Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1866
(1866)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 143]
| |
VIII. Korte autobiographie van Mr. Floris Oem van Wijngaerden. Door Prof. R. Fruin.De staatsman, van wiens openbaar leven wij eenige bijzonderheden gaan mededeelen, heeft de plaats, die hij in de geschiedenis beslaat, aan zijn ongeluk te danken. Ware hij niet, op last van Karel V, als pensionaris van Dordrecht afgezet, men zou nauwlijks weten, dat hij ooit dien post bekleed had. Maar het onrecht, door hem geleden, heeft de aandacht onzer geschiedschrijvers op hem gevestigd. In hem, den staatsdienaar die zich den haat der Landsregering op den hals had gehaald door al te ijverig voor de rechten zijner meesters te waken, en die niet te recht gesteld, maar met geweld uit zijn post verdreven was, omdat in rechten niets wezenlijks tegen hem viel in te brengen: in hem zagen onze republikeinen een lotgenoot en een voorganger van die Landsadvocaten en Stadspensionarissen, die in den strijd voor | |
[pagina 144]
| |
de rechten hunner partij niet voor een rechtvaardig vonnis, maar voor willekeur en geweld bezweken waren. Maar, welke ook de reden geweest zij, die Mr. Florys boven zijn ambtgenooten bekend heeft doen worden, zeker verdient hij die onderscheiding, niet slechts om het lot, dat hem te beurt is gevallen, maar inzonderheid om de waarde van zijn persoon, om zijn geleerdheid en bekwaamheid en karakter. Hij heeft zich voornamelijk doen kennen in het proces, door de stad Dordrecht tegen de overige steden van Holland ter zake der verponding gevoerd, van welk, overigens geheel vergeten, geding in het voorbericht der onlangs door de Maatschappij uitgegeven Informacie upt stuck der verponding uitvoerig gehandeld wordt. In het daar aangehaalde Register, dat door Mr. Florys zelven is samengesteld, komt veel voor wat ter opheldering van de geschiedenis dier Informatie niet dient, en om die reden in het voorbericht niet meegedeeld is; onder andere een verantwoording van den auteur tegen de beschuldigingen, door den Stadhouder en het Hof van Holland tegen hem bij den Kanselier en den Secreeten Raad ingebracht. De beschuldigingen hadden meerendeels niet veel te beduiden; zij betroffen onvoorzichtige gezegden, oneerbiedige bejegeningen; zij zijn voor ons van geen belang, en evenmin de verontschuldigingen, waarmee de aangeklaagde ze trachtte te outzenuwen. Maar des te opmerkelijker zijn de getuigenissen, die Mr. Florys aangaande zich zelven, zijn afkomst en zijn vroegeren levensloop aflegt; zij doen hem beter kennen, en verspreiden tevens licht over de geschiedenis van zijn nog ongenoegzaam bekenden tijd: wij laten ze hier volgen: Over zijn geslacht: ‘Seyde.… dat men bevinden soude bij oude historiën, dat zijns vaders oudevader van 's vaders zijde, die genoempt was | |
[pagina 145]
| |
Thielman Oem,Ga naar voetnoot1 hadde geweest die principale, die met die goede luyden van Dordrecht hunnen Prince ende Lantsheere, wijlen Hertoch Philips van Bourgogne, alzulcke hulpe, bystand ende assistentie gedaen hadde, dat de voirs. Hertoch Philips de victorie gecregen hadde tegen de Engelschen in den strijd van Brouwershaven, aldaer hy anders geschapen hadde geweest te succombeeren, ende mits dien te verliesen die landen van Holland, Zeeland ende Vriesland.Ga naar voetnoot2 Desgelijcx hadde de voirs. Mr. Florys vader [ende] een oudvader van 's moederszijde, die genoempt was de oude Heer Florys van alcmade, Ridder, die in den dienst van zijn Prince ende Lantsheere in den lande van Vriesland sijn leven gelaeten heeft.Ga naar voetnoot3 Ende die moeder van de voirs. Mr. Florys, die is geacht, gereputeert ende gegehouden geweest voor een natuurlijcke dochter van den ouden heer van Ijsselsteyn, die over-oude-oem geweest is van den Heer van Ijsselsteyn, jegenwoordichGa naar voetnoot4; daaroff die voirs. Mr. Florys nyet meer en behoefde te seggen.’ Van zijn geslacht overgaande tot zich zelven: ‘Seyde.… dat hy in zijne jonge dagen bij zijnen ouders gestelt hadde geweest in de Universiteyt van Loeven, aldaer hij twaelff oft derthien jaeren lanck gewoent hadde, ende alsulcx aldaer geconverseert als alle die oude meesters ende doctoirs in die Universiteyt van Loeven kennelijk was.… Seyde voorts, dat hij binnen de voirs. Universiteyt van Loeven genomen hebbende alle sijnen promotiën, die hem mogelick waeren om aldaer te crijghen, is wederomme | |
[pagina 146]
| |
gecomen binnen Hollandt, aldaer hy onsen Coninck jegenwoordich, ende wijlen Coninck Philips zijnen Heere ende Vader, den tijt van omstreeks vijffthien jaerenGa naar voetnoot1 als Raid Ordis. in den Hove van Holland wel ende getrouwelick gedient hadde, in sulcke schijn als een yegelyck dat kennelijk was, die den voorz. Mr. Florys kende. Binnen welcken tijt de voirz. Mr. Florys meede geordonneert hadde geweest te wesen superintendent van den regiment ende policie der stede van LeydenGa naar voetnoot2, zonder eenige andere oft voorder wedde van ons gen. heere oft van yemant gehadt te hebben. In welcken dienst den voirs. Mr. Florys hem oick sulk gehadt heeft, dat hij binnen den tijt van thien jaeren, beginnende van den jaere XVc totten jaeren XVc ende thien, die voirs. stede van Leyden brochte tot sulcken staet, datse machtig was te betaelen alle die jaerlijcxe renten ende lasten van den steede ende daerenboven was machtich ons G.H. jaerlicx matelicken te dienen in sijnder Genaden beeden ende affairen, ende geschapen hadde geweest noch rijcker ende machtiger te worden, indien die voirs. Mr. Florys daerinne noch hadde mogen continueeren; twelck zonder twijfel comen moste tot eere, proffijt ende welvaert van ons G.H., want die eere ende welvaert van een prince geleegen is in die rijckdom van sijn ondersaeten, als kenlijck is; maer in wat state de steede van Leyden op deze huere is, dat mogen weeten Mynheeren, die gecommitteert hebben geweest totter informacie van de nyeuwer verpondinge. Daeruyt men mercken mach, dat die voirs. Mr. Florys groote ar- | |
[pagina 147]
| |
beyt ende moeysel gedaen hadde tot eere, proffijt ende welvaert van ons G.H. ende van sijnder Genaden ondersaeten. Ten derden hadde die voirs. Mr. Florys wesende in den dienst van ons G.H. als voren is, geordonneert geweest totten ontfanck van de penningen, die nootelyck waeren geheeven ende opgebeurt te worden tot beschermenisse van den Lande van Holland, overmits die oorloge van Gelre, hetwelck hij oick wel ende getrouwelicken gedaen ende geexerceert heeft; overmits welcken dienst die voirs. Mr. Florys alsulcken ondanck gecregen heeft van eenige, dat hij dairomme door importuyne sollicitatie ende vervolge van eenige steeden van Holland gedestitueert ende verlaeten is van den dienst van onsen voirs. G.H., ende van den eedt, die hij ons G.H. als Raid Ordis. gedaen hadde. Al twelck die voirs. Mr. Florys pacientelyck heeft moeten lijden, ende nyet te min, alsoo de voirs. Mr. Florys, gedestitueert sijnde van sijnen dienst in den iare van XVc ende thien laestleden, aen onsen voirs. Gen. Heere noch ten afteren was van sijn gagiën, salaris ende verdiend loon, twelck hij wesende in den dienst van ons Gen. Heere verdiend hadde, belopende omtrent de somme van iiijc xliiij Rins gulden, soo heeft die voirs. Mr. Florys gracelijcken gesolliciteert ende vervolcht om te gecrijgen betalinge van sijn voirs. verdiende salarys, daer toe hy tot noch tertijts nyet en heeft connen geraicken. Waerinne dat hy noch pacientie hebben moet, hopende, dat onsen Coninck eens anders geinformeert sal worden. Want die voirs. Mr. Florys, overmits dat hy nyet betaelt en worde van sijn voirs. salarys, ende nochtans heeft moeten betailen het gunt dat hy schuldich was, heeft hy moeten vercopen seeckere losrenten 's jaers, die hy noch jaerlicx betaelen moet. Desen nochtans niet jegenstaende soo en heeft de voirs. Mr. Florys hieromme nyet willen laten te dienen sijnen Prince in | |
[pagina 148]
| |
alle tgunt, des hem mogelick geweest is, als dat wel gebleecken is: want in den jare van xvc ende xj lestleden, als 't beleg was voer die stede van Venloe, soo heeft onse Gen. V., up tie tijt Regente ende Goevernante etc., aen die staten van alle de landen van herwerts over van ons G.H. mogen doen versoucken een gracelycke subvencie; in welcke saicke die voirs. Mr. Florys die van den steden van Hollant sulcx heeft helpen induceeeren, dat syl. ons G.H. tot subvencie van 't voirs. belegge consenteerden een som van Lm R. gl. Desgelijcx consenteerden die van den staten van Brabant, ende oock die van Zeeland, elck een gracelycke somme tot subvencie van onse voirs. G.H.,Ga naar voetnoot1 maer die van den staten van Vlaenderen en waeren up tie tyt nyet willich yet te contribueeren; waeromme onse voirs. G.V. worde van den advise, dat sy die staten van Vlaenderen soude doen induceeren by den staten van Brabant, Hollant ende Zeelant, dîe willich geweest hadden. Ende om dat te bet te doen hadde geschreven seecker beslootene brieven aen Mijn Heeren de Stadhouder, President ende Raiden van Hollant, ten einde dat men als Gedeputeerden uyten lande van Holland ter dachvairt senden soude Heer Cornelis Croesinck, Ridder, Houtvester, den voirs. Mr. Florys Oem, ende eenen Geryt van Schoten, nu ter tyt overleden, om mitter Gedeputeerden van den staeten van Brabandt ende Zeelant te reisen in Vlaenderen, ende aldaer die voirs. Staeten van Vlaenderen te induceeren mit alle bequame middelen om onsen G.H. int gunt dat voirs. is te helpen subvenieeren. Twelck die voirs. Mr. Florys mitten anderen bovengenoempt alsoo gedaen heeft; ende is om die saecke tweemael gereyst in Vlaenderen, tot Gent, dair alsoo veel gedaen is, dat ten laetsten die van Vlaen- | |
[pagina 149]
| |
deren sulcx geinduceert sijn, dat sy ons G.H., ter cause van hetgeen dat voirs. is, geconsenteert hebben een goede gracelycke somme van penningen. Hiernae, alsoo die oirloghe van Gelre nog lange duerende was, ende die ommeslagen over die Landen, van Hollandt ende Vrieslandt seer zwaere ende lastig vielen, zoo worde bij toedoen van Mijnheere van Ijsselsteyn, doe ter tijt stadhouder van Hollandt ende Vriesland, een manier gesocht om penningen te mogen crijgen by capitael imposicie, sonder dat die arme schamele landlieden, ondersaten van ons G.H., te seer belast of getravailleert zouden worden. Ende om dairtoe te bet te mogen geraicken, soo is by mijn voirs. Heeren, de stadhouder ende Raiden van Holland, die voirs. Mr. Florys Oem versocht ende gerequireert geweest, dat hy met Willem Goudt, Rentmr. van Noort Hollandt, ende mitten voirs. Heer Cornelis Croesinck houtvester, tzamen soude willen ontwerpen een concept oft raminge, hoe ende in wat maniere men die voirs. imposicie capitael best zoude mogen doen; 't welck die voirs. Mr. Florys mitten voirs. Rentmeester ende Houtvester alsoo deden, begrijpende eene maniere, daerdoor die rijcken een luttel gecontribueert zouden hebben, ende die armen zouden geheel en al ontlast geweest hebben, ende zouden nochtans een goeden reedelicken penninck dairaft gecomen zijn. Welcke manieren zyl. stelden by geschrifte, ende gingen dairmede in die camere van den Raide ven Hollandt, cōcerendeGa naar voetnoot1 die zelfde met mijn Heeren van den Raiden daer jegenwoirdich sijnde, in absencie van mijn voirs. Heeren de stadhouder ende president. Staende die voirs. soo heeft een, gehoort hebbende 't voirs. concept, hem heimelyck vertogen uytten voirs. Raidt, ende heeft die saicke te | |
[pagina 150]
| |
kennen gegeven eenige van den officiers van ons G.H.Ga naar voetnoot1 ende andere, die naevolgende 't voirs. eoncept een luttel gecontribueert soude hebben; diewelcke mitsdien gepoicht hebben, om die voortganck van 't voirs. concept te beletten; wairomme het voirs. consept nyet en heeft mogen sijnen voortganck hebben. Seyde voorts die voirs. Mr. Florys, dat, nadat hy gedestitueert ende verlaeten is geweest van den dienst van ons voirs. G.H. in den manieren voren verhaelt, soo heeft hy in dusdanige ende gelijcke saicken ons G.H. ende Landt van Hollandt gedient den tijt van drie jacren, zonder eenige wedden. Binnen welcken tijt hy, vernemende dat hem nyet mogelyck en was in sulcken staet te persisteeren om te onderhouden zijn familje, want hy binnen denselven tijt hem selven grootelycken gelaedeert hadde in zijne goederen, zoo heeft hy tot onderhoudenisse van sijnen staet ende van sijn familje aengenomen eenen anderen dienst, binnen die steede van Dordrecht, aldair sijn ouders hueren oirspronck genomen hebben.Ga naar voetnoot2 In welcken dienst hy noch is, hopende dat hy daervanGa naar voetnoot3 nyet tegen die eere ende welvaert van ons G.H. gedaen en heeft, want hy die voirs. steede van Dordrecht van allen ouden tijden gekent heeft goet ende getrouw te sijn voir hueren Prince.’
Zoo als wij boven zeiden, de meeste beschuldigingen, waarop Mr. Florys zich te verantwoorden had, raken gevallen en gezegden, die ons geen belang inboezemen. Wij moeten eehter een uitzondering maken voor het zesde | |
[pagina 151]
| |
punt der beschuldiging. Zoowel de ingebrachte klacht als de daarop gegeven verklaring is voor de geschiedenis niet onbelangrijk. ‘Dat sesde punt was, dat die voirs. Mr. Florys in den jaere van XVc ende X hem vervordert hadde uyten naem van de staten van Hollandt te reysen by den K.M., ende aldaer uyten naem van de voirs. staten zeeckere saicken te kennen gegeven, zonder dat hem tzelfde by de staten van Hollandt staetsgewijze gelast hadde geweest; zonder oick mede dat men bevinden zoude, dat by de vroedschappen van de steden, van dewelcke de voirs. Mr. Florys pretendeerde procuratie te hebben, tselfde eenigsints geconsenteert hadde geweest.’ Hetzelfde werd later nog nader aangedrongen, aldus: ‘Men en zoude nyet bevinden, dat tzelfde by de staten van Hollandt staetsgewijze geordonneert hadde geweest, maer men zoude bevinden, dattet by die voirs. Mr. Florys zelven voorgestelt hadde geweest uyt zijn singulier affectie ende gunst, ende dat hy eenige daertoe geinduceert hadde, nyet alleen in den saicke van den Reformacie in Holland, dairoff in die aenspraeck geseyt hadde geweest, maer oick mede in die principael saicke om te beletten het huwelick van Gelre met desen huize;Ga naar voetnoot1 hetwelck die voirs. Mr. Florys nyet schuldich en hadde geweest te doen, ymmers buyten consent van ons G.H. ofte van ons G.V., up tie tijt regente ende goevernante. Seyde voort die voirs. procureur, dat men nyet bevinden en zoude, dat die voirs. Mr. Florys Oem om te doen die voirs. reyse gerequireert ofte versocht hadde geweest by die staten van den Lande van Hollandt, maer dat hy gepractiseert hadde te crijgen procuratie van eenyge steden, zonder dattet zelfde by de | |
[pagina 152]
| |
vroedschap der voirs. steden geconsenteert ende geaccordeert hadde geweest.’ Daarop antwoordde Mr. Florys: ‘Dat waer is, dat hy die reyse gedaen heeft; in welcke reyse die voirs. Mr. Florys anders nyet gedaen noch geseyt en heeft dan hem belast was by goede instructie ende by brieven van procuracie, onder die zegelen van den vier grooten steden in Hollandt ende van veel cleyne steeden. Ende is kennelyck genouch, dat onse G.V., up tie tijt regente ende goevernante, wel geadverteert was van de voirs. reyse, die nochtans de voorz. Mr. Florys gedaen noch doen en heeft van de voirs. reyse niet te doen. Soodat by den voorz. Mr. Florys in die saike egeensins misdaen noch gedelinqueert en is.’ Die van Dordrecht verklaarden van hunne zijde, dat o.a. zij in 1510 procuracie gegeven hadden, en deden verder opmerken dat het Mr. Florys niet te last gelegd kon worden, indien in eenige stad aan de procuratie zegels gehangen waren buiten consent van de vroedschap.
Het is bekend, hoe het den beschuldigde ten slotte gegaan is, hoe hij op bevel van Karel V afgezet en uit Dordrecht verwijderd, maar kort daarop, toen de politiek van de Landsregeering een andere richting genomen had, weer in zijn eer en waardigheid hersteld is geworden. Men schrijft die herstelling doorgaans aan de tusschenkomst van Paus Adriaan, zijn vriend, en den gewezen leermeester van Keizer Karel, toe: zonder grond, naar het mij voorkomt, omdat de pensionaris tegelijk met de zaak, die hij gediend had, met het recht van Dordrecht, gezegevierd heeft. Aan veranderde inzichten van 's Keizers raad, niet aan de gunst van een beschermheer, is het herstel van Mr. Florys toe te schrijven. Dat hij zich evenwel tot Adriaan, toen | |
[pagina 153]
| |
nog bisschop van Tortosa, zoowel in het belang van zijn stad als van zich zelven gewend heeft, blijkt uit zijn Register zelf, waarin wij vermeld vinden dat de stad den 29sten April 1518, ‘aen mijn heer de Tortosa Cardinael,’ een brief van credentie heeft gezonden ‘van het geen Mr. Florys hem van wege de stad zou laten weten,’ en dat Mr. Florys dien brief ‘met seeckere Instructie ende een Inventaris’ door zijn Neef Aerndt van Wijngaerden heeft laten bestellen. Dat daarop den 2den Aug. antwoord gekomen is van den Cardinaal, van 16 Juli, inhoudende: dat hij nog geen tijd heeft gehad om de stukken te onderzoeken, maar dat hij, zoodra hij gelegenheid heeft, ze visiteeren zal ‘ende daerinne doen, etc.’ Het antwoord van den kardinaal toont juist geen groote belangstelling noch dienstvaardigheid. Ook om die reden zouden wij de latere triomf van Dordrecht niet aan zijn tusschenkomst durven toeschrijven. |
|