| |
| |
| |
| |
II. Het trekpad van Leiden over Woerden naar Utrecht. Door Jhr. W.I.C. Rammelman Elsevier.
Wanneer men de geschiedenis van den aanleg van het trekpad en de vaart van Leiden op Utrecht leest, zoo als die door F. Van Mieris, Beschrijving van Leiden, IIe deel, bl. 471, is te boek gesteld, zou men al spoedig geneigd zijn te gelooven, dat er niets is voorafgegaan dat aanleiding heeft gegeven tot het maken van dat trekpad, zoo als het thans bestaat.
Het stilzwijgen van dien schrijver over dat onderwerp heeft mij doen besluiten mijn onderzoek dienaangaande in eene der Vergaderingen van onze Historische Commissie mede te deelen. Op verzoek mijner medeleden heb ik de aanteekeningen over het bedoelde trekpad, die ik getrokken had uit de archieven van Leiden, voor onze Mededeelingen afgestaan.
Er bestond reeds vóor 1622 een geregeld veer van Lei- | |
| |
den op Utrecht en omgekeerd, doch slechts voor zeilschepen, damloopers en roeischuiten langs den Rijn. Het denkbeeld om den Rijn, vooral van Utrecht naar Woerden, geschikter voor eene trekvaart te maken, schijnt van Utrecht te zijn uitgegaan; want op den 28 Mei 1658 besloot de Vroedschap van Woerden aan de Staten van Utrecht de verzekering te geven dat zij ‘al hunne devoiren zullen doen om de trekvaart tusschen Woerden en Harmelen op te maken, te meer nu die Staten bezig zijn om de vaart tusschen Utrecht en Harmelen navigabel te maken.’
Op den 18 April 1659 gaf het Groot Waterschap van Woerden eene dergelijke verklaring aan de Staten van Utrecht ‘approberende een trekvaart tusschen Utrecht en Woerden, en van daer verder, als was het tot Leyden, (zoo 't mogelijk is).’
Het is mij niet gebleken dat Leiden vóor dien tijd iets van de plannen geweten heeft, die tusschen Utrecht en Woerden beraamd zijn geweest; maar het is zeker dat Leiden door de Utrechtsche regeering uitgenoodigd werd om op den 18 Oct. 1659 eene conferentie met de wederzijdsche gedeputeerden te Bodegraven te houden, en wel om over de aanstelling van twee schippers op de damloopers te onderhandelen.
In deze te Bodegraven gehouden vergadering is toen voor het eerst met de gedeputeerden van Leiden over een te maken trekvaart gesproken; zij brachten het aldaar verhandelde ter kennis van de burgemeesters van Leiden, die van hunne zijde bij missive van den 9en Januari 1660 aan de regeering van Utrecht berichtten, dat zij niet ongenegen waren om dat nuttig werk te bevorderen, onder voorwaarde dat het Groot Waterschap van Woerden de vaart op eigen kosten tot Bodegraven zoude brengen.
| |
| |
Nu de regeering van Utrecht de zekerheid had dat de burgemeesters van Leiden zich die zaak ernstig aantrokken, verzocht zij dat het maken van de vaart commissoriaal gesteld werd.
Aan deze uitnoodiging werd gereedelijk voldaan; want in eene vergadering der Vroedschap, gehouden den 18 Juli 1661, doen de burgemeesters van Leiden een omstandig verhaal van hetgeen zij sedert de Conferentie te Bodegraven hadden verricht betreffende de bedoelde vaart. Daaruit blijkt o.a. dat men den Rijn niet volgen, maar eene nieuwe vaart ten zuiden van den Rijn graven zou, waardoor de jachtschuiten den afstand tusschen Leiden en Utrecht in den tijd van zes uren zouden afleggen, terwijl de onkosten op ƒ 460.000 berekend werden. (Zie Bijl. 1).
Het was ten gevolge dezer mededeeling dat de burgemeesters van Leiden den last ontvingen om de onderhandelingen met Utrecht voort te zetten, doch geene besluiten te nemen zonder toestemming der Vroedschap.
Op den 2 Nov. 1661 brachten de burgemeesters van Leiden weder verslag uit omtrent hunne handelingen met Utrecht, met aanduiding der richting van de nieuw te graven vaart, zoo als die door den landmeter Jan Douw in kaart was gebracht; beginnende buiten de Hoogewoerts-poort en in eene rechte lijn tot Bodegraven en vervolgens tot aan de Catharyne-poort te Utrecht loopende. De kosten zouden door die twee steden gezamentlijk gedragen worden, uitgezonderd de kanalen die Leiden van uit die vaart, tot in de Gouwe zoude aanleggen ter verversching harer grachten.
Nadat dit verslag was voorgelezen, besloot de Vroedschap het ontwerp goed te keuren; tevens bij de Staten van Holland en West-Vriesland octrooi te vragen tot het maken van die vaart, en een contract met Utrecht te
| |
| |
sluiten, mits Leiden daarin den voorrang hebbe. (Zie Bijlage 2).
Het bedoelde contract is in kopij nog aanwezig even als het verzochte octrooi, dat geene dagteekening draagt; maar op den kant staat geschreven ‘dat de Staten van Holland den 2 Dec. 1661 goed hadden gevonden kopij van het rekwest om octrooi aan de leden of de steden te zenden.’
De regeering van Utrecht had zeker verwacht dat het verzochte octrooi spoedig zoude zijn verleend geworden. In deze verwachting zag zij zich zeer teleurgesteld, en drukte haar leedwezen daarover uit in eene missive van den 15 Febr. 1662, niet onduidelijk te kennen gevende dat er vreemde geruchten omtrent dat octrooi liepen. Het antwoord op dien brief bleef Leiden niet schuldig; want op den 18 Febr. 1662 schrijft zij, o.a. dat het rekwest ter verkrijging van octrooi reeds ingediend was, en dat de leden der Staten, zoowel in publieke als in particuliere discoursen ‘geen notable adversie tot het voorgenomen werk hebben getoond, met uitzondering van die van Haarlem’ doch dat men alle hoop had deze zwarigheid te zullen overwinnen. (Zie Bijlage 3).
Eindelijk waren de burgemeesters van Leiden verplicht om in eene Vroedschaps-vergadering van den 28 Aug. 1662 den stand der zaak bloot te leggen. Daaruit blijkt, dat niet alleen Haarlem, maar ook Dordrecht, Gouda en Rotterdam tegen het verleenen van het octrooi waren. Wij leeren er tevens uit dat Gouda bepaald tegen het maken van de bedoelde vaart en het te verleenen octrooi was, omdat Leyden in 1657 al haren invloed had gebruikt om Gouda tegen te werken, die ook octrooi bij de Staten had verzocht om eene vaart van Gouda naar Dordrecht te graven. (Zie Bijlage 4).
| |
| |
Ofschoon de regeering van Leiden alle middelen schijnt aangewend te hebben om de tegenstanders tot andere gedachten te brengen, was Gouda alles behalve genegen hare toestemming te geven, zoodat zij, in eene missive van den 29 Aug. 1662, ronduit verklaarde tegen het maken van alle trekvaarten in Holland te zullen stemmen, tenzij men eerst haar verzocht octrooi toestond. (Zie Bijlage 5).
Misschien zou Leiden in deze omstandigheid aan het verlangen van Gouda hebben voldaan, indien zij het goedschiks had kunnen doen; doch het besluit, door de Vroedschap op den 30 Juli 1657 genomen, kon geene terugwerkende kracht hebben.
De verlegenheid waarin Leiden zich thans tegenover Utrecht bevond zal wel groot geweest zijn, nu zij van vele zijden werd tegengewerkt.
Gelukkig dat zich in deze omstandigheden iemand opdeed, die aan Leiden een ander middel aan de hand gaf om de communicatie met Utrecht gemakkelijker te maken. De bedoelde persoon was Hendrik Stevin, Heer van Alphen, en zoon van wijlen Simon Stevin, den beroemden ingenieur en leermeester van Prins Maurits.
In eenen nog bewaard gebleven' brief van den 30n April 1663, aan den Secretaris van Leiden, Mr. Gerrit van Hoogeveen, beschreef hij een plan om den Rijn als vaart te gebruiken en daar langs het trekpad aan te leggen, en voegde hij er eene memorie van toelichting bij.
De weg zou wel is waar wat langer zijn dan de geprojecteerde vaart, doch de kosten zouden merkbaar minder zijn; daarenboven leverde de weg langs den Rijn voor de passagiers, niet die eentoonigheid op als de te gravene vaart, die geene dorpen doorsneed, en in eene rechte lijn als het ware doorliep.
Dit nieuwe voorstel heeft Leiden toen aangenomen,
| |
| |
verder ontwikkeld en aan Utrecht medegedeeld.
Na wederzijdsche onderhandelingen, is het trekpad, zooals dat tegenwoordig bestaat, door Leiden en Utrecht aangelegd, waarbij zich later Woerden heeft aangesloten. Om echter alle moeielijkheden te voorkomen, heeft men zich wel gewacht voor dat aan te leggen trekpad octrooi bij de Staten van Holland aan te vragen, en is het, in weerwil van den tegenstand van Haarlem zonder octrooi tot stand gekomen.
Volgens de daarvan bestaande rekeningen heeft de aanleg van het trekpad en wat daarbij behoort aan die steden gekost ƒ 294.248. Ter gedachtenis van het voltooide werk heeft de stad Leiden voor hare rekening acht gouden en acht zilveren penningen doen slaan door den wapensnijder Arent Janz. Smelsingh.
Ten slotte zij hier nog vermeld, dat van 6 Juli tot 31 Dec. 1664 tusschen Leiden en Utrecht 11344 personen vervoerd zijn, en gedurende het geheele jaar 1667, alleen uit Leiden naar Utrecht 11997 personen, naar Gouda 2944 en naar Amsterdam met de nachtschuiten 8528 personen; dit ten bewijze voor het nut dat genoemde waterweg heeft gesticht.
| |
Bijlage 1. Vroedschaps-resolutie. 18 Julij 1661.
De Burgemren en Regeerders der stadt Leyden verhaelen aen de Groote Vroedschappe van de zelve stadt, dat op het verzoek by missive van de Burgermeesters ende Vroedschappen der stadt Utrecht tussen Gedeputeerdens uyt de Burgerms dezer stede ende de Gedeputeerdens der stadt Utrecht al op den 27n Oct: 1659 zynde gehouden een conferentie opt subject van 't vaeren van de schippers tussen de voornde twee steden met den damloper binnen deur varende, by die occasie by de Gedeputeerdrs der stede Utrecht was verhaeldt, hoe den Rhyn zodanigh was verdiept en daerbenevens een padt gemaekt, dat
| |
| |
dezelve met jachtschuyten zoude konnen werden bevaren, en dat de Burgerms der stede Woerden hadden aengenomen gelyke commoditeit te maken van haere stadt op Harmelen en voorts by Gedeputeerdens voornt. voorgeslagen, off niet gelyke gelegentheydt tussen Leyden ende Woerden langs den Rhyn gemaekt zoude konnen werden, dat dezelve zaeke doemaels by de gecommitteerdens van deeze stadt was overgenomen en voorts by Burgemeesters dezer stede in der tydt op 't aenhouden van de regeeringe van Utrecht daerop van tydt tot tydt eenige nadere conferentiëen gehouden en eyndelyk door den landmeter Douw op de kaerte van Rhynland gefigureert eene linie voor 't meerendeel door 't vaste landt bezuyden den Rhyn en ook op eenige plaetzen den Rhyn volgende, volgens dewelke men een trekvaerdt zoude kunnen graven, en door dezelve met jachtschuiten binnen den tydt van ses uuren vaeren van Leyden op Utrecht, dat het voorn. werk volgens de ruwe taxatie daervan gemaekt zoude kosten vierhondert en sestigh duzendt guldens, dat in alle de conferentien op 't voorn: subject gehouden, Burgermn dezer stede niet als voor haer particulier gesprooken hadden, ende den Gedeputns van Utrecht klaer lyk gezegt ongequalificeert te zyn om ietwes met haer 't voorn: subject rakende te handelen, edogh op de laetste conferentie gehouden den vyffde van de loopende maendt, ten verzoeken van de HH. van Utrecht aengenomen de voorn: zaeke te zullen overleggen in de Vergaderinge van de Groote Vroedschappe dezer stede, welken volgende Burgerms alsnu verzoeken te verstaen het goedvinden van de voorn: Vroedschappe omtrent de opgemelde importante zaeke: waerop die van de Groote Vroedschappe naer rype deliberatie, oordeelende het maken van de voorn: trekvaert en trekwegh, zo in agtinge van dezer stede neeringe als ververssinge van de wateren voor deeze stadt dienstigh te zyn, by deeze, geauthoriseert de regeerende Burgermrs dezer stede in der tydt om aengaende 't maken van de voorn: trekvaert en trekweg met de Gedeputeerdens van de stadt Utrecht te mogen treden in onderhandelinge, mits alvorens de voorn: handelinge te sluyten, gehouden zyn van alles aen de voorn: Vroedschappe rapport te doen om by dezelve daerop nader gedelibereert, en vervolgens van de voorn: handelinge geauthoriseert off zulkx geresolveert te werden als de voorn: Vroedschap goed vinden zal.
Actum den XViijn Julij van den Jaere XVI.C een en Sestigh.
| |
| |
| |
Bijlage 2. Vroedschaps-resolutie. 2 Nov. 1661.
De Burgermeestren ende Regeerders der stad Leyden verhaelen omstandelyk aen de Groote Vroedschappe van de zelve stadt, dat zy in agtervolg van de authorisatie der voors. Vroedschap in dato den 18n van de voorleden maend Julius tot verscheyde maelen in conferentie zynde geweest met de Gedeputeerden van de Vroedschap der stadt Utrecht, eindelyk in de voornoemde conferentie was overeengekomen dat tot dienst van de inwoonders van de voors. steden ende alle andere, zoo wel schippers, schuytvoerders als reyzende luijden tusschen de voornoemde twee steeden by gemeen advys en directie zal werden gemaekt en gegraven een trekvaert en trekweg, dewelke volgens de linie op de kaert gefigureert beginnen zal buyten de Hoogewoerts-poorte der stadt Leyden aen de zuydzyde van den Hoogen Rhyndyk en loopen door het vaste land op de Krom van de Meerburg aen, de Puyksloot langs dwars door de Barrepolder, Nieuwe Groenendyksche polder, rajende op de galgbrugge leggende in de Nyeueweg, ende voorts tusschen of omtrent het scheydt van den Rhynenburgsche- en Geere-polders, dwers door het rietveld over de Gouwe langs de tougangh, of Alphenwatering door de dampolder uytkomende beoosten Bodegraven in den Rhyn, den Rhyn vervolgende tot boven Nieuwenbrugge aldaer omtrent de plaetse in de kaerte van Rhynland genaamd den Bergh, den Rhyn weder verlatende en voorts door het land bezuyden en digt onder de stad Woerden op de Haenwykerdam aen, door of agter om het dorp van Harmelen, vervolgende voorts den ouden Rhyn tot op den houck leggende tusschen den Hommel en de Hoogebrugge, alwaer den Rhyn verlaten, en door het vaste land gegraven zal werden tot aen de Catharine poort der stadt Utrecht, welke linie zoo veel doenlyk gevolgd en by verandering van dezelve met gemeen goedvinden de verkortinge van den weg beoogd zal werden.
De trekvaert zal, zo daer dezelve uyt heel land wordt gegraven alsdan den ouden Rhyn werd gevolgd, werden gegraven of verwyd op vyf Rhynlandsche roeden en op gelyke diepte en wydte in den bodem als de trekvaert tusschen de steden Haerlem en Leyden is besteed geweest, het trekpad ende wegsloot zoo breed en wyd als
| |
| |
onderling naer gelegenheyd goedgevonden of geordonneert zal worden.
De onkosten van het maken van de voorn. trekvaert ende trekweg en van de nodige bruggen, heulen en schouwen en vordere gevolgen van dien, zullen by beyde steden in het gemeen bekostigd en gedragen worden, dogh by ijder stadt in syne helfte provisionelyk verschoten, verstrekt en naderhand in gemeene rekeninge ingebragt werden; behoudelyk dat in consideratie van de excessive onkosten, sollicitatien, vereeringen by de stad Utrecht van tyd tot tyd voor af uytgeleyd tot amotie van de drie dammen die tusschen haer stad en Woerden waren gelegen, en dat dezelve in sluyzen veranderd mogten werden, en daervan twee, als de Hel- en Stadsdam in twee bequame sluyzen veranderd zyn; mitsgaders dat door ordre van dezelve stad tot beter gebruyk van de vaert, al bereyds beoosten Haenwykerdam tot soo verre de oude Vaert of Rhyn werd gevolgd in plaetze van verscheyde vast leggende bruggen ten diensten van de wooningen aen de voorn. vaert gelegen, over dezelve vaert zyn gemaakt tusschen Harmelen en den Heldam optrekkende bruggen en de eygenaers gelast, en opgeleijdt die continueelyk zoo hoog op te houden, dat de jegenwoordige Leydsche schuyten bequaemelyk daeronder door passeeren konnen en dezelve in goeden stand te onderhouden, dat ook by die van de gemelde stadt tusschen de Heldam ende haeren stadt afgebrooken ende op nieuws gemaekt zyn vier nieuwe steenen bruggen en eenige houte bruggen voor particuliere hofsteden gelegen, afgekeurd ende dezelve door geene ende deze middelen geinduceert, dat zij met drie en vieren een steene gemeene brugge hebben gemaekt en het onderhoud van dien tot haeren lasten genomen, gelyk ook verscheydene steene vleugelen die schuyns in de riviere sprongen afgebroken ende in de linie van de kanten van de riviere geregt zijn, behalve nog ettelyke bruggen die zy de kruyn ingesmeten ende dezelve eenige voeten verhoogd hebben. In het dorp van de Meeren, vermits het verwyden van de vaert de steene-straet aldaer voor het meerendeel hebben moeten opnemen, verleggen ende de loozinge van het landwater door een heul daeronder door gelegd, welker straet by die van de Meeren moet onderhouden worden. Ende voorts ten naestenby van den Heldam af tot aen de stadt Utrecht, de oude vaert, die naauwlyks op veel plaetsen derde halve roede wydte en twee à drie voeten diep was, verwijd op vier roeden, ende vyf voeten diepte; dat ook tusschen Harmelen en Utrecht het zandpad is geapproprieert,
| |
| |
dat men hetzelve met een trekschuyt zulx kan gebruyken als de HH. gecommitteerden by oculaire inspectie hebben gezien, ende inzulker voege by de gehoufslaegdens moeten werden onderhouden, alle welke verlaten mitsgaders de bruggen leggende by den Hommel, die by de stad Utrecht alleen heeft moeten onderhouden worden, mitsgaders de nieuw te maken vaert en trekweg met de gevolge van dien de respectieve steden int gemeen toekomen en eygen zullen zyn, even als of dezelve met het geld van beyde de steden int gemeen aengekogt ofte bekostigt waeren, edogh op de lasten en servituten als by de consenten tot het wegnemen van de dammen om in de sluyzen te veranderen de stad Utrecht zyn opgelegd, zoo zal ten dien opzigte van wegen de stadt Leyden in de onkosten int gemeen tot het geheele werk te doen int gemeen vooruyt werden gecontribueerd eene somme van 60.000 guldens, welke in liquidatie van de gemeene onkosten voor af tot lasten van de stadt Leyden gesteldt en van de voorn. gemeenen onkosten afgetrokken zal werden, des zal de stad Utrecht de stad Leyden afhouden alle praetensien die door de voors. albereyds gemaekte werken, verwydinge ende gedebourseerde onkosten by imand zoude mogen werden gemaekt. enz.
Verder is uytdrukkelyk geconditionneert dat Burgermeestren en Regeerders der stad Leyden, tusschen dezelve stad en de Gouwe (zoo en zulx zy in tyd en wylen oordeelen tzelve tot verversinge van haerer stedewateren te konnen dienen) zullen vermogen afzonderlyk in de Canalen dewelke door de trekvaert doorsneden werden verlaten te steken en aan de bruggen in de trekweg sluysdeuren te hangen, en aen de westzyde in de Gouwe in de trekvaert mede een verlaet te maken om door middel van dien het water van de vaert door de stad Leyden te doen passeren, zoo nogtans dat hetzelve geschieden zal buyten kosten van de stad Utrecht ende voorn. verlaten ende sluysdeuren tot kosten van de stad Leyden alleen onderhouden werden, de kolken ende stallen te graven ende te bouwen omtrent de steden voor de schuyten ende paarden zullen by yder stad in het particulier bekostigt en onderhouden worden enz.
De Vroedschap keurt dit alles goed ook om octrooi by de Staten van Holland te verzoeken; maar besluit tevens ‘dat eerst en alvorens devoiren zullen werden aangewend om het gehandelde te sluyten by maniere van contract, en dat intzelve de stad Leyden (als zynde een
| |
| |
stad van eene provintie, die in rang de provintie van Utrecht voorgaet) gegeven zal worden de eerste plaetse, inmers naer het exempel vande stad Amsterdam in het contract, dat onder de stad Leyden zal berusten.’
| |
Bijlage 3. Brief van de regeering van Leiden aan die van Utrecht. 18 Febr. 1662.
Edele Erentfeste Wyse Voorsienige seer Discrete Heeren.
Uw Ed. Missive van den 5/15 deses is ons wel behandicht by de wel(ke) UEd. desidereren bericht te werden van de geruchten UEd. voorgecomen aengaende de difficulteyten int verkrygen vant nodige octroy. Wy souden niet naerlaten UEd. daerop distinctelyk berigt te doen, soo UEd. missive deselve geruchten specificeerde, dan sullen echter UEd. int generael bekent maecken dat van de Requeste by ons aen de Heeren Staten van Hollandt ende West-Vrieslant in haer Ed. Gr. Mo. vergaderinge in Novemb. laetsleden tot becominge van het voorn: octroy gepresenteert, by alle de Leden eenpaerlyck Copie is versocht, en verders aengenomen daerop in de eerste Vergaderinge, die wesen sal in de aenstaende maent van Maert (synde ondertusschen geene Vergaderinge geweest) daerop gereet te comen, sonder dat eenige leeden tsy int publick off int particulier discoursen notable adversie tot het voorgenomen werck hebben gethoont, uytgeseyt de Gedeputeerdens der Stadt Haerlem, met de welcke wy naer 't scheyden van de vergaderinge op haer eygen versouck daerover in eene particuliere conferentie syn geweest, en derselver geallegueerde difficulteyt, sodanich niet geoordeelt, off wy verhopen deselve met goede redenen ende beleyt te sullen surmonteren; wat de verdere gevreesde difficulteyten aengaet daervan kan by ons weynich bericht gegeven werden, maer sullen deselve inde naeste vergaderinge van haer Ed. Gr. Mo. eerst te recht openbaer werden, en meynen wy, alvorens de voorn: Vergaderinge aenvangh sal nemen, UEd. van ons wedervaren omtrent de Stadt Haerlem door ymant die wy afsenden sullen
| |
| |
mondelingh doen informeren en te gelyck soucken te verstaen het fondament van de geruchten UEd. voorgekomen, Ondertusschen
Edele Erentfeste Wyse Voorsienige Seer discrete Heeren bevelen wy UEd. de bescherminge Godes: Geschreven in Leyden den XViijn febr. 1662.
UEd. goede Vrienden
De Burgemrs en Regeerders der Stadt Leyden.
| |
Bijlage 4. Vroedschaps-Resolutie. 28 Aug. 1662.
Burgmrn der Stadt Leyden verhaelen aen de Groote Vroedschappe derzelver stede hoe gecommitteerdens van wegens de voors. stadt op de jongste vergadering der HH. Staten van Holland en West-Friesland verschenen wezende, zo in de welgenoemde Vergadering int generael alsmede omtrent gecommitteerden der steden van Dordrecht, Gouda en Rotterdam in 't byzonder alle devoiren hebben aengewendt tot consent van het Octroy, om te mogen maken het bewuste trekpad tusschen de steden van Leyden voorn: en Utrecht, en alhoewel de meerderheydt van de leden der meer welgemelte vergaderinge in het verzogte octroi hadden geconsenteert dat egter de steden van Dordrecht, Haerlem, Gouda en Rotterdam in hetzelve octroi tot nogh toe hadden gedifficulteerd, ende dat mitsdien den Secretaris Hoogeveen door Burgermeestren voorn. was gelast om voor zyn particulier eenige regenten der Steden van Dordrecht, Gouda en Rotterdam te begroeten ende alzoo te onderstaen, waerdoor men dezelve tot consent van 't voors. trekpadt zoude mogen disponeren, ende nadien uyt het rapport van de voorn: Secretaris verstaen is, dat de stadt van Dordrecht reflexie maekte op de difficulteit by de Stadt Leyden nevens andere leden gemaekt in het Octroy tot zeker trekpadt tussen dezelve Stadt Dordrecht ende Gouda verzogt, ende dat mede de Stadt Gouda diergelyke consideratien moveerden. Ende dat ook de Stadt Rotterdam het Octroy tot het maken van het trekpadt tussen deeze Stadt Leyden en Utrecht boven gementioneert scheen te zullen toestaen, mits mogende hetzelve trekpad gebruycken en daervooren het te beramen gabel betalen.
| |
| |
Ende gemerkt dezelve Vroedschap by derzelver resolutie vanden 30 July 1657 prohibitive last tegen den voortgangh van het voorss. trekpad tussen Dordrecht en Gouda hadde gegeven en Burgermrn voornoemd omtrent de voorgestelde conditie de stadt Rotterdam waren ongequalificeert haer te verklaren, zo verzoeken dezelve vande genoemde Vroedschap te verstaen of iets en wat meerders tot voortzettinge van het voors. trekpadt tussen Leyden en Utrecht voorsz: zal dienen int werk gestelt, waerop de voorn. Vroedschap dan na rype overweginge goedvindt, dat door Burgmrn voorn: off eenige uyt dezelve de steden van Dordrecht, Gouda en Rotterdam nader zullen worden begroet, en namentlyk die van Dordrecht en Gouda met het consent tot derzelver voors: verzochte trekpad door deeze Stadt te gemaete (gemoete?) gegaen, en voor zooveel vande voorz: resolutie van de voors. Vroedschap vanden 30n July 1657 gedispenseert, en aen de stadt van Rotterdam het gebruyck van het voors: trekpadt en vaert tussen deeze Stadt en Utrecht zal werden gegunt, gelyk hetzelve nu langs den Rhyn geschiedt, mits dat daerover het te beramen gabel zal moeten werden betaelt. - Geresolveert den 28 Augs 1662.
| |
Bijlage 5. Brief van Gouda aan Leyden. 29 Aug. 1662.
Edele Erntfeste Wyse Voorsienige seer Discrete Heeren.
Naer gedaene lecture van UEdele missive, de dato den XXVijen Junij lestleden, mitsgaders gehoort de propositie en versoeck van den Heere van Hoogeveen UEd. Secretaris, ten eynde by ons een favorable resolutie soude mogen worden genomen, om op de aenstaende Vergaderinge van de Edele Gro. Mo. Heeren Staten van Hollandt en West-Vrieslandt te accorderen en toe te staen, dat UEd. geoctroyeert soude mogen syn tot het graven en maecken van een trekvaert en trekwegh van UEd. Stat op Utrecht, en in cas wy eenige consideratien dienthalve mogten hebben, UEd. geinclineert souden syn door UEd. Gedeputeerdens met ons daerover te aboucheren, en naerder te confereren: Soo heeft ons goet gedaght UEd. seer vrientelyck te gemoet te voeren, dat wy in conformité van voorige itera- | |
| |
tive en alsnogh genoomen resolutie van onse Vergadering van de Vroetschap, aen geene leden ofte steden van de provincien van Hollandt en West-Vrieslandt, connen accorderen off toestaen, eenige Octroyen van treckvaerten; ten ware, bevoorens door de respective leden der gemelte provincie ons ware geaccordeert en toegestaen, gelyck equitabel en overlangh gedesidereert versoeck, om te mogen jouisseren van 't Octroy nopende een trekvaert tusschen Dordrecht en onse stadt; twelck by ons geobtineert synde, sullen seer gaerne met U Edele in communicatie treden, om de redenen ende motiven gehoort en gepondereert synde, met alle vrientschap, vorders op UEd. gerequireerde te resolveren: Hiermede enz.
Gouda den 29 Aug. 1662.
Burgermrn en Regierders der stadt Gouda, ter Ordontie van dezelve J. de Vrije.
|
|