Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1875
(1875)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 17]
| |
Verslag van de Lotgevallen der Maatschappij gedurende het jaar 1874-1875.M.M.H.H.
Als naar gewoonte vraagt Uw Secretaris voor eenige oogenblikken Uwe aandacht, om U de lotgevallen onzer Maatschappij in korte woorden mede te deelen. De opene plaats in het Bestuur, ontstaan door het aftreden van den heer J.E.H. Hooft van Iddekinge werd vervuld door den heer Dr. W. Pleyte, terwijl de heer Dr. E. Verwijs door zijnen verbeterden gezondheidstoestand in staat was, de bestuursvergaderingen geregeld bij te wonen en ook in andere opzichten voor de Maatschappij werkzaam te zijn. Thans is het onze Voorzitter, in de Maandelijksche Vergadering van November op nieuw als zoodanig benoemd, die zijnen zetel in het Bestuur moet inruimen voor een der twee heeren, die U straks ter keuze zullen worden aangeboden. Naar aanleiding van dit dubbeltal kwam de vraag ter sprake, of de heer Hooft van Iddekinge, die slechts één jaar in plaats van den heer Sloet van de Beele in het Bestuur geweest was, weder gekozen | |
[pagina 18]
| |
mocht worden, maar deze vraag werd door de Maandelijksche Vergadering bijna eenparig in ontkennenden zin beantwoord. De Maatschappij verloor in dit jaar de binnenlandsche leden: Dr. J.A.C. Rovers, oud-Hoogleeraar te Utrecht, Dr. A.H. van der Boon Mesch, oud-Hoogleeraar te Leiden, F.A. Ebbinge Wubben, oud-Burgemeester te Staphorst, Mr. J.P. de Fremery, Notaris te 's-Gravesande, Mr. H.J. Koenen te Amsterdam, Dr. L.S.P. Meyboom, Predikant te Amsterdam, Mr. Joannes Bosscha te 's Gravenhage, Dr. S. Muller, oud-Hoogleeraar te Amsterdam en Dr. B. ten Brink, oud-Praeceptor aan het Gymnasium te Utrecht, en de buitenlandsche: Dr. C.L. Grotefend, Archivrath te Hannover en Edgar Quinet te Parijs. De levensberichten der binnenlandsche leden zullen U gedeeltelijk nog in den bundel, die in den loop van dit jaar verschijnt, worden toegezonden. De nieuwe leden, die het vorige jaar door Uwe vergadering werden benoemd, hebben allen het lidmaatschap aangenomen, behalve de hh. J.C. Kobus te Borculo en Joh. Verhulst te Amsterdam. Uit de U onlangs toegezonden lijst zult Gij straks de gelegenheid hebben, 40 binnenlandsche en 8 buitenlandsche leden te kiezen. Wanneer die zich als nieuwe leden aan onze Maatschappij verbinden, dan zal het getal gewone leden (met inbegrip van hen die buiten Nederland wonen) 530 bedragen en dat der buitenlandsche 206. De financieele krachten der Maatschappij zullen U door den Penningmeester Dr. W.N. du Rieu worden geschetst, zoodat ik daarover het stilzwijgen kan bewaren. Evenzoo laat ik de vermelding van alles, wat de Boekerij en den nieuwen Catalogus betreft, over voor onzen Bibliothecaris Dr. H.C. Rogge. Alleen moet ik vermelden, dat dezer | |
[pagina 19]
| |
dagen de 4e Aflevering der tweede Partie van Maerlant's Spieghel Historiael uitgekomen is, en dat U straks betreffende het besteden van het overige der interesten van het fonds een voorstel zal gedaan worden, dat ongetwijfeld door Uwe vergadering met ingenomenheid zal worden ontvangen. Voor den bundel Handelingen en Mededeelingen is reeds een opstel van Mr. W.P. Sautyn Kluyt ontvangen over de Haagsche Courant. Wat de Maandelijksche Vergaderingen betreft, kan het Verslag van dit jaar gelukkig iets beter en verblijdender zijn, dan het laatstvoorgaande. In de eerste, die nl. van November (in October werd er om de feesten bij gelegenheid der herdenking van Leiden's ontzet geene vergadering gehouden) werd wel geene mededeeling gedaan, maar juist daardoor had de Voorzitter de gelegenheid, de aandacht der leden te vestigen op den treurigen toestand der Maandelijksche Vergaderingen. In die bijeenkomst werden verschillende besluiten genomen, die ik in hoofdzaak zal mededeelen. 1o. Besluit de Vergadering, dat populaire mededeelingen, ook uit een studievak, dat niet rechtstreeks door de Maatschappij wordt aangekweekt, met belangstelling zullen worden aangehoord. 2o. Dat ook de voordracht van eigen poëtische en prozaïsche lettervruchten eene welkome ontvangst zal vinden. 3o. Dat de Historische Commissie uit den boezem harer Vergadering in de Maandelijksche bijeenkomst zal ter tafel brengen, wat voor nadere mededeeling vatbaar is. 4o. Dat bij het begin van het dienstjaar onder de Leidsche leden eene lijst zal rondgaan, ten einde hen uit te noodigen eene spreekbeurt op zich te nemen. 5o. Dat weder op elke vergadering gelegenheid zal | |
[pagina 20]
| |
worden gegeven tot het stellen van wetenschappelijke vragen, die in het daarvoor bestemde boek worden opgenomen, en die licht dezen of genen aanleiding geven, er eene mededeeling aan vast te knoopen. 6o. Dat van de beide Commissiën zullen uitgaan voorstellen tot het verwezenlijken van plannen, waarvoor ook de hulp der buitenleden dringend wordt vereischt, b.v. het bewerken van een algemeen Idioticon, van een Woordenboek voor Middelnederlandsche Rechtsuitdrukkingen, eene Bibliographie der Middelnederlandsche Historia Litteraria, enz. Deze plannen zijn tot nog toe wel niet allen verwezenlijkt, maar toch is dit het gevolg geweest dezer belangrijke vergadering, dat geen enkele der Maandelijksche bijeenkomsten mislukt is. De lijst heeft gecirculeerd, en voor dit jaar waren er genoeg sprekers. De hh. Rogge en Elsevier openden de rij, door in de vergadering van December te spreken, de eerste over de bronnen der kerkelijke twisten gedurende het Bestand; de heer Elsevier over het wapen der stad Leiden, terwijl de heer Verwijs het goed recht van het nederlandsche woord onbeteekenend aantoonde. In de vergadering van Januari sprak de heer Fruin over de Staatsregeling van Friesland gedurende de Republiek. In Februari voerden de hh. Verwijs en Bergman het woord, de eerste over de in het vraagboek gestelde vraag naar eene duidelijke uiteenzetting der verschillende beteekenissen van het werkwoord rooien, en het eerelid Dr. Bergman over de viering van de vroegere eeuwfeesten der Academie. Daarna in de vergadering van Maart deed de Secretaris eene mededeeling over Germaansche woorden, die in het Fransch zijn opgenomen en die van daar in een Fransch gewaad weder tot ons zijn teruggekeerd, | |
[pagina 21]
| |
en de reeks der voordrachten werd door den Voorzitter gesloten, die in de Vergadering van April sprak over de letter p, de woorden in onze taal met eene p beginnende en de etymologische bezwaren, die zich daarbij voordoen. De klachten van verleden jaar over weinig belangstelling in de Maandelijksche Vergaderingen behoeven dus gelukkig in dit verslag niet te worden herhaald. Wanneer er nu slechts eenige afwisseling is onder de sprekers, zoodat niet altijd dezelfde personen verplicht zijn eene mededeeling te doen, indien zij willen verhinderen, dat de maandelijksche vergadering niet kan gehouden worden, kan de Maatschappij in dit opzicht eene nieuwe toekomst te gemoet gaan. Of dit evenwel werkelijk zoo zijn zal, zal de tijd leeren. Voorloopig kunnen de leden der Maatschappij de overtuiging met zich nemen, dat dit jaar niet zonder vrucht is geweest. Moge dit nog vele jaren het geval zijn in toenemende mate. |
|