Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1867
(1867)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 9]
| |
Verslag van de Handelingen der Maatschappij over 1866-1867.Mijne Heeren,
Hebt gij welwillend Uwe aandacht geschonken aan hetgeen onze Voorzitter omtrent het Honderdjarig bestaan der Maatschappij tot U sprak, Uw Secretaris verzoekt een oogenblik gehoor, om U mede te deelen hetgeen verricht is door de Maatschappij in het eerste jaar van den tweeden eeuwkring. Uit de Handelingen van 1866 is U bekend, dat op de Maandelijksche Vergadering van 5 October in plaats van op de uitgestelde Jaarlijksche Vergadering Prof. P.J. Veth tot tijdelijken Bestuurder is gekozen voor Prof. J. de Wal, die toen aftrad; terwijl de heer B.W. Wttewaall, toen tijdelijk als Penningmeester en Dr. W. Bisschop als Bibliothecaris werden herkozen. Evenzoo weet gij allen, dat de Informacie upt stuck der Verpondinghe van 1514, is afgedrukt, want in Maart l.l. heeft ieder Uwer een exemplaar van dat lijvige boekdeel ontvangen, terwijl de overige der 500 exemplaren | |
[pagina 10]
| |
zijn aangeboden aan de Archieven der groote steden in de Informacie begrepen, voor vele van welke, bij gebrek aan bescheiden uit dien tijd, dit werk belangrijke officieele opgaven bevat. Aan eenige aanzienlijken in den lande, die door hunne groote giften boven op de lijst der oprichters van het Fonds komen te staan, is ook een exemplaar gezonden, als proeve van de wijze waarop de Maatschappij de beoefening van de geschiedenis des vaderlands tracht te bevorderen. De Roman van de Rose, die, door Dr. E. Verwijs bewerkt, met eene toelage der Maatschappij door M. Nyhoff zal uitgegeven worden, is nog niet voltooid; tegen de bedoeling van den bewerker vorderde de druk buitengewoon langzaam. Daar de zoo even genoemde Informacie een grooteren omvang heeft gekregen, door het vinden van de Dordtsche bescheiden, is er zoo veel van de finantieele krachten der Maatschappij gevorderd, dat voor alsnog geen begin gemaakt is met het drukken der andere ter uitgaaf aangeboden werken. Het Bestuur vleit zich, dat evenwel eerlang de handen aan het werk zullen geslagen worden. Daarentegen is het Gedenkschrift van de Maatschappij gedrukt, dat voor weinige weken aan U verzonden werd. Ik zou in noodelooze herhalingen vervallen, wanneer ik daarvan den inhoud opgaf of den aanleg besprak.
In het afgeloopen jaar zijn aan de Maatschappij elf leden door den dood ontvallen: Mr. H.A.A. van Berckel, Lid van de Arr. Rechtbank te Rotterdam; Mr. Joh. Enschedé, Auditeur-Militair te Haarlem; de Gemeente-ontvangers Jhr. Mr. H. Hooft Graafland te Utrecht en E. van der Maaten te Elburg; Prof. H. Cock te Leiden; Dr. P.F. von Siebold laatst te München; Mr. H. Wijnbeek, Oud-Adviseur van la- | |
[pagina 11]
| |
ger- en middelbaar onderwijs; E.W. de Rooy, Commies bij het departement van Financien; Jhr. F.A. Ridder van Rappard, Oud-Secretaris-Generaal van Oorlog, laatst te Utrecht; D. Groebe, vroeger Onder-Bibliothecaris van het K. Ned. Instituut, en Ds. J. Decker Zimmerman, Emeritus-Luthersch Predikant te Utrecht.
De Maandelijksche Vergaderingen zijn vooral aan het bespreken der huishoudelijke belangen der Maatschappij gewijd. Wat de wetenschappelijke Medeelingen betreft, heeft Prof. Veth in de Vergadering van November eene Bijdrage geleverd over Philippus Baldaeus, waarop de heer Bodel, die genoemden predikant onder zijne voorzaten mag tellen, nog eenige bijvoegselen heeft geleverd; dit stuk is later omgewerkt in de Gids van Mei verschenen. In de Aprilvergadering deelde dezelfde heer eenige taalkundige opmerkingen mede over Nederlandsche woorden afkomstig uit den Indischen archipel of aldaar van de Portugeezen overgenomen. Prof. Kern hield in December eene mededeeling over de Gothische eigennamen, die in Spanje voorkomen. In Januari las Dr. Bisschop een paar bladzijden uit de vroegste geschiedenis der Leidsche Hoogeschool, en wel over Adrianus Saravia en de verplaatsing der academie naar Utrecht, als ook over het geschil van Hugo Donellus met Philips van Hohenlo; het voorgelezene verscheen later achter een der Programmata van het Leidsche gymnasium. Prof. de Vries droeg in Februari een paar taalkundige bijdragen voor, en wel 1e over de verwisseling van actief en passief van verschillende woorden, naar aanleiding van uitdrukkingen als: onderhebbend manschap, bijhebbend gezelschap, en 2e over het zoogenaamde geslacht bij toepassing in onze Spraakkunst; Gij zult deze hierachter vinden bij de Mededeelingen. Eene Levens- | |
[pagina 12]
| |
schets van ons voormalig Medelid, den predikant C.P. Lammers van Toorenburg werd door zijn vriend Dr. Bergman op de Vergadering van Maart voorgelezen.
Ten slotte moet ik U nog meedeelen, dat het Bestuur zich gewend heeft tot de Commissie voor de herziening van de Wet op het Notariaat, waarin onze Medeleden de Mrs. Boot, Faure, Gockinga, Kist en de Pinto zitting hebben, met het verzoek om bij gelegenheid van de wijziging van deze Wet tevens middelen te beramen, opdat Geschiedkundige nasporingen in de notarieele archieven voortaan doenlijk zullen zijn, en men kosteloos aanteekeningen daaruit moge overnemen. Zie hier, mijne Heeren, wat er in dezen jaarkring door de Maatschappij is verricht; niets zal aan het Bestuur aangenamer zijn, dan U telken jare verslag te kunnen doen van meerdere werkzaamheden, en van het beramen van nieuwe plannen, waarvan de uitvoering zal overeenkomen met het doel der Maatschappij en met de behoeften van onze dagen.
Leiden, 19 Juni 1867. W.N. du Rieu, Secretaris. |
|