Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1866
(1866)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 5]
| |
[pagina 7]
| |
Verslag van de Handelingen der Maatschappij over 1865-1866.Mijne Heeren,
Het is aan mij opgedragen u mede te deelen hetgeen door de Maatschappij in haar 100sten jaarkring is verricht, daar Gij op de vorige Algemeene Vergadering Uwen Secretaris hebt herkozen. Ik heb mij die eer laten welgevallen, maar zag mij genoodzaakt er de voorwaarde aan te verbinden van ontslagen te worden van het nazien der drukproeven, daar ik niet zoo veel vrijen tijd beschikbaar had, als die vele bezigheden van het Secretariaat vereischen. Aan mijn verlangen heeft de Commissie van Redactie gevolg gegeven, door zich voortaan een onzer Leden toe te voegen, die onder den titel van Hoofd-Redacteur de geheele bezorging van hetgeen door de Maatschappij ter perse wordt gelegd voor zijne rekening heeft. De heer P. Bruyn had zich bereid verklaard als zoodanig werkzaam te zijn, doch voordat er iets voor de | |
[pagina 8]
| |
drukkerij gereed was, had hij de stad metterwoon verlaten. Gelukkig is daarop ons Medelid D.F. van Heyst welwillend genoeg geweest, om de betrekking van Hoofd-Redacteur op zich te nemen. In mijn vorig verslag kon ik mededeelen, dat het onuitgegeven Journaal van de Commissie van onderzoek naar de Verponding in Holland en West-Friesland van 1514 nog in de vacantie naar de drukkerij zou gezonden worden; dit is geschied, want kort na de Algemeene Vergadering heeft het Bestuur besloten de laatste spaarpenningen te besteden om dat gewichtige stuk voor rekening van de Maatschappij te laten drukken. Wel heeft de daarop gevolgde ziekte en dood van Dr. Bakhuizen van den Brink eenig oponthoud veroorzaakt, maar diens opvolger, de Rijks-Archivaris L.P.C. van den Bergh, is ons uitnemend te hulp gekomen, door aan Prof. Fruin het oorspronkelijke Handschrift toe te vertrouwen, die de drukproeven daarmede vergeleek. Reeds zijn plus minus vijfhonderd bladzijden van dat merkwaardige boek afgedrukt, de overige honderd zullen weldra volgen. Het onmisbare glossarium zal echter nog eenigen tijd kosten, daar de Geschiedkundige Commissie daarbij de voorlichting van eenige onzer Medeleden zal inroepen, ten einde door gemeenschappelijke zamenwerking deze arbeid des te beter voltooid worde. Evenzoo is reeds een groot gedeelte afgedrukt van het andere werk, waarvan de uitgaaf door de vorige Algemeene Vergadering aan den boekhandelaar Martinus Nijhoff is opgedragen; ik bedoel de Roman van de Rose, door Dr. Verwijs bearbeid. Uit den aard der zaak zullen evenwel nog eenige maanden noodig zijn, alvorens de laatste der veertien duizend verzen met de collatie en noten behoorlijk zijn afgedrukt, en daarom zal het ook nog wel eenigen tijd duren, voordat de gedichten van | |
[pagina 9]
| |
Willem van Hildegaertsberch, door Dr. W. Bisschop bewerkt, ter perse gelegd kunnen worden. Wat het derde boek betreft, waarvan eveneens op de laatste Algemeene Vergadering is gesproken: de toevoegsels van ons Medelid A.C. Oudemans op het Uitlegkundig Woordenboek op Hooft, - daarvan is een proef door den bewerker ingezonden. Deze is in handen der Taalkundige Commissie gesteld, ten einde de uitgaaf aan te vangen, zoodra het Journaal der Verponding zal voltooid zijn. Ik ga over tot de gewone berichten. De laatstelijk nieuw benoemde Leden hebben, met uitzondering van Dr. J.W.G. van Oordt, het lidmaatschap aangenomen. Wederom zijn onze betrekkingen met zustergenootschappen uitgebreid, doordat mijne uitnoodiging aan het onlangs te Praag opgerichte ‘Verein für Geschichte der Deutschen in Böhmen’ door de toezending van al de werken werd beantwoord, terwijl de Greifswalder Abtheilung van het ‘Verein für Pommersche Geschichte’ het voorbeeld van die te Stettin heeft gevolgd, door hare geschriften over te zenden. In het begin van October is te 's Gravenhage de bibliotheek der Handschriften van wijlen onze Medeleden M. en H.W. Tijdeman verkocht. Een gedeelte daarvan bestond uit de verzameling van Bilderdijk's Handschriften, die door ons Medelid Dr. G.D.J. Schotel nauwkeurig gecatalogiseerd is. Deze heeft in onze Vergadering van October hierover eene bijdrage gehouden, welker hoofdinhoud gij in onze VIe Mededeeling zult vinden. Behalve die Handschriften zou ook bij die gelegenheid aan den meestbiedende verkocht worden No. 75: de gouden medaille, die onze Maatschappij in hare Algemeene Vergadering van 5 Juli 1830 aan Bilderdijk als den ver- | |
[pagina 10]
| |
dienstelijksten dichter heeft toegekend. Het Bestuur vreesde, dat dit kostbaar kleinood naar den smeltkroes zou gebracht worden, en daar onze Maatschappij geene munten op penningen verzamelt, werd besloten de Heeren Curatoren der Hoogeschool alhier opmerkzaam te maken op dat stuk, met verzoek het te doen aankoopen voor het Academisch Munt- en Penningkabinet. Genoemd College heeft gevolg gegeven aan onzen wensch, en zoo is dat aandenken aan den grooten dichter en geleerde bewaard gebleven en in gemelde verzameling nedergelegd. Onder de vele kostbare Handschriften, welke wij toen zoo gaarne voor de Bibliotheek der Maatschappij hadden aangewonnen, was ook zeker onuitgegeven stuk van Marnix van Sint-Aldegonde ‘over het omwerpen der beelden.’ De hoop der Geschiedkundige Commissie om dit stuk te verkrijgen en daarna in het licht te geven, werd verijdeld, daar het voor Utrechtsche rekening is aangekocht. En toen het Bestuur zich kort daarop wendde tot den kooper met verzoek het voor diens lastgever te mogen uitgeven, ontvingen wij het aangename bericht, dat de uitgave van deze merkwaardige bijdrage over de beeldstormerij reeds aan bekwame handen is toevertrouwd. De bemoeiingen van het Bestuur hebben zich nog verder uitgestrekt. In de maand November ontvingen wij eene uitnoodiging van het Friesch Genootschap om gedrukte en ongedrukte bouwstoffen mede te deelen voor eene Geschiedenis der Friesche Hoogeschool en van Franekers Athenaeum, door gezegd Genootschap uit te geven onder medewerking van Mr. W.B.S. Boeles. De onovertroffen volledigheid van Vriemoet's Athenae Frisiacae was aanleiding, dat het Bestuur aan het Friesch Genootschap bij eene gemotiveerde missive heeft aangeraden, dat gedeelte der geschiedenis van Frieslands Hoogeschool niet over te | |
[pagina 11]
| |
werken, maar liever in een derde deel het ontbrekende te schetsen. Het Friesch Genootschap heeft evenwel geantwoord, dat men zich bij het vastgestelde plan moest houden, en daarbij van de wijders gegeven wenken gebruik hoopte te maken. De Mededeelingen, door heeren Leden in het afgeloopen jaar voor onzen bundel ingezonden en door de des betreffende Commissie ter plaatsing aanbevolen, zijn drie in getal. Vooreerst (No. I, bl. 3) van Mr. W.P. Sautijn Kluit te Amsterdam eene studie over den Tulpenen Hyacinthen-handel (1634-1637 en 1733-1734); ten tweede (No. II) eene bijdrage over de Academische Lijkredenen, door Dr. Bisschop in de Aprilvergadering van het vorige jaar voorgedragen, maar sedert nog bijgewerkt; ten derde (No. III) als verslag van een onzer Handschriften een afschrift, door den Bibliothecaris vervaardigd naar Hoffman's kopie van een onuitgegeven fragment van het Middelnederlandsch Gedicht de Vier Heemskinderen, Handschrift No. 43, Catal. dl. II, bl. 477. Er blijft mij nog over U te zeggen, dat in het verstreken jaar aan onze Maatschappij ontvallen zijn, behalve de zoo even genoemde Rijks-Archivaris Dr. R.C. Bakhuizen van den Brink, de Arnhemsche Conrector Dr. S.H. Rinkes, en de Rector van het gymnasium te Assen, Dr. M.J. Noordewier; de Predikanten Dr. J. Tichler alhier en J.C. Schultz Jacobi te Rotterdam; verder nog van de Leidsche leden: Mr. H.C. Huyser, Griffier van het kantongerecht, onze geachte Burgemeester Mr. D. Tieboel Siegenbeek en de Oud-Hoogleeraar J.M. Schrant. Te 's Hage verloren wij Jhr. J.W. van Sypesteyn, Directeur van het huisarchief des Konings, Mr. F.A. Baron van Hall, en Justin Modera, Oud-Referendaris van het Departement van Marine; eindelijk te Rotterdam den Redac- | |
[pagina 12]
| |
teur van de Rotterdamsche courant G. van Reyn. Van de buitenlandsche Leden zijn gestorven: Dr. J.M. Lappenberg te Hamburg, F. Wolff te Weenen, Prof. J.J. Hisely te Lausanne, Prof. J.B. David te Leuven, en T.J. Lacomblet te Dusseldorf. Behalve de HSS. van Bilderdijk door Dr. Schotel, zijn op de vergaderingen de volgende onderwerpen behandeld. In November las Prof. Veth eenige bladzijden uit zijn dagboek op eene reis door Noorwegen. In December las ons Medelid Mr. S.J.E. Rau eenige Taal- en Dichtkundige Aanmerkingen, naar aanleiding van de twee eerste afleveringen van het Woordenboek der Nederlandsche Taal; de spreker heeft ze afgestaan aan den Taalgids 1865, VII. No. 4, bl. 249. In Januari besprak Prof. Kern de overblijfselen der taal van de Batavieren en Franken, en handelde hij over de verhouding, waarin deze volken tot elkaar hebben gestaan; gij vindt den hoofdinhoud van dat stuk in No. IV onzer Mededeelingen. Het overige van dien avond werd door Dr. Bisschop besteed aan eenige beschouwingen over de Nederlandsche woorden, die schertsenderwijze gemaakt zijn; spreker behandelde de vraag, in hoeverre deze in het Woordenboek moeten opgenomen worden; dit stuk is geplaatst in den Taalgids van 1866, dl. VIII. No. 1. In Februari sprak de heer Rogge over eene verzameling van onuitgegeven brieven van Johan Wtenbogaert; den hoofdzakelijken inhoud van het gesprokene zult gij in de Mededeelingen kunnen lezen, No. V. Eindelijk droeg in de vergadering van April Dr. Beergman een gedeelte voor van zijne Geschiedenis der Maatschappij; hij schetste de stichting en oprichting van onze Vereeniging. Met belangstelling werd deze bijdrage | |
[pagina 13]
| |
aangehoord, en de heer Bergman toonde zich bereid, gevolg te geven aan het verzoek, om dit stuk met meerdere bijdragen tot de Geschiedenis onzer Maatschappij, af te staan voor het Gedenkschrift, dat bij gelegenheid van ons Eeuwfeest het licht zal zien.
5 Juni 1866. W.N. du Rieu, Secretaris. |
|