rechtswissenschaft, I. 714 vlg, 304, 415, 529 vlg. Bij de beoordeeling zijner werken dient men wel in het oog te houden, dat ze meerendeels na zijn dood het licht zagen. Intusschen vergelijke men Britz, Hist. du droit Belgique, I. 106. Op de Bibliotheek te Wiesbaden heb ik zijne zeldzame Oratio de Waldensibus et Albigensihus Christianis (Genae 1588. 4.) aangetroffen. Over zijn gezag zie men Hälschner, Preussisches Strafrecht, I. 168.
Johannes Wesembecius Deze moet zorgvuldig onderscheiden worden van den gelijknamigen broeder van Matthaeus Wesenbecius, zoon van Petrus, gehuwd met Barbaracilia, van wien Adamus getuigt: Ex ea sustulit liberos tredecim, quibus pater suo quodam consilio duodecim apostolorum nomina ordine imponere voluit.
|
742 | 5 Dec. Joannes Winbergen Geldriensis, cogna-
tus homonymi mense Maio inscripti (N. 730). |
| |
| |
743 | 7 Dec. Gerlacus Capelle Zutphaniensis.
Gerlacius Capelle. Uit Nyhoff's mededeelingen in de Geld. Volks-Alm. van 1852 was het reeds bekend, dat Gerlach van der Capellen, in 1543 te Zutphen geboren, achtervolgens te Bourges, Genève, Basel en Heidelberg studeerde, terwijl hij later nog eenige Italiaansche Hoogescholen bezocht. Toch heb ik te vergeefs zijn naam in het Livre des Recteurs gezocht. Evenmin wordt die aangetroffen in de Matricula nationis Germanicae te Padua.
|
| |
1568.
744 | 17 Dec. Cornelius Taymon Gandavensis. |
745 | 12 Dec. Franciscus Bombergus Antverpianus. |
746 | 12 Jan. Johannes Petreius Groninganus.
Johannes Petreius Groninganus. Waarschijnlijk een Oostfries, gelijktijdig ingeschreven met Johannes Sibesz Oldershemius, bij Schwab, 130, Sibertz.
|
747 | 13 Jan. Levinus Massis Nervius.
Levinus Massis. Lieven Massis, dien wij ook onder de studenten te Genève aantreffen, bediende reeds vóór 1579 de Waalsche gemeente te Mechelen; immers als zoodanig was hij hij in 1578 bij de Waalsche Synode te Antwerpen werkzaam. Later (tot 1605) was hij predikant (doch zonder vaste betrekking) te Middelburg. Meer bekend is zijn zoon Daniel, regent van het Waalsche collegie te Leiden. Vgl. Reglements des églises Wallonnes, 308, J. ab Utrecht Dresselhuis, De Waalsche gemeenten in Zeeland, 6, 16, 117. Janssen, Kerkhervorming te Brugge, 1, 1. 260. II. 200.
|
748 | 15 Jan. Hesselus ab Hannia Frisius.
Hesselus ab Hannia. Zoon van Watze van Hania te Jorwerd en Ydt Gratinga. Hij huwde Wick Wybrensd. van Hermana en overleed in 1584. Zie Stamboek I. 142.
|
749 | 16 Jan. Petrus Cornelius Frisius Groninganus. |
750 | 18 Jan. Ferdinandus Alemanus Selandus. |
751 | 8 Mart. Hieronymus Verrutius Frisius Gronin-
ganus.
Hieronymus Verrutius. Bij Schwab, 131, Verutius geheeten. Later Syndicus der Ommelanden (1575), Feith, Archief, II. 372. Hij was J.U.D. Ald. II. 383, 384. Den 26 September 1600 komt hij daar voor de laatste maal voor. Het Register levert zeer gewigtige bouwstoffen voor zijne
|
| |
| |
|
biographie. Hij overleed in Oldenhove te Leeuwarden 5 December 1601. Over zijne beide echtgenooten en kinderen vgl. Stamb. I. 31. Bij Suffr. Petri, die zijn leven tot het jaar 1592 beschreef, komt het een en ander voor omtrent zijne studiën te Douay, Bourges, Basel, Rostock en Kopenhagen, maar wordt Heidelberg niet genoemd. Uit ons Album blijkt, dat hij van de in 1562 ondernomen wetenschappelijke reis in 1568 nog niet was teruggekeerd.
|
752 | 8 Mart. Johannes Draber Groninganus Frisius.
Johannes Draber. Bij Schwab, 131, wordt hij Traber genoemd.
|
753 | 15 Mart. Andreas Bacherus Flander.
Andreas Bacherus. Zeker dezelfde, die in de Pieterskerk te Leiden begraven ligt, waar hij in den ouderdom van 70 jaren, in December 1616, overleed. Hij was te Poperinghe geboren, achttien jaren lang lijfarts der Hertogen van Brunswijk, en werd onder de uitstekendste geneesheeren van zijn' tijd gerangschikt.
|
754 | 14 April Everardus Oisteranus de Brunckhorst.
Everardus Oisteranus de Brunckhorst. Schwab, 131, noemt hem Brunskhorst. Zijn vader hield destijds nog te Deventer verblijf en is eerst in het volgende jaar naar Keulen vertrokken. Revius maakt van zijne studie te Heidelberg in het geheel geen gewag. Maar wat beteekent hier het Oisteranus? En wie was Eberhardus Bornhorst, op het jaar 1585 vermeld?
|
755 | 14 April Fridericus Ilstensis Frisius. |
756 | 14 April Andreas Hagius Frisius.
Andreas Hagius. Als student te Leiden treffen wij hem eerst 9 Januari 1581 aan.
|
757 | 15 April Petrus Faber Frisius. |
758 | 15 April Petrus Teetlum Frisius.
Petrus Teetlum, Bij Schwab, 131, staat Teetlun. Over het geslacht vgl. Stamb. II. Nalez. 4-6. Hij was een zoon van Pieter van Teetlum, en huwde Jodoca van Aytta. Hunne dochter Cnier trouwde Viglius van Aytta, neef van den beroemden regtsgeleerde.
|
759 | 15 April Hermannus Arnoldus Groninganus. |
760 | 15 April Henricus Metellus Groninganus. |
761 | 15 April Bernhardus Johannes Groninganus.
Bernhardus Johannes. In de Acta Facult. Philos. a. 1567, vond ik aangeteekend: ‘d 6 m. Decembr. promotus Bernardus Johannes Groningensis Frisius.’
|
| |
| |
762 | 15 April Michael Andreas Vicemius Leovardiensis. |
763 | m. Maio Nicolaus Gerardus Leovardiensis. |
764 | 6 Junii Johannes ab Oldenbarnefelt Amers-
fordiensis.
Johannes ab Oldenbarnefelt. Opmerkelijk is het, dat Schwab, die onder de ‘nobiles et praecipui’ bijna alle Friezen heeft gerangschikt, van Johan van Oldenbarnevelt volstrekt geen gewag maakt. De schrijver der Historie van het leven en sterven van den Heer Johan van Oldenbarnevelt (s.l. 1648. 4) maakt van zijn verblijf te Heidelberg uitvoerig melding. ‘In den jare 66 en 67 (zegt hij, bl 5.) heeft hy sijne studien eerst tot Leuven, ende daer na tot Bourges in Vranckrijck vervolgt. Ende door het opstaen van de tweede Civile oorlog in Vranckrijck in 't eynde van den voorsz. jare 67, is hy gedwongen met veel andere Studenten uyt Vranckrijck te trecken, door het hartochdom ende Graefschap van Borgondien ende Besanson, het Graefschap van Montpelgart, ende een partije van Switserlandt, tot op Basel; van daer zijnde den Rijn afgevaren na Colen, heeft hy aldaar eenen tijdt lanck sijne studien vervolgt. Ende van nieus ordre ende provisie ontfangen hebbende, is gereyst na Heydelberch, om aldaar sijn studium Juris te continueren, ende oock de rechte fundamenten van de ware Christelijcke Religie, gereformeert van de Tyrannije, Afgoderije ende Ketterije des Pausdoms, nader te verstaen. In den jare 68 tot Heydelberch ten eynde voorsz. wesende, ende uyt verscheyden disputen onder den Theologanten aldaer, ende die schriften van vele oude en levende Doctoren, verstaende het gevoelen van Godes eeuwige Praedestinatie niet eenparich te wesen, ende so wel voor d'eene als d'andere opinie, verscheyden passagien van de Heylige Schrifture, ende geleerde oude ende nieuwe Theologanten ende Scribenten, met hare redenen ende consideratien geallegeert werden, ende hem daer inne een tijdt lanck niet weynich bekommert bevonden hebbende, begond te overdencken dat hy in sijn oude Groot-vaders Claes van Olden-Barnevelts sterfhuys aen het binnenste van de voorhuys-deur, van zijn Groot-moeder, weduwe van Reynier van Oldenbarnevelt, gevonden hadde een bordeken, daer inne met seer groote letteren geschreven stond: ‘Nil scire tutissima fides,’ ende terwijlen 't selve was geschreven ten tijde als Luther de reformatie by de hand genomen hadde, viel hem in, dat het verstant van 't voorseyde schrift moeste wesen, van dese booge ende mysterieuse materie van Godes eeuwige Praedestinatie, daer op hy in den voorsz. jare resolveerde hem met het ondersoeck van de selve materie niet meer te willen quellen, maer sympelijck te gelooven, dat alle geloovige Christenen ende hare kinderen, van God den Heeren uyt genaden verkoren, ende geschapen worden ter saligheyd, deur de verdiensten ende voldoeninge voor onse zonden, van onsen Heyland ende
|
| |
| |
|
Saligmaker Jesum Christum. Voor reden stellende, dat na dien God de Heer almachtig, de genade aen de oprechte Christenen doet, dat sy gelooven datter geen saligheyd en is dan deur sijne genade, de voorsz. verdieninge ende voldoeninge, ende dat men vastelijck vertrout, dat God de Heer zulcken genade ten uytersten sal continueren; Ende of sulk een Christen-mensch door ongeloof ende andere grove sonden hem ontginck, dat God de Heere hem in 't selve ofte andere grove sonden niet en sal laten versmoren, maer genadelijcken bekeeren tot leetwesen ende volhardinge in den voorsz. geloove brengen. In 't welck geloof ende gevoelen hy als doen resolveerde te leven ende te sterven: ende vondt hem by de Doctoren ende Professoren Theologiae, Zanchium, ende Bocquinum, mitsgaders den vermaersten Predicant Olevianum, haerluyden te kennen gevende sijne voorsz. voorgaende bekommeringe, ende eyndelijke resolutie, vragende: of hy daer mede niet en behoorde hem te genoegen ende gerust te stellen? Sij hebben hem geantwoort, dat hem met dat gevoele wel mochten gerust houden. In 't selve gevoelen heeft hy omtrent vijftich jaren gestaen, ende is daer inne van tijd tot tijdt bevesticht, sonderlinge uyt die hij 't sedert dickwijls verstaen hadde, dat het scherp ondersoeck van dit hoog ende mysterieus werck Godes, uyt de Reprobatie, ofte damnante Praedestinatie, ende saecke tot sulcke vertwijffelinge ende desperatie gebracht wert, dat sommige ouders, uyt het naturel ofte actien van hare kinderen, hebben onder staen te oordeelen, het een ter saligheyt, ende 't ander ter verdoemenisse gepraedestineert ende gedamneert te wesen, ende zonder andere onderrichtinge te willen plaetse geven, desperatelijck in sulcke opinie gestorven sijn, daer van bedroeffelijcke exempelen haer, van tijd tot tijd, openbaren.’
|
765 | m. Junio Jacobus Kimmendonck Kempensis.
Jacobus Kimmendonck Kempensis. Schwab, Syllabus Rectorum in Univers. Heidelbergensi, I. 133, maakt van deze inschrijving melding, doch schrijft ten onregte Kampensis. Dezelfde font komt voor bij Andreae, De luminibus quibusd. eruditor. I. 16. Op het grafschrift van den voortreffelijken man, dat medegedeeld wordt door Adami, Apograph. Monument. Heidelb. 54, heet hij zeer juist: ‘Jac. Kimedoncius Kempius.’
|
766 | m. Junio Henricus Fabricius Venlonius. |
767 | m. Julio Johannes Hermannus Campensis. |
768 | m. Julio Cornelius Boelius Amstelodamensis. |
769 | m. Sept. Gerhardus Voit Geldrensis. |
770 | m. Octob. Titus Acronius ex agro Embdano.
Titus Acronius. Waarschijnlijk een zoon van Bernardus Acronins, predikant te Jarsum nabij Embden. Ruurd en Joannes Acronius waren zijne broeders.
|
| |
| |
771 | m. Oct. Nicolaus Henrici Bredensis. |
772 | m. Oct. Carolus Catzeius Geldrensis. |
773 | S.d. Wilhelmus Jacobi Traiectinus. |
774 | S.d. Guilielmus Rochelfijn Gandavensis. |
775 | m. Nov. Godefridus Theodoricus Amsterdamensis. |
776 | m. Nov. Conradus Wolff Harderwicensis. |
777 | m. Nov. Theodorus Vogelsanck Frisius Occiden-
talis.
Theodorus Vogelsanck. Zoon van Gerrit Dirks Foegelsangh van Oosterwierum. Hij werd J.U.D., en in of vóór 1577 Lid der Staten van Friesland voor Westergoo. Over zijn leven en bedrijf, waarvan Winsemius dikwijls gewaagt, vgl. Stamb. v.d. Fr. Adel, II. 241. Hij huwde Rinck Broersma, en leefde nog 20 Junij 1590, toen hij zich te Hasselt als gedeputeerde ophield. Waarschijnlijk is hij dus niet oud geworden. Zie Stamb. I. 352.
|
778 | m. Nov. Petrus de Harinxma Frisius Occidentalis.
Petrus van Harinxma vertrok van hier naar Genève, waar hij in den ouderdom van 19 jaren overleed. Stamb. v.d. Fr. Adel, I. 151. II. 94.
|
| |
1569.
779 | 6 Mart. Rodolphus Steenwick Frisius. |
780 | 9 April. Petrus Reidanus Daventriensis.
Petrus Reidanus. Vermaard geneesheer te Deventer, die de vader van den geschiedschrijver Everhardus Reidanus genoemd wordt bij Schotel, Biogr. Woordenb. d. Nederl. XVI. 180, waar wij eene Querela medicinae dogmaticae van zijne hand vermeld vinden.
|
781 | 21 April Joannes Taffinus Tornacensis. |
782 | 23 April Ludovicus Perezius Antverpiensis iniu-
ratus propter aetatem.
Ludovicus Perezius. Den 10 Junij 1610 werd als student te Leiden ingeschreven Ludovius Perezius, oud 54 jaren. Dit verklaart ook de bijvoeging: ‘iniuratus propter aetatem’ in het Heidelbergsche Album; hij had dus in 1569 slechts den ouderdom van 13 jaren bereikt.
|
783 | 23 April Martinus Perezius Antverpiensis iniura-
tus propter aetatem.
Martinus Perezius. Beiden, zoo wel Ludovicus als Martinus, schijnen zonen geweest te zijn van Marcus
|
| |
| |
|
Perezius en Ursula Lopes. Op de aanwijzing van beide kinderen was reeds 21 Aug. 1567 groot geld gesteld. Vgl. Schultz Jacobi, Ned. Archief voor Kerkel. Gesch. IV. 150.
|
784 | 22 April Eberhardus Reidanus Daventriensis. |
785 | 25 April M. Bonnius Volkerus Frisius. |
786 | 27 April Caspar a Swindern Groninganus iniura-
tus propter aetatem. |
787 | 27 April Philippus a Swindern, Groninganus iniu-
ratus propter aetatem.
Caspar et Philippus a Swindern. Deze aanteekening is daarom vooral belangrijk, omdat zij bewijst, dat werkelijk de familie van Swinderen reeds in het midden der zestiende eeuw te Groningen was gevestigd, dat nog betwijfeld werd door den Hoogleeraar Th. van Swinderen, Geslachtlijst van de familie van Swinderen (Gron. 1580), 63.
|
788 | 27 Maii Georgius Brau Groningensis. |
789 | 7 Julii Johannes Michael Alcmarianus. |
790 | 7 Julii Johannes Thomas Alcmarianus. |
791 | 26 Julii Jacobus de Landas Nervius. |
792 | 12 Aug. Tjalingius Syxma Frisius.
Tjalling Syxma. Zoon van Douwe van Andla genaamd van Sixma en Bauck van Popma. In 1580 werd hij Grietman van Barradeel, ook hopman onder Douwe van Grovestins. Hij overleed in 1599. Bij Ydscke van Hottinga liet hij drie kinderen na. Stamb. I. 360. II. 251. v. Sminia, Naamlijst, 213.
|
793 | 17 Aug. Sibrandus Occo Frisius. |
794 | 26 Aug. Hieronymus Commelinus Duacensis. |
795 | 20 Sept. Guilielmus Fockaeus Frisius. |
796 | 20 Sept. Leo Juckema Frisius.
Leo Juckema. Zoon van Worp van Juckema en Anna van Mockema. In 1585 werd hij Raadsheer in den Hove van Friesland. Hij huwde Tiet van Burmania. Stamb. I. 236. II. 160.
|
797 | 21 Sept. Sixtus Scheltema Frisius.
Sixtus Scheltema. Deze Sybeth van Scheltema was de zoon van Schelte van Scheltema en Ursel Herckema. Hij huwde Bauck van Douma van Anjum. Vgl. Te Water, Verbond der Edelen, III. 289. I. 318. II. 214.
|
| |
| |
798 | 21 Sept. Sibrandus Camminga Frisius.
Sibrandus Camminga. Zoon van Frans van Cammingha en Teth van Stenstera. In 1578 werd hij Grietman vau Leeuwarderadeel. Hij huwde Catharina van Donia en overleed in 1579 te Leeuwarden. Vgl. Stamb. I. 75. Sminia, Naamlijst, 26. Van der Aa Woordenb. III. 48.
|
799 | 22 Sept. Gerhardus de Langhen Frisius. |
800 | 23 Sept. Gelmerus Canter Groninganus.
Gelmerus Canter. Blijkbaar een kleinzoon van den beroemden Staatsman Jelmer Canter, die ten tijde van Keizer Maximiliaan grooten invloed op de gebeurtenissen te Groningen oefende.
|
801 | 23 Sept. Daniel Georgius Frisius.
Daniel Georgius. Het bijgevoegde Frisius zal wel op Oostfriesland doelen. Leden van het geslacht uit Emden treft men elders aan.
|
802 | 23 Sept. Regnerus Gerardi Groninganus. |
803 | 25 Sept. Rembartus Horaeus Frisius.
Rembartus Horaeus. Vgl. over zijne betrekking tot den beroemden Nicolaus Vigelius, Suffr. Petri, De Scriptorib, Frisiae, p. 453. G. de Wal, De Clar. Fris. J Ctis, Adnot. 120.
|
804 | 2 Oct. Arnoldus Piscator Embdanus. |
805 | 16 Oct. Petrus Taurinus Audeuatranus.
Petrus Taurinus. Waarschijnlijk de vader van Jacobus Taurinus, den bekenden bestrijder van Trigland. Dezen werd in 1612 te Utrecht een zoon geboren, die ook Petrus heette en in 1630 de Leidsche Akademie bezocht.
|
806 | 6 Oct. Johannes Dorrius Daventriensis.
Johannes Dorrius. Belangrijke aanwijzing betreffende dezen talentvollen staatsman, wien zoo talrijke zendingen werden opgedragen en die bij elke gelegenheid de belangen van Overijssel in het hachelijkste tijdsgewricht met uitstekende zorg behartigde. Gewigtige bronnen voor de geschiedenis van zijn leven, in het Archief van Kampen aanwezig, zijn thans vermeld in het voortreffelijke Register, N. 2569, 2573, 2591, 2622, 2681, 2724, 2731. Zie voorts Overijss. Alm. van Oudh. en Lett. 1847. 102 vlg. Over zijne letterkundige verdiensten vgl. Hoeufft, Parn. Lat. Belg. 71.
|
807 | 7 Oct. Johannes Ernestus Amstelrodamius. |
808 | 10 Oct. Petrus Sylvius Duacensis. |
| |
| |
809 | 15 Oct. Alardus Auletius Frisius.
Alardus Auletius. Te Genève is hij eerst 27 December 1580 als student in de geneeskunde ingeschreven. Mr. Boeles vermoedt, dat hij, tot aan de pacificatie van Gent als balling rondzwervende, intusschen ook andere Akademiën heeft bezocht. Uit ‘le Livre du Recteur’ blijkt thans, dat hij te Leeuwarden is geboren Na tot Med. Doctor te zijn bevorderd, werd hij rector der Latijnsche Scholen, eerst te Dokkum, vervolgens te Amsterdam, en in 1589 hoogleeraar in de Geneeskunde te Franeker, waar hij 21 Januari 1606 overleed. Dat hij eenige jonge Friesche edellieden op hunne reizen vergezelde, was bekend: ‘Quo factum (zegt Vriemoet), ut apud exteros (nescio ubi) medicinae doctoris ornaretur laurea.’
|
810 | 20 Oct. Foxius Posthusius Frisius. |
811 | 25 Oct. Gysbertus Snecanus Frisius. |
812 | 8 Nov. Henricus Xenander Altkirchius Geldrus. |
813 | 9 Nov. Jodocus Randwyk Gennepensis. |
814 | 14 Dec. Cornelius a Clerck Oropolites. |
815 | 24 Dec. Johannes Bartholdus a Roderwolt Phry-
sius. |
| |
1570.
816 | 27 Jan. Jacobus Frey Bruxellensis. |
817 | 23 Mart. Arnoldus ab Haersolte Zwollensis.
Arnoldus ab Haersolte. De plaats, waar deze scherpzinnige regtsgeleerde gestudeerd heeft, was tot heden onbekend. Zijn vader was Johan van Haersolte van Haerst, zijne moeder eene bloedverwante van dezen, Christina van Haersolte. Onjuist is alzoo het berigt in het Biogr. Woordenb. der Nederl. II. 62, dat hij met zijne broeders den moederlijken geslachtsnaam aannam. Zie voorts Vriemoet, Athen. Fris. LXXV. vlg.
|
818 | 2 April. Petrus de Hinoiosa Flander Insulanus. |
819 | 3 April. Reginaldus Donteclock Hyperius. |
820 | 4 April. Georgius Landas Tornacensis. |
821 | 7 April. Johannes Geisteranus Daventriensis. |
822 | 13 April. Jacobus Rebartus Frisius. |
823 | 13 April. Melchior Amsweer Frisius.
Melchior Amsweer. Zoon van Aylko van Amsweer en broeder van Doede. Met Melchior Clant verkondigde
|
| |
| |
|
hij het Evangelie te Antwerpen, waar hij de Luthersche gemeente bediende, zeer aangenaam bij Aldegonde en anderen, die den geleerden edelman onderhoud en bescherming verleenden. Naderhand begaf hij zich naar Friesland bij graaf Willem en van daar naar Dordrecht, waar hij, naauwelijks dertig jaren oud, tijdens hij een bezoek bij Joh. van der Myle aflegde, overleed. Hij hield veel van Melanchthon. Westendorp, t.a. pl. 62, 66. Vgl. thans de belangrijke Kerkhistorische Studien van Dr. Chr. Sepp (Amst. 1885. 8) 224.
|
824 | 27 April Timannus Slotanus Phrysius. |
825 | 29 April Johannes a Spurlde Zwollensis. |
826 | 3 Julii Cornelius Bombergus Antverpiensis.
Cornelius Bombergus. Onder de chiefz des Consistoires komt hij voor bij Schultz Jacobi, in het Ned. Archief van Kerk. Gesch. IV. 150. Met zijne vrouw Clementia Schotti was hij reeds vóór zijn verblijf te Heidelberg (21 Febr. 1568) ingedaagd. Ook op de naamlijst der Calvinisten te Antwerpen (Ald. 158) vinden wij: ‘Cornelius van Bomberge, fils Daniel.’ Later vinden wij hem nog als student te Leiden vermeld.
|
827 | 8 Julii Volkerus Westerwolt Groninganus.
Volkerus Westerwolt. Hij werd Regent van het Collegie op de Cellebroedersgracht in 1579, doch in 1588 eervol ontslagen. Daarop is tot het bouwen van het Staten-Collegie besloten. Siegenbeek, II. 150, 151.
|
828 | 8 Julii Arnoldus Westerwolt Groninganus.
Arnoldus Westerwolt. Vgl de aanteekening op N. 4 van de lijst van Genéve, (1866) 125.
|
829 | 31 Julii Petrus Moll Wassenbergensis. |
830 | 12 Aug. Hermannus Sidereus Phrysius, Phil. et
Med. Doct.
Hermannus Sidereus. De eerste uit dit geslacht, die mij ergens is voorgekomen. Wáár hij den graad van Doctor erlangde, is mij niet bekend, waarschijnlijk te Padua; daar toch was de gelijktijdige promotie in Wijsbegeerte en Geneeskunde gebruikelijk.
|
831 | 15 Aug. Ludovicus Casembrotius, J.U. Lic.
Ludovicus Casembrotius. Onder de zonen van den beroemden Leonardus de Casembroot van Brugge vind ik dezen niet vermeld.
|
| |
| |
832 | 24 Aug. Johannes Bacherius Poperingius, J.
U. Lic.
Johannes Bacherius. Welligt bloedverwant van den beroemden Gentschen kerkredenaar en dichter Petrus Bacherius, heftigen tegenstander der Hervorming. Zie Hoeufft, Parn. Lat. Belg. 31. Ook Andreas Bacherus was uit Poperinghe. Zie boven.
|
833 | 10 Oct. Petrus Sylvius Duacensis.
Petrus Sylvius. Misschien een zoon van Johannes Sylvius, die hoogleeraar aan de Universiteit te Douay geweest is en zich door onderscheidene geneeskundige en andere schriften bekend maakte. Deze overleed 5 April 1576.
|
834 | 10 Oct. Wernerus Helmichius Ultraiectensis. |
835 | 28 Oct. Wernerus Meinhart Phrys. Orient. |
837 | 9 Nov. Egbertus Coiter Groninganus.
Egbert Coiter. Vele leden uit het geslacht der Koyters, die in de 16e eeuw leefden, vindt men vermeld bij Feith, Register, VI. 289. Welligt was deze een jongere broeder van den beroemden geneesheer.
|
838 | 17 Nov. Hermannus Alst Geldrus. |
839 | 18 Nov. Reinerus a Pallant Geldrus. |
| |
1571.
840 | 9 Mart. Henricus Pricker Frisius. |
841 | 13 Mart. Adrianus Bleicherius Gandavensis. |
842 | 15 Apr. Samuel Taconis Frisius. |
843 | 17 Apr. Eppo Hayonis Groninganus.
Eppo Hayonis. Eene Ebe Hayens (1560) komt voor bij Feith, Archief, II. 176.
|
844 | 23 April. Egidius Massis Tornacensis. |
845 | 28 April. Daniel Beninus Antverpiensis. |
846 | 19 Maii. Florentius Gerardus Frisius. |
847 | 3 Aug. Jacobus Barlaeus Antverpiensis.
Jacobus Barlaeus. Hij was de zoon van Lambertus Barlaeus, den ouden, broeder van Caspar Barlaeus den ouden, en Melchior Barlaeus, den latijnschen dichter. Ook laatstgenoemde was te Antwerpen geboren.
|
| |
| |
|
Onze Jacobus werd eerst praeceptor der tweede klasse aan de Latijnsche School te Leiden, later Rector van het Gymnasium te Brielle. Zie Hoeufft, Parn. Lat. Belg. 48.
|
848 | 21 Oct. Basilius Ludolphus Pithopaeus Daven-
triensis.
Basilius Ludolphus Pithopaeus. Zoon van den beroemden Lambertus Daventriensis.
|
849 | 21 Oct. Martinus Huyffysser Delphensis. |
850 | 16 Dec. Jacobus Borwaeter Antverpiensis. |
851 | 20 Dec. Jacobus Winocus Brugensis. |
| |
1572.
852 | 17 Jan. Otto Calandt Frisius.
Otto Calandt. Men leze: Otto Clant.
|
853 | 11 April. Volkerus Sloett Vollenhovensis. |
854 | 15 April. Boetius Haringa Frisius Occidentalis. |
855 | 23 Maii Schelto Koene Frisius Groeningensis. |
856 | 23 Maii Hermannus Beisensis Frisius ex agro
Groningensi. |
857 | 26 Maii Joannes Damius Venlonius. |
858 | 13 Jun. Thomas Filius Mechliniensis. |
859 | 3 Oct. Joannes Bollius Neoclesianus.
Joannes Bollius. Onbekend schijnt tot hiertoe zijn verblijf te Heidelberg geweest te zijn; alleen wordt ons nu duidelijk, hoe de hervormde gemeente te Gent hem in 1578 haren ‘lieven landsman’ noemen kon. Reeds was hij theol. doct. toen hij 23 Nov. 1577 te Leiden werd ingeschreven en het hoogleeraarambt in de godgeleerdheid aanvaardde. In het volgende jaar volgde hij de roepstem, die hem noopte naar Vlaanderen terug te keeren. Vgl. Te Water, Hist. van Kerkhervorm. te Gent, 54-61. Groenvan Prinsterer, Archives VIII. 391-398. Janssen, Kerkhervorming te Brugge, II 257 vlg.
|
860 | 17 Oct Carolus Agricola Antverpiensis.
Carolus Agricola. Hij was predikant te Rijnsburg 1592-1624. Soerman, 59. Revii Dav. illustr. 565.
|
861 | 18 Oct. Petrus Clericus Antverpiensis. |
862 | 18 Dec. Jacobus Bernuius Antverpiensis.
Jacobus Bernuius. Tot hetzelfde geslacht behoorde Ferdinand de Bernuy, eerste Drossaard van Breda, door Prins Maurits na de overrompeling aangesteld, wiens zoon Hieronymus het wapenfeit in een latijnsch heldendicht bezong. Zie Hoeufft, Parn. Lat. Belg. 121.
|
| |
| |
| |
1573.
856 | 3 Feb. Joannes Wierus Clivensis.
Joannes Wierus. De jongste zoon van den vermaarden bestrijder der heksenprocessen, die sedert 1550 aan het Hof te Kleef vertoefde.
|
857 | 3 Febr. Petrus Rinsius Geldriensis. |
858 | 1 Apr. Johannes Meranus Antverpiensis.
Johannes Meranus. In de naamlijst der Calvinisten te Antwerpen (Kist en Roijaards, Ned. Arch. voor Kerkg. IV. 159) vinden wij vermeld: ‘Henrik van der Mere, fils de celluy qui a donné 200 L. de groz pour faire la maison des orphelins du Consistoire.’
|
859 | 1 Apr. Bernardus Tenbrocke Steinwickensis.
Bernardus Ten Brocke. Eene niet onbelangrijke bijzonderheid voor het leven van dezen beroemden natuurvorscher leeren ons de Acta der Philosophische Faculteit kennen: ‘A. 1572. d. 6 m. Decembri promotus Bernardus ten Brock Steinwykensis Frisius.’ Dus heeft hij nog zeven jaren zich op verschillende Universiteiten geoefend, alvorens naar den graad van Medicinae Doctor te Padua te dingen. Vgl. Brandt, Beschrijving en Lof der Stad Enkhuizen, achter zijne Historie van Enkhuizen, 25-29. Ten Brocke was Stads-Doctor aldaar, liet zich niet overhalen om te Leiden het Professoraat in de Kruidkunde te aanvaarden, en verzamelde een kabinet van merkwaardigheden, dat door Hugo de Groot ‘Thesaurus, orbis totius compendium, arca Universi’ genoemd wordt (Poemat. 221). ‘Dat hij te Padua, Doctor der Philosophie en Medicijnen, met den titel van Protonotarius vereerd werd, is minder vreemd’, schrijft Collot d'Escury, Hollands Roem, VII. 304, ‘maar dat hij van den Keizer den titel van Comes Palatinus ontving, is mogelijk meer buitengewoon te achten’. Doch het woord Protonotarius of Prototabellio duidt niet op een eeretitel, maar op een ambt bij de Universiteit of hare kanselarij.
Niet zelden wordt hij Paludanus genoemd, b.v. in een brief van Car. Clusius aan Jo. Vivianus, medegedeeld door Serrure, in zijn Vaderlandsch Museum, IV. (Gent 1861) 250.
|
860 | 16 Maii Joannes Borelius Mittelburgensis. |
861 | 18 Maii Jeremias Bastingius Embdanus. |
862 | 27 Jun. Henricus Corputius Bredanus.
Henricus Corputius. Zoon van Mr. Johan van den Corput en Anthonia Montens, geboren 26 Mei
|
| |
| |
|
1536, zwager vau den volgenden Henricus Smetius. Vgl. over zijn leven Schotel, Kerkelijk Dordrecht, I, 151 vlg.
|
863 | 28 Jun. Doctor Henricus Smetius, seu Fabricius
Alostensis, iam Medicus Aulicus, a. 58 in-
scriptus, renovari nomen suum fide data
petivit.
Henricus Smetius. Gehuwd met Johanna van den Corput. Zijne schoonmoeder vergezelde hem naar Heidelberg, waar zij 31 Julij 1578 overleed. Schotel, Kerkelijk Dordrecht, I. 153.
|
864 | 10 Jul. Joannes Bramsche Frisius.
Joannes Bramsche. Waarschijnlijk een Groninger, uit het geslacht van Johan Braemsche, vermeld bij Feith, Archief, I. 321. 323. Kan hij ook dezelfde zijn als Dr. Joh. Braems, wiens weduwe de huiszittenarmen te Groningen in 1594 zoo mild begiftigde?
|
865 | 10 Jul. Enno Diebholt Frisius. |
866 | 8 Oct. Guiglielmus a Mauld Tornacensis.
Guiglielmus a Mauld. Willem van der Maulde, heer vau Mansart, die in 1604 door de Algemeene Staten tot schepen van Sluis werd aangesteld. Hij behoorde tot de vluchtelingen uit Brugge, zoo als Janssen vermeldt, De Kerkhervorming te Brugge, II. 64.
|
| |
1574.
867 | 24 Jan. Franciscus Baudius Insulensis.
Franciscus Baudius. Zeker een oudere broeder van Dominicus Baudius, die wel te Genève, maar niet te Heidelberg studeerde. Zie N. 79 van de lijst van Genève. De vader heette ook Dominicus, de moeder Maria Heems.
|
868 | 16 Mart. Bernerus Weseke Embdanus.
Bernerus Weseke. Waarschijnlijk de vader van den Echteldschen predikant Bernhardus Vezekius, die in 1620 en volgende jaren wegens de onversaagde uiting zijner remonstrantsche gevoelens telkens op nieuw de zwaarste beproevingen onderging.
|
869 | 29 Mart. Johannes Servilius Antverpianus Belga
Doctor Med. et Phil.
Johannes Servilius Het schijnt wel, dat Dr. Knaap zich op eene reis door Duitschland te Heidelberg in het Album liet inschrijven. Vandaar dat hij ook Antverpianus heet naar zijne toenmalige woonplaats, hoewel hij in het gebied van Looz (volgens anderen te Gelder) was geboren.
|
| |
| |
870 | 6 April Hermannus Petri Zwollensis, pauper. |
871 | 7 April Ieppius ab Heringa Frisius Occidentalis.
Ieppius ab Heringa. Epe van Heringa. Zie Stamb. I. 81. Hij was de zoon van Sascker van Heringa, die in 1532 trouwde Hil Binnertsd. van Aebinga en in 1560 Burgemeester van Groningen was; hij stierf in 1607.
|
872 | 2 Maii Carolus Utenhovius.
Carolus Utenhovius. Utenhove was reeds geen jongeling meer, toen hij Heidelberg bezocht. Van zijn verblijf aldaar vinden wij bij Adamus, Foppens en Hoeufft geen gewag gemaakt. Hij is te Keulen den 31 Augustus 1600, in den ouderdom van vier en zestig jaren, overleden. Zoowel het epitaphium, dat hij voor zich zelven bestemd had, als het grafschrift, dat Guil. Fabricius te Keulen op de zerk liet beitelen, deelt Serrure mede, Vader l. Mus. IV. 274. Deze zegt wel, dat hij zijne studiën te Gent aanving en te Parijs voltooide, doch maakt van zijn verblijf te Heidelberg geen melding.
|
873 | 2 Maii Nicolaus Utenhove. |
874 | 6 Maii Egbertus Clant Frisius. |
875 | 6 Maii Dego Tadema Frisius. |
876 | 19 Jun. Petrus de Ponder Mechliniensis. |
877 | 26 Aug. Arnoldus Tullichius Arnhemiensis, in-
iuratus propter aetatem. |
878 | 11 Dec. Everhardus Alting Groningensis.
Everhardus Alting. Vgl. N. 48 van de lijst van Genève, Waarschijnlijk is hij meer dan drie jaren te Heidelberg gebleven, om zich op de rechtswetenschap toe te leggen, juist gedurende het tijdvak, dat Hugo Donellus daar onderwees.
|
879 | 22 Dec. Ludovicus Maldaeus Tornacensis. |
| |
1575.
880 | 9 Jul. Johannes Heyngus Zutphaniensis. |
| |
1576.
881 | m. Jan. Illustris ac Generosus Dmns Mauritius
Princeps Uraniae, Comes Nassoviae Cat-
torum, Vianden et Dietz, Dnus in Beyl-
stein.
Mauritius Princeps Uraniae. De geheele bladzijde der Matricula, waarop de naam van Prins Maurits te lezen
|
| |
| |
|
staat, is afgedrukt bij Peerlkamp, Oratio de perpetua, quae Academiae Leidensi cum gente Arausiaca intercessit, necessitudine, spectata praecique in studiis Principum, p. 41 der kwarto-uitg. Daaruit blijkt, dat gelijktijdig met de Nassausche Vorsten werden ingeschreven de vier Graven van den Berg, Herman, Frederik, Oswald en Jodocus. Aan het Prinselijk gezelschap waren toegevoegd, behalve Otto van Grünrade, twee praeceptores, M. Johannes Mullerus en M. Paulus Crocius, en vier ministri, Johannes Nobisius, Wilhelmus Haitzfeld, Johannes Wilhelmus Braunsfels en Thomas Heinricus ab Hees. Peerlkamp teekent daarbij aan; ‘Quod Rector Academiae Heidelbergensis Mauritium appellavit Principem Uraniae, in eo minus recte fecit. Nam et pater Guilielmus vivebat, neqne, eo mortuo, Mauritius hunc titulum sumere poterat, nisi postquam frater natu maior Philippus diem supremum obierat a. 1618, non relicta prole’. Men verge te echter niet, dat de Rector geheel de opgaven volgde, die hem gedaan werden. Wat ons verder ten aanzien van het verblijf der Prinsen te Heidelberg bekend is, heeft Peerlkamp opgeteekend. Vooral merkwaardig is eene plaats in een brief van Willem I, aan zijn' broeder Graaf Jan, van 27 April 1577, bij Groen van Prinsterer, Archives de la Maison d' Orange-Nassau, VI. 81, waar hij gewaagt van het voornemen van dezen, om zijne zonen naar Genève te zenden, en aanteekent, dat zij ‘zu Heydelberg in doctor Eheims Behausung’ woonden. Deze doctor Eheim is Christophorus Ehemius, in 1528 te Augsburg geboren en in 1592 overleden, de beroemde stichter van het Casimirianum te Neustadt aan de Haardt en raadsman van onderscheidene Keurvorsten van de Paltz. Zijn leven heeft Melchior Adamus in de Vitae J Ctorum beschreven en het is later zeer uitvoerig behandeld door zijnen stadgenoot Paul von Stetten, in de Lebensbeschreibungen, die in 1782 te Augsburg het licht zagen. - Wijders moet men de woorden van Peerlkamp ‘Mauritius Heidelbergae non diu vixit’, niet al te nauw opvatten: zelden toch gebeurde het destijds, dat vreemdelingen aan dezelfde Hoogeschool meer dan anderhalf jaar vertoefden.
|
882 | 2 Febr. Ludovicus Guilielmus, } fratres Comites Nassoviae Cattorum, Vianden et Dietz, dni in Beylstien. |
883 | 2 Febr. Johannes Guilielmus, } fratres Comites Nassoviae Cattorum, Vianden et Dietz, dni in Beylstien. |
884 | 2 Febr. Georgius Guilielmus, } fratres Comites Nassoviae Cattorum, Vianden et Dietz, dni in Beylstien. |
885 | 2 Febr. Philippus Guilielmus, } fratres Comites Nassoviae Cattorum, Vianden et Dietz, dni in Beylstien.
Johannes Comes Nassoviae. Ook Textor zegt in zijne Nassauische Chronick, 121: ‘Im Jahr 1576 ist Graf Johann, beneben seiner Exell. Prinz Moritzen etc., und dann seinen dreyen Gebrüdern, Graf Wilhelm Ludwigen, Graf Georgen, und Graf Philipsen von
|
| |
| |
|
Nassau. wie auch vier Vettern, denen Grafen von dem Berg, Gebrüdern, gen Heidelberg auf die Universität, ihre angefangene Studien daselbsten zu continuiren, verschicket worden.’ Deze Graaf Jan (de middelste), den 7 Junij 1561 te Dillenburg geboren, heeft na zijn vertrek uit Heidelberg nog eenige Italiaansche Hoogescholen bezocht.
Georgius Comes Nsssoviae. Graaf Georg van Nassau was 1 September 1562 te Dillenburg geboren; ook over hem heeft zijn tijdgenoot Textor († 80 Oct. 1626) breedvoerig gehandeld. Meer zeldzaam dan merkwaardig is de lijkrede, op hem door den Herbornschen Hoogleeraar Johann Jakob Hermann in 1624 gehouden en op de Landsboekerij te Wiesbaden aanwezig.
Philippus Comes Nassoviae. Naauwelijks negen jaren oud, werd hij naar de Hoogeschool te Heidelberg gezonden; hij was 1 December 1566 te Dillenburg geboren. Later heeft hij met Prins Maurits nog eenigen tijd aan de Leidsche Hoogeschool zijne letteroefeningen voortgezet.
|
886 | 2 Febr. Joachimus nobilis Baro a Buren. |
887 | 2 Febr. Otto nobilis a Grunrade, dictorum do-
minorum Praefectus. |
888 | 28 Apr. Reinerus Scharpf Daventriensis.
Reinerus Scharpf. Men leze: Scharff of Scherf. Van Heidelberg vertrok hij naar Leiden, waar hij 3 November 1578 als Jur. Stud. werd ingeschreven. Schreff in de uitgave van dat Album is een drukfout. Misschien was hij een zoon van Dirk Scharf, schepen te Deventer sedert 1554. Vgl. Revii Daventr. illustr. 357.
|
889 | 10 Jul. Gotfriedus Sturio Morsensis. |
890 | 25 Jul. Casparus Florus Kempensis. |
891 | 26 Sept. Pomponius Leontinus Frisius. |
892 | 3 Oct. Ludolphus Pithopoeus Daventriensis. |
893 | 27 Oct. Joannes Albius Herdenites ex Geldria. |
894 | 27 Nov. Thomas Dinslacken Zwollensis, Art. Mag.
Thomas Dinslacken. Als theol. stud. 16 Januari 1583 te Leiden ingeschreven, waar hij Dinslake heet.
|
895 | 13 Dec. Christophorus Ludolphus Pithopoeus
Daventriensis, |
896 | 13 Dec. Ludolphus Lampertus Pithopoeus
Heidelbergensis, fratres germani, dni Lamperti Ludolphi filii. |
| |
| |
| |
1577.
897 | 24 Maii Henricus Brandt Delphensis. |
| |
1578.
898 | 18 Apr. Joachimus Alting Groningensis Frisius. |
899 | 18 Apr. Buningus Buninga Groningensis Frisius. |
900 | 23 Apr. Wolferdus Bouwer Amsterdamensis. |
901 | 25 Sept. Johannes Idzaerda Leovardiensis.
Johannes Idzaerda. Hij komt niet voor in de geslachtlijst in het Stamboek van den Frieschen Adel, I. 226.
|
902 | 27 Oct. Vibrandus ab Aytta de Zuichem Frisius.
Vibrandus ab Aytta. Niet onwaarschijnlijk komt het mij voor, dat hier de naam staat opgeteekend van den Frieschen rechtsgeleerde, die in dit jaar, om het gevaar der Spaansche dwingelandij te ontwijken, Friesland ontvluchtte, als andere leden van den Hove of gevangen genomen of tot huisarrest verwezen waren. Vroeger had hij te Dôle het hoogleeraarsambt bekleed; in 1573 was hij in het Burgondische Hof, in 1576 in het Friesche als raadsheer opgetreden. Zijne wijkplaats was vroeger onbekend.
|
| |
1579.
903 | 5 Jan. Anselmus Cymbaeus Brugensis. |
904 | 9 Maii Carolus Uranca Belga. |
905 | 30 Jun. Ernestus ab Ittersum Transisalanus
Wiensis. |
906 | 26 Scpt. Egericus Aeggeus Groninganus.
Egericus Aeggeus. Bedoeld is de vermaarde staatsman en rechtsgeleerde Eggerik Egges Phebens, die als Curator der pas gestichte Hoogeschool te Groningen 12 November 1615 overleed, Uitmuntend zijn het leven en de verdiensten van dezen geleerde in het licht gesteld door Boeles, in de Bijdragen tot de Gesch. van Groningen, I. 255 vlg.
|
907 | 6 Oct. Franciscus Santfort Antverpiensis.
Franciscus Santfort. In de merkwaardige bronnen, die D. Schultz Jacobi mededeelde in zijn opstel ‘De toestand van Antwerpen na de invoering der Hervorming’ (Ned. Arch. voor Kerk. Gesch. IV. 159), vinden wij vermeld: ‘Guillaume et Jan van Santfoort, qui se tiennent touyours au Consistoire’.
|
| |
| |
| |
1580.
908 | 28 Jun. Henricus Brave Groningensis Frisius. |
909 | 6 Oct. Guido Moor Antverpiensis. |
| |
1581.
910 | 11 Jan. Sibo a Dornum, cognomento Gersma,
Frisius.
Sibo a Dornum. Dat deze een Oostfries geweest is, schijnt niet twijfelachtig. Een der Heeren van Dornum begaf zich na 1600 met Ernst Friedrick von Wicht in vreemde krijgsdienst, nadat laatstgenoemde vroeger gestudeerd en den graad van Doctor in de beide rechten verworven had.
|
| |
1582.
911 | 23 Mart. Abrahamus Akumannus Phrysius. |
912 | 23 Mart. Joannes Otthonius Embdanus. |
913 | 23 Mart. Hermannus Stechmannus Embdanus. |
914 | 23 Mart. Hermannus Kolde phrysius orientalis. |
915 | 26 Jul. Johannes a Prato Antverpiensis. |
916 | 20 Aug. Petrus Castritius Darmstatinus, Mag.
Art.
Petrus Castritius. Waarschijnlijk een zoon van den bekenden Matthias Castritius en vermaagschapt aan het geslacht der Geldorps.
|
917 | 20 Aug. Florus Balliolanus Baro ditionis Camera-
censis Belga. |
918 | 20 Sept. Casparus Achaelenus Antverpiensis. |
919 | 24 Sept. Gabriel Steudlin Antverpianus. |
920 | 12 Nov. Petrus Ficinus Noviomagus. |
921 | 12 Nov. Adolphus Ripperda nobilis Geldrus. |
| |
1583.
922 | 4 Maii Paulus Firenzius Bruxellanus. |
| |
| |
| |
1584.
923 | 19 Apr. Hector ab Apalter Noviomagus.
Hector ab Apalter. Dezelfde als Hector ab Apeltere, die nogmaals in de maand November werd ingeschreven. Den 2 Aug. 1581 was hij als Hector Apeltern te Leiden in het album opgeteekend.
|
924 | 12 Maii Florentius a Schaderwurst Arlemensis. |
925 | 12 Maii Adrianus Diungius Dordressensis.
Adrianus Diungius. Hier wordt bedoeld Adriaan de Jonge of Hadrianus Junius, dezelfde die met Arminius Italie bezocht, later Raadsheer in den Hove van Holland werd en in 1618 onder de vierentwintig regters zich door gematigdheid onderscheidde.
|
926 | 3 Oct. Ludovicus Helmius Pithopaeus Heidel-
bergensis, ante octennium inscriptus. |
927 | 3 Oct. Rollandus Wertius Antverpiensis. |
928 | 5 Oct. Ludovicus Pithopaeus M. pater repetiit
suam inscriptionem gratis. |
929 | 21 Oct. Joannes Roge Amsthedamensis. |
930 | 21 Oct. Doto Wiarda Frisiae orientalis. |
931 | 21 Oct. Carolus a Landas nobilis Tornacensis
Gallus. |
932 | 23 Oct. Paulus Codde Gochensis Flander. |
933 | 23 Oct. Petrus Datenus Heidelbergensis. |
934 | 26 Oct. Matthaeus a Myden Hollandus. |
935 | 26 Oct. Hector ab Apeltere Noviomagus. |
936 | 14 Nov. Franciscus Junius Biturix. |
937 | 24 Dec. Joannes Schaberbeckius Embdanus. |
| |
1585.
938 | 14 Apr. Eberhardus Bornhorst. |
939 | 5 Maii Abel Coenders Frisius.
Abel Coenders van Helpen, zoon van Derk Coenders en Anna Tamminga, geboren in Groningen 8 Augustus 1564, later beroemd staatsman en curator der Universiteit in zijne vaderstad. Ook te Marburg wordt zijn naam in de Matricula aangetroffen.
|
| |
| |
940 | 14 Maii Abrahamus a Muushole Antverpiensis.
Abrahamus a Muushoie heeft ook te Genève gestudeerd. Van 1602-1628 was hij in de betrekking van predikant te Breda werkzaam. Soermans, kerk. Reg. 154. Arch. van Kerk. Gesch. V. 117.
|
941 | 1 Jun. Regnerus Hackdinck Frisius.
Regnerus Hackdinck. Men leze: Hachting. Ongetwijfeld is hier vermeld de vader van Johannes Hachting, hoogleeraar te Franeker en van Arnoldus Hachting, predikant te Dokkum. Hij zelf was predikant te Leeuwarden.
|
942 | 1 Jun. Petrus de Botter Rochenus. |
943 | 3 Jun. Franciscus Gomarus.
Franciscus Gomarus. Hij was eerst door Joh. Sturm te Straatsburg onderwezen, en woonde later de lessen der uit Heidelberg verdreven Professoren te Neustadt aan de Haardt bij. In 1582 had hij zich naar Engeland begeven, waar hij te Oxford Joh. Reinaldus, te Cambridge William Whitaker hoorde. Na de herstelling der Hervorming te Heidelberg keerde hij derwaarts terug en vertoefde er nog twee jaren; in 1587 deed hij zijne intrede als leeraar der gemeente te Frankfort.
|
944 | 3 Jun. Franciscus Blockius Belga. |
945 | 3 Jun. Antonius Disius Antverpiensis.
Antonius Disius. Men leze Antonius Thysius. Het was op raad van Joh. Bollius en Jeremias Basting, dat Thysius zich naar Neustadt begaf. Eerst later besloot hij, na een kortstondig verblijf te Frankenthal, zijne studiën te Genève te vervolgen, waar hij 5 October 1582 aankwam. Den 12 Februari 1591 vinden wij zijn naam als Tisius in het Leidsche Album opgeteekend.
|
946 | 17 Jun. Eilardus Alma Junior Groninganus Frisius.
Eilard Alma. Overal heet hij Frisius. Suffridus Petrus, de eerste die iets over hem mededeelt, verklaart niets ten zijnen aanzien gevonden te hebben dan dat .ij een werk schreef Bellum Giganteum geheeten, De Script Fris. Dec. XIV. Thans weten wij, dat hij te Groningen werd geboren, en nu wordt het ook waarschijnlijk, dat hij de zoon was van Eylerdt Alma, op wien betrekking heeft eene briefwisseling tusschen de Regeringen van Groningen en Emden (April 1572) bij Feith, II. 343. Het weinige, dat Hoogstraten, Kok, Chalmot en van der Aa nopens hem mededeelen, is aan Sweertius ontleend; bij van der Aa wordt hij herhaaldelijk ten onrechte Eclardus genoemd. Belangrijker zijn de hem betreffende artikelen bij Hoeufft, Parn. Lat. Belg. 91, en Peerlkamp, De Poet. Lat.
|
| |
| |
|
Neerl. 144. Valerius Andreas schrijft, dat hij reeds als knaap Latijnsche gedichten vervaardigde; eene proeve komt voor achter Joh. Posthii Parerga poetica, 308. Te Heidelberg schreef hij zijne Belli Gigantei libr. IV; doch vóór de uitgave overleed de dichter, in zijn 21e of 22e levensjaar. Paquot, II. 401. Zijn afsterven werd diep betreurd: Abraham van der Myle schreef eene Consolatio super morte Eilardi ab Alma (Heidelb. 1587) en Lambertus Ludolphus Pithopaeus (want deze is het, op wien van der Aa doelt, als hij van Ludolf van Deventer spreekt) gaf een lijkzang Memoriae et honori praestantissimi poetae Eilardi ab Alma in het licht. Het gedicht van Alma werd in 1587 typis Sanctandreanis uitgegeven en in de Deliciae Poetarum Belgicorum herdrukt.
|
947 | 5 Jul. Bernhardus Theodorus Frisius. |
948 | 29 Jul. Sethus Eymerus Wurdanus Phrysius. |
949 | 3 Aug. Antonius Matthaeus Marpurgensis.
Antonius Matthaeus. De later zoo beroemde hoogleeraar heet hier Marpurgensis, schoon het bekend is, dat hij 27 December 1564 is geboren te Frankenberg, werwaarts zijne ouders, Conrad Matthaeus en Ursula Wernher, geweken waren, toen de pest in de Akademiestad woedde. Dat hij, na door Regnerus Sixtinus te Marburg onderwezen te zijn, naar Heidelberg vertrok, was niet vreemd, vermits Valentinus Forster, die er met uitnemend gevolg de rechtswetenschap onderwees, met zijne zuster gehuwd was. Over zijne verdere lotgevallen behoeft hier niet herhaald te worden wat in de Vitae et Effigies profess. Acad. Gron. 85 vlg., bij Jugler en Strieder uitvoerig geboekt staat.
|
950 | 23 Sept. Casparus Heydanus Frankendalius.
Casparus Heidanus. Hij was de zoon van zijnen beroemden naamgenoot en werd in 1566 te Frankenthal geboren. Hij zelf werd eerst predikant te Wolmersheim bij Landau in de Beijersche Paltz, vertrok vandaar in 1594 naar Frankenthal en in 1608 naar Amsterdam, waar hij 14 Januarij 1626 overleed. Uit zijn huwelijk met Clara van den Borre zijn, tijdens zijn verblijf te Frankenthal, de vermaarde broeders Caspar en Johannes Heidanus geboren.
|
951 | 29 Sept. Petrus Carpentarius Bruxellensis.
Petrus Carpentarius. Indien deze dezelfde Petrus Carpentier is, die later Rector, eerst te Noordwijk, vervolgens te Stade, eindelijk te Rotterdam, geworden is, dwaalt Foppens, II. 962, als hij hem Antverpiensem noemt. Hij was de geliefde leermeester van Elias Putschius. Vroeger had hij (29 April 1580) te Leiden gestudeerd. Heeft hij Heidelberg slechts ter loops bezocht? Immers reeds 4 November 1585 treffen wij hem andermaal te Leiden aan.
|
| |
| |
952 | 5 Oct. Michael Benninck Amsteldamensis.
Michael Benninck. Zoon van Michael Benninck. Wij vinden zijn' naam in den Leidschen studentenrol 28 November 1581.
|
953 | 5 Oct. Jacobus Thisius Antverpiensis.
Jacobus Thysius was in 1555 geboren en werd in 1615 door Maurits van Hessen, bij wien hij als secretaris in dienst was, tot professor poeseos aan de Hoogeschool te Marburg benoemd. Strieder, Hess Gelehrtengeschichte, XVI. 181. De Senaat weigerde hem te erkennen, omdat hii wat veel dronk. De vorst antwoordde: ‘Sollte es allein auf unnöthigen Trunk gemeint sein, tragen wir die Vorsorge, er zu Marburg viele Brüder finden würde, die mit ihm eure uns fast unvermuthliche repulsam zum Thor hinaustragen müssten, denn uns leider zu viel bekannt ist, das fast in allen Facultäten guter Zechbrüder und Lucubranten viel unterlaufen’. Hierop werd hij aangenomen. Hij overleed in 1628. Vgl. Joh. Hüber, Bilder ans dem deutschen Studentenleben, in Westermanns Monatsheft, 1865 484.
|
954 | 15 Oct. Bolo Bolardus Phrysius.
Bolo Bolardus. Dat hij een Oostfries was, leert de Matricula nationis Germanicae te Padua. Hij werd in 1584 te Genève ingeschreven, in het volgende jaar te Heidelberg, 1 October 1586 te Marburg en 5 Juni 1590 te Padua.
|
955 | 15 Oct. Adamus Eysingha Phrysius.
Adamus Eysinga Dezelfde die Aede heet in het Stamb. I. 99. Hij was de zoon van Frans van Eysinga en Lisck van Jousma, studeerde eerst te Leiden (vgl. Album 3 Sept. 1580), werd J.U.D., Raad ter Admiraliteit en Lid van den Hove van Friesland. Vgl. Stamb. II. 66. Hij trouwde Foeck van Eelsma en stierf in 1619.
|
956 | 15 Oct. Solinus Eysinga Phrysius.
Solinus Eysingha. Eigenlijk Juw, volle broeder van Aede, gestorven te Wirdum 4 Mei 1631, in den ouderdom van 67 jaren. Den 3 November 1578 treffen wij hem reeds in het Leidsche Album aan; in dat van Genève in 1584.
|
957 | 15 Oct. Timannus zum Camp Phrysius. |
958 | 19 Oct. Johannes Roorda Phrysius.
Johannes Roorda. Zoon van Ruurt van Roorda en Doutze van Sassinga. Hij werd J.U.D. en Assessor van het Kamergerigt te Spiers. Terecht alzoo twijfelde Te Water, Verb. d. Ed. III. 277, aan zijne denkwijze, en hij was geenszins balling, gelijk het Stamboek II. 210 leert.
|
959 | 5 Nov. Nicolaus Clandt Groninga Phrysius. |
| |
| |
960 | 5 Nov. Abraham Corputius Bredanus.
Abraham Corputius. Alzoo niet te Kleef, gelijk men waarschijnlijk achtte, Schotel, Kerk. Dordr. I. 175, maar te Breda geboren. Balen prijst zijne geleerdheid. Hij werd predikant in de Paltz, doch overleed reeds 28 Febr. 1597 te Dordrecht, nog slechts 29 jaren oud.
|
961 | 15 Nov. Jacobus Rulandus Delfensis.
Jacobus Rulandus. Geboren te Delft in 1562, predikant in de Paltz in 1588, te Delft in 1595, andermaal te Frankenthal, in 1598 te Amsterdam, waar hij in 1632 overleed. Hij was lid der synode te Dordrecht en liet zich 9 October 1627 door Polyander in het Leidsche Album inschrijven als ‘Jacobus Rolandus Delphensis, pastor ecclesiae Amsterodamensis ac versor Novi Testamenti, aet. a. 660.’
Eene Elegia Jacobi Rolandi in Μικροκοσμον doctissimi viri D. Joannis Moermanni Belgae, poetae laureati, is geplaatst voor het werkje van laatstgenoemden: De Cleynwereld, rhetoryckelijk wtghestelt. (Antw. 1584. 4.) Vgl. Serrure, Vaderl. Museum, IV. 205.
|
962 | 15 Nov. Daniel Emdensis Antverpiensis. |
963 | 16 Nov. Egbertus Alberda Frisius.
Egbertus Alberda. Zoon van Reynt Alberda en Wilmke Coenders. Nadat de vader, burgemeester van Groningen, door Rennenberg in de gevangenis geworpen, was ontslagen, zwierf het gezin in Oostfriesland rond. Egbert et Pabacus bezochten de Hoogeschool te Genève, eerstgenoemde ook die te Heidelberg. Deze werd na de reductie burgemeester van Groningen en vervolgens afgevaardigde tot de Algemeene Staten. Hij overleed 16 September 1604. Vgl. Scheltema, Staatk. Nederland II. 528 vlg.
|
964 | 20 Nov. Joannes a Marck Westphalus. |
965 | 23 Nov. Rudolphus Hoier Campensis Transisalanus, Licentiatus Iuris. |
966 | 24 Nov. Hermannus Phrygio Venlonius, gratis. |
967 | 25 Nov. Augustinus Neovillanus Antverpiensis. |
968 | 29 Nov. Joannes Craesboomius Antverpiensis. |
969 | 3 Dec. Hermannus Craen Clivensis. |
970 | 22 Dec. M. Matthaeus Lanoius Antverpianus in-
scriptionem renovavit. |
971 | 30 Dec. Fridericus Billetius Insulanus Belga. |
972 | 31 Dec. Daniel Colonius Metensis.
Daniel Colonius. Dat Daniel van Ceulen te Genève zijne studiën voltooide, was bekend; welligt minder dat hij
|
| |
| |
|
ook te Heidelberg vertoefde. Hij was te Metz, 27 September 1566, geboren. Vgl. Te Water, Hist. der Herv. Kerk te Gent, 174-177. Eerst 14 Augustus 1589 treffen wij hem te Leiden aan.
|
| |
1586.
973 | 18 Jan. Eberhardus Vorstius Ruremundanus.
Eberhardus Vorstius. Geboren te Roermond, 26 September 1565. Eerst vertoefde hij te Leiden, waar hij 28 April 1580 door Lipsius in het Album werd ingeschreven. Dat hij vier jaren te Heidelberg en Keulen bleef, later Padua, Bologna en Ferrara bezocht, is van elders bekend. Vgl. G.C.B. Suringar, De Medische Faculteit te Leiden, in het begin der zeventiende ee uw, 3, 17.
|
974 | 6 Mart. Joannes Taffinus Nervius. |
975 | 3 Apr. Gerardus Rufelaert Frisius.
Gerardus Rufelaert. Een adelijk geslacht van Gent, waaruit afstammelingen voorkomen in Stamb. II. 167. De hier vermelde was te Emden geboren, zooals het Leidsche album leert, waarin zijn naam 10 Mei 1582 voorkomt.
|
976 | 12 Apr. Johannes Guilielmus a Boetzeler.
Johannes Guilielmus a Boetzeler. Men leze: a Boetselaer. Als student in de rechten had hij 22 Augustus 1582 zijne akademische letteroefeningen te Leiden aangevangen.
|
977 | 18 Apr. Johannes Duysthius Batavus. |
978 | 18 Apr. Guilielmus Diert Batavus.
Guilielmus Diert. Willem Diert was reeds sedert 17 September 1580 als student te Leiden ingeschreven. Delft was zijne geboorteplaats, de rechtsgeleerdheid zijn studievak.
|
979 | 18 Apr. David Fulder Batavus Cattus. |
980 | 19 Egbertus Hemskerck Batavus.
Egbertus Hemskerck. De geletterde opleiding wijst op het geslacht der geleerde Heemskerken, de voornaam op dat der vermaarde schilders. De hier genoemde was de zoon van Willem van Heemskerk, te Leiden geboren, student in de godgeleerdheid in zijn geboorteplaats sedert 22 November 1579.
|
981 | 19 Johannes Melanus Bredensis. |
982 | 22 Apr. Johannes Graeff Amstelodamensis.
Johannes Graeff. Men leze: De Graaf. Sedert 22 Februari 1582 had hij te Leiden in de rechten gestudeerd.
|
| |
| |
983 | 2 Maii Daniel Helmius Pithopaeus Heidelbergen-
sis, gratis.
Daniel Helmius Pithopaeus. Zoon van den beroemden Lambertus Helmius Pithopaeus.
|
984 | 13 Jun. Carolus Bombergius Mechliniensis in-
scriptionem renovavit.
Carolus Bombergius. Een banneling, bloedverwant van Antonius en Cornelis Bombergen. Vgl. Te Water, Verbond der Edelen, 1. 264 vlg.
|
985 | 18 Jun. Johannes Polyander Metensis.
Johannes Polyander. De beroemde Polyander a Kerckhove is te Metz 1568 geboren. Zoowel te Genéve als te Heidelberg gaven zijne vrienden gedichten van zijne hand in het licht. Vgl. Schotel, Theod. Rycquii al. Epistolae ineditae (H.C. 1843.) 119, Illustre School te Dordrecht, 41 vlg. Den 9 December 1588 verdedigde hij onder Georgius Sohnius eene Dissertatio de peccato, die opgenomen werd in Sohnii Theses de locis theologicis (Herb. 1609) 421 vlg. Veel over hem bij Sepp, Godgeleerd onderwijs, I. 52, 154, 218 vlg., 238, 246.
|
986 | 2 Jul. Eggericus Beningha Phrysius.
Eggericus Beningha. Kleinzoon van den vermaarden Oostfrieschen geschiedschrijver, die 19 October 1562 was overleden.
|
987 | 2 Jul. Gerardus Lobbecius Venloniensis. |
988 | 26 Jul. Johannes Halsbergius Flander.
Johannes Halsbergius. Ik weet niet, of het tot hiertoe wel bekend was, dat hij een Vlaming was. 1589 werd hij proponent en in het volgende jaar predikant in de gasthuiskerk te Amsterdam. Dat hij Theologiae Doctor was, is mij alleen gebleken uit een brief, dien de Akademische Senaat der Leidsche Hoogeschool 10 Februarij 1593 tot hem richtte.
|
989 | 30 Jul. Elteo Amptzonius Frisius. |
990 | 30 Jul. Jelmerus Amptzonius Frisius, illius
frater. |
991 | 26 Aug. Henricus Bettohincken Frisius. |
992 | 26 Sept. Abrahamus Van der Mylen Dordracenus
Hollandus.
Abrahamus Van der Mylen. Breedvoerig handelt over hem Vrolikhert, Vlissingsche Kerkhemel, 44 vlg. Vgl. ook Te Water, Verh. over de Reformatie in Zeeland, 165, 322, 468. Thans weten wij, dat hij werkelijk de zoon
|
| |
| |
|
geweest is van Johannes Mylius, die predikant was te Appingadam, Breda en Delft, en tevens tot de Dortsche familie van dien naam behoorde. Een brief, door Menso Alting, den 16 Augustus 1587, gezonden ‘Pietate ac literis polito juveni, Abraham van der Milen sacris literis operam navanti zu Heidelberg’ is uitgegeven door Crenius in zijne Animadv. philol. et historic. XI. 126. Den 6 December 1587 was hij reeds weêr naar Delft teruggekeerd, gelijk blijkt uit een' brief van Sibr. Lubbertus, ald. 125. Rogge, Wtenbogaert, I. 22.
|
993 | 28 Sept. Meinardus ab Idzaerda Frisius.
Meinardus ab Idzaerda. Zoon van den rechtsgeleerde Baerte van Idzaerda en Magdalena Rommaerts (Gab. de Wal, De clar. Frisiae J Ctis, Annot. 19). Hij werd in 1600 Grietman van Weststellingwerf, later lid der Synode te Dordrecht, waar hij door eene ziekte werd overvallen, die hem den 22 December 1618 ten grave sleepte. Zijn grafschrift te Ter Idserd vindt men in het Stamb. II. 152. Bij zijne vrouw Lis van Harinxma thoe Sloeten had hij zes kinderen. De beroemde rechtsgeleerde Johannes van der Sande was met zijne zuster gehuwd.
|
994 | 28 Sept. Andreas ab Hiddema Frisius. |
995 | 28 Sept. Johannes Crucius Insulanus. |
996 | 2 Nov. Engelbertus de Cerff Steenwerckensis Flan-
der. |
997 | 2 Dec. Gerardus ab Assendelft Hollandus.
Gerardus ab Assendelft Hij was te Leiden geboren en eerst 5 Juli 1603 treffen wij zijn naam in het Album zijner vaderstad aan. Hij was de zoon van Johan van Assendelft en studeerde vroeger te Genève.
|
998 | 28 Dec. Hermannus Bisius Dordracensis Hollan-
dus, I.U.D. |
| |
1587.
999 | 7 Jan. Philippus Pensart Bruxellensis Brabantinus. |
1000 | 1 Apr. Bertoldus a Dauma, |
1001 | 1 Apr. Edzardus a Dauma, Frisii occidentales
fratres.
Bertoldus en Edzardus a Dauma. Men leze Douma. Epe van Douma had uit zijn tweede huwelijk (met Tietke Tjaerda van Starkenborgh) de beide hier vermelde zonen Bertholt en Idsert. Laatstgenoemde is jong in krijgsdienst gestorven. De nakomelingen van eerstgemelden vindt men vermeld in het Stamboek van den Frieschen Adel, I. 94.
|
| |
| |
1002 | 11 Apr. Sixtus Rorda Frisius Occidentalis.
Sixtus Rorda. Moet Syds Roorda van Genum zijn, jongste zoon van Wybren van Roorda. Hij schijnt op de Staatsche zijde gediend te hebben, huwde Luts van Scheltema, en overleed 18 Februari 1617 in den ouderdom van 49 jaren.
|
1003 | 16 Apr. Theodoricus Clemens Hollandus.
Theodoricus Clemens. Dirk Clemens, te Delft geboren, begon zijne studien in de rechten te Leiden, 15 Januari 1587; kortstondig was zijn verblijf aldaar; in Juli 1590 echter keerde hij derwaarts terug.
|
1004 | 22 Apr. Egbertus Halbes Groninga-Frisius.
Egbertus Halbes. Geruimen tijd heeft hij aan de voortzetting zijner studien besteed; in 1594 treffen wij hem aan te Genève, in 1597 te Orleans en 19 Febr. 1600 te Padua, vanwaar hij zich in Juli van hetzelfde jaar naar Siena heeft begeven. Later werd hij raadsheer te Groningen. Zijne dochter was de verloofde van den philoloog Janus Gebhardus, dien zij tijdens zijne laatste ziekte zorgvuldig verpleegde.
|
1005 | 27 Apr. Isaacus Corputius Bredanus.
Isaacus Corputius. Zoon van Hendrik van den Corput en Adriana van Bregt, geboren te Breda 30 Januari 1569. Hij was achtereenvolgens predikant te Westmaas, Papendrecht, Breda en Dordrecht. Ook als conrector was hij ter laatstgenoemde stede werkzaam. Vgl. Schotel, Illustre School te Dordrecht 31 vgl. Hij overleed 6 October 1599. Dat hij te Heidelberg studeerde, was bekend. Schotel, Kerkelijk Dordrecht, I. 157.
|
1006 | 13 Maii Otto Casmannus Westphalus.
Otto Casmannus. Wel is hij te Warburg in 1562 geboren en te Stade 1 Augustus 1607 overleden; maar hij mag hier vermeld worden uithoofde zijner beroeping tot gymnasiarcha te Leeuwarden, vermeld bij Arntzenius, Orat. de gymn. Leovard. 26, betwijfeld door Boot, Hist. gymn. Leov. 16, 22. Over de hollandsche vertaling van een zijner schriften vgl. Te Water, Reformatie in Zeeland, 203.
|
1007 | 28 Junii Daniel Niellius Vesaliensis.
Daniel Niellius. De Nielles, zoo als hij in het Album van Genève heet. Hij werd eerst predikant te Wezel, later (1597) te Middelburg. Zie Dresselhuis, t.a.p. 16 117. In September 1606 werd hij door de Walsche Synode te Dordrecht geschorst en vervolgens ontslagen, waarop hij zich naar Vlaanderen begaf. Vgl. Te Water, Historie der Hervormde Kerk te Gend, 107. Van zijne verdere lotgevallen is weinig bekend; alleen weten wij, dat hij in 1610 te Doornik we-
|
| |
| |
|
gens Calvinistische leeringen werd gevangen gezet. Uit de Archives Tournaisiennes van Fred. Hennebert, I. 200, is dienaangaande door Dodt het een en ander medegedeeld in: Utrecht voorheen en thans (1845) II. 2. 134.
|
1008 | 7 Jul. Joannes Saroels Bruxellensis. |
1009 | 20 Jul. Georgius Benedicti Harlemensis.
Georgius Benedicti. Alzoo niet Georgius Benedictus, gelijk velen schrijven. Als student in de godgeleerdheid had hij sedert 30 Juni 1580 te Leiden vertoefd. Hij overleed reeds 1 Maart 1588 te Heidelberg. De naam van Werteloo is hier bij de inschrijving achterwege gelaten. Reeds vóór zijne komst te Heidelberg had hij zich als gelukkig latijnsch dichter bekend gemaakt. Vgl. Burmanni Epistol. Syll. I. 488. Paquot, II. 406. Hoeufft, 92. Bij Peerlkamp komt hij niet voor. Een Epigramma van Joh. Posthius in Georgii Benedicti mortem vindt men in zijne Parerga poetica, II. 47. De Regering van Delft schijnt in de studiekosten van Benedicti voorzien hebben; althans hij zelf zingt:
Anceps saepe meam versat sententia mentem,
Obstrictus Delpho sim magis an patriae.
Haec, vitam mihi tu debes, ait, ille Camoenas,
Nunc quoque quod vivo vindicat omne sibi.
Den Hoogleeraar Peerlkamp zal wel de navolging van Claudianus in deze regelen hebben gehinderd. Vgl. hiermede zijn gedicht ad Arnoldum Cornelium. Petrus Scriverius zong van hem:
Livor abi: non huic poteris maledicere vati,
In gremio matris qui Benedictus erat.
|
1010 | 20 Jul. Johannes Regius Delphensis.
Johannes Regius. Vgl. Te Water, Historie der Reformatie te Gent, 50-54. Sedert 15 September 1581 had hij te Leiden vertoefd.
|
1011 | 30 Jul. Thomas Honsseler Vesaliensis. |
1012 | 5 Sept. Hieronymus Atten Frisius. |
1013 | 15 Sept. Reinerus de Warck Antverpiensis. |
1014 | 18 Sept. Henricus Winandus Arnheimius Gel-
drus.
Henricus Winandus. In het Leidsche Album treffen wij zijn naam 23 Augustus 1583 aan.
|
1015 | 20 Sept. Sibrandus Jacobi Frisius Orientalis. |
1016 | 27 Sept. Nicolaus Olivarius Bruxellensis. |
| |
| |
1017 | 16 Nov. Josias Eternius Frisius. |
1018 | 16 Nov. Eberhardus Pollio Ultraiectinus J.U.D.
Eberhardus Pollio. Als studiosus literarum begon hij 1 Juni 1581 zijn akademische loopbaan te Leiden.
|
1019 | 28 Dec. Joannes Dibbetz Duisburgensis. |
| |
1588.
1020 | 5 Jan. Melchior Klant Frisius. |
1021 | 7 Febr. Gerardus Entens Groningensis Frisius. |
1022 | 2 Apr. Joannes Cammerlinus Haga-comitanus
Hollandus.
Joannes Cammerlinus. Waarschijnlijk een zoon van den bekenden Nicolaas Camerlijn, vriend van Willem I en later Raadsheer in den Hove van Holland. In het Leidsche album staat hij 4 Juli 1585 opgeteekend.
|
1023 | 5 Apr. Eduard Barlagius Frisius Orientalis. |
1024 | 14 Apr. Matthaeus ab Hagen Antverpiensis. |
1025 | 22 Apr. Maximilianus Mayer Antverpiensis. |
1026 | 23 Apr. Abelus Conderus ab Helpen iunior
Frisius.
Abelus Conderus ab Helpen. Dat deze te Heidelberg studeerde, was reeds uit Alting's Lijkrede bekend. Zij werd uitgegeven te Groningen in 1629, onder den titel van Narratio historica de ortu, vitae curriculo et morte Abeli Coenders ab Helpen, en is herdrukt in Gerdes, Scrinum Antiq. s. Miscell. Groningana, VIII. 649.
|
1027 | 24 Apr. Jacobus a Dyck Harlemensis. |
1028 | 25 Apr. Johannes Metelen Frisius. |
1029 | 21 Maii Lazarus Tucher Antverpianus.
Lazarus Tucher. Uit het edel geslacht der Tuchers te Neurenberg. De vóórnaam herinnert reeds aan Luthers vriend Lazarus Spengler.
|
1030 | 13 Jun. Reinerus Gruterus Daventriensis.
Reinerus Gruterus. Zoon van Thomas Gruterus, die alzoo in 1566 of daaromtrent zich niet meer te Duisburg, maar te Deventer moet hebben opgehouden. Reeds 21 Augustus 1584 was hij als student in de godgeleerdheid te Leiden ingeschreven. In 1590 werd hij gelijktijdig met Regnerus Hachtingius tot Phil. Mag. bevorderd, gelijk mij uit de Acta
|
| |
| |
|
Fac. Philos. MSS. is gebleken. Den 17 Maart 1591 werd hij tot tweeden Regent van het Collegium Casimirianum benoemd, en den 29 Augustus van hetzelfde jaar legde hij den eed af als lid van den Senatus Philosophicus.
|
1031 | 11 Jul. Johannes Agricola Middelbourgensis. |
1032 | 21 Aug. Abrahamus Smesman Antverpianus. |
| |
1589.
1033 | 20 Jan. Petrus Stasius Antverpianus. |
1034 | 19 Feb. Petrus de Hellem Tornacensis Flander. |
1035 | 15 Mart. Johannes a Spina Gandavensis Flander. |
1036 | 25 Mart. Joannes de Jonge Dordracenus Hollandus. |
1037 | 3 Jul. Joannes Schipperius Ultraiectinus. |
1038 | 21 Aug. Hubertus Salinicus, alias Soltman,
Oudewateranus Hollandus.
Hubertus Salinicus. In het Leidsche Album komt (9 December 1592) voor Hubertus Galinaeus Audewateranus. Ongetwijfeld schuilt hier een fout, gelijk de bijvoeging ‘alias Soltman’ in de Heidelbergsche Matricula leert.
|
1039 | 8 Sept. Jacobus Endius Dordracensis Hollandus.
Jacobus Endius. Endius staat hier voor Eyndius, dezelfde die in het Leidsche Album 8 September 1589 is ingeschreven. Op beide plaatsen is Dordrecht als geboortestad aangewezen; mitsdien was hij niet de bekende Jacob van den Eynde, zoon van den gelijknamigen pensionaris van Delft, die bij van Bleyswijk en elders vermeld wordt.
|
1040 | 9 Sept. Jacobus Theilingius Alcmarianus Hol-
landus.
Jacobus Theilingius. Bij Toepke: Therlingius. In het Leidsche Album Teylingius (15 Mei 1587).
Hij hield briefwisseling met Everh. Bronchorst. Deze schrijft in zijn Diarium, dat in HS. op de Stadsboekerij te Deventer berust:
18 Jun. a. 91 accepi literas a Tellingio cum duabus orationibus Pacii de honore habitis Heidelbergae, in quibus vehementer a me efflagitabat, ut id curarem, quo Pacius possit hic vocari ad professionem.
3 Oct. Recepi literas a Jacobo Tellingio Heidelberga, una cum thesibus iuris controversi, de quibus respondit sub Pacio.
4 Oct. Rescripsi ad Tellingium Heydelbergam eumque hortatus sum, ut sumeret gradum doctoratus.
|
| |
| |
1041 | 22 Sept. Petrus a Kuwenburg Ziriczaeus Zelandus.
Petrus a Kuwenburg. Lees: Kouwenburgh. Uit hetzelfde geslacht, ook te Zierikzee geboren, komt een gelijknamige student in de geneeskunde in het Leidsche Album voor 16 April 1672.
|
1042 | 29 Sept. Doco a Bothnia Franekeranus Frisius.
Doco a Bothnia. Doeke, zoon Juw Bothnia, Olderman te Franeker, en Foockel van Walta. Zie over hem Stamb. I. 45. II. 40.
|
1043 | 30 Sept. Nathanael Rijckewart Nordwicensis
Anglus. |
1044 | 14 Nov. Daniel Ottho Gandavus Flander. |
1045 | 18 Dec. Michael Verheidius Antverpiensis, no-
bilis, iniuratus pp. aet. |
1046 | 18 Dec. Jacobus Kimedoncius Gandavensis.
Jacobus Kimedoncius. Het kortstondig leven van den zoon beschrijft het grafschrift van den gelijknamigen vader. Het luidt als volgt:
Jac. Kimedoncii Kempii rarae
doctrinae, rarioris vitae,
rarissimi exempli theologi,
obiit heidelb. xxvi Novemb. mdxcvi
orbatus paulo ante contra votum
sui nominis filio annor. quasi xvii
supra fidem supra saeculum
plane quasi uterq. firmaret
|
1047 | 18 Dec. Abrahamus Kimedoncius Gandavensis.
Uterque Doct. Jacobi Kimedoncii Theol.
professoris huius scholae filii; per aeta-
tem bonam fidem loco iuramenti de-
derunt.
Abrahamus Kimedoncius. Zie hier eenige bijdragen tot zijn leven uit de Act. Philos. Facult. MSS. geput:
|
| |
| |
|
20 Dec. 1603. ‘Tunc etiam in numerum Senatorum receptus est M. Abrahamus Kimedoncius.’
3 Juni 1605. ‘M. Abrahamus Kimedoncius, cum a Senatu Ecclesiastico Rector Scholae Simmerensis constitutus esset, professionem Hebraeae Linguae in Senatu Philosophico resignavit.’
1613. De Faculteit beveelt Kimedoncius aan den Senaat aan tot Professor Logices, en schrijft ‘primo loco nominandum esse M. Abrahamum Kimedoncium Rectorem Crucenacensem: cum sit Professoris filius, et, ante aliquot annos, non sine laude, Hebraicam professionem sustinuerit; praeterea etiam singularis eius eruditio, pietas, modestio probe nobis est perspecta, ita ut magnopere collegam eum esse nostrum cupiamus.’ Later volgt: ‘Calendis Septembris M. Abrahamus Kimedoncius a Senatu Academico electus confirmatusque fuit.’
|
| |
1590.
1048 | 24 Jan. Vopiscus Scheltema Frisius.
Vopiscus Scheltema. Dat hij in 1584 te Genève als student is ingeschreven, was bekend. In 1589 treffen wij hem aan in de Registers der Hoogeschool te Bologna. Reeds in 1598 is hij overleden. Hij was de zoon van Sippe V.S. thoe Morra, over wien Te Water heeft gehandeld, Verbond der Ed. III. 289. De eenige zoon uit zijn huwelijk met Franck van Roorda van Genum heeft zich bekend gemaakt als Lid van de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden.
|
1049 | 24 Feb. Eberhardus ab Aschendorf Frisius. |
1050 | 24 Feb. Joachimus ab Aschendorf Frisius. |
1051 | 24 Feb. Hildebrandus Fermpsum Frisius. |
1052 | 25 Apr. Stephanus Maresallus Antverp.
Stephanus Maresallus. Onder de studenten te Siena komt hij 5 Jan. 1593 voor als Marissal.
|
1053 | 27 Apr. Theodorus Hadriani a Terestein
Hollandus.
Theodorus Hadriani a Terestein. Dat hij te Dordrecht geboren is, bleek mij uit een uittreksel der studentenrol te Padua, waar zijn naam 25 Juli 1591 is ingeschreven.
|
1054 | 27 Apr. Petrus Scapius Hollandus.
Petrus Scapius. Amsterdammer, gelijk het Leidsche album (6 November 1586) aantoont. Uit het huwelijk van Pieter Schaap met Margaretha Halling in 1599 te Amsterdam is de staatsman en geleerde Gerard Schaep geboren.
|
| |
| |
1055 | 27 Apr. Michael van Stegen Hollandus.
Michael van Stegen. Uit Dordrecht, volgens de inschrijving te Leiden, 1 September 1584, waar hij Michael Stegen heet, en die te Padua, waar hij 23 Nov. 1591 voorkomt en Versteghen genaamd wordt.
|
1056 | 5 Maii Andreas Cornelii Hollandus. |
1057 | 18 Maii Walterus Morlingius Frisius Embdenus. |
1058 | 18 Maii Franciscus Meynsma Frisius Occidentalis. |
1059 | 13 Aug. Theodorus Bassus Amstelodamensis.
Theodorus Bassus. Hij was de zoon van den Amsterdamschen burgemeester Jacob Bas Claesz. en van Margaretha Coede. Den 25 Juli 1591 vinden wij hem onder de studenten te Padua; in de Matricula nationis Germanicae heet hij Theodorus Basius. Zijn staatkundige loopbaan is uit de geschiedboeken bekend; als voorzichtig en gematigd regent en tevens als schrander gezant der Staten vinden wij hem met eere vermeld.
|
1060 | 13 Aug. Fridericus a Leuenthal Belga. |
1061 | 21 Oct. Guilielmus Verheiden Graviensis Belga.
Guilielmus Verheiden. De ‘Vita Guilielmi Verheiden Belgae, scripta per Jacobum fratrem’, te 's Gravenhage in 1598 uitgegeven, is zeker meer algemeen bekend geworden, sedert Wenckebach daarvan eene vrije navolging ('s Grav. 1842) in het licht gaf. Het oude boekje is een der schoonste gedenkteekenen uit den tijd van den vrijheidsoorlog. Nopens het eerste verblijf van het edele broederenpaar te Heidelberg lezen wij daarin het navolgende: ‘Inde (namelijk van Frankfurt) Heidelbergam progressi, dies circiter quatuordecim acquievimus. Hic consensu Senatus Academici orationem dixit, cuius argumentum erat: De eo quod maxime est ex hominis dignitate. Intellexit hoc esse, defendere patriae libertatem: pro cuius libertatis defensione antiquum illud Germanorum Principumque Palatinorum studium exposuit: testatusque est, numquam magis esse vigilandum pro libertate, quam hoc tempore, quo libertati tam multae insidiae struuntur ab eo, cuius ambitio et avaritia insatiabilis esse videtur. Hoc argumentum postero die duabus lectionibus exposuit, adducens verba Caesaris, quae exstant Commentariorum libro VII.’ Na het uitspreken dezer rede verliet Willem Verheiden Heidelberg en begaf zich naar Bazel, Zurich, Chur, Padua en Venetie. Op de terugreis besloten ze Heidelberg tot rustplaats te kiezen. ‘Heidelbergam (zegt Jacobus) demum venimus. Quo in loco apud socios, qui nobis bene cupiebant, per totam fere hiemem subsedimus. Quo tempore haec duo potissimum studuit, videlicet ut Theologiae tum linguae Italicae certam haberet cognitionem. Ad hoc primum exigebat dispositionem
|
| |
| |
|
quandam Locorum Communium, sive Partitiones Theologicas. Mox Sohnii, tum et Amandi Polani Partitiones administratae fuere. Huius ita ipsi placuere, et quidem iure, ut, bidui spatio, easdem fideliter sine libro reddiderit. Biblia, tum Calvini Institutiones, vere divinum et aeternum opus, amplexus est, diligentissimeque legit. In Novo Testamento, Italice verso, se exercebat: sic et in Aulico Baltazaris Castilionei, quem virum propter eruditionem et decorum, quod passim in libro perspexit, non semel commendabat. Remeandum iam erat in Patriam Belgium. Priusquam tamen hoc iter susciperet, hanc quaestionem, iurene an iniuria C. Caesar interfectus, tractare statuerat; verum loci circumstantiam perpendens diligentius, ab incepto destitit. Heidelberga tandem nostrorum opera in Hollandiam, elapso iam anni spatio, ex praefinita animis nostris sententia, salvi revenimus.’ Uit het aangevoerde blijkt, dat de twee broeders eerst bij hun tweede bezoek in het Album der Hoogeschool zijn ingeschreven. Over zijne schriften vgl. Catal. Bibl. Thys. (1879) 9, 243. Van der Wulp, Catal. Meselm. I. 686 815; II. 233.
|
1063 | 21 Oct. Jacobus Verheiden Graviensis Belga.
Jacobus Verheiden. Hij werd Rector der Latijnsche school te Nijmegen en maakte zich door onderscheiden schriften bekend. Vgl. Foppens, Bibl. Belg. 1, 542. Saxii Onomast. lit. IV. 51.
|
1064 | 20 Dec. Vincentius Welsius Lewardiensis Frisius. |
| |
1591.
1065 | 17 Jan. Johannes Pannelius Nortwicensis Anglo
Flander.
Johannes Pannelius. Waarschijnlijk bloedverwant van den bekenden Michael Panneel. Naar het vaderland teruggekeerd begaf hij zich naar Leiden, waar hij 9 October 1593 als student in de godgeleerdheid werd ingeschreven. Hij was in 1595 predikant te Grijpskerke, later te Baarland, eindelijk te Axel, waar hij 22 November 1617 werd bevestigd. Vgl. Te Water, Reform. van Zeeland, 203. Gaillard, De l'influence exercée par la Belgique sur les Provinces-Unies, 128.
|
1066 | 22 Jan. Abrahamus Coenens Antverpianus. |
1067 | 23 Mart. Stephanus Quaet Gheldrius. |
1068 | 31 Mart. David Balthasarius Dortracenus.
David Balthasarius. Hij legde zich op de geneeskunde toe, blijkens de inschrijving in het Leidsche Album 8 Juni 1592.
|
1069 | 5 April Casparus Flamingius Amstelredamo-Ba-
tavus. |
| |
| |
1070 | 5 Apr. Jacobus Gravius Amstelredamo-Batavus.
Jacobus Gravius. Zoon van Theodorus de Graef, te Leiden reeds 14 Augustus 1585 in het album opgeteekend.
|
1071 | 5 Apr. Johannes Rogge Embdanus inscriptionem
renovavit.
Joannes Rogge. De eerste inschrijving van dezen bekenden geleerde heb ik niet kunnen ontdekken; waarschijnlijk komt het mij voor, dat hij dezelfde is als Joannes Roge, op het jaar 1584 vermeld: waar dan Emdanus voor Amsthedamensis moet gelezen worden. Volgens Baudart zou Roggius te eeniger tijd hoogleeraar in het Hebreeuwsch te Heidelberg geweest zijn, en ook bij Vriemoet (Athen. Fris. 85) lezen wij: ‘Fuerat hic Joh. Rogius quondam professor linguae Hebraeae in Academia Heidelbergensi.’ In de Acta Senatus heb ik evenwel vruchteloos naar de bevestiging dezer opgave gezocht; ook is de tijdsruimte tusschen den dag der inschrijving (5 April 1591) en zijne komst te Franeker als inspector bursae zeer beperkt. Doch bij Andreae (De quibusd. eruditor. luminib. 1. 28) ontmoet ik een Heidelbergschen hoogleeraar Paulus Roggius, wien hij dezelfde lotgevallen toeschrijft ‘modo idem sit noster, quod a verosimili haud abit’. Hoe hij tot die waarschijnlijkheid komt, is mij duister. Johannes Roggius werd in een brief van Lydius van 11 Febuari 1592 nog ‘een jonge man, nochtans bequaem dese officie te dienen’ genoemd en daarin zou wel van een vroeger professoraat te Heidelberg zijn gesproken, ware dat omtrent zijn verleden te vermelden geweest. Hoe dit zij, slecht korten tijd mogt hij als inspector bursae en disciplinarum mathematicarum professor te Franeker werkzaam zijn; het gedrag der studenten ten zijnen aanzien gaf aanleiding tot zijn ontslag. In 1597 werd hij predikant te Groote Lindt, en van daar vertrok hij in 1600 naar Hoorn, waar hij 4 Maart 1618 overleed. Vgl. Boeles, Gesch. d. Friesche Hoogeschool, II. 62 vlg.
|
1072 | 5 Apr. Rochus Honardus Dortracenus.
Rochus Honardus. Rochus van den Honaert, geboren te Dordrecht 13 Maart 1572, was 31 Augustus 1587 naar de Akademie te Leiden vertrokken en vergezelde in 1591 Lipsius en Bertius op eene reis door Duitschland. Eerst in 1593 werd hij te Bazel tot licentiaat in de rechtsgeleerdheid bevorderd. Tien jaren later werd hij lid van Hoogen Raad. Dat hij bij al zijn tijdgenooten hoog stond aangeschreven, is uit tal van schriften duidelijk.
|
1073 | 9 Maii Petrus Bertius Flander.
Petrus Bertius. Van zijn verblijf te Heidelberg maken zijne levensbeschrijvers breedvoerig gewag. Vermits hij aldaar de lucht niet kon verdragen, verliet hij ongaarne de stad en vertrok naar Straatsburg.
|
| |
| |
1074 | 3 Jul. Jacobus Cornelii Middelburgensis Zee-
landus.
Jacobus Cornelii. Hij was 23 Mei 1589 als student in de godgeleerdheid te Leiden opgeteekend.
|
1075 | 16 Jul. Andreas ab Hedema Frisius inscriptionem
renovavit. |
1076 | 27 Sept. Guilielmus Baudartius Gandavensis. |
1077 | 28 Sept. Cornelius Pynacker Delphius Batavus.
Cornelius Pynacker. Geboren te Pynacker bij Delft 6 Juli 1570. Zijn vader heette Adam Kerckhoff. Hij legde zich eerst te Leiden, later te Heidelberg, op de studie der godgeleerdheid toe. Nadat hij met Elbertus van Pallandt kennis gemaakt en dezen op eene langdurige reis door Italië en Duitschland vergezeld had, wijdde hij zich geheel aan de rechtswetenschap, die hij te Leiden, Groningen en Franeker met veel toejuiching heeft onderwezen, Bijzonderheden uit zijn leven vinden wij bij de geschiedschrijvers der drie hoogescholen opgeteekend. Wat zijn studententijd betreft, moet ik opmerken, dat hij na zijne reizen naar Leiden is teruggekeerd en daar in April 1591 (niet 1592, zoo als Revius Dav. illustr. 512 schrijft), onder Carolus Gallus zijne Theses de Antichristo verdedigde. Vgl. het Diarium van Bronchorst en Sepp, Godgel. Onderwijs, 76. Zijne promotie tot J.U.D. had 16 Mei 1597 plaats: de Dissertatio handelde de iureiurando. Zijn lof verkondigden Houck, in de Groningae admiranda, 32 en Henr. Neuhusius, Poemata, 237.
|
1078 | 9 Nov. Ambrosius Geldrus Harderwicensis. |
1079 | 4 Dec. Volcardus Overlander Amstelodamensis.
Volcardus Overlander. In het Album te Genève Polcardus. Geboren 10 Juli 1570 uit een aanzienlijk geslacht, uit Dithmarsen afkomstig. Hij werd Licentiaat in de Rechten en (1603 en later) Schepen, eindelijk (1628) Burgemeester van Amsterdam. Hooft, met wiens nicht Maria hij gehuwd was, prijst (1612) zijne rechtskennis cn noemt hem ‘voorsien van oordeel, oeffeninghe en menichte van exempelen’, Briev. I. 23. Het antwoord van Volkert Overlander aan Hooft heeft van Vloten doen afdrukken, 11. 444 vlg. Ook treffen wij hem aan onder de Commissarissen voor Huwelijkszaken, in de Wisselbank en onder de Rekenmeesters van Amsterdam. In 1618 kocht hij van de Steden Edam en Monnikendam de heerlijkheid Ilpendam, in welke plaats hij zich reeds zes jaren vroeger een aanzienlijk grondbezit had verworven uit de nalatenschap van Egmond. In 1622 stichtte hij het huis Ilpenstein. Reeds in 1620 had Koning Jacobus I van Engeland hem, wegens bewezen diensten, in den adelstand verheven. Den 18 October 1630 is hij overleden. Zijne schrifturen betreffende 's Lands zaken werden eer-
|
| |
| |
|
tijds op het huis Ilpendam bewaard, doch zijn thans verdwenen Vgl. G. van Enst Koning, Het huis te Ilpendam en zijne voornaamste bezitters (Amst. 1836) 3, 37, 40, 57.
|
1080 | 7 Dec. Aegidius Hoftman a Nispen Ant-
verpianus. |
1081 | 8 Dec. Jacobus Kimedoncius, filius Recto-
ris, Gandaviensis. |
| |
1592.
1082 | 15 Jan. Albertus Arisma Frisius occidentalis.
Albertus Arisma. Ontbreekt in de geslachtslijst der Aernsma's in het Stamb. van den Fr. Adel, I. 25. In de Matricula te Marburg, waarin zijn naam reeds 18 Mei 1588 voorkomt, heet hij Arnisma.
|
1083 | 30 Mart. Petrus Pinius Embdanus Frisius orient. |
1084 | 5 Apr. Sabinus Baerdt Frisius occidentalis.
Sabinus Baerdt. Welligt een zoon van Hobbe H. van Baerdt, die in 1585 Griffier van het Hof van Friesland was. Zie Naamregister der Rentmeesters van de Domeinen enz. in Friesl. (Amst. 1748) II.
|
1085 | 22 Apr. Arnoldus Verbequius Andoverpianus.
Arnoldus Verbequius. Ongetwijfeld een bloedverwant der vermaarde schilders van dien naam.
|
1086 | 13 Maii Joannes Schlutter Embdanus Frisius
orient. |
1087 | 13 Maii Rudolphus Artopaeus Embdanus
Fris. orient.
Rudolphus Artopaeus. In 1583 vertrok hij naar Wittenberg, waar hij eene Disputatio de spirituali ecclesiae regimine verdedigde. Nog in hetzelfde jaar treffen wij hem te Genève aan. Rotermund (Gelehrtes Hannover, I. 63) gist, dat hij de zoon was van den gelijknamigen predikant van Bingum, die in 1594 naar Appingadam werd beroepen. Dat hij gehuwd was met Barbara, de dochter van Pieter Ulenburgh, den broeder des burgemeesters van Leeuwarden Rombertus Ulenburgh, leert ons het Stamboek van den Frieschen Adel, II. 191.
|
1088 | 19 Maii Johannes Gruterus Antverpiensis, I.U.D.
Johannes Gruterus. Is de beroemde Janus Gruterus. Den graad van Doctor in de beide rechten had hij onder Donellus te Leiden verworven. Frederik IV benoemde hem nog in ditzelfde jaar 1592 tot buitengewoon hoogleeraar in de geschiedenis.
|
| |
| |
1089 | 7 Junii Laurentius de Veno Frisius Leovardiensis.
Laurentis de Veno. Den 13 Februarij 1587 was hij als student in de rechten in het Album der Friesche Hoogeschool ingeschreven. Dat hij zijn laatste studiejaar te Heidelberg doorbracht, blijkt uit dit bericht, in verband met de naamrol der Advokaten bij den Hove van Friesland, waarin hij 19 Mei 1593 werd opgeteekend. Hij werd secretaris, later lid der vroedschap te Leeuwarden. Zijn zoon Henricus werd 1602 prof. ethices et physices te Franeker; zijne dochter huwde den rechtsgeleerde Joannes Henricus Rhala. Dat hij de Veen (niet van der Veen) heette, blijkt uit de Dissertatie van zijn' kleinzoon Henricus Rhala, in 1613 te Bazel in het licht verschenen.
|
1090 | 12 Junni Matthias Damius Harlemensis Batavus.
Matthias Damius. Hier leeren wij, dat hij niet in de Paltz geboren werd, maar werkelijk te Haarlem het levenslicht zag. Zie voorts over den ijverigen contraremonstrant en geneesheer v.d. A a, Biogr. Woordenb. in v.
|
1091 | 12 Junii Hadrianus Jacobi Harlemensis Batavus. |
1092 | 28 Sept. Clemens Timplerus Stolpensis Mis-
nensis.
Clemens Timplerus. Geboren te Stolpen in Saksen, verwierf hij zich den graad van Artium liberalium magister te Leipzig (Acta facult. philos. Heidelb. 1593: ‘Timplerus, qui magisterium adeptus erat Lipsiae’). Vandaar naar Heidelberg vertrokken, zag hij zich kort na zijne aankomst een stipendium philosophicum toegekend en in 1593 tot regent van het Collegium Casimirianum verkozen. In 1595 werd hem het hoogleeraarambt aan het Gymnasium Arnoldinum te Steinfurt opgedragen. Hier huwde hij eene dochter van Rutger Deichmann, de zuster van den bekenden Jurist Christoph Deichmann; van hunne kinderen zijn bekend: Christoph, die in 1627 als stud. med. te Groningen werd ingeschreven, en Rutger, wiens leven door Strieder is geschetst. Over zijne beroeping tot Rector der Latijnsche Scholen te Leeuwarden vgl. Boot, Hist. gymnasii Leovard. 22. Hij overleed te Steinfurt 28 Februari 1624, en niet omstreeks het jaar 1608, gelijk Arntzenius meende. Onvolledig zijn ten zijnen aanzien de berichten bij Hauermann, Geschichte des reformirten Gymnasium Illustre Arnoldinum (Burgsteinf. 1878) 97.
|
1093 | 30 Sept. Johannes Panhuisius Antverpianus. |
1094 | 2 Oct. Arnoldus Gortzen Sylvae Ducensis Belga.
Arnoldus Gortzen. Thans is mij gebleken, dat hij 9 November 1595 te Padua onder de leden der Natio Germanica werd opgenomen, en den 30 Juni 1596 als student te Siena werd ingeschreven.
|
| |
| |
1095 | 5 Oct. Boccatius Malda Levardiensis Frisius Orien-
talis. |
1096 | 31 Oct. Richardus Thomson Antverpianus Belga. |
| |
1593.
1097 | 1 Febr. Carolus de Vischer Tornacensis iuris
licent. |
1098 | 7 Apr. Johannes Dobbeling Daventriensis. |
1099 | 14 Apr. Wigboldus Homeri Groningensis.
Wigboldus Homeri. In 1598 werd hij de eerste predikant na de Reductie te Meeden, vanwaar hij in 1601 naar Midwolde vertrok. Vgl. Brucherus, Gedenkb. van Stad en Lande, 219 en 222, waar hij ten onrechte Wigbold Homerus genoemd wordt.
|
1100 | 18 Apr. Conradus Vorst Agrippinensis.
Conradus Vorst, geboren te Keulen 19 Juli 1569, leerling van Piscator te Herborn, in 1594 tot theologiae doctor bevorderd, van 1595-1610 hoogleeraar aan het Arnoldinum te Steinfurt, later te Leiden. Zijne lotgevallen en de bibliografie zijner talrijke geschriften zijn in de laatste jaren door de geschiedschrijvers van de Remonstranten zorgvuldig toegelicht; hoofdbron voor zijn leven is nog altijd Marci Gualtheri Oratio de vita et obitu Conr. Vorstii. L.B. 1624. Aan de omstandigheid, dat hij te Tonningen 29 September 1621 overleed, hebben wij een weinig geraadpleegd Art. in het tweede deel van Moller's Cimbria literata te danken. Bijvoegsels treft men aan in de Zeitschrift des bergischen Geschichts-vereins, IV (1867) 146 vlg.
|
1101 | 3 Maii Wilhelmus Burcardus Sixtinus Frisius.
Wilhelmus Burcardus Sixtinus. De oudste zoon van den beroemden Regnerus Sixtinus noemt zich hier een Fries, meer lettende op afkomst, dan op de geboorteplaats. Immers na 1565 schijnt de vader niet op Frieschen bodem vertoefd te hebben. De zoon trad na afloop van zijn Akademieleven in dienst van den Landgraaf Maurits van Hessen.
|
1102 | 12 Maii Gisbertus Dompseler Ultraiectinus.
Gisbertus Dompseler. Geboren te Utrecht, eerst 7 Juli 1604 in het Leidsche Album als student in de rechten ingeschreven: Gisbertus a Domseler aet. a. 20. Misschien is de opgave van den leeftijd foutief.
|
1103 | 26 Maii Petrus Herius Nieukerkius Belga. |
1104 | 8 Jun. Balduinus de Man Culenburgensis Belga.
Balduinus de Man. In het volgende jaar vertrok hij naar Leiden (Alb. 17 December 1594).
|
| |
| |
1105 | 21 Jul. Antonius Perizonius, alias Fürbrüch,
Schuttorpiensis ex comitatu Bentheimiensi. |
1106 | 2 Sept. Theodorus Xylander Amersfortius Belga. |
1107 | 27 Nov. Philippus Guillielmus a Bernsaw
in Hardenbergh. |
| |
1594.
1108 | 12 Feb. Joannes Kuperus Belga Montanus.
Joannes Kuperus. Zeker dezelfde, die als Johannes Cuperus, musicus Montensis, in het Leidsche Album 31 Mei-1613 voorkomt. Destijds had hij reeds den ouderdom van 39 jaren bereikt.
|
1109 | 3 Apr. Petrus Gravius Hollandus.
Petrus Gravius. Uit Amsterdam. Te Leiden komt hij 13 Febr. 1590 in het Album voor. Andermaal 26 Nov. 1602, toen hij 28 jaren oud was. Ten derden male Nov. 1613, aet. a. 38, als student in de rechten.
|
1110 | 3 Apr. Joannes Suffridi Saeckma Frisius.
Johannes Suffridi Saeckma. In 1572 te Kollum geboren, zoon van Suffridus (Sjoerd) Saeckma en Tetje Ringia. Hij studeerde eerst te Franeker, waar hij 9 Mei 1588 werd ingeschreven, later te Heidelberg en te Bazel. Zijn leven en verdiensten zijn uitvoerig beschreven in het werk mijns Vaders De claris Frisiae JCtis, Annot. 122 vlg. Den 5 November 1595 werd hij als Advokaat bij het Hof van Friesland toegelaten, waaruit blijkt, dat hij niet lang te Heidelberg vertoefd heeft. Van zijn verblijf aldaar getuigt nog een HS. op de stedelijke boekerij te Leeuwarden aanwezig, op den rug getiteld: Liber quaestionum controversarum. Het is 523 blz. groot en geteekend: ‘Io. Saeckma, Heidelbergae a. 1594.’ 4.
|
1111 | 3 Apr. Georgius Wiarda Frisius.
Georgius Wiarda. Komt niet voor in de geslachtslijsten, die het Stamboek van den Frieschen Adel vermeldt. Dat later Tilemann Bucho Wiarda (geb. te Leeuwarden 1664) te Heidelberg studeerde, leert ons het Stamb. II. 282.
|
1112 | 10 Apr. Guilielmus Samsonius Lugdunensis Belga.
Guilielmus Samsonius. Men schrijve: Sampsonius. Als Juris Licentiatus keerde hij op veertigjarigen leeftijd naar zijne geboortestad terug, waar zijn naam 13 Febr. 1612 in het album der Hoogeschool vermeld staat.
|
| |
| |
1113 | 7 Maii Joannes Grotenhuys Amsterdamensis.
Joannes Grotenhuys. Vroeger had hij te Leiden gestudeerd, blijkens de inschrijving in het Album 1 Aug. 1587.
|
1114 | 7 Maii Enoch Potteius Londinensis Belga.
Enoch Potteius. Waarschijnlijk de grootvader van den gelijknamigen Middelburgschen predikant, die door zijn strijd met Van der Waeyen (1675) bekend is. De la Rue, Geletterd Zeeland, 251. Dat ook de onze te Leiden studeerde, leert het Album, 27 April 1590.
|
1115 | 15 Maii Isaacus Memmius Belga.
Isaacus Memmius. Deze was te Utrecht geboren, gelijk mij thans is gebleken door uittreksels uit de Matriculae te Padua en te Siena. Reeds in 1587 noemde Jo. Caselius hem ‘iuvenem sibi ob ingenium, literas et probitatem iamdudum carissimum.’ In October 1595 treffen wij hem te Padua aan, den 12 April 1596 te Siena. Hij was een zoon van Petrus Memmius, geneesheer te Utrecht en later hoogleeraar te Rostock, waar de Matricula vau 1568 hem vermeldt met bijvoeging ‘Herendalius artis medicae doctor et professor ‘Rostoch.’ Hertog Ulrich van Mecklenburg benoemde hem tot zijn lijfarts en verbeterde zijne inkomsten, om in 1571 eene beroeping naar Zweden te verijdelen. Geheel verkeerd is de opgave in het Biogr. Woordenb. d. Nederl., dat hij in 1561 stads doctor te Lübeck zou zijn geworden; dit geschiedde eerst in 1581. Isaac, bevriend met de uitnemendste mannen van zijn' tijd, zooals Janus Dousa en Janus Gruterus, heeft zich als latijnsch dichter eenige vermaardheid verworven, tijdens hij nog te Rostock studeerde, 1585-1587. Later vertrok hij naar Heidelberg, en in 1614 werd hij Syndicus te Hamburg.
|
1116 | 7 Aug. Joannes Comelinus Amsterdamensis.
Joannes Comelinus. Was deze de vader van Isaac Commelin, bekend boekdrukker te Amsterdam? Ik acht dit niet onwaarschijnlijk. Alsdan is hij een zoon geweest van Jasper Commelyn, die 9 April 1568 met een zijner zonen te Brussel onthoofd werd.
|
1117 | 27 Sept. Tacitus Aysma Frisius.
Tacitus Aysma. Taecke van Aysma, te Hichtum ongehuwd overleden, was dijkgraaf van de zuiderdijken van Wonseradeel. Ook werd hij naar de Dordtsche Synode afgevaardigd.
|
| |
1595.
1118 | 14 Apr. Joannes Regius Londinensis Anglo-Belga.
Joannes Regius. Hij kwam uit Leiden, waar zijn naam 16
|
| |
| |
|
November 1591 in het Album voorkomt. Zoon van Jacobus Regius, die tot 1576 predikant te Londen was, en later als leeraar te Gend en praeses der Synode te Brugge zich bekend maakte. Vgl. Te Water, Reformatie van Gent, 50 vlg.
|
1119 | 19 Aug. Johannes Bogermannus Junior Frisius
Leovardiensis.
Johannes Bogermannus Junior. De beroemde Hoogleeraar en Voorzitter der Dortsche Synode. Hij was geboren te Opleeuwert in Oostfriesland, waar zijn vader van 1576 tot 1580 predikant was. Zijn verblijf te Heidelberg en Genève was ook van elders bekend. Vriemoet p. 265 vlg, Te Heidelberg verdedigde hij 20 Febrnari 1596, onder Daniel Tossanus, Theses de Bacchanalibus et de Jejunio quadragesimali, contra Bellarminum. Vgl. over zijn later verblijf te Genève de aanteekening op N. 160 van mijne Nederlanders studenten te Genève. De akademiereis voortzettende, bezocht hij nog Zurich, Lausanne, Oxford en Cambridge. Zie Boeles, I. 143, waar in plaats van Tayus (blijkbaar een drukfout) te lezen is Fayus.
|
1120 | 19 Aug. Wilhelmus Johannis Sutlareus Frisius. |
1121 | 13 Sept. Thomas Goswinus Campensis.
Thomas Gosuinus. De beide Kampenaren waren 12 Juni 1587 onder de Leidsche Akademieburgers opgenomen en bleven trouwe vrienden, blijkens hunne gelijktijdige inschrijving te Heidelberg, acht jaren later. Hij werd predikant te Kampen, doch in 1619 om zijne Arminiaansche denkwijze ontslagen. Moonen, Naamketen der predik. in Overijssel, 37. Revii Daventr. illustr. 576 vlg., die hem (gelijk Toepke) Thomas Goswinius noemt, gelijk hij zelf ook zijn naam schrijft onder de akte van herroeping, in 1623 onderteekend, bij Revius, 639. In het Leidsche Album heet hij Thomas Gosuini.
|
1122 | 13 Sept. Johannes Fabricius Campensis.
Johannes Fabricius. Even als te Heidelberg was hij ook vroeger te Leiden gelijktijdig met zijn stadgenoot en vriend Gosuinus in het Album ingeschreven Dat hij in I600 predikant te Zwolle was, leert Moonen, Naamketen, 54.
|
1123 | 19 Sept. Johannes a Marck nobilis Frisius. |
1124 | 23 Sept. Gerardus Caesarius Ultrajectinus.
Gerardus Caesarius. Zoon van den bekenden Johannes Caesarius. Hierbij echter moet ik opmerken, dat de bijvoeging Ultraiectinus op de woonplaats zijns vaders ziet, niet op zijne geboorteplaats; althans eerstgenoemde is eerst in 1589 naar Utrecht vertrokken.
|
| |
| |
1125 | 4 Oct. Heinricus Berlagius Frisius Orientalis. |
1126 | 13 Oct. Johannes } Douzae fratres nobiles Hollandi. |
1127 | 13 Oct. Georgius } Douzae fratres nobiles Hollandi. |
1128 | 13 Oct. Stephanus } Douzae fratres nobiles Hollandi.
Johannes Douza. Oudste zoon van den Heer van Noordwijk, den 16 Januari 1571 te Leiden geboren, de beroemde leermeester van Frederik Hendrik. In 1594 was hij met zijne beide broeders, George en Steven, naar Duitschland vertrokken na het boekbewaarderschap der Leidsche Hoogeschool aan Petrus Bertius te hebben overgedragen. Bekend is het, dat hij reeds kort na zijne terugkomst in het vaderland 12 Januari 1597 overleed, diep betreurd door zijn vader, wiens oogappel de voortreffelijke jongeling was.
Georgius Douza. Het was te Heidelberg, dat Marquardus Freherus hem het HS. van Georgius Codinus de originibus Constantinopolitanis bezorgde, welk werk hij in het latijn vertaalde, en dat Paulus Melissus hem de schatten der Heidelberger bibliotheek voorhield. Veel heeft hij gereisd; laatstelijk vergezelde hij zijn oom Pieter van der Does op zijne zeetochten en overleed op het eiland St. Thomas in October 1599. Met zijn broeder Steven was hij in Juni 1590 door Julius van Beima in het Leidsche Album ingesschreven.
Stephanus Douza. Geboren te Leiden 2 Januari 1576, in 1606 raadsheer in den Hove van Holland, als opvolger van Sevender door den Prins gekozen uit de nominatie van drie der edelen van Holland. Vgl. Resolutien van Holland, 11 April 1606, bl. 107. Hij overleed in 1622.
|
| |
1596.
|
5 Maii. Merkwaardig is de mededeeling van Toepke (II. 173) uit de Acta Universit. XVIII. 238 nopens de Senaatsvergadering van dezen dag. ‘Dom. doctor Kimedontius proponebat, quosdam studiosos Holandos, qui antehac in academia nostra vixerint et hinc discesserint (vf der reysze naher Weszel), huc cripsisse, quod capti fuerint ab Hispanis militibus sub comite Hermanno à Berg (und in die statt Bergh gefurt worden), comitem vero se declarasse, si certo sciret, quod essent studiosi, nihil mali se ipsis facturum, et sperat ecclesia Belgica nec non parentes captiuorum, si haberent testimonium ab nostra uniuersitate et illa pro ipsis intercede ret, fore vt liberarentur. Sententia senatus de hac petitione fuit, vt in matricula videantur nomina illorum studiosorum et ex charitate christiana detur illis testimonium et intercessionis scriptum ad comitem illum. De Hollandsche studenten waren Grotenhuys (1113), Samsonius (1112), Damius (1090), Jacobi (1091) en Xylander (Houtman, 1106).
|
1129 | 27 Maii Samuel Comelinus Amstelodamensis.
Samuel Comelinus. Broeder van Johannes Comelinus, dien wij op het jaar 1594 vermeld vonden, N. 1116.
|
| |
| |
1130 | 4 Jun. Lambertus Adameius Frisius.
Lambertus Adameius. Vgl. op 11 Apr. 1600.
|
1131 | 12 Jun. Jacobus Polyander Embdanus.
Jacobus Polyander. Hij was 12 Juni 1592 te Leiden als student in de godgeleerdheid ingeschreven en juist vier jaren later kwam hij te Heidelberg.
|
1132 | 19 Jun. Marcus Liclema a Neuholt Phrysius.
Marcus Liclema. In Mei 1593 werd hij te Franeker als Juris studiosus ingeschreven. Thans blijkt, dat hij vandaar naar Heidelberg vertrok. Dat hij hier den graad van J.U.D. zou hebben verworven, gelijk Boeles gist, is mij niet gebleken. Als Advokaat bij den Hove van Friesland legde hij 9 Mei 1597 den eed af. In 1604 werd hij Hoogleeraar in de rechten te Franeker, in 1610 Grietman van Ooststellingwerf, in 1623 van Weststellingwerf, voorts Curator der Friesche Hoogeschool, Lid der Staten-Generaal, Ridder van St. Marcus. Hij overleed 9 Augustus 1625 en werd in de kerk te Nyeholtpade begraven. Zie Stamb. 1. 250, II. 170. Boeles, II. 78-80.
|
1133 | 16 Jul. Lubbertus de Baar. |
1134 | 20 Jul. Jacobus Calvardus Belga.
Jacobus Calvardus. Hier heet hij Belga : in het Leidsche Album (2 November 1592) Londinensis.
|
1135 | 23 Dec. Joannes Dobbeling Daventriensis inscri-
ptionem 7 Aprilis a. 1593 factam repetiit. |
| |
1597.
1136 | 4 Mart. Philippus Megang Lovaniensis Brabantus. |
1137 | 26 Mart. Ludolfus Spikermannus Emdanus.
Ludolfus Spikermannus. Hij wordt hier vermeld, omdat de bijvoeging Emdanus genoegzaam aantoont, dat het geslacht, waartoe de bekende Jurist Georgius Haloander Spikermannus behoorde, in Oostfriesland thuis behoort.
|
1138 | 19 Apr. Isaacus Diamantius Antverpianus.
Isaacus Diamantius. In het Leidsche Album heet hij (Aug. 1600) Francodalensis, theol. stud., aet. a. 22.
|
1139 | 19 Apr. Petrus Gemardus Antverpianus. |
1140 | 13 Maii Joannes Bouilletus Insulensis Flander. |
1141 | 13 Sept. Jacobus Dablaing Duacensis Flander. |
| |
| |
1142 | 16 Sept. Henricus Copius Clivo-Vesaliensis.
Henricus Copius. Waarschijnlijk een zoon van Balthasar Copius, die in 1585 te Neustadt aan den Haardt vierenvijftig Predikatiën over den Christelijken Catechismus in het licht gaf.
|
| |
1598.
1143 | 8 Apr. Arnoldus Rusius Daventriensis. |
1144 | 28 Apr. Lubertus Esthius Med. Doct. et Prof.
Lubertus Esthius. De naam van dezen beroemden geneeskundige komt hier voor, omdat hij uit een Geldersch geslacht is gesproten.
|
1145 | 5 Jul. Hermannus Brinck Geldrus. |
1146 | Aug. Joannes Reichersbergius Selandus.
Joannes Reichersbergius. Lees: Reigersbergius. Zoon (niet kleinzoon) van zijn bekenden naamgenoot, den burgemeester van Veere. Hij werd Heer van Cortgene en Krabbendijke, rentmeester-generaal van Zeeland bewester-Schelde en overleed in 1632. Door de carmina van Grotius en Heinsius is zijne nagedachtenis vereeuwigd.
|
1147 | m. Sept. Georgius Fortius Mittelburgensis Se-
landus. |
1148 | Sept. Balduinus a Mittelburg Hollandus.
Hoewel deze hier Hollandus genoemd wordt, zal hij wel dezelfde zijn als Balduynus a Middelburch Zwollanus, die 10 Februari 1600 als student te Genève werd ingeschreven. Het Leidsche Album leert ons, dat hij zijne studien aan de Hollandsche Akademie heeft aangevangen, waar reeds 19 September 1594, zonder bijvoeging van leeftijd of geboorteplaats, zijn naam werd opgeteekend.
|
1149 | m. Nov. Josias Fosbergius Selandus.
Josias Fosbergius. Lees: Vosbergius. In het Leidsche album komt hij Sept. 1594 voor, gelijktijdig met den straks genoemden Balduinus a Middelburch.
|
1150 | m. Nov. Hermanus Halling Batavus.
Hermanus Halling. Later Burgemeester van Dordrecht en Lid der Generaliteits-rekenkamer. Hij huwde Anna de Jonge, bij wie hij den bekenden tegenstander van Willem III, Johan Halling, verwekte. Vgl. Balen, Dordrecht, 1079-1083.
|
| |
| |
1151 | m. Nov. Gerardus Vogelsang Frisius.
Gerardus Vogelsang. Komt niet voor in de genealogiën van het Stamb., I. 352. Te Leiden had hij vroeger gestudeerd in de rechten, blijkens de inschrijving op 16 Mei 1596, waar hij Gerardus a Vogelsank, Frisius, aet. a. 20, heet.
|
| |
1599.
1152 | 17 Jan. Petrus Burmannus Coloniensis.
Petrus Burmannus. Maiores illius (zegt Oosterdijk Schacht, in Orat. fun. Petri Burmanni. L.B. 1741, p. 6) celebrem et magno felicissimorum civium numero inclytam urbem Coloniam habitarunt ibidemque honesta felicique mercatura diu floruerunt; imo proavus nostri defuncti Hermannus in eadem civitate senatoria dignitate conspicuus fuit eoque munere magna cum laude et dignitate functus est. Ex hoc Hermanno genitus est Petrus, qui studiis et inprimis theologicis se dedit, dein iustam aetatem adeptus ecclesiae, quae Frankenthaliae in Palatinate defoecatioribus Divinum Numen colebat ceremoniis, praufuit, usque dum eadem ecclesia truci illo et tristissimo bello eversa et deleta in Hollandiam profugere fuit coactus. Illic vero non diu moratus Embricensiae ecclesiae praefectus est.
|
1153 | 6 Apr. Orricus Doiem Frisius Occidentalis.
Orricus Dojem. Zoon van Orck van Doyem en Doedt van Aysma. Onze Orck van Doyem werd pridie idus 1596 te Franeker als student ingeschreven. Den 29 Februari 1616 werd hij Raadsheer in den Hove van Friesland. Winsemius, Chronyck van Vriesl. 906. Naamrol der Raden, 34. Henricus Neuhusius maakte eene lijkklacht op zijn afsterven, opgenomen in de Frisia Nobilis, 93-95. Hij overleed 31 October 1641 als Presiderend Raad. Bekend is zijne talentvolle dochter Franscke.
|
1154 | 7 Apr. Antonius Wilhelmi Frisius Leovardiensis. |
1155 | 25 Apr. Lubbertus Ricleui Frisius. |
1156 | 16 Jul. Isaacus Bootsius Wesaliensis. |
1157 | 7 Sept. Isebrandus Econius Leowardiaensis Frisius.
Isebrandus Econius. Als Advokaat bij den Hove van Friesland ingeschreven 4 Mei 1601. Later werd hij Lands-Advokaat, en noemde hij zich Excius of Eccius, gelijk blijkt niet alleen uit de onuitgegeven naamrollen, maar ook uit een opschrift, door hem geplaatst vóór het exemplaar van Jac. Bouricii Liber Singularis ad Pandectas (Leov. 1613), op de openbare Boekerij te Leeuwarden aanwezig.
|
| |
| |
1158 | 20 Sept. Johannes Huldrichius Leowardiensis
Frisius. |
1159 | 22 Sept. Abrahamus Econius Leowardiensis Fri-
sius. |
1160 | 4 Oct. Hermannus Arnoldi Geldriensis.
Hermannus Arnoldi. Mogelijk, maar niet waarschijnlijk, de predikant van dien naam, die in 1655 te Elten overleed. De Jongh, 378.
|
1161 | 8 Oct. Haloinus Gothofredus Traiectinus.
Haloinus Gothofredus. Dat deze te Utrecht is geboren, was bekend uit de opdracht zijner te Basel verdedigde disputatio aan de Staten der Provincie Utrecht, die hem in staat hadden gesteld onderscheidene Duitsche Hoogescholen te bezoeken. Te Heidelberg werden onder zijne voorzitting proefschriften onder den titel van Sceleton Ethicae, Oeconomiae et Politicae ex Aristotelis textibus adnotatis verdedigd. Vanhier vertrok hij naar Herborn, waar zijn naam onder die de eerste professoren voorkomt: zijne lessen betroffen de logica. Den 3 September 1603 werd hij te Basel tot doctor in de godgeleerdheid bevorderd. Daarna is hij te Maartensdijk opgetreden en eindelijk in 1609 te Heusden. Groote lof is hem door Gijsbert Voet toegezwaaid in Polit. Ecclesiast. II. III. 4. 3. 757. Dat hij te Heusden overleed, leert Textor, Nassauische Chronik, 13. Van zijne in 1584 te Herborn uitgegevene Logicae Disputationes is zelfs in de Bibliotheek te Wiesbaden geen exemplaar voorhanden. Vgl. behalve Burmanni Traiect. erud. 107 vlg., Andreae, De quibusd. eruditor, lnminib. 25. Vlg. Oudenhoven, 216, die hem Godofredus Halewijn noemt.
|
1162 | 10 Nov. Jacobus Oberkampfius Tilensis Geldrus. |
1163 | 24 Dec. Balduinus baro a Luxemburgk Holan-
dus. |
1164 | 24 Dec. Petrus Hespelius, ephorus praedicti
baronis, Belga.
Petrus Hespelius. Uit Doornik. Hij was 1 Mei 1585 als student te Leiden ingeschreven.
|
| |
1600.
1165 | 24 Mart. Jacobus Doppenbergk Daventriensis. |
1166 | 11 Apr. Lambertus Adameius Frisius, inscriptio-
nem a. 1595 renovari petiit.
Lambertus Adameius. In de MS. Lijst der Advokaten voor het Hof van Friesland vind ik als ingeschreven op 23 October 1600: Lambertus Adius.
|
| |
| |
1167 | 20 Apr. Eberhardus Godofredus Ultraiectinus,
ob aetatem non iuravit. |
1168 | 16 Maii Andreas Drumelius Brugensis. |
1169 | 17 Sept. Petrus Petreius Embdanus Frisius. |
1170 | 27 Dec. Joannes Eeuert Daventriensis. |
| |
1601.
1171 | 9 April Gellius Faber Geldriensis.
Gellius Faber noemt hij zich hier, niet Gellius de Bouma. Hij was de kleinzoon van den in de geschiedenis der Kerkhervorming vermaarden Jelle Faber de Bouma, en zoon van Petrus Gellius de Bouma, predikant te Nijmegen, (1578-1580) te Zutphen. De hier vermelde is in 1604 te Warnsveld als evangeliedienaar opgetreden, stond later te Landsmeer, Angerlo, Gorssel, Nijkerk en Zutphen, waar hij 1 November 1658 overleed. De Vermeerderde Christelijke Catechismus zijns grootvaders werd door hem uitgegeven. T.A. Romein, in den Frieschen Volas-Almanak 1839. 74 vlg.
|
1172 | 14 April Joannes Syriocius, } Phrysii Orientales. |
1173 | 14 April Lubertus Ezerdi, } Phrysii Orientales. |
1174 | 26 April Paulus Codde Gochensis Flander inscrip-
tionem a 1583 factam renovavit. |
1175 | 9 Jul. Petrus Clignetus Aquisgranensis.
Uit Aken was ook Henricus Clignet (alb. LB. 1636); latere leden van dit geslacht in de zeventiende eeuw zijn te Leiden geboren.
|
1176 | 27 Sept. Iodocus Biltzius Gandaviensis. |
1177 | 27 Sept. Henricus Bilderbeckius Gandaviensis. |
1178 | 27 Sept. Petrus Ceporinus Noviomagus.
Petrus Ceporinus, zoon van Johannes Ceporinus, werd in 1607 predikant te Goch, terwijl hij tevens de gemeente te Calcar bediende, in 1621 te Zijderveld, in 1622 te Beesd, overleden in 1642. Het verblijf van dezen ‘zwarten Peter’ te Goch staat in de geschiedenis gebrandmerkt door eene treurige overdrijving van geloofsijver, waaraan Prof. Ac qnoy in zijn werk over Jan van Vernay ('s Hertogenb. 1873. 8) ettelijke bladzijden heeft gewijd. Uit de bijvoeging Neomagus schijnt te volgen, dat hij na 1578, toen zijn vader vaste predikant te Nijmegen werd, is geboren. Bij Toepke heet hij Zeporinus. Vgl. Soermans, Kerk. Register, 125.
|
| |
| |
1179 | 11 Dec. Scotto Beninga nobilis Phrysius.
Scotto Beninga Uit Oostfriesland. Justus Beninga was 12 Febr. 1598 in het Leidsche Album opgeteekend.
|
| |
1603.
1180 | 20 Febr. Johannes Coizius Geldrus Noviomagus.
Johannes Coizius. Lees: Coetzius. Beroepen als predikant te Nymegen 15 September 1605, afgezet in 1618, hersteld in 1623. In 1625 vertrok hij naar Culemborg, waar hij in het volgende jaar overleed. Nymegen verloor gelijktijdig hare drie leeraren, die de Remonstrantsche zijde hielden. Vgl. Kist, Archief v. Kerk. Gesch. IV. 135, Nederl. Arch. v. Kerk. Gesch. IV. 8.
|
1181 | 18 Apr. Daniel von Kampen Westphalus. |
1182 | 6 Maii Abrahamus Mellinus Flissingensis.
Abraham Mellinus. Er is zoo weinig van het leven dezes mans bekend, dat deze kleine aanwijzingen uit twee Albums (zie de lijst van Genève N0: 212) belangrijk heeten mogen. Men wist, dat hij eerst te Leiden gestudeerd heeft; doch in het register op het uitgegeven Album zoekt men zijn naam vruchteloos, vermits hij 15 Mei 1599 als Abrahamus Philippi is ingeschreven. Hier verdedigde hij twee Dissertationes, de categoria quantitatis (1600) en de analysi syllogismorum (1600). Ook is bekend, dat hij Predikant te St. Antoniepolder geweest is, toen hij zijn Groot regtgevoelend Kristen Martelaarsboek uitgaf (Dordr. 1619 f.d.I.) Zie voorts Boxhorn, Chron. v. Zeeland, I. 465, Voet, Polit. Eccles. II. 139, De la Rue, Geletterd Zeeland, 226, De Wind, Bibl. der Nederl. Geschiedschr. I. 502, 595 vlg. Eenige bijzonderheden uit zijn leven geeft Vrolikhert, Vlissingsche Kerkhemel, Voorr. XVII. Hij overleed in November 1612. Reeds in de volgende maand werd door de Classis van Zuidholland aan Lydius de voortzetting van bovengenoemd werk opgedragen.
|
1183 | 27 Maii David Velthusius Geldriensis. |
1184 | 27 Maii Engelbertus Breberinus Geldriensis,
iniuratus.
Engelbertus Breberinus. Een Engelbertus Breberinus van Dyk was eerst predikant te Geul en overleed als predikant te Maastricht, werwaarts hij in 1676 beroepen was, in 1690; diens vader Johannes Breberinus van Dyk is in 1674 als predikant te Gulpen gestorven. De onze (bij Kist, Archief voor Kerk. Geschiedenis, IV. 126, Breberenus geheeten) werd predikant te Aken en Praeses der Guliksche Synode. Een getuigschrift door hem afgegeven komt voor in het Archief, t.a. pl. 216.
|
| |
| |
1185 | 27 Maii Antonius Sturio Wesaliensis.
Antonius Sturio. Een Gottfried Sturio uit Meurs hebben wij hierboven aangetroffen; een Wilhelm Sturio studeerde in 1586 te Marburg en werd later hoogleeraar in de rechten aan het Arnoldinum te Steinfurt.
|
1186 | 11 Jun. Hermannus Kockius Daventriensis.
Hermannus Kockius. Uit de Act. Facult. Philos. MSS. is mij gebleken, dat bij het examen van 14 Juni 1604 onderscheidene jongelingen tot den graad van Baccalaureus werden bevorderd, waaronder N. 8: Hermannus Kockius Belga Daventriensis. Bij Toepke: Keckius.
|
1187 | 29 Jun. Aegidius Cholidaeus Ultraiectinus. |
1188 | 4 Oct. Samuel Cutsenius Clivo-Vesaliensis. |
1189 | 6 Oct. Tobias Mirbeck Antwerpianus.
Tobias Mirbeck. Geboren in 1580, als Tobias Mierbekanus in het Leidsche Album ingeschreven 19 Mei 1599.
|
| |
1604.
1190 | 9 Apr. Johannes Lotich Clivo-Vesaliensis. |
1191 | 24 Maii Paulus Hespelius Leidensis. |
1192 | 24 Sept. Hobbius ab Aylva Frisius, iniuratus.
Hobbius ab Aylva. Kan niet de bekende Curator der Friesche Hoogeschool zijn; want deze had in 1604 reeds den ouderdom van 22 jaren bereikt en zou alzoo beëedigd zijn geworden. Waarschijnlijk is de hier ingeschrevene de jongste zoon van Epe van Aylva, die in 1594 overleed.
|
1193 | 24 Sept. Phocas Kolde Frisius. |
1194 | 25 Sept. Hermannus Ravenspergerus Sige-
nensis, ob aetatem iniuratus.
Hermannus Ravenspergerus. De bijvoeging ‘ob aetatem iniuratus’ is zeker eene vergissing; immers hij was 30 September 1586 te Siegen geboren. Vgl. Effigies et Vitae Profess. Acad. Groning et Oml. (Gron. 1654). Het komt mij waarschijnlijk voor, dat hij te Heidelberg zich nog uitsluitend met de rechtsstudie heeft bezig gehouden, en toen hij besloot, zich aan de Godgeleerdheid te wijden, tot de Herbornsche Akademie en de lessen van Joh. Piscator terugkeerde. Nog in ditzelfde jaar 1604 had hij te Herborn onder Ant. Matthaeus een Specimen de donationibus verdedigd, waarvan ik een exemplaar in de Bibliotheek te Wiesbaden vond. Waarom toch is aan dezen beroemden geleerde eene plaats ontzegd in het Godgeleerd Nederland van Glasius?
|
| |
| |
1195 | 1 Oct. Jacobus Schiekardus Sigenensis Nas-
sovius, ob aetatem nondum iuravit.
Jacobus Schiekardus. Jongere broeder van Martinus Schiekhard, die in ditzelfde jaar 1604 te Heidelberg met grooten lof in het openbaar den kansel besteeg en later hoogleeraar in de rechten te Herborn en te Deventer geweest is. Hun vader was Hendrik Schiekhard, burgemeester te Siegen. Van Jacobus is mij niet anders bekend dan dat hij onder Phil. Henr. Hoenonius aan de Akademie te Herborn in 1607 Conclusiones de transactionibus verdedigde.
|
1196 | 5 Nov. Helias Putschius Antverpianus.
Helias Putschius. Putschius had reeds zijne studiën aan de Hoogescholen te Leiden, Jena en Leipzig voltooid en den ouderdom van vijfentwintig jaren bereikt, toen hij zich naar Heidelberg begaf, om partij te trekken van de hulp van Marquardus Freherus en Janus Gruterus voor de bearbeiding van zijne Grammaticae Latinae auctores antiqui, die in 1605 te Hanau het licht zagen. Uitvoerig is dit werk beoordeeld in Fabricii Bibliotheca Latina, ed. Ernesti, III. 393-418. Vgl. Petr. Bondam, Variae Lectiones, II. 13, 304 vlg., die klaagt ‘in nullo ferme Grammatico negligentiorem fuisse Putschium, quam in Prisciano.’ Het is overbekend, dat hij reeds 9 Maart 1606 overleed. Vgl. Melch. Adami Vit. Philosoph. 457. Paquot, IV. 1. Hoeufft, Parn. Lat. Belg. 124, die van zijne studie te Leiden niet spreekt. Hij werd er ingeschreven 17 Febr. 1599: Elias Putzius, Antverpiensis, ann. xviii. Stud. Lit.
|
| |
1605.
1197 | 27 Febr. Stephanus a Blitterswik nobilis Ba-
tavus Lugdunensis.
Stephanus a Blitterswyk. Kleinzoon van den gelijknamigen Leidschen edelman, die voorkomt bij d' Yvoy van Mydrecht, Verbond en Smeekschrift der Edelen, 2, 65.
|
1198 | 27 Sept. Vincentius ab Iselstain nobilis Braban-
tinus. |
1199 | 3 Dec. Justus ab Heyla Flander nobilis. |
| |
1606.
1200 | 8 Maii Aaron Blondellus Sedanensis, |
1201 | 8 Maii David Blondellus Cathalonensis, ger-
mani. |
| |
| |
1202 | 6 Aug. Joannes Aemylius Voistermannus,
Geldro-Bommelanus. |
1203 | 29 Aug. Reinaldus ab Oldenbarnevelt, nobilis
Belga. |
1204 | 29 Aug. Wilhelmus ab Oldenbarnevelt, nobilis
Belga, illius frater.
Reinoud en Willem van Oldenbarnevelt. Schwab schrijft de namen der beide zonen van den lands-advokaat Oldenbernevelz. In September 1608 is de Heer van Stoutenburg, destijds heer van Cralingherpolder, in dienst getreden bij François d'Aerssen. Vreede in Nyhoff's Bijdr. v. Vaderl. Geschied. en Oudheidk. N.R. III. De brieven van Willem aan Hugo de Groot maakte Rogge bekend in de Kronyk van het Hist. Genootschap te Utrecht XXIX. (1873) 442.
|
1205 | 29 Aug. Joannes Meursius Belga, nobilium illo-
rum praeceptor.
Joannes Meursius. Het is bekend, dat Meursius tien jaren lang de letteroefeniugen van Reinier en Willem van Oldenbarnevelt geleid heeft en hen vergezelde op hunne buitenlandsche reizen. Vgl. J.V. Schramm, De Vita et scriptis Jo. Meurssii patris (Lips 1715.) p. 9. Op zijne reis door Frankrijk verwierf hij zich in 1608 te Orleans den graad van J.U.D.
|
1206 | 30 Sept. Engelbertus Sibelius Elberveldo-Mon-
tensis.
Engelbertus Sibelius. In het volgende jaar (22 Sept. 1607), toen hij den leeftijd van 22 jaren bereikt had, begaf hij zich naar de Leidsche Akademie. Hij was de oudere broeder van Caspar Sibelius; beide waren zoons van Petrus Sibelius en Catharina Lo, gelijk ons de autobiografie van Caspar, die in HS. op de boekerij te Deventer berust, mededeelt. Engelbert was 20 December 1585 geboren, studeerde (behalve op bovengenoemde plaatsen) te Herborn en te Franeker en werd in 1608 predikant te Benthuizen, vanwaar hij naar Frankfurt vertrok. Hij huwde Sara, dochter van een Leidschen predikant.
|
1207 | 30 Sept. Petrus Teschenmacher Elverveldo-
Montensis. |
1208 | 4 Oct. Claudius Salmasius Divionensis Bur-
gundo-Gallus.
Bekend is het, dat de roem van Jacobus Gothofredus en de luister der Akademische boekerij Salmasius, tegen den wil zijns vaders, naar Heidelberg lokten. Drie jaren is hij hier gebleven.
|
| |
| |
1209 | 27 Oct. Philippus Pinacker Delfensis Batavus. |
1210 | 27 Oct. Guilelmus Henrici Ultraiectinus. |
1211 | 2 Nov. Arnoldus von Augsthorn, nobilis Ba-
tavus Amsterdamensis.
Arnoldus von Augsthorn. De Rector heeft waarschijnlijk den naam des jongelings verkeerd verstaan: het zal moeten heeten: Arnoldus van Oudshoorn. In ditzelfde jaar 1606 was Pieter de Vlaming van Oudshoorn een der rekenmeesters in de Regering te Amsterdam. De vóórnaam Arnold droeg ook de in de Geschiedenis van Nederlandsch Indië bekende De Vlaming van Outshoorn.
|
| |
1607.
1212 | 10 Apr. Wernerus Teschenmacher Elverfel-
densis Montanus.
Wernerus Teschenmacher. Deze, de schrijver der Annales Ctiviae Gelriae et Zutphaniae, werd predikant te Sittard, waar hij ambtgenoot was van Joh. Smetius. Kist, Arch. v. Kerk, Gesch. IV. 125. Paquot (Mémoires, III. 15) maakt van zijn verblijf te Sittard geen melding, maar zegt, dat hij in 1610 te Grevenbroich stond, later te Xanten en eindelijk te Kleef, waar hij in 1618 het beroep naar Deventer ontving, dat hij van de hand wees. Vgl. Revii Daventr. illustr. 610, 686. Zeitschrift des bergischen Geschichtvereins, I. 199. IV. 299. Ik kan hier uit de Acta Facult. Philos. MSS. bijvoegen, dat hij den 16 Februari 1609 door Aemilius Portus tot Artium Magister werd bevorderd. Hij is te Wezel in 1638 overleden.
|
1213 | 27 Apr. Marcus Mignonius Aqnisgranensis Belga,
ob furtum et fugam ex arresto proscriptus,
et expunctus. |
1214 | 28 Maii Simon Henrici Ultraiectensis. |
1215 | 23 Sept. Jodocus Graes ex comitatu Zutphaniensi. |
1216 | 26 Sept. Paulus Niphus Antverpianus Belga. |
1217 | 26 Sept. Gerlacus a Vullen Frisius Orientalis.
Gerlacus a Vullen. Men leze: a Wullen.
|
1218 | 8 Oct. Fabianus de Vliet Antverpianus.
Fabianus de Vliet. Geboren in 1583. Hij begaf zich, na tot Jur. Doct. bevorderd te zijn, naar Leiden, waar Rudolphus Snellius 26 Febr. 1611 zijn naam in het Album opteekende. Daar had hij reeds als veertienjarige knaap vertoefd, blijkens de inschrijving door Gomarus 8 April 1598.
|
| |
| |
1219 | 15 Oct. Johannes Theodorus Reidanus Clivo-
Duisburgensis. |
1220 | 6 Dec. Johannes Rotheus Amsterdamensis. |
| |
1608.
1221 | 7 Apr. Petrus Santinus Amstelodamensis.
Petrus Santinus. Bij Schwab, 214, heet hij Sandinus. Hij werd ingeschreven onder het Rectoraat van den beroemden Dionysius Gothofredus.
|
1222 | 7 Apr. Jacobus Laurentius Amstellus.
Jacobus Laurentius. De bekende bestrijder van het Jesuïtisme, geboren te Amsterdam in 1584, predikant te Oude-Niedorp (1612), Diemen (1613), Hoogcarspel (1617), Naarden (1618), Amsterdam (1621). Ter laatstgenoemden plaatse is hij 19 Maart 1644 overleden. Vgl. de schrijvers aangehaald bij van der Aa, Alg. Biogr. Woordenb. in v. 209.
|
1223 | 8 Oct. Petrus Plancius Bruxellensis. |
1224 | 16 Oct. Bernardus Julsingh Frisius Gronninganus.
Bernardus Julsingh. Hij studeerde eerst te Herborn, vanwaar hem een latijnsch getuigschrift van vlijt en goed gedrag den 5 April 1606 door Rector en Professoren werd mede geven, dat nog in het Archief te Groningen berust. Zie Feith, Register, III. 247.
|
1225 | 15 Dec. Everdus Boner Frisius.
Everdus Boner. Dr. Everardus Boner, 19 Sept 1610 als Advokaat bij het Hof van Friesland beëedigd, werd daarna Pensionaris van Leeuwarden en 1623 Raadsheer in genoemd College. Hij was de zoon van Albert Boner en Jaycke Dirks en is in 1639 overleden. Vgl. Stamboek van den Frieschen Adel, I. 369. II. 257. Frisia Nobilis 94.
|
| |
1609.
1226 | 9 Mart. Bernhardus Jacobaeus Transinsulanus
(sic) Belga. |
1227 | 9 Mart. Reinerus Bogerman Frisius Belga.
Reinerus Bogerman. Zoon van Johannes Bogerman den ouden, predikant te Harlingen in 1614, overleden 12 Augustus 1636. Greydanus, Naamlijst, 44. Van elders is bekend, dat hij in 1582 was geboren en in 1602 als student te Franeker werd ingeschreven. Vriemoet, Athen. Fris. 269. Over zijn ouderen broeder Johannes is reeds gehandeld.
|
| |
| |
1228 | 9 Maii Jacobus Gruterus Selandus Belga.
Jacobus Gruterus. Eerst student te Leiden, 18 September 1606; vervolgens te Heidelberg, 9 Mei 1609; eindelijk te Marburg, 20 April 1613.
|
1229 | 24 Jun. Guinandus Rutgersius Dortracensis
Holandus.
Guinandus Rutgersius. Geboren te Dordrecht in 1585, zoon van een gelijknamigen vader en Cornelia Muys van Holy, oudere broeder van den meer bekenden Janus Rutgersius. Hij werd te Leiden als student ingeschreven 17 1602 en aldaar tot meester in de wijsbegeerte bevorderd. Vandaar vertrok hij naar Heidelberg. Nadat hij er weinige weken vertoefd had, deed hij moeite om bij het onderwijs geplaatst te worden. In de onuitgegevene Acta facultatis philosophicae vinden wij 8 Januari 1610 opgeteekend: Libellum supplicem exhibuit Guinandus Rutgersius Belga, apud Batavos in magistrum promotus, ut sibi liceret extra ordinem et gratis docere metaphysicam. Facultas nostra, ne videretur erga peregrinum difficilis, in quadrantem anni permisit ei hoc exercitium in publico auditorio, hac tamen conditione, ut textum Aristotelis explicaret et ab otiosis scholasticorum quaestionibus abstineret. Quod cum ille minime faceret, post tempus elapsum quadrantis haec professio extraordinaria illi fuit interdicta.’ Nu wordt het ook duidelijk, waarom Rutgers nog in ditzelfde jaar 1610 te Oppenheim eene uitgave bezorgde zijner Institutiones metaphysicae. Dat werkje vinden wij in Nederlandsche geschriften meermalen aangehaald, laatstelijk nog in het Biogr. Woordenb. der Nederl. XVI. 577. Daarom mag het bevreemden, dat noch Andreae in zijne Diss. de Oppenhemio noch Büttinghausen in zijne stukjes de typographia Oppenhemiensi (1763-1767 2 pt.) daarvan gewag maakten. In 1617 werd Rutgers tot hoogleeraar in de godgeleerdheid te Steinfurt beroepen, niet na 1620, zooals Heuermann verzekert in zijne Geschichte des reformirten Gymnasium Illustre Arnoldinum (Burgsteinfurt 1878. 8). Immers den 25 April 1618 werd te Groningen tot theologiae doctor bevorderd ‘Guinandus Rutgersius, theologiae professor in illustri schola Steinfurtensi.’ Aldaar is hij gebleven tot den jare 1641. Wel hadden in 1640 Senguerdus en Vossius moeite gedaan, om hem den leerstoel in de Wijsbegeerte aan de Utrechtsche Hoogeschool te bezorgen, doch Daniel Berckringer had machtiger beschermers. Ook te Harderwijk was hij aanbevolen, maar - ‘suspectum est quicquid loca incolit, ubi cl. Vorstius docuit.’ Zijn Akademisch proefschrift ‘de theologia legali’ wordt in de Groninger Bibliotheek aangetroffen; van zijne briefwisseling met Vossius in 1645-1646 getuigen de Epistolae, n. 139, 385, 420, 523, 530. Na 1646 heb ik het spoor van het verblijf en bedrijf dezes mans verloren. In de familie Pagenstecher komt de vóórnaam Wynand ook meermalen voor; de aanleiding vond ik door Pagenstecher in zijne Oratio
|
| |
| |
|
fnnebris Wesseli Bertlingii, 25, opgeteekend: ‘Juditha Munnickia in matrimonium convenerat viro excellentissimo Guinando Rutgersio, cuius ex ea filiam uuicam Mariam Elisabetham Wernerus Pagenstecherus nuptiis sibi copulaverat’.
|
1230 | 27 Jun. Sebaldus Brandt Delphus Holandus.
Sebaldus Brandt. Uit Delft. Van Heidelberg vertrok hij in November 1610 naar Marburg. In de Matricula der daar gevestigde Hoogeschool luidt de vóórnaam Ebaldus.
|
1231 | 20 Jul. Gerhard de Neufville Vesaliensis.
Uit de Acta Facult. Philos. van dit jaar (1610) blijkt nog het een en ander met betrekking tot dezen Gerard de Neufville. ‘A Paschate praeterito (zoo lezen wij daar), cum M. Georgius Pauli extraordinariam Mathematices professionem resignasset ac nobis consentientibus vacuam reliquisset, deliberare coepimus, qua ratione loco vacanti prospiceretur. Operam suam ad extraordinariam Mathematices professionem offerebat M. Gerardus de Neufville Belga; ordinariam autem professionem petebat M. Juarius Stubbaeus Danus, ex schola Hafniensi detrusus, et nobis a pluribus commendatus. Ille ob iuvenilem aetatem et quod studia mathematica numquam exercuisset, hic autem ob senium, in quo iamdudum Mathesi valedixisset, ad professionem idoneus minime videbatur. Quare facultas philosophica decrevit, in hoc laborandum esse, ut loco vacanti per ordinarium Professorem prospiceretur, nec amplius extraordinarii lectores admitterentur. Sed M. de Neufville denuo institit, ut sibi liceret mathemata docere. Facultas igitur nostra permisit, ut diebus canicularibus, quibus nullae aliae habentur lectiones, se exerceret.’ Deze Gerard de Neufville, hier Belga geheeten om zijne afkomst, was in 1589 te Wesel geboren en eerst 22 November 1608 als student te Leiden ingeschreven.
|
1232 | 29 Sept. Stephanus Corcellius Genevensis.
Stephanus Corcellius. Zóó en niet Curcellaeus schijnt hij zich destijds geschreven te hebben. Te Heidelberg ontving hij het bericht van 't overlijden van Arminius, dat hem de reis naar Leiden deed opgeven.
|
1233 | 12 Oct. Guilielmus Bardesius Alcmariensis.
Guilielmus Bardesius. Ongetwijfeld Willem Bardes, de zoon van Willem Bardes, wien de Regering van Alkmaar in 1574 had aangeboden, zoo hij zich daar ter stede wilde vestigen, ‘exemptie van alle officiën en burgerlijke lasten.’ Den zoon werd in 1603 door de Staten van Holland eene rente van 200 toegelegd, wegens eene schuldvordering, die zijn grootvader ten laste der stad Amsterdam had. Vgl. v.d. Aa, Alg. Biogr. Woordenb. II. 118.
|
1234 | 12 Oct. Nicolaus Hasius Lugduno-Batavus. |
| |
| |
1235 | 23 Nov. Matthias Nahum Herbornensis.
Matthias Nahum. Deze, een alumnus van het Collegium Sapientiae te Heidelberg, was een zoon van Iodocus Nahum of Naum uit Sinzheim, een der eerste hoogleeraren der Hoogeschool te Herborn, die in 1596 het Paedagogium te Hanau tot stand bragt en in ditzelfde jaar 1609 overleed. Onbegrijpelijk is de misvatting van Rotermund, die in zijn vervolg op Joecher, V. 355 over Nahum, V. 471 over Naum handelt en aan beiden nagenoeg dezelfde schriften toekent.
|
| |
1610.
1236 | 19 Jan. Adolfus Bruchusius Vesaliensis. |
1237 | 14 Febr. Henricus Schonburgius Frisius. |
1238 | m. Oct. Georgius Klaphower Geldrus.
Georgius Klaphower. In 1613 werd hij, proponent zijnde, tot predikant te Terborgh beroepen, vanwaar hij in 1626 naar Lochem vertrok. Hij overleed in 1637. Vgl. over hem en zijne afstammelingen De Jongh, Naamlijst, 99 en 343.
|
1239 | m. Oct. Guinandus Everwin Geldrus.
Guinandus Everwin. Winandus Everwinus, geboren te Arnhem, werd, toen hij nauwelijks 15 jaren oud was, 30 Aug. 1602 als student te Leiden ingeschreven. Hij was de zoon van Evert Everwijn, die het rentmeesterschap te Arnhem bekleedde en in 1581 als ouderling naar de Nationale Synode te Middelburg werd afgevaardigd. Hij was 1618-1628 extraordinaris raad en momboir van Gelderland en Zutphen, 1618 schepen, 1622 en 1629 burgemeester van Arnhem.
|
1240 | m. Nov. Sibrandus a Burmania Belga. |
1241 | m. Dec. Rombertus Syrxman Frisius Belga. |
1242 | 31 Dec. Petrus Streithagen Aquensis Belga.
Petrus Streithagen. Belga noemt hij zich, ofschoon uit een oud adelijk geslacht, dat te Aken bloeide, in 1592 geboren. Dat hij onderscheidene kerkelijke bedieningen bekleed heeft, leert Joecher, G.L. IV. 879, die ook eenige geschriften van zijne hand optelt.
|
| |
1611.
1243 | 24 Jan. Nicolaus Heinsius Brugensis Flander,
I.U.D. |
| |
| |
1244 | 28 Febr. Jacobus Ripperda, nobilis ex Frisia
Groningana, iniuratus ob aetatem.
Jacobus en Hero Mauritius Ripperda. Een placaat of mandement tot het herstellen van paalwerk bij Oterdum, door deze beide broeders afgegeven (October 1616), vermeldt Feith, Register, III. 316. Van Jacob Ripperda te Delfzijl wordt een rekest, aan burg. en raad door de Staten-Generaal toegezonden (1637), vermeld, ald. IV. 41, vgl. IV. 83.
|
1245 | 28 Febr. Hero Mauritius Ripperda, nobilis ex
Frisia Groningana, iniuratus ob aetatem,
illius frater.
Hero Maurits van Farmsum huwde eene dochter van Edzard Rengers tot Hellum. Zie Feith, III. 346. In 1630 verkreeg hij de rechten en heerlijkheden te Delfzijl, die Carel Victor en Willem Ripperda hadden bezeten en verkocht hij aan de gecommitteerden der Ommelanden al zijne heerlijkheden en regten te Delfzijl, Holwierda, Uitwierda, Solwerd enz. Feith, ald. III. 392, 396.
|
1246 | 27 Mart. Cornelius Gothofredus Leowardius
Frisius. |
1247 | 30 Mart. Antonius Aemylius Aquisgranensis.
Antonius Aemylius. Hier mag ik verwijzen naar het opstel van Dr. Schotel over Ant. Aemilius, in den Utrechtschen Volks-Almanak voor 1845, 97 vlg., waarbij men voege wat dezelfde heeft aangemerkt in zijne Illustre school te Dordrecht. Uit Burman's Traiectum Eruditum heeft vooral Dr. Ekker geput in zijn werk: De Hieronymusschool te Utrecht (Utr. 1863) I. 91 vlg, Voor Nalezingen geven niet alleen de Orationes, maar ook de briefwisseling van Vossius stof in overvloed. Intusschen was het bekend, dat hij in 1611 zijn tocht naar eenige buitenlandsche Hoogescholen aanvaardde; alzoo heeft hij Heidelberg het eerst bezocht.
|
1248 | 16 Maii Johannes Rosaeus Dordracenus Hol-
landus.
Johannes Rosaeus. Zoon van Clemens Rosaeus, predikant te Lekkerkerk sedert 1579, en broeder van den bekenden Remonstrant Henricus Rosaeus. Hij heeft zoowel te Genève als te Heidelberg gestudeerd, werd in 1617 predikant te Lekkerkerk, in 1627 legerpredikant bij de Pruissische troepen, in 1637 predikant te Sydervelt, waar hij in 1658 overleed. Soermans, Kerk. Reg. 72, 155. Kerk. Arch van Kist en Royaards, IX. 524.
|
| |
| |
1249 | 21 Maii Joannes Macovius Polonus.
Johannes Macovius. Nadat hij te Dantzig en te Praag onderwezen was, woonde hij te Heidelberg, te Marburg en in andere Universiteitssteden de lessen bij. Bijna overal liet hij zich in het strijdperk zien, inzonderheid te Heidelberg, ‘ubi (zegt Vriemoet, Athen. Fris. 142) quum Barthol. Coppenium ad colloquium provocassent Jesuitae Spirenses, illius loco, quem dimittere ad eos recusabat Princeps, Spiram profectus est, veritatis defendendae causa.’ Over zijne lotgevallen na zijne komst te Franeker heeft Boeles, Frieslands Hoogeschool, 1. 91, belangrijke bijzonderheden medegedeeld. Alleen vind ik daar geen melding gemaakt van een tot hiertoe vruchteloos door mij gezocht geschrift over den woeker, hetwelk hij in 1629 moet hebben in het licht gezonden en dat door Laspeyres, die het ook niet kon ontdekken, vermeld is.
|
1250 | 24 Jun. Johannes Andreas Corputius Dordra-
cenus Hollandus.
Johannes Andreas Corputius. Zoon van Hendrik van den Corput en Heylwig Heymans. Hij was 18 Januari 1592 te Dordrecht geboren. Schotel, Kerkelijk Dordrecht, I. 158.
|
1251 | 29 Jun. Paulus Hespelius Leidensis, inscriptio-
rem a 1604 factam renovavit. |
1252 | 13 Aug. Livius Scheltinga Leowardia Frisius.
Livius Scheltinga. Den 22 October 1613 legde hij den eed af als Advokaat bij den Hove van Friesland. Later werd hij Secretaris van de Provinciale Rekenkamer, eindelijk Lid van dat College. Hij overleed 18 December 1650.
|
1253 | 13 Aug. Johannes Scheltinga Leovardia Frisius.
Johannes Scheltinga. Zoon van Theodorus Livii van Scheltinga en Tryn van Tiara. Hij werd in 1628 Procureur-Generaal bij den Hove van Friesland, in 1637 Raadsheer in dat College en overleed 15 Dec. 1654. Stamb. I. 310. II. 215. Dat Livius zijn broeder was, staat in de Matricula opgeteekend.
|
1254 | 13 Aug. Matthias a Viersen Leowardius Frisius.
Matthias a Viersen. Uit de spelling met één s in het Album durf ik geene gevolgtrekking afleiden ten aanzien der herkomst van dit geslacht. Zie echter Stamb. v.d. Fr. Adel, I. 330. De hier bedoelde was de zoon van Willem van Viersen en Titia Gothofredi. Den 7 Nov. 1607 was hij in het Franeker Album ingeschreven. Vandaar trok hij met Rhala naar Marburg, waar zijn naam in de Matricula 12 September 1610 voorkomt. Dat hij niet te lang
|
| |
| |
|
Heidelberg vertoefd heeft, blijkt daaruit, dat hij reeds 3 September 1614 als Advokaat bij het Hof van Friesland den eed aflegde. In 1625 werd hij Raad in den Hove, later lid der Staten-Generaal en Gezant bij het Hof van Denemarken. Hij stierf 19 Maart 1655.
|
1255 | 8 Sept. Jacobus Frideryc Leowardiensis Frisius. |
1256 | 8 Sept. Heinricus Johannis Leowardiensis Frisius.
Heinricus Johannis. Hier is waarschijnlijk de achternaam in de pen gebleven. Ik durf eene gissing wagen en het vermoeden uiten, dat die naam Rhala is. Vriemoet zegt, Athen. Fris. 184: ‘Venit noster Henricus Joannis Rhala ad Academiam patriam an. 1606, studiosus philosophiae. Qua cum reliquis ad veram eruditionem Juridicam propaedeuticis sedulo tractata, in Juridicis, ut Lyclamae procul dubio, sic collegae eius Timaei Fabri institutione usus est. Forte quoque ab a. 1610 Pauli Busii, nisi tunc ad exteras quoque visendas Academias iam fuerit peregrinatus. In quibus placuit ipsi Basileensis, in qua honorem doctoralem Utr. Juris impetraret.’ In hoofdzaak is deze opgave juist. Deze Henricus Rhala was de zoon van Johannes Henricus Rhala, die in het werk mijns vaders bonorum ecclesiasticorum quaestor, in de opdracht der na te melden Dissertatie Illustrium Frisiae Ordinum quaestor genoemd wordt en den ouderdom van zeventig bereikt had, toen hij in 1624 overleed. Vgl. N. M (andevylle), Paucula Rhalae exsequiis oblata. Franeq. 1624. 4, Starter, Vries.he Lusthof, 70. Zijue vrouw was Aletta de Veen; in dezelfde opdracht komt voor eene ‘materni avi recordatio, scilicet Laurentii de Veen, reipublicae Leowardianae syndici, vere orthodoxae religionis ac nostratis reipublicae antistitis ac fundatoris meritissimi.’ Doch in datzelfde opstel schrijft de zoon (30 October 1613): ‘Octavus abiit annus, ex quo in Germaniae Academias artium discendarum gratia fui ablegatus.’ Hij moet dus reeds in 1605 naar Duitschland zijn vertrokken; doch de inschrijving te Franeker is 15 Januari 1606 geschied. Eerst in September 1610 treffen wij in de Matricula der Universiteit Marburg zijn naam aan: ook hier heet hij Henricus Johannis (zonder Rhala) Frisius. Hoe dit zij, zeker is het, dat hij in April 1613 door Faesch in de Matricula Universitatis Basileensis is opgeschreven en in December 1613 door Gut tot doctor in iure civili tantum is bevorderd. Een gedrukt folioblad (Basil. apud Joh. Jac. Genath) vermeldt, dat hem door het lot ter mondelinge behandeling bij gelegenheid der promotie was aangewezen de Quaestio, an utile et necessarium sit, in republica legem Juliam de ambitu custodiri? Den 24 November 1613 verdedigde hij zijn proefschrift, waarvan de in eene keurige houtsnedelijst gevatte titel is ‘Ex utilissima probationum materia tractatus inauguralis’. Over 's mans leven en schriften zie men wijders Gab. de Wal, de clar. Fris. Ictis, Annot. 231 vlg. H.B.v. Sminia, Overzigt van twee Alba amicorum in de Vrije Fries, VIII. 62. Boeles, Gesch. der Friesche Hoogeschool, II. 108.
|
| |
| |
1257 | 17 Sept. Lubbertus Julsing Groninganus Frisius. |
1258 | 23 Sept. Georgius Paludanius Flissinganus Se-
landus. |
1259 | 9 Oct. Gerlacus Voet Arnemensis Geldrus.
Gerlacus Voet. Vertrokken van Heidelberg naar Leiden, waar hij op 23-jarigen leeftijd als student in de rechten zijn naam door Polyander, 13 Maart 1613, in het Album liet opteekenen.
|
1260 | 16 Oct. Osebrandus Rengers Frisius Groninganus.
Osebrandus Rengers. Van Slochteren geboortig, is hij na zijn verblijf te Heidelberg naar Franeker vertrokken, waar hij 23 Augustus 1613 in de rol der studenten werd opgeteekend. Hij werd in 1641 benoemd tot Ridder der Orde van St. Michiel. Feith, IV. 62. In 1657 werd hij Luitenant in de hoofdmannenkamer, IV. 127. Eene verklaring van den Prins Stadhouder en de Prinses (29 Febr. 1660), dat zij aan Rengers groote verplichting hadden en hem en zijne kinderen steeds zouden voorthelpen, met tegenbelofte van zijnen kant, wordt vermeld ald. IV. 149. In 1677 gevangen genomen. IV. 230, 232.
|
1161 | 12 Nov. Antonius Anshelmi Antverpiensis. |
1262 | 11 Dec. Godofredus Cornelii Elbertides Arnhe-
mensis Geldrus.
Godefridus Cornelii Elbertides. In 1614 als proponent te Velp en Rozendaal beroepen, in plaats van Otto van Heteren. Hier bleef hij tot 1620 of 1621. Vgl. De Jongh, Naamlijst, 148, 295.
|
1263 | 27 Dec. Casparus Curtenius Montanus Belga. |
| |
1612.
1264 | 11 Apr. Kempo Donia nobilis Frisius occidentalis.
Kempo Donia. Zoon van Kempo Donia en Doed van Holdinga, in 1593, vier weken na zijns vaders overlijden geboren. Stamb. II. 100. Hij was de kleinzoon van Syds van Donia, die het verbond der Edelen teekende. Te Water, II. 337. Vader en Grootvader hebben beide het laatste deel huns levens in Duitschland doorgebracht.
|
1265 | 11 Apr. Rutgerus Bolardus Frisius orientalis,
illius ephorus. |
1266 | 12 Apr. Nicolaus Giulsnigk Groninganus Frisius.
Nicolaus Guilsnigk. Lees: Julsingh.
|
| |
| |
1267 | 23 Jun. Elbertus Theodori Arnhemius Geldrus.
Een Abrahamus Theodori, ook te Arnhem geboren, was 21 Juni 1601 in het Leidsche Album opgeteekend.
|
1268 | 31 Jul. Jacobus Wifferdingk Swollanus Transi-
salanus.
Jacobus Wijfferdinck, zoon van Herm. Wijfferding, predikant te Zwolle, afgevaardigd naar de Synode te Dordrecht. Revii Dav. ill. 613. Deze teekent op het jaar 1615 aan: ‘Edita hoc anno est Zwollae Apologia Jacobi Wijfferdingii, de quo ad ministerium vocando agitabatur, cumque suspicione Arminianismi et Socinianismi gravaretur, publico scripto Latine vulgato ea se labe purgare annisus est. Idem postea civitati illi a secretis fuit.’
|
1269 | 21 Sept. Paulus Pinius Embdanus Frisius a 1592
Rectore doctore Julio Pacio iurisconsulto
inscriptionem factam renovari voluit. |
1270 | 13 Dec. Joannes Gebhardus, Schwartzhovianus
Palatinus, alumnus collegii Sapientiae.
Joannes Gebhardus. Over zijn verblijf te Heidelberg valt het een en ander mede te deelen, ook na al hetgeen voorkomt in Vitae et Effigies, p. 102 vlg. Talrijke bijzonderheden zijn verzameld in het Programma van den geleerden, doch van allen smaak ontblooten Heidelbergschen Rector J.H. Andreae, de Jano Gebhardo (Heidelbergae 1780), dat thans zeer zeldzaam is geworden en waarvan ik op de Heidelberger Bibliotheek een exemplaar heb aangetroffen. Alleen zij hier bijgevoegd een uittreksel uit de berichten, die ik ten zijnen aanzien in de Acta Facultatis Philosophicae MSS. vond, waaruit blijkt, dat hij reeds in 1619 (alzoo vóór zijn vertrek naar Marburg) te Heidelberg voor een professoraat in aanmerking kwam; de eerste teleurstelling, waarop eene geheele reeks volgde. ‘A. 1619, 30 Octobris deliberatio instituta fuit de professione Oratoria et Poetices, quae iusto tempore vacaverat. Nominavit Decanus collegis tres, M. Conradum Schoppium Rectorem Neuhusianum, M. Melchiorem Adamum Conrectorem Paedagogii Heidelbergensis, et Janum Gebhardum, qui petierat. Quia vero de mente Adami non constabat, utrum vocatus conditionem accepturus esset, placuit, M. Schoppium et Gebhardum Senatui Academico nominandos esse, id quod factum. Et ab universo Senatu Schoppius electus fuit.’
|
1271 | 31 Dec. Joannes a Brakel Swollano-Transisalanus. |
| |
1613.
1272 | 5 Maii. David du Mortir Haga-Hollandus.
David du Mortir. Uit zijn geslacht is waarschijnlijk de be-
|
| |
| |
|
kende Leidsche boekhandelaar gesproten. In de Matricula der theologische faculteit heet hij terecht Du Mortier. Als leeraar aan de school te Nijmegen vinden wij hem op het jaar 1616 vermeld in Heyster's Register der Classikale Acten van Nijmegen, bij Kist, Nederl. Arch. IV. 9.
|
1273 | 5 Mart. Joannes Palmerius Noviomago-Geldrus.
Johannes Palmerius. Eerst studeerde Palmerius te Herborn, waar hij onder voorzitting van Georgius Pasor in 1612 Theses verdedigde de praecipuis erroribus et corruptelis circa sacram Domini coenam. Een exemplaar vond ik in de boekerij te Wiesbaden. In 1617 werd hij beroepen tot predikant te Eibergen; vandaar vertrok hij in 1620 als Engelsch garnizoens-prediker naar Zwolle, waar hij in 1629 overleed. Vgl. de Jongh, Naamlijst der Predikanten onder het Geldersche Synode (Leyd. 1750). Moonen, Naamlijst, 58.
|
1274 | 3 Jun. Joannes Kloppenburg Ambsterdamensis.
Joannes Kloppenburg. Lees Cloppenburch. Geboren te Amsterdam 13 Mei 1592, eerst leerling van Gomarus te Leiden, later student te Sedan, Herborn en Marburg, eer hij te Heidelberg werd ingeschreven. Reeds den 24 Juli 1613 verdedigde hij hier zijne Positiones de Filii Dei Divinitate, onder voorzitting van Barth. Coppenius. Vriemoet, 374. Vgl. N. 246. van de lijst van Genève, en de bronnen aangehaald bij Boeles, Gesch. d. Fr. Hoogesch. II. 89.
|
1275 | 30 Jul. Henricus Alting Embdanus prof. theol. |
1276 | 5 Aug. Franciscus Baudius Flander, Sedani nunc
patrem habens.
Toepke: Becudius.
|
1277 | 20 Sept. Joannes Bennellus Metensis. |
1278 | 21 Sept. Abrahamus Kymedonzius Gandaven-
sis, inscriptionem a. 1596 factam re-
novavit. |
1279 | 29 Sept. Paulus Altingius Embdanus Phrisius.
Paulus Altingius In 1613 en 1616 komt hij op de lijst der theol. stud. voor. Toepke: Altingus.
|
1280 | 25 Oct. Arnoldus Meinardi Phrisius orient. Emb-
danus. |
1281 | 18 Dec. Joannes Heinsius Amsterodamensis.
Joannes Heinsius. In 1634 pred. te Katwijk aan Zee, in 1637 aan de Gasthuiskerk te Delft. In 1642 vertrok hij naar Vlaardingen; in 1646 naar Gouda, waar hij in 1653 overleed.
|
| |
| |
1282 | 22 Dec. Matthias Meursius Amstelrodamensis.
Matthias Meursius. Broeder van den Hoogleeraar Joh. Meursius, werd later Notaris te Amsterdam. In 1616 ging hij naar Genève, ter voortzetting zijner studien.
|
1283 | 22 Dec. Timotheus Rolandus Delphensis.
Timotheus Rolandus. Zoon van Jacobus Rolandus, die in 1594 als predikant van Frankenthal naar Delft ging. De onze wordt niet vermeld bij Schotel, Kerkelijk Dordrecht, I, 594.
|
| |
1614.
1284 | 27 Apr. Balduinus Abrahami Frisius. |
1285 | 28 Apr. Jodocus Scheltinga Frisius.
Jodocus Scheltinga. Jongere broeder van Johannes. Onder voorzitting van Reinh. Bachovius verdedigde hij eene Disp. de petitione hereditatis, die opgenomen is in de Notae et Animadversiones van dezen ad Disputationes Hieron. Treutleri JCti, Heidelb. 1617. 4. I. 552 vlg. Den 19 November 1618 werd hij als Dr. Justus Scheltinga in de Matrikel der Advokaten bij den Hove van Friesland ingeschreven. Een en ander dient tot aanvulling van het Stamboek, I. 320.
|
1286 | 6 Maii Wessenus Emmius Frisius.
Wessenus Emmius. Lees: Wesselus Emmius, zoon van den beroemden Ubbo Emmius en Margaretha van Bergen, in 1654 overleden. Hij was te Leer geboren en werd in 1620, nog proponent zijnde, predikant te Groningen. Vgl. Brucherus, Gedenkboek, 11. In de Matricula studiosorum theologiae bij Toepke, II. 567 komt voor ‘Wesselus Emenrius (?) Frisius’. De schrijffout was uit de Matr. Univ. gemakkelijk te verbeteren.
|
1287 | 6 Maii. Rudolphus Surius Frisius. |
1288 | 7 Maii. Joannes Dominicus Walrichemius
Frisius. |
1289 | 28 Maii. Thomas Cumingius Belga Scotus.
Thomas Cumingius Belga Scotus. In de Acta en op de lijst der stud. theol. Cuminius.
|
1290 | 28 Maii. Antonius Plancius Amstelrodamensis. |
1291 | 17 Jun. Adigerius Adius Frisius.
Atte of Adtje Adius, burgemeester van Leeuwarden, had tot derde vrouw Jannetje Jarichs. De eerstgeborene uit dat
|
| |
| |
|
huwelijk was deze Adigerus, die 4 April 1619 trouwde met Maicke van Loo, dochter van den deurwaarder bij de domeinen Jacob van Loo. Stamb. v.d. Fr. Adel, I. 92. II. 59. Hij had reeds in 1612 de Universiteit te Marburg bezocht.
|
1292 | 26 Jul. Daniel Sinapius Belga.
Daniel Sinapius. Bij Schwab, 222 Jacobus geheeten. Hij was in 1589 te Amsterdam geboren en studeerde eerst te Leiden, waar wij zijn naam 12 Mei 1608 in het Album zien opgeteekend en zijn leeftijd ten onrechte op a. 20 gesteld is. De familienaam was Mostard. Eene rede van hem komt voor onder de Orationes inaugurales habitae cum Facultas Theologica et Collegium Illustrium Ordinum a Curatoribus instaurarentur. L.B. 1610. 4. Hij werd eerst de opvolger van Barlaeus als onderregent van het Staten-Collegie en later buitengewoon Hoogleeraar in de zedekunde te Leiden. Vgl. Siegenbeek, Gesch. d.L.H. I. 113. II. 120. 187. Soermans, Acad. Reg. 123. Meursii Athen. Batav. 350. Hij overleed te Leiden, 29 October 1638.
|
1293 | 9 Sept. Daniel Clericus Genevensis. |
1294 | 21 Sept. Henricus Geldorpius Frisius.
Henricus Geldorpius. Bij Schwab, 222, Goldorpius genoemd. Ik hield hem vroeger voor een zoon van Gosuinus Geldorp, predikant te Sneek (1596-1612) en te Amsterdam (1612 - † 11 Augustus 1627). Deze was te Sneek 1 December 1600 geboren, werd predikant te Oostzanen (1622), Leeuwarden (1625) en Amsterdam (1628), waar bij in October 1652 overleed. Croese, Kerk. Reg. 53, die ook van zijne psalmberijming melding maakt. Later evenwel trof ik in het Marburgsche Album 4 Juni 1614 Henricus Geldorffius aan, geboren te Harlingen. Dat deze, na afloop van het semester, naar Heidelberg toog, komt mij nauwelijks twijfelachtig voor.
|
1295 | 21 Sept. Daniel Goykerus Campensis.
Daniel Goykerus. Waarschijnlijk een zoon van Jodocus Goikerus, die 1594 predikant te Kampen werd. Een Georgius Goycherus Campensis komt in 1624 in het Groninger Album voor als theol. studiosus. Zoo heet ook de predikant te Kampen in 1618 bij Revius, Dav. ill. 612.
|
1296 | 26 Sept. Livius Harenius Frisius.
Livius Harenius. Komt niet voor op de geslachtlijst der van Haren's in het Stamboek van den Frieschen Adel. Bij Toepke: Hardeuic.
|
1297 | 26 Sept. Paulus Brussius Amsterdamensis.
Paulus Brussius. Volgens Toepke: Brusius.
|
| |
| |
1298 | 26 Sept. Hadrianus Velsen Frisius.
Hadrianus Velsen. Deze naam kan dienen tot aanvulling van de lijst der leden van dit geslacht in het Stamboek van den Frieschen Adel, I. 398. Dat hij te Leenwarden is geboren, leert de Matricula van de Universiteit te Marburg, Juni 1614.
|
1299 | 30 Sept. Nicolaus Wedelius Neumarck Palatinus.
Nicolaus Wedelius. Lees: Vedelius. Uit de dagteekening blijkt, dat Vriemoet, Athen. Fris. 327, zich vergist, als hij schrijft: ‘Inde (mater) annos natum XIV misit Heidelbergam.’ Immers Vedelius was in 1596 geboren. Van zijn verblijf te Heidelberg gewaagt dezelfde, de berichten volgend door Matthias Pasor in zijn eigen Levensbericht gegeven en door Maccovius in de lijkrede op Vedelius medegedeeld. Uit Le Livre du Recteur, 474, zien wij tevens, dat Vedelius niet in 1617, maar eerst in 1618 het Professoraat te Genéve heeft aanvaard. Op aanbeveling van Pieter Corn. Brederode, gesteund door Rivet en Alting, werd hij 30 Maart 1630 naar Deventer beroepen, ‘monitus ut gradum doctoratus ante adventum suum assumeret’. Dezen graad verwierf hij te Bazel 24 Juni 1630. Het programma van den promotor Sebastianus Beck is bij Revius afgedrukt, Daventria illustr. 686 sq.
|
1300 | 1 Oct. Joannes Santenus Vesaliensis.
Joannes Santenus. Een Hermannus Santenus, ook uit Wesel, treffen wij in 1644 te Leiden aan.
|
1301 | 17 Nov. Petrus Gemard Antverpiensis, J.U.D.
inscriptus a. 1608 post absentiam quinquen-
nalem inscriptionem voluit renovari. |
| |
1615.
1302 | 23 Febr. Wilhelmus Wilhelmi Hooft Amstreda-
mensis. |
1303 | 1 Apr. Justus Reiffenberg Heieranus Nassovius.
Justus Reiffenberg. Vriemoet wist alleen, dat hij te Bremen studeerde in 1614. Thans weten wij, dat hij vandaar naar Heidelberg vertrok. Hier is hij tot J.U.D. bevorderd, na openbare verdediging eener Disp. de substitutionum materia, Heidelb. 1614. 4, die op de Akademische Bibliotheek aldaar wordt aangetroffen. Over zijne werkzaamheid als hoogleeraar in de rechten te Herborn, Rinteln, Bremen en Franeker zijn in vele werken berichten te vinden. Hier heet hij Heieranus, waarvoor men leze Heigeranus. Hij is 21 Aug. 1631 overleden.
|
1304 | 12 Maii Henricus ab Uterwick Campensis.
Henricus ab Uterwick. Ab Uterwyk schreef hij zijn naam in het Album van Abel Bootsma, te Heidelberg 14
|
| |
| |
|
September 1615. Hij was de zoon van Johan van Uterwyk en Alida toe Boecop. Bijdr. tot de Geschied. van Overijssel, III. 111.
|
1305 | 17 Maii Meinardus Gevikerus Campensis.
Meinardus Gevikerus. Welligt Goykerus of Goikerus, een broeder van Daniel, op het jaar 1614 vermeld. Hij was 1629-1635 praeceptor aan de latijnsche school te Kampen. Bijdr. t.a.p.
|
1306 | 4 Oct. Johannes a Laxten Omlandus Frisius.
Johannes Laxtenius heet hij in de Matricula te Marburg, waar zijn naam 29 April 1614 voorkomt. De vader was eerst Roomsch priester, in 1595 predikant te Siddeburen, in 1599 te Holwierda. Zijn gelijknamige zoon, die hier wel zal bedoeld zijn, werd in 1618 predikant te Uitwierda; later (1622) verving hij zijnen vader te Holwierda. Hij is in 1664 overleden.
|
1307 | 4 Oct. Johannes Roothuisius Daventriensis Belga.
Joannes Roothuisius. Geboren te Deventer, zoon van Thomas Roothusius, predikant aldaar. Hij studeerde eerst te Marburg, waar zijn naam in de Matricula 9 Juni 1614 voorkomt en hij in het volgende jaar Theses metaphysicas de bono verdedigde. Hij werd in 1625, na het overlijden zijns vaders, vruchteloos van Zwolle naar zijne geboorteplaats beroepen. Revius, 662.
|
| |
1616.
1308 | 3 Apr. Ratherus Heinrici a Werva Frisius orient. |
1309 | 3 Apr. Dodo Maninga Frisius orientalis. |
1310 | 13 Apr. Matthias Pasor Herbornensis Nassovius,
iniuratus.
Matthias Pasor. Geboren te Herborn 12 April 1599, overleden 28 Januari 1658. Over de studiejaren van dezen Groningschen Hoogleeraar zijn ons vele bijzonderheden medegedeeld door den bescheiden geleerde in zijne Autobiografie. Zijne lotgevallen zijn door Glasius in het Godgeleerd Nederland en door Boeles in Jonckbloet's Gedenkboek beschreven. Dat hij te Heidelberg gestudeerd heeft, na eerst te Herborn en Marburg onderwijs te hebben genoten, was uit de Effigies et Vitae bekend. Reeds in het volgende jaar 1617 werd hij met Vedelius hier door Jordan tot Philosophiae Magister bevorderd. Vgl. de schrijvers aangehaald door Boeles, in Jonckbloet's Gedenkboek, 21. Dat hij niet in 1619, maar in 1620 te Heidelberg tot Hoogleeraar in de Wiskunde (niet in de Natuurkunde) werd aangesteld, en dat hij niet eerst extraordinarius is geweest, blijkt uit navolgend uittreksel uit de Acta Fac. Phil. MSS.: ‘1620. 29 Januarii. ‘Ad professionem
|
| |
| |
|
Mathematicam (in locum Cl. Viri M. Christophori Jungnitii, qui superioris anni mense Augusto ad Physicam et Historicam Professionem transierat) ex consilio Facultatis Philosophicae hac de re habito Senatui Academico nominati et commendati C.. Vir. M. Bartholomeus Schröterus Coswigio-Anhaltinus, Professor Servestanus, a Mathematicis doctrinis celeberrimus, et doctiss. iuvenis M. Matthias Pasor Herbornensis Nassovius, cum in aliis Philosophiae partibus, tum etiam in hoc studiorum genere versatissimus et expeditissimus: quo quidem tempore in eam itum est sententiam, animum M. Schröteri per literas Decani Fac. Phil. tentandum et explorandum; qui si ab hoc munere acceptando non futurus esset alienus, primas ipsi tribuendas aliisque praeferendum; in contrarium autem eventum, professionem hanc M. Matthiae Pasori committendam. Tentato Schröteri animo cum gratias egisset causasque excusationis, literis suis, exposuisset, Senatus Academicus in priori sententia et decreto persistens, ad petitionem Senatus philosophici M. Matthiam Pasorem ad professionem Mathematicam ordinariam jam ante in eventum electum consentientibus suffragiis in eadem 22 d. Aprilis confirmavit; qui proinde in numerum etiam Consiliariorum Fac. Phil. consueto prius juramento praestito 3 d. Maii ascitus, octavo die eiusdem mensis ab inaugurali oratione professionis sibi legitime demandatae fecit initium.’
|
1311 | 17 Apr. Joannes des Watines Harlemius. |
1312 | 20 Apr. Lubbertus a Westrenen Belga.
Lubbertus a Westrenen. Bij Schwab, 224: Lubertus a Westernen.
|
1313 | 21 Apr. Adamus Petrus ab Eysingha Frisius.
Adamus Petrus ab Eysingha. Den 7 Mei 1614 werd hij te Franeker als student ingeschreven: hij heette Adamus Petri ab Eysinga. Hij was de zoon van Pieter van Eysingha Grietman van Rauwerderhem en Fookel van Heringa. Hij werd in 1634 Grietman van Leeuwarderadeel en † 30 December 1636. Stamb. I. 100. II. 56.
|
1314 | 21 Apr. Adamus Tjallingi ab Eysingha Frisius.
Adamus Tjallingi ab Eysingha. Zoon van Tjalling van Eysingha, een met lof bekend rechtsgeleerde. Vgl. Frisia Nobilis, 98 vlg. Gab. de Wal, Orat. de clar. Frisiae J Ctis, Annot. 80. De onze was in 1596 geboren en overleed op jeugdigen leeftijd.
|
1315 | 23 Apr. Johannes Fungerus Frisius.
Johannes Fungerus. Vermoedelijk een zoon van den Leeuwarder Rector Johannes Fungerus, over wien men bijzonderheden vindt opgeteekend bij Gab. de Wal, de clar. Frisiae J Ctis, 40 vlg. Wellicht heeft hij zich langen tijd
|
| |
| |
|
buiten's lands opgehouden; althans eerst 4 Januari 1625 vind ik in het Album der Akademie te Franeker ingeschreven: ‘Johannes Fungerus Leovardiensis’.
|
1316 | 10 Jul. Johannes Matthaeus Sigenensis Nassovicus.
Johannes Matthaeus. Deze wordt hier vermeld, omdat hij de zoon was van den Groningschen Hoogleeraar Antonius Matthaeus en Elisabeth Schuler. Tevens blijkt hieruit de dwaling van Strieder, Hessische Gelehrten-Geschichte, VIII. 273, dat hij te Herborn zou geboren zijn; in het laatst van 1596, toen hij ter wereld kwam, was de Herbornsche Akademie tijdelijk te Siegen gevestigd. Hij was de oudere broeder van den beroemdcn Utrechtschen professor; zelf werd hij in 1623 tot Hoogleeraar in de rechten te Herborn beroepen. Als zoodanig werd hij naar de Nederlanden gezonden, om eene collecte ten behoeve der zwaar geteisterde Akademie te doen. Hij overleed in den bloei der jaren te Cassel, in October 1635, waar hij in den laatsten tijd zijns levens als Hoogleeraar aan het Collegium Mauritianum werkzaam was.
|
1317 | 24 Jul. Johannes Lempereur de Oppyck
Bremensis.
Johannes Lempereur. Broeder van Constantinus Lempereur van Oppyck, en evenals deze te Bremen geboren. Hij werd predikant te Leiderdorp 1619, te Brielle 1621, te 's Gravenhage 1629, waar hij 22 Augustus 1637 overleed. Hij had Abigael Thysius, dochter van den Hoogleeraar Ant. Thysius, gehuwd. Een gedenkteeken werd op zijn graf in de Kloosterkerk opgericht. Zie So ermans, Kerk. Reg. 57, 110, 128. D. Knibbe, Davids vermaning aan zijnen zoon (Leid. 1693) in de Voorrede.
|
1317 | 14 Sept. Livius Hilarii Frisius.
Livius Hilarii. Zoon van Hilarius Sibrandus. Als theol. stud. was hij 3 Mei van dit jaar 1616 te Groningen ingeschreven. Er schuilt een fout bij Columba en Dreas, die zeggen, bl. 184, dat hij in 1612 predikant werd te Ternaard. In Oct. 1633 vertrok hij naar Bolsward, in Mei 1644 naar Leeuwarden, waar hij in 1656 overleed. Grevenstein, Naamlijst, 7. Laurman, Naamlijst, 10. Bij Columba heet hij gelijk in het Heidelb. Album; bij de overigen Hilarius.
|
1318 | 26 Sept. Arnoldus Martini Mittelburgo-Zelandus.
Arnoldus Martini. Ook in Le Livre du Recteur te Genève n0. 258 ontmoeten wij dezen naam. Waarschijnlijk was hij een bloedverwant van Arnoldus Martini, die in 1619 als predikant te Groningen is overleden. Hij was eerst predikant te Zundert, vanwaar hij naar Oosterhout vertrok. Hier stierf hij in 1614.
|
| |
| |
| |
1617.
1319 | 23 Apr. Georgius Ittersum Swollanus Belga.
Georgius Ittersum. In 1614 te Marburg ingeschreven.
|
1320 | 23 Apr. Abdias Widmarius Bremensis.
Abdias Widmarius. Bekend was het, dat Abdias Widmarius (eigenlijk Wedemeyer) te Marburg, Giessen, Herborn eu Heidelberg zich op klassieke letteren en godgeleerdheid heeft toegelegd, en dat hij inzonderheid ter laatstgenoemder plaatse, waar hij zijne studiën voltooide, een ijverig leerling van Hendrik Alting was. Hij was des tijds niet zoo jong meer; want den 13 September 1591 was hij te Lemgo geboren, Lang kan hij echter niet te Heidelberg gebleven zijn, gelijk ons nu blijkt; immers reeds in 1618 werd hij predikant te Altdorf. Inmiddels had hij kennis gemaakt met Sara, de dochter van den Franschen predikant Bourgeois te Heidelberg; zij werd 1619 zijne levensgezellin. Zie voorts Boeles, in Jonckbloet's Gedenkboek 32 en aldaar aangehaalde schrijvers. In het Alg. Biograph. Woordenb. d. Ned. XXII. 182 lezen wij, dat hij te Gouda gedurende een zesjarig verblijf de hevige kerkgeschillen bluschte, bij Boeles daarentegen, dat een achtjarig verblijf hem niet in staat stelde, om de gemoederen naar wensch tot bedaren te brengen. Als hoogleeraar te Harderwijk en Groningen heeft hij ongetwijfeld met vrucht gearbeid.
|
1321 | 26 Apr. Rudolphus Oving Groninganus Frisius. |
1322 | 26 Apr. Bernhardus Schaffer Groningensis Om-
landus.
Bernard Schaffer, zoon van Claas Schaffer en Beele Entens, heer van Losdorp, leerling van Ubbo Emmius, beroemd rechtsgeleerde, die 7 Mei 1648 overleed en wiens nagedachtenis door den hoogleeraar Abdias Widmarius in een programma funebre vereerd werd.
|
1323 | 26 Apr. Gerhardus Tycker Frisius Orientalis. |
1324 | 26 Apr. Wolfgangus Bentinckh Swollensis. |
1325 | 16 Maii Joannes a Steinberg Metmanensis.
Vruchteloos zocht ik den naam van den bekenden Joannes Steinbergius uit Görlitz, die te Genève en te Groningen het hoogleeraarambt in de rechten bekleed heeft, en (naar de getuigenis van zijn levensbeschrijver Martinus Schoockius) omstreeks dezen tijd tweemalen te Heidelberg vertoefde.
|
1326 | 18 Maii Johannes Huberti Tremonensis.
Joannes Huberti. Slechts korten tijd schijnt deze weinig bekende, te Dortmund geboren geleerde aan de Heidelbergsche
|
| |
| |
|
Hoogeschool vertoefd te hebben; immers gelijktijdig met Johannes Goeddaeus onderwees hij de rechtswetenschap aan het Arnoldinum te Steinfurt, en laatstgenoemde moet daar omstreeks het jaar 1615 zijn aangesteld. Bij Strieder (Hess. Gel. Gesch. III. 1) vinden wij opgeteekend, dat hij eene dochter van Rutger Deichmann te Steinfurt huwde, de Instituten verklaarde, doch, toen de pest woedde, de wijk nam naar Oldenzaal. Uit de schriften van den schoonzoon Gerard Feltman is mij gebleken, dat hij tevens ‘consiliarius Tecklenburgensis’ geweest is.
|
1327 | 29 Maii Christophorus Wittichius Suntzhemiensis.
Christophorus Wittichius Suntzhemiensis. Een naamgenoot, die te Liegnitz in Silezie geboren was, trofik 8 April 1609 in de Matricula aan. Beiden waren ongetwijfeld bloedverwanten van den meest bekenden geleerde van dien naam, die te Herborn, Nijmegen en Leiden als hoogleeraar werkzaam was en 19 Mei 1687 ter laatstgenoemder plaatse overleed.
|
1328 | 20 Sept. Albertus Hooftman Groninganus Frisius.
Albertus Hooftman. Hij had zich vroeger te Groningen op de rechtstudie toegelegd, waar hij 15 Maart 1615 (op den eersten dag der inschrijving) in het Album vermeld staat. Hij werd later Burgemeester van Groningen. In het Archief te Groningen berusten verschillende stukken betrekkelijk beleedigingen, hem door den predikant R. Oving (vgl. n0. 1421) aangedaan. Zie Feith, Register, IV. 65, 98, 102.
|
1329 | 20 Sept. Egbertus Schatter Groninganus Frisius.
Egbertus Schatter Groninganus Frisius. Op 3 April 1616 werd hij student aan de kort te voren gestichte Akademie zijner vaderstad; dat hij er kort vertoefde, blijkt ons hier. In het laatst van 1619 ontmoeten wij hem te Angers, waar hij een opschrift plaatste in het Album van Everhard Avercamp, destijds candidaat in de geneeskunde. Bijdr. tot de Geschiedenis van Overijssel, VI. (1880) 239.
|
1330 | 20 Sept. Asuerus Krone Groninganus Frisius.
Assuerus Krone. Croene teekent hij zich 1619 in het stamboek van Evert Avercamp, waarin hij eene spreuk van Cyprianus schreef. Hij was te Groningen geboren, bezocht de Hoogeschool zijner vaderstad 14 Maart 1615, legde zich te Heidelberg op de rechtswetenschap toe, en keerde naar de Groningsche Akademie terug 19 Juli 1622. Dat hij in 1626 zich te Londen bevond, lezen wij in de Bijdr. tot de Gesch. van Overijssel, VI. 229.
|
1331 | 23 Sept. Gerhardus Bunning Phrysius.
Gedurende den loop dezes jaars (1617) bereikte het aantal der nieuw ingeschrevene studenten een buitengewoon cijfer: 230 wer
|
| |
| |
|
den door den Rector Simon Opsopaeus in de Matricula opgeteekend, meerendeel vreemdelingen uit alle streken van Europa. Weldra moest een tijdvak van droevigen achteruitgang aanvangen en de oorlog deze beroemde Hoogeschool met den ondergang dreigen. In 1622 werden nog 23, in 1623 slechts 2, in 1624 4 studenten ingeschreven.
|
1332 | 27 Sept. Joannes a Felsing Leowardiensis.
Joannes a Felsing. Waarschijnlijk Johannes van Velsen. Zoon van Wilhelmus van Velsen en Eva van Tiara. In 1621 komt hij reeds als Advokaat te Leeuwarden voor, in 1626 als Secretaris van Leeuwarderadeel. Vgl. Stamb. I. 399. II. 277.
|
| |
1618.
1333 | 9 Mart. M. Abrahamus Scultetus, Ser. Princip.
Palat. Aulicus Concionator in Professorem
V.T. electus.
Abrahamus Scultetus. Van hem maak ik melding, omdat hij in ditzelfde jaar 1618 de Synode te Dordrecht heeft bijgewoond. De door talrijke schriften bekende godgeleerde mocht niet lang het hoogleeraarambt, dat hier vermeld staat, bekleeden; in de daarop gevolgde onrustige dagen moest hij de wijk nemen naar Emden, waar hij reeds 24 October 1625 overleed.
|
1334 | 30 Mart. Nicolaus Conradi Franeckeranus Frisius. |
1335 | 6 Apr. Petrus de Wit Amstelo-Batavus. |
1336 | 12 Apr. Jacobus de Blocq Vlissingensis Seelandus.
Jacobus de Blocq. Afkomstig uit een tak der Gentsche familie de Blocq, waarvan, nadat Johan de Blocq door Karel V tot Burgemeester van Franeker was aangesteld, een andere tak in Friesland zich voortplantte. Vgl. Stamb. I. 39. II. 36,
|
1337 | 13 Apr. Petrus Eising Groninganus Frisius.
Petrus Eising Groninganus Frisius. Hij was in 1594 te Groningen geboren, zoon van Sicco Eissinghe en Maria K nol. Ten aanzien van zijne studien blijkt het, dat hij 26 September 1616 te Marburg werd ingeschreven (Petrus Eysingius Gruningus Frisius) en aldaar onder Ant. Matthaeus verdedigde ‘Positiones legales de iudicio possessorio in genere et specie, praecipue de primaria eius specie, interdicto,’ Marp. Cattor. 1618. Ter eere van den defendens werd door den hoogleeraar Rudolphus Goclenius een carmen daarachter gevoegd. Vandaar vertrok hij naar Heidelberg. Eindelijk begaf hij zich naar Orleans, waar hij tot procurator nationis Germanicae werd verkozen. Hier ontmoette hij Everhardus Avercamp, destijds nog Med. cand., in wiens Album amicorum hij 9
|
| |
| |
|
Febr. 1620 een opschrift plaatste. Bijdr. tot de Ges chied. van Overijssel, VI (1880), 251. Scheltema geeft (Staatk. Nederl. I. 329) een overzicht van zijn politiek bedrijf. Appelbom (bij Vreede, II. 2. 144) oordeelde niet gunstig over zijn karakter. ‘Ayant été disgracié (zegt deze) par le Prince précédent, il flatte maintenant beaucoup son successeur’. In het Archief te Groningen bevindt zich een HS. bevattende hem betreffende stukken. Feith, Register, V. 169. Hij overleed 18 April 1658. De Oratio parentalis in obitum Petri Eissinghe, reipublicae Groninganae consulis, is te Groningen in folio uitgegeven.
|
1338 | 13 Apr. Samuel Ritzius Frisius Embdanus. |
1339 | 15 Apr. Johannes Carolus ab Utenhoven
Crucenacensis.
Joannes Carolus ab Utenhoven. Waarschijnlijk een zoon van den vroeger vermelden Carolus ab Utenhove en de dochter van Heer van Diemerbroeck, die in den laatsten tijd huns levens niet altoos te Keulen, maar ook te Creuznach moeten gewoond hebben. Bij Toepke: Udenhoven.
|
1340 | 20 Apr. Johannes Codde Heidelbergensis.
Joannes Codde. Eerst den 4 Juli 1631 werd hij, 32 jaren oud, als student in de rechten te Leiden ingeschreven.
|
1341 | 29 Sept. Johannes Camp Lewardiensis Frisius. |
1342 | 29 Sept. Sabinus Fockens Lewardiensis Frisius.
Johannes Camp en Sabinus Fockens. ‘Facto dein itinere cum duobus adolescentibus Frisiis, Martini Fockens Praetoris Opsterlandici et G. Gerhardi Campii civis primarii et Aedilis Leovardiensis, filiis, quorum moderanda studia ipsi (Joanni Hachtingio) commissa, per Germaniam, Herbornae Joannem Piscatorem, patris sui quondam praceeptorem, Heidelbergae Abrahamum Scultetum et Henricum Altingium, perque Helvetiam et Galliam, Basileae, Genevae et alibi, visis porro insignioribus Galliae urbibus, viros celebres audivit.’ Vriemoet, l.l. 223. Toch treft men de namen dezer drie mannen in het Rectorsboek te Genève niet aan.
|
1343 | 29 Sept. Johannes Hachtingius Lewardiensis
Frisius.
Johannes Hachtingius. Hachting, te Leeuwarden 16 Febr. 1594 geboren, was 4 Maart 1611 te Franeker als student ingeschreven. Vandaar had hij zich naar de kort te voren opgerichte Hoogeschool te Groningen begeven, waar hij 26 Maart 1616 in de Naamrol werd opgeteekend en Mulerius, Emmius, Ravensperger en Gomarus tot leermeesters had. Volgens zijn lijkredenaar Verhel heeft hij ook Genève en Bazel bezocht. In 1622 werd hij hoogleeraar in de
|
| |
| |
|
logica te Franeker, waar hij reeds 22 September 1630 is overleden.
|
1344 | 1 Oct. Adrianus Clant Frisius.
Adrianus Clant, van Stedum, Feith, Register, IV. 162. Hij was uit de Ommelanden afkomstig, gelijk blijkt uit zijne inschrijving als Phil. stud. in het Groninger Album, 10 April 1616.
|
1345 | 6 Nov. Philippus Verstegus Rhenacus Sicamber. |
| |
1619.
1346 | 9 Jan. Joannes a Diest Altenacensis Westphalus. |
1347 | 8 Mart. Wernerus a Riswick Clivensis. |
1348 | 24 Mart. Jacobus Buttinga Leowardiensis Frisius.
Jacobus Buttinga. Geboren in 1597 te Leeuwarden, zoon van Cornelis Buttinga, secretaris van Tietjerksteradeel. Den 16 Juni 1617 was hij als student in de rechten te Leiden ingeschreven. Den 9 November 1620 legde hij den eed af als advokaat bij den Hove van Friesland.
|
1349 | 24 Mart. Jacobus Hilbrants Harlinga-Frisius. |
1350 | 24 Mart. Johannes Teschenmacher Elwerfel-
densis Montanus.
Uit dit Elberfeldsche geslacht zijn hier te lande vele leden bekend. Vooreerst de oudere Engelbert, die er geneesheer was, gehuwd met Anna van Diest; voorts hun gelijknamige zoon, hoogleeraar in de geneeskunde te Deventer, geboren 4 April 1609, overleden 3 Juui 1649. Deze had te Herborn, Keulen en Leiden gestudeerd; ter laatstgenoemder plaatse was hij in November 1636 tot medicinae doctor bevorderd. Onjuist is de opgave omtrent zijn ouderdom in het Leidsche Album, 22 Febr. 1630, en die aangaande zijn sterfdag bij Joecher (IV. 1068): 3 Januari 1649; ook die in het Alg. Biogr. Woordenb. d. Nederl. (XVIII, 75), dat zijne gade ‘hem drie kinderen schonk: van welke hem eene dochter, Cornelia, overleefde’ Immers ‘e tribus filiis solus superstes Cornelius’ volgens het Programma funebre. Een derde, Simeon, die in 1610 te Elberfeld was geboren, werd in Mei 1645 als student in de geneeskunde te Leiden ingeschreven. Een vierde, Wernerus, de bekende geschiedschrijver en predikant, die herhaaldelijk bij Revius voorkomt, werd van Kleef vruchteloos naar Deventer beroepen. Een vijfde, Joannes, in 1630 te Elberfeld geboren, treffen wij in Augustus 1653 te Leiden aan. Zijn naamgenoot, die hier in de Heidelbergsche Matricula voorkomt, heb ik elders niet vermeld gevonden. Zie voorts de Zeitschr. des bergischen Vereins, I. 199. IV. 299.
|
| |
| |
1351 | 7 Apr. Bernhardus Conders ab Helpen Gro-
ninganus.
Bernard Coenders van Helpen, heer van Faam en Huizinge, was in 1601 geboren. Hij werd door de stad Groningen naar de Staten-Generaal afgevaardlgd, tot menigvuldige werkzaamheden ten dienste der Republiek geroepen en eindelijk als ambassadeur naar Zweden gezonden. Op 1 Januari 1678 is hij te Stockholm overleden. Vgl. Scheltema, Staatk. Nederland, 1, 255.
|
1352 | 7 Apr. Johannes de Brune Omblandus.
Johannes de Brune. Misschien dezelfde, die 18 Maart 1615 te Groningen als student werd ingeschreven. Maar hoe komt het, dat hij daar Hollandus heet?
Een andare Johannes de Brune, wiens geboorteplaats en studievak onbekend is, komt in het album van de Groninger Hoogeschool 26 Jan. 1618 voor, en deze is welligt de hier bedoelde, die ook op de lijst der theol. stud. van dit jaar voorkomt.
|
1353 | 9 Apr. Suffridus Sixtinus Amsterdamensis.
Suffridus Sixtinus. Zeker een bloedverwant, maar niet een kleinzoon van den beroemden Frieschen regtsgeleerde Regnerus Sixtinus, wiens drie zonen allen in Duitschland bleven.
|
1354 | 13 Apr. Theodorus a Vreeswyck Ultraiectinus
Hollandus.
Theodorus van Vreeswyck, te Utrecht in 1595 geboren, werd in den aanvang van het jaar 1617 student te Leiden. Na voltooiing van zijn akademiereis keerde hij derwaarts terug en werd 6 Mei 1621 andermaal als student in de rechten in het album opgeteekend. Bij Toepke: Vrecswijk.
|
1355 | 23 Apr. Otto Schwaneburgius Ultraiectinus.
Otto Schwaneburgius. Zoon van Cornelis Swanenburgh. Hij werd te Utrecht in 1595 geboren en te Leiden in de godgeleerdheid ingeschreven. In 1623 werd hij te Eemmes tot predikant beroepen, doch reeds in het volgende jaar is hij overleden. Voet, Naamlijst, 67.
|
1356 | 28 Jul. Bernhardus Sutholt Westphalus.
Bernhardus Sutholt. Hier wordt hij eenvoudig Westphalus genoemd: bekend is het, dat hij te Hamm was geboren. In een Carmen achter een der Orationes, door Abraham Wieling te Franeker gehouden, roemt een ongenoemde (1728) de te Hamm geboren Juristen en zegt hij, na Ostermannus geprezen te hebben:
Alter consequitur celeberrimus inde Sutholdus,
Harderovicenae gemma polita scholae.
Scripta virum referunt tenui servanda cupresso,
Scripta iuventuti, scripta legenda seni.
|
| |
| |
|
Eerst studeerde hij te Groningen, dadelijk na de stichting der Hoogeschool aldaar; vervolgens te Helmstaedt, waar hij in 1618 een proefschrift in het licht zond; eindelijk te Heidelberg, waar hij zich aan Bachovius aansloot en in 1619 tot J.U.D. is bevorderd. Hier maakte hij kennis met Pieter Cornelis Brederode, die hem, toen hij naar Holland vertrok, krachtig bij Curatoren der Leidsche Hoogeschool en andere invloedrijke mannen aanbeval. Hij begaf zich naar Leiden, om voorlezingen over de rechtswetenschap te houden. De HS. Acta Senatus over 1620 houden in: ‘D. Sutholtius, Juris doctor, a Senatu Academico petiit, ut feriarum canicularium tempore liceret sibi, citra ullum facultatis praeiudicium, publicas in iure lectiones habere. Quod ei concessum.’ Doch toen de vacantietijd was verstreken, verlangde hij met zijn onderwijs voort te varen. ‘Cum idem postularet, ut ultra feriarum tempus continuare sibi liceret lectiones atque de voluntate curatorum ex eorum rescripto constaret, visum est concedendum non esse.’ In 1621 vinden wij gelijke uitspraken van den Akademischen Senaat vermeld, ‘ne in posterum ea res praeiudicio ulli facultati esset’. De tegenkanting schijnt alzoo niet uitsluitend van de rechtsgeleerde Faculteit te zijn uitgegaan, en Cunaeus was de man, wien Sutholt in 1622 zijn professoraat te Harderwijk te danken had. Dit een en ander tot aanvulling der berichten, die bij Paquot, Jugler en Bouman voorkomen en overigens noch nauwkeurig noch volledig zijn. Jugler laat hem zijne studiën te Groningen in 1613 beginnen, terwijl de Akademie aldaar eerst in 1614 is gevestigd. Paquot schrijft: ‘Il devint à Leyde professeur extraordinaire, puis ordinaire en droit.’ Voor de geschiedenis van zijn kort daarna gevolgden overgang tot de Roomsch-katholieke kerk is van belang de ‘Causae coniectio, cur, eiurata haeresi Calviniana, fidem Romano-catholicam sit nuper amplexus.’ Colon. apud Corn. ab Egmondt 1625. 8. Hierbij is een Carmen gratulatorium gevoegd.
|
1356 | 13 Sept. Arnoldus Schive Zutphanio-Belga.
Arnoldus Schive. Hij was theologant en had eerst te Groningen gestudeerd, waar hij onder de eerst ingeschrevenen (13 Maart 1615) behoorde.
|
1357 | 22 Sept. Abrahamus Heydanus Francotalensis Pa-
latinus.
Abrahamus Heydanus. In 1597 te Frankenthal geboren en eerst op het Waalsche College te Leiden onder Daniel Colonius gevormd. Dat hij, na in 1618 proponent bij de Waalsche Synode te zijn geworden, onderscheidene buitenlandsche Hoogescholen bezocht, is bekend; ook dat hij later (doch vruchteloos) tot Hoogleeraar in de Godgeleerdheid te Heidelberg werd beroepen. De lotgevallen en rampen van dezen beroemden Leidschen Hoogleeraar zijn dikwerf beschreven. Vgl. Bayle in v. Glasius, II. 49-64, Alg. Biogr. Wb. in v.
|
| |
| |
1358 | 22 Sept. Daniel de Marees Amsterdamensis.
Daniel de Marees. Ongetwijfeld dezelfde, die in het Album van Genève (n0. 262) als Daniel de Maraes voorkomt. Zijn Album was vroeger te Haarlem bij Dr. A. van der Willigen Pz. aanwezig.
|
1359 | 22 Sept. Antonius ab Harinchouck Amsterda-
mensis.
Antonius ab Harinchouck. In 1622 werd hij predikant in de Rijp, vanwaar hij in 1629 (volgens anderen 1628) naar Amersfoort vertrok. In 1633 aanvaardde hij zijn dienstwerk te Amsterdam, waar hij, nauwelijks zes en dertig jaar oud, den 25 Februarij 1636 overleed. Vgl. Voet, Naamlijst, 60. Croese, Kerk. Reg. 56. Bij Toepke Harinc Kouck.
|
1360 | 7 Dec. Joannes Petrus Dathenus, Francotalensis
Palatinus. |
1361 | 7 Dec. Balduinus Dathenus Francotalensis. |
| |
1620.
1362 | 15 Jan. Gothofredus Hotton Francothalensis. |
1363 | 20 Maii Johannes Rothaeus Amsterodamensis, in-
scriptionem a. 1607 Rectore Quirino Reu-
tero factam renovari voluit, fidem datam
repetens stipulata manu. |
1364 | 20 Maii David Rothaeus Amsterodamensis, frater
Johannis, iuratus.
David Rothaeus. Volgens Croese, Kerk. Register, 69 is hij in 1696 geboren en zeer lang proponent gebleven; immers eerst in 1650 werd hij, op aanbeveling van den Commissaris-Politiek, tot predikant in zijne geboortestad beroepen. Hij overleed 5 Augustus 1655.
|
1365 | 5 Nov. Henricus a Diest Altenanus Westphalus.
Henricus a Diest. Het is bekend, dat van Diest zich van Heidelberg naar Bazel heeft begeven, waar hij in 1621 tot Theol. Doct. werd bevorderd. Vgl. Revii Daventr. illustrata, 714. Bouman, Geschiedenis der Geldersche Hoogeschool, I. 65. Zelf schrijft hij in een brief aan Revius, dat hij, na te Herborn en Bazel zich geoefend te hebben, zijne studiën heeft voortgezet ‘Heidelbergae sub Baumbachio ac clarissimis theologis Pareo, Sculteto, Altingio.’ Te Bazel werd hij later ‘applaudente facultate theologica Heidelbergensi’ tot doctor in de godgeleerheid bevorderd. Hij was te Altena 19 December 1595 geboren, werd predikant te Emmerik in 1624, hoogleeraar te Harderwijk in 1627, te Deventer in 1639. Hier overleed hij 17 Juni 1673.
|
| |
| |
| |
1621.
1366 | 8 Jun. Abrahamus de Brauw Zelandus. |
| |
1622.
1367 | 28 Jun. Abrahamus Kimedoncius Crucenacensis
Palatinus, iniuratus propter aetatem.
Abrahamus Kimedoncius. Geboren tusschen 28 April 1608 en 19 October 1613; want gedurende dien tijd was zijn vader, Abraham Kimedoncius, Rector te Creuznach. Vgl. Andreae, Crucenacum Palatinum, 503.
Een tijdperk van dertig jaar staat hier open. De verovering der stad door Tilly in 1622 had aan het bestaan der Godgeleerde Faculteit dadelijk een einde gemaakt: de Hoogleeraren der andere Faculteiten, voor zooverre zij zich niet naar elders hadden begeven, bleven in naam nog werkzaam en behielden voorloopig hunne jaarwedde. In 1629 trachtte Keurvorst Maximiliaan van Beieren eene nieuwe uitsluitend katholieke Universiteit op de puinhoopen der ingestorte Protestantsche Hoogeschool te stichten; Baumann, Hann, Holland en andere Jesuïten namen de ledig staande leerstoelen in, terwijl Reinhard Bachovius en Christophorus Jungnitius tot het Katholicisme overgingen. Wel werd de stad in 1633 door de Zweden heroverd, wel werden de nieuwe Professoren genoodzaakt te vertrekken, wel haastte zich Bachovius weêr de hervormde geloofsbelijdenis af te leggen, maar aan eene herstelling van den Muzentempel was vóór den Westphaalschen vrede niet te denken. De nieuwe Universiteit werd in tegenwoordigheid vau den Keurvorst Karl Ludwig den 1 November 1652 plechtig ingewijd. Wel mocht de feestredenaar Ps. 118 vs. 24 en 25 tot tekst van zijne toespraak kiezen!
|
| |
1652.
1368 | 23 Nov. Fridericus d'Orville } Haga-Batavi, fratres germani. |
1369 | 23 Nov. Johannes Joachimus d'Orville } Haga-Batavi, fratres germani. |
1370 | 23 Nov. Jacobus d'Orville } Haga-Batavi, fratres germani.
Fridericus d' Orville. Frederik d'Orville, de vader, was in September 1623 met den Paltzgraaf Koning van Bohemen en den verdreven Heidelbergschen Hoogleeraar Hendrik Alting naar Holland gekomen: zijne kinderen waren de drie gebroeders, die wij hier vermeld vinden. Onze Frederik d'Orville studeerde eerst te Groningen, waar hij 9 Sept. 1651 was ingeschreven; voorts te Herborn, waar hij een Carmen sçhreef vóór de Disp. theol. de sacramentis in genere et specie. Herb. 1652. 40 onder voorzitting van Johannes Hein verdedigd door Aegidius Henning, den vader van den bekenden philoloog Henricus Christianus Henninius. Daar heet d'Orville ‘SS. LL. cultor.’
|
| |
| |
|
Johannes Joachimus d'Orville. De drie gebroeders waren zonen van Frederik d'Orville, kleinzonen van Ludovicus Camerarius. Hun bloedverwant Henri d'Orville heet ‘ex Artesiana gente profugus, natus Aquisgrani’ bij Aem. Lud. Hombergk zu Vach, Prog. de viris praeclaris, qui sedibus pulsi Marburgum velut alteram patriam nacti sunt. Marb. 1768. f. Johannes Joachimus is te Marburg in 1660 tot J.U.D. bevorderd, blijkens de op de Landsboekerij te Wiesbaden voorhanden Positiones inaugurales. Hij werd door Karel I Landgraaf van Hessen naar den Rijksdag gezonden en overleed te Regensburg in 1688.
|
1371 | 1 Dec. Everhard ter Braeck Oostfrisius. |
1372 | 2 Dec. Johannes Antonius Orth Embda-Frisius. |
1373 | 16 Dec. Johannes Rhala Frisius.
Johannes Rhala. Geboren 9 Februari 1630. Hij studeerde eerst van 1646-1651 te Franeker, vertrok vandaar naar Leiden, bezocht vervolgens in 1652 de Hoogeschool te Straatsburg, daarna te Heidelberg en eindelijk die te Bazel, waar hij den 11 October 1653 door den bekenden Hoogleeraar Brandmyller, die een gedicht te zijner eere maakte, tot J.U.D. werd bevorderd, na openlijke verdediging van een proefschrift de concursu actionum. Basil. 1653. 4. Den 8 Juni 1654 werd hij als Advokaat bij den Hove van Friesland, waarvan hij later een sieraad was, ingeschreven. Zie voorts Gab. de Wal, De clar. Frisiae J Ctis, Annot. 233. Van Sminia, Naaml. 71. Vriemoet, Athen. Fris. LXXVII en 196 vlg. Hij overleed 17 Juni 1678. Zie over zijn Album amicorum Van Sminia, Vrije Fries. N.R., II. 70 vlg.
|
| |
1653.
1374 | 23 Mart. Sebastianus Schelkens Francofurtensis
ad Moenum.
Sebastianus Schelkens. Geboren te Frankfort aan den Main 21 Mei 1635. Eer hij te Heidelberg kwam, studeerde hij te Herborn onder Cyriacus Lentulus. Van Heidelberg, waar hij de trouwe leerling van Chuno en Luneschloss geweest was, vertrok hij in 1655 naar Bazel. Hier zag hij zich in 1658, na verdediging van een proefschrift de furto, door Remigius Faeschius (niet Tesschius, gelijk Boeles heeft, II. 274) tot licentiaat in de rechten bevorderd. Ten onrechte schreef ik in de vorige uitgave, dat hij reeds in 1656 aldaar J.U.D. was geworden; de toenmaals verdedigde Disp. de Societate was enkel exercitii causa onder Jacobus Brandmyller gehouden. Het is overbekend, dat Schelkens in 1663 te 's Hertogenbosch, in 1678 te Franeker het professoraat in de rechten aanvaardde. Hier werd in 1695 Bijnckershoek door hem tot J.U.D. bevor-
|
| |
| |
|
derd; hier overleed hij 15 Mei 1706. Vgl. Vriemoet' Athen. Fris. 575 vlg. Star Numan, Corn. v. Bijnckershoek (Leiden 1869) 38, 45, 444 vlg.
|
1375 | 1 Aug. Henricus Busz, Groninga-Frisius (med. stud.)
Men leze: Busch.
|
1376 | 6 Aug. Henricus Menger Embdensis.
Dezelfde Menger is 13 Dec. 1652, toen hij 22 jaar ond was, als Jur. stud. in het Leidsche Album ingeschreven.
|
1377 | 19 Sept. Johannes Fridericus Wolffius Haga-
Batavus.
Student in de geneeskunde. Toepke, II. 317.
|
1378 | 10 Oct. Beuckel Ter Borch Zwolla-Transisalanus,
I.U.D.
Waarschijnlijk dezelfde, die Beuckelmannus ter Borch heet in het Leidsche Album, 28 April 1644.
|
1379 | 2 Nov. Joannes Hotton Amstelodamensis.
Johannes Hotton. Zoon van Godfried Hotton, sedert 1634 Waalsch pred. te Amsterdam. Hotton schreef zelf bij zijn naam 1 2/2 Nov., tot aanduiding van den ouden en nieuwen stijl. Te Leiden was hij 26 Febr. 1652 ingeschreven.
|
1380 | 22 Nov. Joannes Antonius de Bezar, Amsteloda-
mensis.
Het geslacht was uit Calais afkomstig.
|
| |
1654.
1381 | 26 Sept. Petrus Schuyll Batavus.
Petrus Schuyll. Lees: Schuyl. Waarschijnlijk uit Schiedam.
|
1382 | 30 Sept. Henricus a Diest Clivensis. |
1383 | 16 Oct. Paulus Jacobi Grooda Medioburgo-Ze-
landus.
Bij Schwab: Croock.
|
1384 | 26 Oct. Philippus Wilhelmus Weidnerus Novioma-
gensis.
Hij komt in de Matricula studiosorum theologiae ten jare 1659 voor. Zijn vader, Johann Leonard Weidner, werd, na eerst aan de scholen te Neuhausen bij Worms, Dusseldorf, Elberfeld en Duisburg werkzaam te zijn geweest, in
|
| |
| |
|
1626 conrector te Nijmegen, vanwaar hij in 1648 naar Maastricht vertrok. Ten aanzien van zijn zoon Philipp Wilhelm zijn mij geene andere berichten voorgekomen, dan de vermelding, dat hij in 1659 als latijnsch dichter te voorschijn trad, toen hij het huwelijksfeest van J.F. Wolf, rector van het gymnasium te Neustadt, bezong.
|
1385 | 26 Oct. Johannes Friedericus Miegius Argentinen-
sis.
Geboren te Straatsburg 12 Augustus 1643, overleden als hoogleeraar in de godgeleerdheid te Groningen 30 Augustus 1691. Daar had hij eerst den 15 Juni van dat jaar zijne inwijdingsrede de spiritu ecclesiae Christianae harmonico uitgesproken. Zijn leven beschreef Joh. Braunius, in de Oratio funebris, Gron. 1691, 4. Veel belangrijker zijn de mededeelingen van Büttinghausen, in zijne Ergötzlichkeiten (1766) 39-63 en in zijne Beiträge zur Pfälzischen Geschichte (Mannh. 1776) I, 1-20, vooral over zijn vertrek van Heidelberg naar Groningen, met een brief aan Gerard Alting van 9 Januari 1691.
|
| |
1655.
1386 | 20 Nov. Simon Vat, Saenredamo-Batavus.
Hij studeerde in de godgeleerdheid.
|
| |
1656.
1387 | 20 Jan. Joannes Albertus Ottonis f. Zaunschli-
fer Amersfortio-Belga. |
1388 | 5 Febr. Johannes Fridericus Böckelman Stein-
furto-Westphalus.
Johannes Fridericus Böckelman. Talrijk zijn de biographieën van dezen beroemden rechtsgeleerde. Behalve de Memoria Boeckelmanniana van A.A. Pagenstecher kan men raadplegen Jugler, Jur. Biogr. IV. 274 en C.W. Grote's Hist. Geogr. Statist. Literar. Jahrb. für Westfalen und den Niederrhein, (Coesf. 1817), I. 268-275.
Te Heidelberg traden zijne buitengewone begaafdheden zoo zeer in het licht, dat de Keurvorst hem, destijds nog candidatus iuris, den 22 Maart 1659 tot hoogleeraar in de Instituten aanstelde; zijne daarop tot verkrijging van den doctoralen graad verdedigde Disputatio, exhibens diversa iuris themata (Heidelb. 1659. 4.), baarde groot opzien. Niet zonder tegenkanting verkreeg hij in 1670 de vergunning, om het hoogleeraarambt te Leiden te aanvaarden Hier overleed hij 22 October 1681.
|
| |
| |
1389 | 17 Sept. Johannes Georgius } Liberi Barones a Schwarzenberg. |
1390 | 17 Sept. Georg Wolfgang } Liberi Barones a Schwarzenberg. |
1391 | 17 Sept. Antoni-Gunter Georg } Liberi Barones a Schwarzenberg.
Georg Wolfgang a Schwartzenberg. Tweede zoon van den Baron Georg Frederik thoe Schwartzenberg en Agatha Tjaerda van Starkenborgh. Hij was op den 1 Nov. des jaars 1638 geboren, werd Kolonel en sneuvelde 11 Augustus 1674 in den slag bij Seneffe. Bosscha, Heldendaden, II. 161. bijl. 4. Stamb. I. 341. II. 227. Zijn portret, naar de teekening van Pet. Schik, door Johannes Schweizer gegraveerd, is te vinden in eene rechtskundige Memorie, getiteld: ‘Wohl beglaubte Auszführung so wohl Gräff: als auch Freyherrlichen Schwarzenbergischen Stamm-Registers, in sich verfassend eine festgegründete Bewährung der Freyherren zu Schwarzenberg und Hohenlandsberg, der Zeit sich in West-Frieszland auffhaltende rechtmässig Stammes Agnation mit denen in Francken. Wie dann auch Ihres da.nenhero Reichskündigen und unhintertreiblich-entstandenen Rechtens, welchens Wohlerwehnte Freyherren, als nechst-versipte, für Herrn Johann Adolphen, Graffen zu Schw. u. Hoh. bey eröffneter Stamm-Lehens-Folge, zu den Altväterlichen Schwartzenbergischen Stammgütern überkommen. u.s.w. (O.o.) im Jahr n. Chr. Geb. ci i c lix.’ Folio.
Antonius Gunter Georg a Schwartzenberg. Zoon van Willem Balthasar thoe Schwartzenberg en Hedwig Elisabeth Hauto van Hautenberg. Geboren 36 Mei 1639, Kolonel, overleden 24 Mei 1670.
|
1392 | 17 Sept. Michael Busch Pomeranus.
Michael Busch was gouverneur der voornoemde Friesche edelen. Hij werd 22 Juli 1665 tot Professor historiarum et eloquentiae te Franeker benoemd, waar hij 13 Juli 1681 overleed. De berichten, ten zijnen aanzien door Boeles (II 195. 230. 239) medegedeeld, zijn in vele opzichten merkwaardig.
|
1393 | 18 Sept. Johannes Edzardus a Douma nobilis
Frisius.
Johannes Edzardus a Douma. Zoon van Epo Douma, Grietman van Ferwerderadeel, en Sjouck Hiddema. Hij was eerst Kapitein, werd 29 Juli 1673 Grietman van Aengwirden en 1674 Gedeputeerde ten landsdage. Hij overleed te Hallum 26 Juli 1676. Vgl. v. Sminia, Nieuwe Naamlijst der Grietmannen, 339, wiens opgave betreffende zijne vóórnamen door ons Album wordt bevestigd. Zie voorts Stamb. I. 94. II. 62.
|
1394 | 18 Sept. Ulricus Huber Doccumensis Frisius.
Ulricus Huber. Het is bekend, dat Ulrik Huber, na
|
| |
| |
|
geruimen tijd te Franeker en te Utrecht zich op de letteren en rechten te hebben toegelegd, met eenige zijner vrienden naar Marburg en Heidelberg vertrok, om daar zijne Akademische studiën voort te zetten. De dwaling van sommige schrijvers, die beweren, dat hij te Franeker tot J.U.D. zou zijn bevorderd, is, gelijk die van anderen, volgens wier meening hij te Marburg den doctoralen graad zou hebben verworven, reeds voldoende wederlegd door mijn' vader in zijn werk De claris Frisiae J Ctis, 256. Doch omtrent zijne Akademiereis zijn talrijke bijzonderheden bewaard gebleven in de brieven, die hij uit Marburg en Heidelberg aan zijn vader schreef, en waarvan gewag gemaakt is in het aangehaalde werk, 445. Te Heidelberg vond hij slechts twee Hoogleeraren in de Rechtsgeleerde Faculteit werkzaam, den ouden David Heinrich Chuno, die aan podagra leed en thuis college gaf, en een jong mensch, die nauwelijks een jaar te voren uit Friesland derwaarts was vertrokken. Blijkbaar doelt hij op Philippus Burchard, een Heidelberger van geboorte, die, nog geen dertig jaar oud zijnde, in 1656 zoowel door de Gelderschen als door zijne stadgenooten, tot het Hoogleeraarambt was geroepen. Dit laatste deel ik opzettelijk uit Schwab mede, omdat in Bouman's Geschiedenis der Geldersche Hoogeschool daarvan geen gewag gemaakt wordt. Burchard nam de beroeping tot opvolger van Godfrid von Jena aan en werd weldra met Huber zóó bevriend, dat deze een carmen nuptiale te zijner eere opstelde. Het examen, waaraan laatstgenoemde zich moest onderwerpen, wilde hij naar den doctoralen graad dingen, was zeer streng; het duurde (27 Februari 1657) van zeven uur's morgens tot na tien uur; openhartig bekent hij, dat hij twee jaren vroeger een zoo nauwgezet onderzoek niet had kunnen doorstaan. Zijn Akademisch Proefschrift de iure accrescendi was weldra gereed; doch de Praeses had drie maanden noodig om een stuk na te zien, dat hij in drie uren had kunnen doorloopen. Eindelijk brak de dag der promotie aan. en den 14 Mei 1657 werd Huber met groote toejuiching tot de doctorale waardigheid verheven. Bij die gelegenheid werd een bundel Carmina votiva (Heidelb. 1657. 4) in het licht gezonden, waarin onder anderen een Hollandsch dichtstuk voorkomt van Johann Wilhelm Weidner, een Duisburger, zoon van den bekenden Johann Leonard Weidner, en broeder van den onder no. 1384 vermelden Philip Wilhelm. Dit laatste is mij gebleken uit de schriften van den Heidelbergschen Rector Andreae.
|
1395 | 18 Sept. Joannes a Sanden Groninganus.
Johannes a Sanden. Johannes a Sande, Advokaat te Leeuwarden in 1686, heeft zich bekend gemaakt door het gedicht: Jok en Ernst op de vier getijden des jaars, eene vertaling van het Carmen Jocoserium van Paulus van Ghemmenich. Leeuw. 1699. Vgl. D'Escury, Hollands Roem in Kunsten en Wetensch. IV. A. 172 (b). Ook andere gelegenheidsverzen van zijne hand zijn deels afzonderlijk uitgegeven, deels in de Frisia nobilis opgenomen. Hij is in 1727 overleden.
|
| |
| |
1396 | 18 Sept. Lambertus a Koehoorn Frisius.
Lambertus a Koehoorn. Zoon van Gosuinus van Coehoorn, halfbroeder van den beroemden Menno van Coehoorn. Hij werd dijkgraaf van Oostdongeradeel.
|
1397 | 2 Oct. Christophorus Horstius Batavia-Indus
Orientalis. |
1398 | 17 Oct. Adrianus Wijngaerden typographus et
bibliopola academicus. |
| |
1657.
1399 | 3 Jul. Gerardus Wicheringhe patritius Gronin-
ganus Frisius.
Gerardus Wicheringhe. Reeds den 19 September 1651 had hij zijne studiën te Groningen aangevangen.
|
1400 | 24 Nov. Silvester Jacobus Danckelman Lingen-
Westphalus.
Silvester Jacobus Danckelman. Vriemoet zegt: quo anno in lucem editus, mihi non constat’. Hij was te Lingen in 1640 geboren. Bekend is in de geschiedenis der Brandenburgsche monarchie de luister van ‘het Brandenburgsche zevengesternte’; zeven broeders, zonen van een landrechter te Lingen, zijn allen tot aanzienlijke betrekkingen opgeklommen, terwijl een hunner, Eberhard, tot den hoogsten rang verheven, later het smartelijk lot van menig gevallen gunsteling moest deelen. De hier genoemde, wiens naam zelfs niet in de Allgemeine deutsche Biographie wordt aangetroffen, kwam 1 Febr. 1654 als student te Groningen, vertrok in het volgende jaar naar Utrecht, in 1657 naar Heidelberg, later naar Bourges. In 1661 werd hij hoogleeraar in de rechten aan het Arnoldinum te Steinfurt, in 1666 aan de Universiteit te Heidelberg, in 1670 te Franeker. Onderscheidene hem opgedragen werkzaamheden verhinderden hem hier grooten invloed op de studiën te oefenen; van de hoogeschool nam hij 16 Juni 1675 afscheid, om als lid van het Rijkskamergericht te Spiers op te treden. Vele andere bedieningen van groot gewicht werden hem later door den overwegenden invloed zijns broeders toevertrouwd. Hij overleed te Berlijn 5 Augustus 1695; alzoo beleefde hij niet het tijdstip, waarop de vrede te Rijswijk gesloten werd en de val des alvermogenden ministers volgde.
|
1401 | 23 Dec. Henrich von Basten Grolla-Gelrus, le-
gum stud. |
| |
| |
| |
1658.
1402 | 7 Maii Gisbertus a Vierssen Leovardiensis Fri-
sius.
Gisbertus van Vierssen. Zoon van Assuerus van Vierssen en Jisca van Geersma, geboren te Leeuwarden in Februari of Maart 1638. Den 14 Februari 1662 verving hij zijn vader als secretaris van het college van Gedeputeerde staten; 1 September 1663 werd hij als advokaat ingeschreven. In 1671 werd hij vroedsman in zijne geboortestad en 16 Februari 1677 raadsheer in het Hof van Friesland. Dit ambt legde hij 7 September 1689 neder. In Opsterland, waar hij zijne verdere levensdagen sleet, werd hij tot assessor verkozen en overleed hij 10 Juni 1698. Vgl. de bronnen aangehaald bij Sickinga, Het Hof van Friesland, 229.
|
1403 | 7 Maii Johannes Bartholdus ab Ittersum Trans-
isalanus. |
1404 | 23 Jul. Casparus a Riemsdyck Gelrus. |
| |
1659.
1405 | 28 Mart. Johannes Hombergius Hagiensis. |
1406 | 19 Apr. Joannes du Bois Traiectinus.
Johannes du Bois. In Le livre du Recteur de Genève, waar hij 15 October 1659 werd ingeschreven, is bijgevoegd ‘filius Johannis Jacobi du Bois pastoris in ecclesia Gallo-Belgica Traiectini.’
|
1407 | 10 Maii Johannes Jeremias Seibelius Hagensis. |
1408 | 30 Maii Menso Alting Embdâ-Frisius.
Menso Alting, Deze was een zoon van Menso Alting, kapitein te Emden, geboren in 1627, overleden 1713, burgemeester van Groningen, wiens grafschrift voorkomt bij Prof. P. Hofstede de Groot, Geschiedenis der Broederenkerk, 146. Over de waarde zijner aardrijkskundige werken loopen de oordeelvellingen zeer uiteen.
|
1409 | 10 Sept. Theodorus Winandi Amstelodamensis,
medic. stud. |
1410 | 10 Sept. Johannes Wilhelmus Holderus Lug-
duno-Batavus.
Johannes Wilhelmus Holderus was nog in 1662 te Heidelberg. Toepke, II. 574. Eerst 8 Dec. 1666 werd hij, 23 jaar oud, als student in de godgeleerdheid aan de Hoogeschool zijner geboortestad opgeteekend.
|
| |
| |
1411 | 18 Dec. Andreas Cellarius J.Q. fil. A. nep.
Daventriensis Transisalanus.
Andreas Cellarius J(oannis) Q(uirini) fil., A(ndreae) nep. De naam van den vader, die 24 April 1635 Guthberleth als rector te Deventer was opgevolgd, vermeldt Dumbar, Kerk. en Wereldl. Deventer, 1. 307. Hij verkreeg zijn emeritaat 29 Jan. 1677.
|
| |
1660.
1412 | 23 Maii Abrahamus de Zadeler Amstelodamensis. |
1413 | 9 Oct. Adolphus Blancken Tiela-Batavus. |
1414 | 9 Oct. Andreas Spanhemius Lugduno-Batavus.
Andreas Spanhemius. Tweede zoon van Frederik Spanhemius Sr. geboren te Leiden, alzoo na Dec. 1642. Hij werd later raad van den stadhouder van Friesland en Groningen, en opzichter der geestelijke goederen in de Ommelanden.
|
1415 | 9 Oct. Daniel Spanhemius Lugduno-Batavus.
Daniel Spanhemius komt ten jare 1664 onder de studiosi theologiae voor. Toepke, II. 576. In het Leidsche Album vinden wij vermeld, dat 26 Aug. 1669, aet. a. 24, als student in de rechten werd ingeschreven ‘Daniel Spanhemius, Domini Frederici quondam theologiae professoris filius.’ Alzoo een jongere broeder van Andreas.
|
1416 | 4 Sept. Fridericus Spanhemius Heidelbergensis,
filius prorectoris.
Fridericus Spanhemius. De prorector, die zijne beide broeders hier inschreef, schijnt er prijs op gesteld te hebben, dat de naam van zijn zoontje door 's vaders hand in den naamrol geboekt werd. Deze was eerst in 1655 naar Heidelberg gekomen als hoogleeraar in de godgeleerdheid en daar was het knaapje geboren, wiens naam wij hier aantreffen.
|
| |
1661.
1417 | 28 Maii Jacobus Brinck Francovallensis Palatinus. |
1418 | 13 Jun. Joannes Henricus Goddaeus, Steinfurto-
Westphalus. |
1419 | 19 Aug. Hermannus M.D. Meier Embda-Frisius. |
1420 | 2 Oct. Gerardus Renssen Deutichemo-Gelrus.
Gerardus Renssen. Dezelfde, die in 1691 te Leiden een gedicht uitgaf, getiteld: Res gestae Guilhelmi Magni nec non laus
|
| |
| |
|
Divae Mariae, Magnae Brittanniae Regis et Reginae, Horatiano et Sapphico carmine. Scherp is over deze lettervrucht het oordeel van den zachtmoedigen Hoeufft, Parn. Lat. Belg. 200. Bij Peerlkamp komt hij niet voor. Een rechtsgeleerd advies van zijne hand vinden wij bij Van Lamzweerde, Consult. III. 38.
|
1421 | 2 Oct. Gualterus a Diemen Zutphania-Gelrus. |
1422 | 2 Oct. Joannes ab Eck Tyla-Gelrus.
Joannes ab Eck. Hij was 11 Maart 1659 als Jur. stud. aet. a. 20 te Leiden ingeschreven.
|
1423 | 2 Oct. Joannes a Knippenbergh Clivensis. |
| |
1662.
1424 | 1 Apr. Reinhardus Hartmann Clivo-Vesaliensis. |
1425 | 1 Apr. Adrianus Temminck Hamburgensis.
Adrianus Temminck. Den 22 Sept. 1659 te Leiden als Jur. stud. aet. a. 20 ingeschreven; hier heet hij Temming.
|
1426 | 9 Maii Bartholomaeus Renterchem, Amsteloda-
mensis.
Een naamgenoot, te Frankenthal geboren, ontmoeten wij onder de stud. theol. in 1612.
|
1427 | 27 Maii Johannes Petrus Raquet.
In de vorige uitgave ten onrechte een Amsterdammer genoemd. Dat hij in godgeleerdheid studeerde, vind ik bij Toepke, II. 343 aangeteekend. Een Heinrich Racket, boekbinder, komt in 1630 onder de ingeschrevenen voor.
|
1428 | 5 Nov. Lambertus Johannes Sloet Vollenhovensis. |
1429 | 5 Nov. Wilhemus Bernhardus Sloet Vollenhovensis. |
1430 | 20 Nov. Gisbertus von und zum Boetzelar nobilis
Clivensis. |
| |
1663.
1431 | Christophorus Joachimus Wolphartus, Haga-
Batavus, theol. stud. |
1432 | Bernhardus Justus ab Ittersum, Transisalanus. |
1433 | Henricus ab Ittersum, Transisalanus. |
1434 | Petrus Smits, Hagensis in Hollandia.
Als math. stud. 13 Aug. 1664 te Leiden ingeschreven.
|
| |
| |
1435 | David von der Nisse, Hollandus.
Waarschijnlijk uit Goes. Of hij dezelfde is, die in 1630 te Leiden studeerde, is onzeker.
|
1436 | Peter van Sickinghen, Groningâ-Omlandus.
Lees: Petrus Sickinghe.
|
1437 | Johannes Gratianus, Amstelodamensis. |
1438 | Nicolaus Beniaminus Drelincurtius, Caroli
Drelincurtii filius, theol. stud.
De hier vermelde vader werd in 1668 hoogleeraar in de geneeskunde te Leiden, waar hij 31 Mei 1697 overleed.
|
| |
1664.
1439 | Johannes Mobachius, Doesborgo-Gelrus. |
1440 | Ewoldus a Diemen, Zutphania-Gelrus. |
1441 | Fridericus Wilhelmus a Diest, Clivensis. |
1442 | Adrianus Wingaert, Lugduno-Batavus.
Hadrianus Wyngarden ontmoeten wij eerst 5 Juni 1670 in het Leidsche Album.
|
1443 | Cornelius a Groin, Resa-Clivensis. |
| |
1665.
1444 | Carolus Ludovicus Salmasius, Lugduno-Batavus. |
1445 | Michiel Coemans. |
1446 | Bernhard Christophori, Groninganus. |
1447 | Abraham Lingberg.
De vóórnaam doet mij vermoeden, dat hier wel zal moeten gelezen worden: van Limburgh of Limborgh.
|
| |
1666.
1448 | Arnoldus a Doornebus, Zutphâ-Geldrus. |
1449 | Henricus a Dompselaer, Transisalanus. |
1450 | Reinerus a Dompselaer, Transisalanus. |
1451 | Silvester Jacobus Danckelman, Jurisconsultus
ex Steinfurto huc vocatus ad pandectarum pro- |
| |
| |
| fessionem, fidem sub rectoratu doctoris Burchardi
a. 1657 24 Nov. datam hoc ipso renovat. |
| |
1667.
1452 | Ludouicus Ziegler, Haga-Batavus. |
| |
1668.
1453 | In dit jaar komt in de Matricula facultatis theolo-
giae voor Johannes Andreas Eisenmenger
Neostadiensis Palatinus, ‘cui d. 7 Octobris 1680
testimonium nomine facultatis in Belgium missum
est’. Toepke, II. 578. |
| |
1670.
1454 | (Matricula theologiae studiosorum).
Georgius Sollingius, Blankenhamo-Transisa-
lanus.
Bij Toepke II. 579 Blankenhumo-Transisalanus. Waarschijnlijk een kleinzoon van den Steinfurtschen Hoogleeraar van dien naam.
|
| |
| |
| |
Register.
Ablaing (Jac. d') 1141
Abrahami (Bald.) 1284
Achaelenus (Casp.) 918
Achelen (Joh. ab) 640
Acronius (Titus) 770
Adameius (Lamb.) 1130, 1166
Ade (Petr.) 351
Adelien (Nic.) 464
Adius (Adigerus) 1291
Aeggeus (Egeric.) [Phebens] 906
Aelzema (Remb.) 720
Aemylius (Ant.) 1247
Aggaeus (Titus) 647
Agricola (Car.) 860
Agricola (Joh.) 1031
Akumanus (Abrah.) 911
Alardi (Alb.) 535
Alardi (Joh.) 267, 367
Alardi (Nic.) 369
Alardus Franekeranus 737
Alberda (Egb.) 963
Alberda (Pinardus) 651
Alberda (Regn.) 648
Alberti (Nic.) 530
Alcmaria (Joh. de) 77, 281, 294, 523
Alcmaria (Meinh de) 274
Alcmaria (Wilh. de) 400
Aldensale (Joh. de) 143
Aldringa (Habbo) 724
Aldringa (Tibbo) 712
Alemanus (Ferdin.) 750
Allardi (Nic.) 574
Alma (Eilardus) 946
Alopetius (Petr.) 643
Alst (Herm.) 838
Alst (Petr. ab) 727
Alting (Everh.) 878
Alting (Henr.) 1275
Alting (Joach.) 898
Alting (Menso) 692, 1408
Alting (Paul) 1270
Amersfordia (Petr. de) 8
Amersfordia (Gerardus de) 413
Amersfordia (Hubertus de) 401
Ammersoden (Gerh.) 188
Amsterdam (Gotfr. de) 103, 335
Amsterdam (Herwicus de) 554
Amsterdam (Jac.) 526, 537
Amsterdam (Joh. de) 504
Amsterdam (Martin de) 502
Amsterdam (Math. de) 518
Amsterdam (Nic. de) 506, 513, 569
Amsterdam (Outgherus de) 334
Amsterdam (Petr. de) 520, 615
Amsterdam (Simon de) 336, 549
Amsterdam (Theod.) 257, 552, 565
Amsterdamm (Arn. de) 626
Amsterdamm (Gisb. de) 627
Amstardammis (Baldew. de) 560
Amsterdammis (Paul. de) 624
Amptzonius (Elt.) 989
Amptzonius (Jelm.) 990
Amsweer (Melchior) 823
Angularius (Barth.) 690
Anshelmi (Ant.) 1161
Anshelmi (Gerbr.) 250
Apeltere (Hector ab) 923, 935
Aquam (Joh. ad) 65
Arisma (Alb.) 1082
Arnem (Theodr.) 555
Arnem (Udo de) 513
Arnem (Goswinus de) 450
Arnoldi (Adr.) 543
Arnoldi (Alardus) 286
Arnoldi (Bernh.) 147
Arnoldi (Gottfr.) 609
Arnoldi (Herm.) 1160
Arnoldi (Joh.) 583
| |
| |
Arnoldi (Mich.) 47
Arnoldi (Peregr.) 489
Arnoldus (Herm.) 759
Artopaeus (Henr.) 713
Aschendorf (Eberh. ab) 1049
Aschendorf (Joach. ab) 1050
Asperen (Theodr. de) 58
Asperen (Hyseb. de) 59
Assendelft (Ger. ab) 997
Atten (Hieron.) 10.2
Auce (Joh.) 292
Augsthorn (Arn. von) 1211
Auletius (Alardus) 809
Aylva (Hobbius ab) 1192
Aysma (Tacit.) 1117
Aytta (Vibrandus ab) 902
Baar (Lubb. de) 1133
Bacherius (Jo.) 832
Bacherus (Andr.) 753
Baerdt (Sab.) 1084
Baftlo (Frid. de) 209
Baftlo (Rod. de) 206
Baftlo (Tetard. de) 205
Balliolanus (Florus) 917
Balthasarius (Dav.) 1089
Bardesius (Guil.) 1233
Barel (Jo.) 633
Barlaeus (Jac.) 847
Barlagius (Ed.) 1023
Barle (Henr.) 80
Bassus (Theod.) 1059
Basten (Henr. v.) 1401
Bastingius (Jerem.) 861
Batenson (Jo.) 237
Bathsz (Wilh.) 483
Baudartius (Guil.) 1076
Baudius (Franc.) 876, 1276
Beemda (Walth. de) 493
Beest (Jo.) 122
Bege (Rob.) 641
Beick (Theod.) 186
Beisensis (Herm.) 856
Benedicti (Georg.) 1009
Beninga (Scotte) 1179
Beningha (Eggeric.) 986
Beninus (Dan.) 845
Bennellus (Jo.) 1277
Benninck (Mich.) 952
Bennynck (Jo. de) 699
Bentinck (Bettohincken] (Henr.) 991
Bentinck (Wolfg.) 1324
Berchmaker (Jac.) 358
Berchmaker (Rutg.) 359
Berghis (Jo. de) 196
Berlagius (Heinr.) 1125
Bernuius (Jac.) 862
Bertius (Petr.) 1073
Best (Jo.) 136
Beverwigh (Conr. de) 408
Beverwyc (Theod. de) 29
Beynsteren (Alhard.) 352
Beyster (Rein.) 398
Bezar (Jo. Ant. de) 1380
Biel (Math.) 436
Bilderbeckius (Henr.) 1177
Biltzius (Jodoc.) 1176
Bisius (Herm.) 998
Bivanc (Mart.) 52
Blancken (Ad.) 1413
Bleicherius (Adr.) 841
Blesia (Paul. de) 612.
Blide (Jac.) 390
Blitterswijk (Steph. a) 1197
Bloc (Arn.) 84
Bloca (Jac. de) 479
Blockius (Franc) 479
Blocq (Jac. de) 1336
Blond (Alex. le) 696
Blondellus (Aaron) 1200
Blondellus (Dav.) 1201
Böckelman (Jo. Fred.) 1388
Bockius (Oliv.) 693
Boelius (Corn.) 768
Boetzeler (Jo. Guil. a) 976
Boetzeler (Gisb. von u. zum) 1430
Bogel (Gotfr.) 639
Bogerman (Rein.) 1227
Bogerman (Jo.) 1119
Bois (Jo. du) 1406
Bolardus (Bolo) 954
Bolardus (Rutg.) 1265
Bollius (Jo.) 859
Bom (Alandus) 168
Bombergius (Car.) 984
Bombergius (Corn.) 826
Bombergius (Franc.) 745
Bomer (Petr.) 373
Boner (Everdus) 1225
Boningius (Herm.) 719
Bonte (Chr.) 681
Bootsius (Isaacus) 1156
Borch (Beuckel ter) 1378
Borckgreve (Henr.) 79
Borelius (Jo.) 860
Bornhorst (Eberh.) 938
Borsalia (Jo. Henrici de) 262
Borwaeter (Jac.) 850
Bothnia (Doco a) 1042
Botter (Petr. de) 942
Bottinga (Sixt. a) 674
| |
| |
Bouier (Heinr.) 280
Bouilletus (Jo.) 1140
Bouwer (Wolferdus) 900
Boyen (Wilh.) 421
Braeck (Everh. ter) 1371
Braeck (Jo. van der) 534
Brakel (Jo. a) 1271
Bramius (Jo.) 734
Bramsche (Jo.) 864
Brand (Gherardus) 204
Brandt (Henr.) 897
Brandt (Sebald.) 1230
Brau (Georg.) 788
Braun (Livin.) 660
Brauw (Abr. de) 1366
Brave (Henr.) 908
Breberinus (Engelb.) 1184
Breda (Jo. de) 528
Brilis (Corn. de) 540
Brilis (Jac. de) 511
Brilis (Sym. de) 512
Brinck (Herm.) 1145
Brinck (Jac.) 1417
Brocke (Bern. ten) 859
Brocker (Jac.) 71
Brodeloes (Adr.) 592
Bruchusius (Ad.) 1236
Brucken (Petr.) 556
Brucken (Reinh.) 557
Brunckhorst (Everh. Oisteranus de) 754
Brune (.o. de) 1352
Brunig (Jo.) 602
Brussius (Paul) 1297
Bruynsfelt (Jo.) 362
Buederic (Theod.) 89
Buer (Laur.) 157
Buninga (Bun.) 899
Bunning (Gerh.) 1331
Buren (Joach. a) 886
Buren (Alb.) 53
Burger (Otto) 383
Burmania (Sibr. a) 1240
Burmannus (Petr.) 1152
Burrel (Nyc.) 163
Busch (Mich.) 1392
Busz (Henr.) 1375
Buttinga (Jac.) 1348
Caesarius (Ger.) 1124
Calandt (Otto) 852
Calvardus (Jac.) 1134
Cammerlinus (Jo.) 1022
Camminga (Sibr.) 798
Camp (Jo.) 1341
Camp (Timannus zum) 957
Camp (Adam) 442
Camp (Nyc. de) 468
Campis (Dydemannus de) 258
Campo (Ghiselbertus de) 105
Cancro (Gottfr. de) 261
Canis (Jo.) 290
Canter (Gelm.) 800
Capelle (Gerlac.) 743
Carpentarius (Petr.) 951
Casembrotius (Lud.) 831
Casmannus (Otto) 1006
Cassander (Georg.) 645
Casterkum (Walt. de) 311
Casterkum (Gerh. de) 317
Castritius (Petr.) 916
Cater (Nic.) 726
Catzeius (Car.) 772
Cellarius (Andr.) 1411
Ceporinus (Petr.) 1178
Cerff (Engelb. de) 996
Chlenkinger (Heinr.) 110
Cholidaeus (Aegid.) 1187
Christophori (Bern.) 1446
Clandt (Nic.) 959
Clant (Adr.) 1344
Clant (Egb.) 874
Clemens scholasticus 484
Clemens (Theod.) 1003
Clerck (Corn. a) 814
Clericus (Dan.) 1293
Clignetus (Petr.) 1175
Cloppenburch (Jo.) 1274
Clueting (Swerderus) 525
Cobbelgiers (Hier.) 646
Cock (Henr.) 76
Codde (Paulus) 932, 1174
Coemans (Mich.) 1445
Coenders (Abel) 939
Coenens (Abrah.) 1066
Coiter (Egb.) 837
Coizius (Jo.) 1180
Colff (Nic.) 683
Colonius (Dan.) 972
Colonius (Petr.) 666
Comelinus (Jo.) 1116
Comelinus (Sam.) 1129
Commelinus (Jac.) 704
Commelinus (Hier.) 794
Conders ab Helpen (Bernh.) 1351
Conderus (Abelus) 1026
Conradi (Nic.) 1334
Conradus (Conr.) 650
Copius (Henr.) 1142
Corcellius (Steph.) 1232
Cornelii (Andr.) 1056
Cornelii (Jac.) 1074
Cornelii (Jo.) 587, 591
| |
| |
Cornelius (Petr.) 749
Corputius (Abr.) 960
Corputius (Henr.) 862
Corputius (Isaac.) 1005
Corputius (Jo. Andr.) 1250
Craen (Herm.) 969
Craesboomius (Jo.) 968
Craken (Lamb. de) 295
Cral (Jo.) 652
Crucius (Jo.) 995
Cuben (Jo.) 149
Cumingius (Thom.) 1289
Curia (Ant. de) 121
Curtenius (Casp.) 1263
Custos (Gherh.) 107
Cutsenius (Sam.) 1188
Cymbaeus (Anselm.) 903
Dablaing (Jac.) 1141
Damius (Matth.) 1090
Damius (Jo.) 857
Danckelman (Silv. Jac.) 1400
Danielis (Hugo) 152
Datenus (Petr.) 933
Dathenus (Bald.) 1361
Dathenus (Jo. Petr.) 1360
Delf (Petr. de) 39
Delff (Theodr.) 603
Delfft (Wilh.) 619
Detelefius (Udo) 695
Deus (Theodr.) 101
Diamantius (Isaacus) 1138
Dibbetz (Jo.) 1019
Diebholt (Enno) 865
Diemen (Gualt. a) 1421
Diemen (Ewoldus a) 1440
Diert (Guil.) 978
Diert Sym. Symonis) 599
Diest (Henr. a) 1365, 1382
Diest (Jo. a) 1346
Dilden (Jo. de) 48
Dinslacken (Thom.) 894
Disius [Thysius] (Ant.) 945
Diungius [Junius] (Adr.) 925
Dobbeling (Joh.) 1098, 1135
Dobius (Henr.) 656
Dompselaer (Henr. a) 1449
Dompselaer (Rein. a) 1450
Dompseler (Gisb.) 1102
Donia (Kempo) 1264
Donteclock (Regin.) 819
Doornebus (Arn. a) 1448
Doppenbergk (Jac.) 1165
Dornum (Sibo a) 910
Dorrius (Joh.) 806
Douma (Bert. a) 1000
Douma (Edz. a) 1001
Douma (Jo. Edz. a) 1393
Dyront (Jo) 182
Douza (Georg.) 1127
Douza (Jo.) 1126
Douza (Steph.) 1128
Doyhemius (Oricus) 707, 1153
Draber (Jo.) 752
Drelincurtius (Nic. Beniam.) 1438
Drumelius (Andr.) 1168
Dulken (Jo.) 113
Durkop (Everh.) 129
Duysthius (Jo.) 977
Dyck (Jac. a) 1027
Dyman (Nic. Jo) 598
Dynter (Marcil.) 33
Eberhardi (Lud.) 580
Echt (Wilh.) 97
Eck (Jo. ab) 1422
Eckoye (Chr. de) 49
Econius (Abr.) 1159
Econius (Iseb..) 1157
Eel (Jac. de) 43
Eeuert (Jo.) 1170
Egidius de Buscoducis 210
Eisenmenger (Jo. Andr.) 1453
Eising (Petr.) 1337
Elbertides (Godofr. Corn.) 1262
Emdensis (Dan.) 962
Emmius (Wess. Ubbonis) 1286
Endius (Jac.) 1039
Ens (Gisb) 717
Entens (Ger.) 1021
Ernestus (Jo.) 807
Esthius (Lub.) 1144
Eternius (Jos.) 1017
Eysingha (Adamus ab) 956
Eysingha (Ad. Petr. ab) 1313
Eysingha (Ad. Tjallingi ab 1314
Eysingha (Solinus ab) 956
Eymerus (Sethus) 948
Eza (Theodr. de) 132
Ezerdi (Lub.) 1173
Faber (Alb.) 42
Faber (Gellius) 1171
Faber (Petr.) 757
Fabricius (Henr.) 766, 863
Fabricius (Jo.) 1122
Felsing (Jo. a) 1332
Fermpsum (Hill.) 1051
Feytzma (Jelg.) 731
Ficinus (Petrus) 920
Filius (Thom.) 858
Flaminge (Heynr.) 46
Flamingius (Casp.) 1069
| |
| |
Florus (Casp.) 890
Fockaeus (Guil.) 795
Fockens (Sab.) 1342
Foke (Bern.) 102
Folkersheimer (Jo.) 697
Fortius (Georg.) 1147
Fosbergius (Jos.) 1149
Freibergen (Rein. a) 670
Frese (Maur.) 723
Frey (Jac.) 816
Freysz (Franc) 642
Frideryc (Jac.) 1255
Froma (Mello) 725
Froma (Ballo) 710
Fulder (David) 979
Fungerus (Jo.) 1315
Galama (Sixt.) 686
Gandavo (Raso de) 480
Gardirius (Ger.) 663
Gebhardus (Jo.) 1270
Geisteranus (Jo.) 821
Geldorpius (Henr.) 1294
Geldrus (Ambr.) 1078
Gemard (Petr.) 1301
Gent (Casp.) 704
Georgius (Dan.) 801
Gerardi (Regn.) 802
Gerardi (Theod.) 15
Gerardi (Wilh.) 492
Gerardus (Flor.) 846
Gerardus (Nic.) 763
Gerhardi (Andr.) 577
Gerhardi (Bart.) 576
Gerhardi (Jac.) 610
Gerhardi (Theod.) 245
Gersma (Sibo a Dornum cogn.) 910
Gevikerus (Mein.) 1305
Gheel (Petr.) 67
Gherardi (Jac.) 617
Ghysen (Petr. de) 137
Gielardi (Otto) 411
Gisberti (Gerh.) 236
Gisberti (Nic.) 611
Giulsnigk (Nic.) 1266
Gloedinghen (Henr.) 569
Goddaeus (Jo. Henr.) 1418
Godofredus (Eberh.) 1167
Goere (Jo. Cornelii de) 600
Goetscalchi (Wilg.) 192
Gomarus (Franc.) 943
Gorkem (Math. de) 428
Gorynchem (Alard. de) 96
Gortzen (Arn.) 1094
Goswinus (Thom.) 1121
Goszfort (Wess.) 589
Gotfridi (Andr.) 365
Gothofredus (Corn.) 1246
Gothofredus (Haloin.) 1161
Gouda (Arn. de) 306
Gouda (Hysebr. de) 307
Gouda (Jac. de) 201
Gouda (Math.) 347
Gouda (Nic. de) 331
Gouda (Paul. de) 332
Gouda (Theod. de) 460
Goykerus (Dan.) 1295
Graeff (Joh.) 982
Graes (Jac.) 1215
Gratianus (Jo.) 1437
Gravia (Rotgh. de) 44
Gravius (Jac.) 1070
Gravius (Petr.) 1109
Grennuwelant (Sand in) 19
Gribber (Jac.) 438
Groet (Alardus) 237
Groin (Corn. a) 1443
Grollo (Eberh. de) 75
Gronigen (Hainr.) 623
Gronynghen (Gerh. de) 231
Gronynghen (Hinr. de) 233
Gronynghen (Jac. de) 144
Gronsselt (Jo. de) 166
Grooda (Paul Jacobi) 1383
Grosebeke (Giselb. de) 148
Grotenhuys (Jo.) 1113
Groy (Eimeric.) 473
Gruesbeke (Wilh. de) 109
Grunevelt (Jo.) 512
Grunrade (Otto a) 887
Gruterus (Jac.) 1228
Gruterus (Henr. Nicolai) 291
Gruterus (Jo.) 1088
Gruterus (Rein.) 1030
Gruythuys (Arn. de) 13
Gruythuys (Kersil. de) 14
Gruythuys (Petr. de) 12
Guenther (Jo.) 387
Gueree (Sim.) 601
Gues (Jo. Johannis de) 618
Guesz (Corn.) 566
Guesz (Wilh.) 567
Gulpen (Henr. de) 180
Gulpen (Wilh. de) 277
Gure (Wilh. Symonis de) 593
Gure (Corn. de) 595
Gylardi (Aegid.) 300
Gyselberti (Judoc.) 125
Haarlem (Symon de) 423
Hac (Giselb.) 26
Hachtingius (Jo.) 1343
| |
| |
Hackdinck [Hachting] (Regn.) 941
Hack (Jo.) 178
Hadriani (Theod.) a Terestein 1053
Haersolte (Arn. ab) 817
Haga (Jo. de) 98
Hagen (Matth. ab) 1024
Hagius (Andr.) 756
Halbes (Egb.) 1004
Halling (Herm.) 1150
Halsbergius (Jo.) 988
Hamonius (Gerh.) 698
Hannia (Hess. ab) 748
Hannya (Valer.) 732
Harenius (Liv.) 1296
Harinchouck (Ant. ab) 1360
Haringa (Boet.) 854
Harinxma (Petr. de) 778
Harlem (Conrard. de) 289
Harlem (Heinr de) 340
Harlem (Hugo de) 501
Harlem (Jo. de) 293
Harlem (Joh. de) 322, 355
Harlem (Nycol. de) 314, 324
Harlem (Reyn. de) 323
Harlem (Sym. de) 310, 500
Hartmann (Reinh.) 1424
Hase (Theodr.) 235
Hasius (Nic.) 1234
Hauart (Jo. de) 22
Hauscheylt (Jo.) 179
Hayonis (Eppo) 843
Haythes (Bartho) 649
Hecht (Jo.) 28
Hedema (Andr. ab) 1075
Hemskerck (Egb.) 980
Hemszkercke (Nic. Petri de) 559.
Hees (Jo. de) 60
Heidt (Herm. ab) 671
Heinrici (Wolt.) 333
Heinrici (Petr.) 427
Heinrici (Rud.) 608
Heinsius (Jo.) 1281
Heinsius (Nic.) 1243
Heissel (Theod.) 183
Hellem (Petr. de) 1034
Helmer (Nic.) 452
Helmichius (Wern) 834
Hemert (Gerlac.) 123
Hemstra (Taco) 685
Heneflid (Godfr.) 407
Hennepman (Wilh.) 92
Henrici (Corn.) 298
Henrici (Jo.) 262
Henrici (Jac.) 264
Henrici (Guil.) 1210
Henrici (Nic.) 771
Henrici (Sim.) 1214
Herdeboel (Hinr.) 233
Herdenites (Jo. Alb.) 893
Herinc (Nic.) 55
Heringha (Jepp. ab) 871
Herius (Petr.) 1103
Herlem (Jac.) 538
Herkenbusch (Sib.) 497
Hermanni (Jac) 111
Hermanni (Nic.) 440
Hermanni (Jo.) 529
Hermanni (Wilh.) 439
Hermannus (Jo.) 767
Hese (Sym. Ottonis de) 271
Hespelius (Paul.) 1191
Hespelius (Petr.) 1164
Hessel (Jo.) 415
Heusden (Theodr. de) 275
Heusden (Aegid. de) 494
Heydanus (Abr.) 1357
Heydanus (Casp.) 950
Heyden (Gos. van der) 296
Heysla (Just. ab) 1199
Heyn (Alb.) 120
Heyngus (Jo.) 880
Hiddema (Andr. ab) 994
Hien (Gosw. de) 156
Hien (Henr. de) 160
Hilarii (Liv.) 1317
Hilbrants (Jac,) 1349
Hildebrand (Jo.) 729
Hiniosa (Petr. de) 818
Hoenreman (Joh.) 361
Hoern (Jac.) 379
Hoern (Jo. de) 396
Hoghendorp (Peregr. de) 51
Hoier (Rud.) 965
Holderus (Jo. Wilh.) 1410
Hollander (Wilh.) 246
Hollandrinus (Jac.) 30
Hollandrinus (Gher.) 86
Hombergius (Jo.) 1405
Homeri (Wigb.) 1099
Honardus (Roch.) 1072
Honius (Hub.) 677
Honselaer (Arn. ab) 667
Honsseler (Thom.) 1011
Hooftman (Aeg.) a Nispen 1080
Hooftman (Alb.) 1328
Horaeus (Remb.) 803
Horn (Jo.) 269
Horn (Nicol. de) 269
Horn (Symon de) 268
Horne (Arn. de) 124
| |
| |
Horstius (Christoph.) 1397
Hotacker (Nyc.) 487
Hotton (Jo.) 1377
Hotton (Gothofr.) 1362
Hovius (Jo.) 689
Hoymeida (Theodr. de) 360
Huber (Ulr.) 1394
Huberti (Jo.) 243, 1326
Huberti (Math.) 503
Huenen (Jo. de) 469
Hufen (Gosw. de) 450
Hugonis (Jo) 579
Huinga (Lud.) 721
Huisingius (Jo.) 691
Huldrichius (Jo.) 1158
Hunerman (Steph.) 444
Huyffysser (Mart.) 849
Jacobaeus (Bernh.) 1226
Jacobi (Arn.) 171
Jacobi (Gobbo) 426
Jacobi (Hadr.) 1091
Jacobi (Sybr.) 1015
Jacobi (Wilh.) 453, 616, 773
Idzaerda (Jo.) 901
Idzaerda (Mein. ab) 993
Jeger (Ger.) 119
Jelsemus (Eckius) 672
Ilstensis (Frid.) 755
Inchusen (Ger.) 597
Inghen (Wilh. de) 54
Inghen (Wolt. de) 7
Johannes (Bernh.) 761
Johannes (Thom.) 220
Johannis (Aitsardus) 25
Johannis (Gher.) 418
Johannis (Heinr.) 301
Johannis (Henr.) 130, 1256
Johannis (Jac.) 88, 432
Johannis (Jo.) 581, 621b
Johannis (Petr.) 594
Johannis (Seyno) 377
Johannis (Theod.) 99
Johannis (Wermboldus) 161
Johannis (Wilh.) 1120
Jonge (Jo. de) 1036
Iselstain (Vincent ab) 1198
Ittersum (Ern. ab) 905
Ittersum (Bern. Jud. ab) 1432
Ittersum (Georg) 1319
Ittersum (Henr. ab) 1433
Ittersum (Jo. Barth. ab) 1403
Ittersym (Jo.) 211
Juckema (Leo) 769
Judoci (Alb.) 391
Julsing (Lubb.) 1257
Julsingh (Bern.) 1224
Julsingh (Nic.) 1266
Junius (Franc.) 936
Kampen (Dan. v.) 1181
Kanter (Jo.) 629
Kellener (Petr.) 509
Kemp (Guntherus) 239
Karcheim (Jo.) 303
Kimedoncius (Abrah.) 1047, 1278, 1367
Kimedoncius (Jac.) 765, 1046, 1081
Klant (Melch.) 1020
Klaphower (Georg.) 1238
Klinckart (Gisp.) 551
Kloppenburg (Jo.) 1274
Knippenbergh (Jo. a) 1423
Kockius (Herm.) 1186
Koehoorn (Lamb. a) 1396
Koene (Schelto) 855
Kolde (Phocas) 1193
Krone (Asuerus) 1330
Kuperus (Jo.) 1108
Kuwenburg (Petr. a) 1041
Lamberti (Giesb.) 575
Lamberti (Jo.) 573
Lamboy (Lamb.) 100
Landas (Jac. de) 791
Landius (Rud.) 722
Langhen (Rud.) 799
Lannoius (Matth.) 703
Lansbergius (Petr.) 697
Lap (Mart.) 614
Lapidia Via (Egid. de) 341
Laurencii (Andr.) 225
Laurencii (Theod.) 461
Laurentius (Jac.) 1222
Laxten (Jo. a) 1306
Le Blond (Alex.) 696
Lederdam (Gerardus de) 50
Leyden (Wilh. de) 56
Leyden (Nycol. de) 57
Leydis (Eberardus de) 90
Leydis (Maurit. de) 476
Leydis (Joh. de) 178
Leydis (Symon de) 521
Lemmalis (Jo.) 372
Lempereur (Jo.) de Oppyck 1317
Leonis (Apollonius) 276
Leontinus (Pomp.) 891
Leopardo (Nic. de) 279
Lewardia (Seghardus de) 91
Lewenberg (Henr.) 297
Liclema (Marc.) 1132
Lingberg (Abr.) 1447
Lobbecius (Ger.) 987
| |
| |
Lochorst (Giselb. de) 218
Lochorst (Herm.) 454
Lotichius (Jo.) 1190
Luxemburgh (Balduin. Baro a) 1163
Lydius (Mart.) 694
Lynden (Tyderic. de) 486
Maaseyk (Henr. de) 329
Mackert (Paul.) 229
Macovius (Jo.) 1249
Makert (Jo.) 66
Malda (Bocat.) 1095
Maldaeus (Lud.) 879
Man (Balduin. de) 1104
Maninga (Dodo) 1309
Mann (Jac.) 564
Masch (Henr. de) 244
Marck (Jo. a) 964, 1123
Marees (Dan. de) 1359
Maresallus (Steph.) 1052
Martini (Arn.) 1318
Martini (Nycol.) 364
Massis (Egid.) 844
Massis (Levin.) 747
Mattheus (Ant.) 949
Mattheus (Jo.) 1316
Mauld. (Guil. a) 866
Mauwer (Nic.) 224
Mayer (Max.) 1025
Mechelingia (Petr. de) 481
Mechlinia (Rummolds de) 498
Medenblick (Seger de) 437
Medenblick (Ysbr. de) 338
Medenblick (Gerh.) 247
Medenblick (Mart. de) 212
Medenblick (Nyc. de) 212
Meydinblick (Gebeh.) 256
Meydinblick (Jac.) 255
Megang (Phil.) 1136
Meier (Herm. M.) 1419
Meinardi (Arn.) 1280
Meinhart (Wern.) 835
Melanus (Jo.) 981
Melis (Sym.) 508
Mellinus (Abrah.) 1182
Memmius (Isaacus) 1115
Menger (Henr.) 1376
Meranus (Jo.) 858
Mercator (Barth.) 728
Merlant (Petr.) 45
Metelen (Joh.) 1028
Metellus (Henr.) 760
Metzer (Egid.) 280
Meursius (Jo.) 1205
Meursius (Matth.) 1282
Meynhardi (Gyselb.) 126
Meynoldi (Gerh.) 230
Meynsma (Franc.) 1058
Meyrtin (Nic. de) 177
Michael (Jo.) 789
Michaelis (Jo.) 173
Midachten (Jo. a) 678
Middelburch (Colinus de) 320
Middelburch (Jo. de) 485
Middelburch (Judoc. de) 321
Middelburch (Wilh. de) 319
Mignonus (Marc.) 1213
Mill [Myle] (Adr. van der) 655
Mill (Corn. van der) 654
Mirbeck (Tob) 1189
Mittelburg (Bald. a) 1148
Mobachius (Jo.) 1439
Moer (Mart. Jo.) 420
Moer (Theod.) 187
Moldic (Petr.) 150
Moll (Petr.) 829
Mollner (Chr.) 11
Monikedam (Arn.) 550
Monikedam (Hilbr. de) 558
Monte (Jo. de) 254
Montford (Jo. de) 242
Montis (Jod.) 634
Moor (Guido) 909
Morlingius (Walt.) 1057
Mortir (Dav. du) 1272
Moseig (Henr. de) 329
Munter (Arn.) 117
Muushole (Abrah. a) 940
Mylen (Abrah. van der) 992
Nahum (Matth.) 1235
Nantzum (Hayco a) 711
Nassoviae (Georgius Princeps) 8.
Nassoviae (Johannes Princeps ) 8.
Nassoviae (Lud. Guil. Princeps ) 8.
Nassoviae (Maurit. Princeps ) 8.
Nassoviae (Philippus Princeps ) 8.
Neovillanus (Aug.) 967
Neufville (Gerh. de) 1231
Neve (Giselb. dict.) de Hoesden .
Neve (Jac. dict.) de Hoesden .
Nicasius (Jo.) 706
Nicolai (Hugo) 625
Nicolai (Jac.) 223, 434
Nicolai (Jo.) 363, 488
Nicolai (Reyn.) 435
Nicolaus de Amsterdamisz 590
Niellius (Dan.) 1007
Niphus (Paul.) 1216
Nispen (Aegid. Hooftman a) .
Nisse (Dav. v.d.) 1435
Noet. (Wilh. de) 522
| |
| |
Novomagyo (Gossw. de) 146
Noydens (Wilh.) 287
Nycholai (Theod.) 21
Nycolai (Ger.) 272
Nycolai (Lieb.) 200
Nycolai (Theod.) 265
Oberkampfius (Jac.) 1162
Occo (Sibr.) 793
Oedercouen (Heymeric. de) 284
Oersbeck (Jo. de) 290
Oest (Reyn. de) 532
Oesterwye (Wijnr. de) 32
Oesterwye (Reinaldus ab) 1203
Oesterwye (Wilh. ab) 1204
Oisteranus de Brunckhorst (Everh.) 754
Oldenbarnevelt (Joh. ab) 764
Olivarius (Nic.) 1016
Olst (Eberh. ab) 664
Ompteda (Menel.) 71S
Ordraco (Nic. de) 353
Orth (Joh. Ant.) 1372
Orto (Jo. de) 512
Orville (Frid. d') 1368
Orville (Jac. d') 1370
Orville (Jo. Joach. d') 1369
Ottho (Daniel) 1044
Ottonis (Cunr.) 356
Oudewater (Ern. de) 349
Oudshoorn. Zie v. Augtshorn.
Overlander (Volcard) 1079
Oystburch (Jac. de) 263
Pallandt (Rein. a) 839
Paludanius (Georg.) 1258
Palmerius (Jo.) 1273
Panhuisius (Jo.) 1093
Pannelius (Jo.) 1065
Papma (Leon.) 701
Pasor (Matth.) 1310
Passaert (Petr.) 207
Perezius (Lud.) 782
Perezius (Mart.) 783
Perizonius (Ant.) 1105
Petreius (Jo.) 746
Petreius (Petr.) 1169
Petri (Aem.) 578
Petri (Arn.) 462
Petri (Barthol.) 584
Petri (Egb.) 262
Petri (Heinr.) 621
Petri (Herm.) 870
Petri (Hildebr.) 739
Petri (Jo.) de Wesop 607
Petri (Jo.) 312
Petri (Nic.) 31
Petri (Petr.) 596
Phrygio (Herm.) 966
Pynacker (Corn.) 1077
Pynacker (Phil.) 1209
Pinius (Paul.) 1269
Pinius (Petr.) 1083
Piscator (Arn.) 804
Pithopaeus (Basil. Lud.) 848
Pithopaeus (Chph. Lud.) 895
Pithopaeus (Dan. Helm.) 983
Pithopaeus (Lamb.) 679
Pithopaeus (Lud. Lamb) 896
Pithopaeus (Ludolph.) 892
Pithopaeus (Ludov.) 928
Pithopaeus (Lud. Helm.) 926
Plancius (Ant.) 1290
Plancius (Petr.) 1223
Pollio (Eberh) 1018
Polman (Theod.) 562
Polyander (Jac.) 1131
Polyander (Jo.) 985
Posthusius (Foxius) 810
Poterus (Lud.) 675
Potteius (Enoch) 1114
Prato (Jo. a) 915
Priccard (Edelh.) 735
Pricker (Henr.) 840
Procusius (Heinr.) 638
Putschius (Helias) 1196
Quaet (Steph.) 1067
Radinc (Gherardus) 142
Randwijk (Jod.) 813
Raquet (Jo Petr.) 1427
Ravenspergerus (Herm.) 1194
Rebartus (Jac.) 822
Regius (Jo.) 1118, 1010
Reidanus (Bernh.) 715
Reidanus (Eberh.) 784
Reidanus (Jo. Theod.) 1219
Reidanus (Petr.) 780
Reiffenberg (Jud.) 1303
Reighersbergius (Jo.) 1146
Reimerzwael (Jo. de) 343
Reimerzwael (Reylof. de) 342
Reineri (Jo.) 586
Renen (Alb. de) 140
Rengers (Osebr.) 1260
Renssen (Ger.) 1420
Renterchen (Barth.) 1426
Reugher (Jo.) 709
Reymeri (Ant.) 425
Reyneri (Ghisb.) 570
Reysegerg (Sibr.) 112
| |
| |
Rhala (Henr. Joh.) 1256
Rhala (Joh.) 1373
Ricleui (Lubb.) 1155
Riconis (Henr.) 702
Riemsdyck (Casp. a) 1404
Ripperda (Adolph.) 921
Ripperda (Hero Maurit.) 1245
Ripperda (Jac.) 1244
Riswick (Wern. a) 1347
Ritzius (Sam.) 1338
Rivo (Egid. de) 249
Rochelfyn (Guil.) 774
Roderwolt (Jo. Barth. a) 815
Roempot (Franco) 472
Roge (Jo.) 929
Rogge (Jo.) 1071
Rolandus (Timoth.) 1283
Romeri (Henr.) 392
Roorda (Jo.) 958
Roorda (Sixt.) 1002
Roothusius (Jo.) 1307
Rorda zie Roorda.
Rosaeus (Jo.) 1248
Rossum (Ger.) 116
Rotheus (Dav.) 1364
Rotheus (Jo.) 1363, 1220
Rudartdam (Arn. de) 348
Rudartdam (Phil. de) 357
Rudartdam (Thom. de) 477
Rudolphus (Bern.) 665
Rufelaert (Ger.) 975
Rulandus (Jac.) 961
Runnen (Jo.) 548
Rusius (Arn.) 1143
Rutgeri (Herm.) 385
Rutgersius (Guin.) 1229
Ruysch (Jo.) 374
Ryetwyc (Wilh. de) 87
Ryke (Wilh.) 270
Ryswyc (Jo.) 191
Saeckma (Jo.) 1110
Sael (Theod.) 384
Salinicus (Hub.) 1038
Samsonius (Guil.) 1112
Sanden (Jo. a) 1395
Santfort (Franc.) 907
Santinus (Petr.) 1221
Salmasius (Claud.) 1208
Sanders (Jac.) 234
Santroya (Hector de) 2
Saroels (Jo. a) 1008
Scapius (Petr.) 1054
Sceppere (Jo.) 504
Schaberbeckius (Jo.) 937
Schaderwurst (Flor. a) 924
Schaffer (Bern.) 1322
Schagen (Jo. a) 669
Scharpf (Rein.) 888
Schatter (Egb.) 1329
Schelkens (Sebast.) 1375
Scheltema (Sixt.) 797
Scheltema (Vopisc.) 1048
Scheltinga (Jod.) 1285
Scheltinga (Jo.) 1253
Scheltinga (Liv.) 1252
Schickardus (Jac.) 1195
Schillingholt (Jo.) 78
Schipperius (Jo.) 1037
Schive (Arn.) 1356
Schlutter (Jo.) 1086
Schneg (Simon de) 631
Schonburgius (Henr.) 1237
Schonhouia (Andr. de) 251
Schonhouia (Wilh. de) 313, 325
Schoonhovia (Jo. de) 118
Schorus (Ant.) 644
Schuringa (Barth.) 700
Schuyll (Petr.) 1381
Schwarzenberg (Ant. Gunt. Georg. a) 1391
Schwarzenberg (Georg. Wolfg. a) 1390
Schwarzenberg (Jo. Georg.) 1389
Sciedam (Jo. de) 308
Schyedam (Jo.) 419, 430
Scorken (Jac.) 176
Scoye (Henr.) 10
Scultetus (Abrah.) 1333
Seckinge (Feyo) 673
Seibelius (Jo. Jerem.) 1407
Servilius (Jo.) 869
Sibelius (Engelb.) 1206
Sibrandi (Petr.) 588
Sickinghe (Petr.) 1436
Sidereus (Herm.) 830
Sinapius (Dan.) 1292
Sithart (God.) 636
Sittart (Wijnand. de) 27
Sittert (Jac. de) 339
Sixtinus (Suffr.) 1353
Sixtinus (Wilh. Burc.) 1101
Sloet (Lamb. Jo.) 1428
Sloet (Wilh. Bern.) 1429
Sloet (Volkerus) 853
Slotanus (Tim.) 824
Sluter (Jo.) 81
Smesman (Abrah.) 1032
Smetius (Henr.) 863, 661
Smits (Petr.) 1434
Smitten (Nic. van der) 441
Snecanus (Gisb.) 811
| |
| |
Sollingius (Georg.) 1454
Sonek (Thom.) 563
Spaen (Joh.) 366
Spangen (Gisb. de) 470
Spanhemius (Andr.) 1414
Spanhemius (Dan.) 1415
Spanhemius (Frid.) 1416
Sparrendam (Nyc.) 378
Spenge (Jo.) 35
Spengen (Herm. de) 345
Spikenesz (Petr. de) 405
Spikermannus (Ludolf.) 1137
Spina (Jo. a) 1035
Spirink (Nic.) 330
Spronck (Jo.) 174
Sprunck (Jo.) 141
Spurlde (Jo. a) 825
Stampelere (Wilh.) 316
Stapenius (Jo.) 680
Stapert (Laur. Vomelius) 688
Starkenburg (Nicol. a) 653
Stasius (Petr.) 1033
Stauria (Ayl. de) 154
Stechmannus (Herm.) 913
Steenberghen (Altet. de) 18
Steenwick (Rod.) 779
Stegen (Mich. v.) 1055
Steinberg (Jo. a) 1325
Steudlin (Gabr.) 919
Steyne (August. de) 505
Stimpel (Jo.) 61
Stine (Henr.) 227
Stoep (Arn.) 139
Streithagen (Petr.) 1242
Sturio (Ant.) 1185
Sturio (Godofr.) 889
Sturmius (Rud.) 1287
Sutholt (Bernh.) 1356
Suthareus (Wilh. Jo.) 1120
Swanenburgius (Otto) 1355
Swindern (Casp. a) 786
Swindern (Phil. a) 787
Swollis (Nicol. de) 628
Sylvius (Petr.) 833, 808
Sylvius (Steph.) 662
Symonis (Hugo) 219
Symonis (Math.) 302
Symonis (Nic.) 606
Symonis (Theod.) 572
Syriocius (Jo.) 1172
Syrxman (Romb.) 1241
Syxma (Tjall.) 792
Taconis (Sam.) 842
Tadema (Dego.) 875
Taffinus (Jo.) 781
Tant (Petr.) 386
Taurinus (Petr.) 805
Taxalia (Jo. de) 134
Taymon (Corn.) 744
Techse (Walt.) 190
Tectoris (Nic.) 273
Teetlum (Ger.) 733
Teetlum (Petr.) 758
Teleconius (Wolb.) 714
Temminck (Adr.) 1425
Tengnaghel (Theod.) 151
Tenstal (Wilh.) 241
Tenwatter (Gosw.) 376
Terestein (Theod. Hadriani a) 1053
Terlonghe (Guido) 459
Terlonghe (Jo.) 458
Teschenmacher (Jo.) 1350
Teschenmacher (Petr.) 1207
Teschenmacher (Wern.) 1212
Theilingius (Jac.) 1040
Theodori (Elbertus) 1267
Theoderici (Arn.) 395
Theoderici (Jo.) 375
Theodoricus (Godofr.) 275
Thisius (Jac.) 953
Thisius (Ant.) 945
Thomas (Jo.) 790
Thome (Laur.) 72
Thome (Petr.) 228
Thomson (Rich.) 1096
Tiderici (Aemil.) 515
Tiderici (Petr.) 422
Timplerus (Clemens) 1092
Tinctoris (Heinr.) 536
Titus (Aggaeus) 647
Tollener (Heinr.) 620
Tolner (Gerh.) 455
Traiecto (Arnestus de) 309
Traiecto inferiori (Nic. de) 541
Trellemius (Regn.) 676
Tricht (Arn. de) 447
Tricht (Jo. de) 448
Tryver (Jo.) 499
Tucher (Lazar.) 1029
Tullichius (Arn.) 877
Tuneman (Jac.) 106
Turnot (Jo. de) 95
Tuyl (Nyc. de) 164
Tycker (Gerh.) 1323
Tyderici (Tyder.) 288
Tyla (Gerh. de) 547
Tyla (Ghysb. de) 240
Unia (Franc.) 682
Urania (Car.) 904
Utenhove (Car.) 872
| |
| |
Utenhove (Jo. Car.) 1339
Utenhove (Nic.) 873
Uterwick (Henr. ab) 1304
Valle (Jo. de) 512
Valerianus (Bapt) 738
Vanitzer (Herm.) 708
Vecht (Franco de) 4
Veen (Jo. de) 34
Velic (Wijn.) 68
Velsen (Gher.) 283
Velsen (Hadr.) 1298
Velsius (Just.) 657
Velthusius (Dav.) 1183
Veno (Laur. de) 1089
Verbequius (Arn.) 1085
Verheiden (Guil.) 1061
Verheiden (Jac.) 1062
Verheidius (Mich.) 1045
Vernemen (Nic.) 82
Verrutius (Hier.) 751
Vertrunen (Jac.) 456
Vessem (Jo. de) 193
Vicemius (Mich. Andr.) 762
Viersen (Matth. a) 1254
Vierssen (Gisb. a) 1402
Villici (Jo.) 499
Vinconis (Gerh. Jacobi) 165
Vischer (Corn. de) 1097
Vlamynck (Ger.) 1
Vliet (Fabian. de) 1218
Vlodorp (Wilh. de) 389
Voecht (Wilh.) 531
Voet (Gerlac.) 1259
Voet (Steph.) 138
Vogel (Joh.) 433
Vogels (Joh.) 445
Vogelsanck (Theod.) 777
Vogelsang (Ger.) 1151
Voistermannus (Jo. Aemyl.) 1202
Voit (Gerh.) 769
Volkerus (Bonnius) 785
Vomelius Stapert (Laur.) 688
Vorst (Conr.) 1100
Vorstius (Eberh.) 973
Vos (Petr.) Zie Alopetius 643
Vosbergius (Josias) 1149
Vreeswyck (Theod. a) 1354
Vullen (Gerlac. a) 1217
Vustync (Hugo) 133
Wael (Arn. Dye) 637
Wael (Jo.) 153, 482
Wael (Jo. de) 449
Wale (Arn.) 3
Walrichemius (Jo. Dom.) 1288
Walteri (Joh.) 278
Waluisch (Henr.) 6
Warck (Rein. de) 1013
Watines (Jo. des) 1311
Wedelius (Nic.) 1299
Weden (Wilh. de) 9
Weidner (Phil. Wilh.) 1384
Welsius (Vinc.) 1064
Wemeldinghen (Petr.) 346
Werfe (Jo.) 221
Wert (Joh.) 457
Werthuszen (Jo. de) 371
Wertius (Rol.) 927
Werva (Jo. de) 539
Werva (Rath. Henr. a) 1308
Weseke (Bern.) 868
Wesembecius (Jo.) 741
Wesembecius (Petr.) 740
Wesep (Arn.) 41
Wesop (Jo. Petri de) 607
Westerwolt (Arn. 659, 828
Westerwolt (Volc.) 658, 827
Westrenen (Herm.) 416
Westrenen (Lubb. a) 1312
Weyhusen (Herm. de) 23
Wiarda (Georg.) 1111
Wiarda (Doto) 930
Wibrandi (Frid.) 337
Wicheringhe (Ger.) 1399
Widmarius (Abd.) 1320
Wierus (Jo.) 856
Wifferdingk (Jac.) 1268
Wiket (Rumold.) 463
Wilhelmi (Ant.) 1154
Wilhelmi (Hugo) 443
Wilhelmi (Isbr.) 604
Wilhelmi (Jo.) 36, 299, 410
Wilhelmi (Laur.) 327
Wilhelmi (Lubb.) 266
Wilhelmi (Ludolf.) 169
Winandi (Theod.) 1409
Winandus (Henr.) 1014
Winbergen (Jo) 742, 730
Wingaert (Adr.) 1442
Winocus (Jac.) 851
Wiringhen (Alard. de) 490
Wise (Heinr.) 167
Wit (Petr. de) 1335
Wittichius (Chph.) 1327
Wolff (Henr.) 380
Wolff (Conr.) 776
Wolff (Jo. Frid.) 1377
Wolphartus (Chph. Joach.) 1431
Woud (Petr. Wilhelmi de) 215
Woudrichem (Barth. de) 216
Wullen (Gerl. a) 1217
| |
| |
Wurdanus (Sethus Eymerus) 948
Wye (Alardus de) 115
Wye (Jo. de) 37
Wye (Marsil. de) 104
Wye (Theodr. de) 114
Wye (Wilh. de) 24
Wynckel (Raso de Gandavo, al. de) 480
Wyngaerden (Adr.) 1398
Wynter (Wilh.) 381
Wyringia (Andr. de) 404
Wyringia (Alardus de) 199
Wyringia (Heinr. de) 198
Wyringia (Ysebr. de) 195
Wyt (Theod.) 285
Wytman (Jo.) 368
Wytmen (Theodr.) 304
Wytstaet (Conr. de) 197
Xancwyc (Suederus de) 94
Xylander (Theod.) 1106
Yvonis (Petr.) 548
Zadeler (Abrah. de) 1412
Zantwyc (Rutgherus de) 189
Zaunschlifer (Jo. Alb.) Ott. f. 1387
Zelandia (Henr. de) 533
Zelandia (Jo. de) 466
Zelandia (Rud. de) 467
Zerixe (Bald. de) 409
Ziegler (Lud.) 1452
Zolleder (Alb.) 213
Zulen (Swederus de) 181
Zulen (Thielm. de) 252
Zullis (Nic de) 159
Zvelis (Frid. de) 162
|
-
voetnoot1
- Nog andere feestgaven mogen verwacht worden. Reeds zag het ‘Urkundenbuch der Universität Heidelberg herausgegeben von E. Winckelmann’ het licht.
|