Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1865
(1865)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I. Bijdrage tot de Kritiek van Ferguut
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voldoen zou aan de wet onzer Maatschappij, die aan haren bibliothecaris de verplichting oplegt, om jaarlijks althans over één H.S. verslag uit te brengen, bepaalde zich mijne keus al spoedig tot het H.S. van den Ferguut, in de hoop, dat eene collatie aan de beoefenaars onzer middelnederlandsche letterkunde aangenaam zal zijn. Het H.S. heeft vroeger aan Huydecoper en na zijn dood aan Z.H. Alewijn toebehoord; het is geschreven op perkament, met eene zeer duidelijke hand en moet, meen ik, tot de tweede helft der veertiende eeuw gebracht worden. Het bestaat uit 32 bladen in klein folio, elk van twee kolommen, die elk gemiddeld 44 regels bevatten. De eerste letter is met eene miniatuur versierd, terwijl de beginletters der kolommen met fijne lijntjes zijn opgesierd, even als die der coupletten, de laatsten zijn beurtelings rood en blaauw. Er komen enkele verkortingen in voor: eñ voor ende, d' voor der, enz. Verder worden de eigennamen zeer dikwijls alleen door de beginletter aangeduid; 't zelfde gebeurt ook met het woord ridder, met joncfrou en een paar anderen. Men moet dit wel in 't oog houden, om niet aan den afschrijver de schuld te geven der fouten, in de casus obliqui der eigennamen gemaakt. Wat mijne collatie betreft, ik vermeld alles, behoudens de volgende uitzonderingen. In de eerste plaats teeken ik het verschil in spelling niet aan. Wilde ik dit overal aangeven, het zou niet eene collatie, maar een nieuwe druk worden; want er is bijna geen vers, waarin geen afwijking van den gedrukten tekst voorkomt. Zoo heeft de uitgever de n achter de bijwoorden op like bijgevoegd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Evenzoo geef ik niet op, als in het H.S. woorden aaneen geschreven worden, die in de uitgaaf gescheiden zijn, zoo als ook davonturen voor de avonturen, ant voor an 't, wordens voor worden's enz.; 't spreekt van zelf dat ik het wel doe, waar de zin het vordert. Als ik b.v. in vs. 4702 lees: Godt sat hebbe die u twint ontsiet,
en ik daar zie, dat de s van den genitivus willekeurig van zijn accusativus is afgehaald en bij een ander woord gevoegd, dan schrijf ik met het H.S. Godsat hebbe die u twint ontsiet.
even zoo vs. 2304. Godsat d.i. Gods haat hebben, is eene bekende middeleeuwsche verwensching, die bij onze oude schrijvers veel voorkomt. Zie b.v. Huydecoper op Stoke V. 26. Eenigszins anders drukt zich de schrijver der Kinderen van Limborch uit, III. 955: Her grave dat u God moet haten.
Eindelijk vermeld ik niet, als in het H.S. woorden gescheiden zijn, die in den tekst aaneen geschreven worden, b.v. mijn here voor mynhere, mallyc andren voor mallycandren enz. Ook hier maak ik eene uitzondering voor die plaatsen, waar eerst door scheiding de ware lezing voor den dag komt; b.v. vs. 2354 v.: Alsen Ferguut ter neder sach,
sprac hi: ridder, so helpe mi God,
ghi beroemet u alse een sod;
ghi seit eer, het soude mi rouwen,
dat ic den naen hadde te blouwen,
haddi u wapine genomen.
Mi dinke het es uwers comen
dant hier te voren was.
De voorlaatste regel levert geen goeden zin op, of lie- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ver, hij is onverklaarbaar. Toch ligt het geneesmiddel voor de hand. Men schrijve: Mi dinke het es u wers comen.
Wors, nog over in het engelsche worse, is de vergrootende trap en beteekent erger, slechter. Wil men voorbeelden, men vindt ze in grooten getale bij Jonckbloet van den Vos Reinaerde, in voce. Zonder uitzondering teeken ik aan, als in het H.S. woorden zijn bijgevoegd, die in de uitgaaf ontbreken of omgekeerd; verder elk verschil in buigingsuitgangen en conjugatie-vormen; verschil van geslacht; andere volgorde der woorden enz. Ook in dit opzicht levert onze collatie belangrijke verbeteringen op. Ik wil dit met eenige voorbeelden staven. Natuurlijk laat ik hier de plaatsen weg, die de Vries in zijne Taalzuivering reeds vermeld heeft. Toch blijven er nog genoeg over.
Vs. 698 v. belooft Ferguut aan koning Aertuer, dat hij den gevaarlijken tocht, om ‘den wimpele ende dien horen’ te gaan halen, zal ondernemen. Aertuer ontraadt het hem, omdat de ridder, die ze bewaart, zoo sterk en behendig is. Ferguut wil zich echter van zijn plan niet laten afbrengen: Here, sprac die enape, wete God
u riddere hout met mi sijn spot,
soe hulpe mi God uut alre noet,
ic salre varen ende bliven doet.
Dit laatste zal Ferguut zich niet zoo stellig hebben voorgenomen. De goede lezing is: ic salre varen in blive doet,
d.i. ik zal er heengaan, tenzij ik dood blijve, met andere woorden: ten zij ik door omstandigheden, van mijnen wil onafhankelijk, verhinderd worde. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met dat in (samentrekking voor ic en) heeft de uitgever op meer plaatsen geen raad geweten. Zoo leest hij vs. 1915 v. riddere, gi moget mi slaen te waren,
hebt mijns genade in darren varen
want in hebber vrient no maghe.
Lees in het tweede vers in darre varen.
Vs. 2219 v. wordt de ontmoeting beschreven tusschen Ferguut en een dwerg; de laatste wordt door den eerste gedood: diens meester komt te voorschijn en vaart hevig tegen Ferguut uit.
Ferguut antworde heme al te hant:
her ridder, hi es gerechte int lant,
oftic u iet hebbe mesdaen,
beclages u dats wel gedaen.
Wie toch wel die hi zou zijn? Lees: hier es gerechte int lant.
Een duizendtal verzen verder strijdt Ferguut met Pantasale. Deze sterke gedrochtelijke reuzin hilt een seisene stive
voer haer liggende op haer knien.
Alsoe Ferguut heeft versien
rechte si hare op ende wert gram.
Met beiden handen dat si nam
verborgenlike dat seisenkijn.
Dat het Pantasale mogelijk is geweest dit verborgenlike te doen, kunnen wij op gezag van Prof. Visscher niet aannemen. Wel gelooven wij, dat zij het verbolgenlike d.i. verwoed, heeft gedaan. Dit is ook de ontwijfelbaar goede lezing. Bij eenen anderen uitgever zouden wij aan een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
drukfout denken, hier gaat het met den besten wil niet. Evenmin vs. 3750 v.
Ferguut versach den wrene,
met twee ketenen vaste gebonden;
van sinen selvere in corten stonde,
so tart hi ten orsewaert.
Tierst dattem versach dat paert,
het rechte heme over die voete,
ende sloech sine tande so onsoete
na den ridder, hadten geraect,
het haddem luttekijn gemaect.
Wij hebben deze plaats letterlijk afgeschreven. Er zijn drie grove fouten in. Ten eerste is de interpunctie geheel verkeerd; de comma-punt moet achter gebonden geschrapt en achter selvere gezet worden. Ten tweede weten wij niet, wat ketenen van sinen selvere zijn, wel kunnen we ons ketenen van finen selvere voorstellen. Ten derde is de laatste regel onzin. Lees het haddem lictekijn gemaect.
Wij mogen echter niet alles aanhalen. Ten slotte nog ééne plaats. Vs. 5440 v. lezen wij: Mijn her Gawein es gevaren
tote Genoeveren der coninginnen;
hi sprac: vrouwe! Godt moet verwinnen,
dese ioeste dadic al te gherne.
Wat Gawein met dat axioma in den voorlaatsten regel gewild heeft is moeilijk te zeggen. Die uitdrukking is hier niet op hare plaats. Gelukkig helpt het H.S. ons te recht. Daar staat zeer duidelijk: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
God moet u minnen. Dit is de ware lezing. 't Is eene der vele heiltoewenschingen, die bij het ontmoeten of afscheidnemen, uitgesproken werden. Zij komen onder verschillende vormen op bijna elke bladzijde der middelnederlandsche gedichten voor; dan eens luidt de formule: God onse here
Verde jou van lachtre ende van sere;
dan weder: God die rike
Gheve jou bliscap ende grote ere;
ook dikwijls b.v. Walewein vs. 1784 en 3018. God moete jou minnen.
Bijzonder heb ik mij ook beijverd, om alle plaatsen aan te teekenen, op welke in het H.S., het zij geheele regels, het zij woorden door eene andere hand zijn bijgevoegd. Ook dit is dikwijls voor de critiek van veel belang. Menigmaal toch heeft een later afschrijver of lezer een woord, dat onduidelijk geschreven was, aangedikt of een woord, dat in zijn oog fout was, bijgevoegd. Men weet, dat Prof. Jonckbloet in zijne Geschiedenis der Dichtkunst, D. II. 173, dit reeds opgemerkt heeft, wat in vs. 67 het woord fine betreft. Om dezelfde reden, namelijk om het onzuivere rijm in een zuiver (volgens de voorstelling van den verbeteraar) te veranderen, is vs. 372 het woordje an bijgevoegd; evenzoo vs. 1651. In vs. 5303 v. laat ons festeren
den ridder, dien Keijen dede canceleren,
is de n van dien door eene latere hand geschreven. Het spreekt van zelf, dat er die moet gelezen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ten slotte zij het mij vergund hier eenige plaatsen te behandelen, die naar mijne bescheiden meening door eene kleine verandering kunnen verbeterd worden.
In vs. 557 v. leest men: Die knape en conste hem niet wachten bat,
si quamen toe ende stakenen na dat
op den rugge met haren speren.
De woorden, die in het H.S. later bijgevoegd zijn, staan cursief. Lees: Die knape en conste hem niet wachten;
si quamen toe ende staken bachten.
Vs. 1150 staat: van fierheden scheen hi liebaert.
Lees: scheen hi i liebaert. Het artikel is in dergelijke uitdrukkingen onmisbaar.
In vs. 1893 v. beraadslaagt Ferguut, of hij een' ridder, dien hij overwonnen heeft en die hem om genade bidt, dooden of in het leven zal laten. Ten laatste zegt hij: Hets beter dat hi noch leve,
ende hem in vangenessen geve
den coninc, ende hi heme gheve den horen,
die hem dicke gedaen heft toren,
ende segge, dat icken daer sende;
sloegicken doet, ic dade sende.
Sende voor zonde is ongehoord; scende voor scande komt dikwijls voor, zie b.v. Maerlants Rijmbijbel vs. 27296. Men leze dus: sloegicken doet, ic dade scende.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vs. 2466 v. Hi reet den dach dore toter noene
int foreest dwers ende lanes,
dat hi en ontbeet, aet no drancs.
Ware het de gewoonte des uitgevers, om op kleinigheden te letten, dan zou hij zich zelven gevraagd hebben, wat in het woord drancs de s beduidt. Klaarblijkelijk toch heeft hij ontbeel, aet en drancs als imperfecta opgevat. Wellicht zelfs heeft hij aan ontbiten de beteekenis van zuipen gehecht, in den zin waarin onze schrijvers nog der zeventiende eeuw dit woord gebruiken, als het nuttigen van iets, dat tusschen eten en drinken in staat. Bij de middelnederlandsche auteurs beteekent ontbiten ‘nuttigen, gebruiken,’ zie de woordenlijst op den Lekenspiegel. Schrap daarom de comma uit en lees: dat hi en ontbeet aets no drancs.
d.i. dat hij spijs noch drank nuttigde.
Vs. 2781 v. wordt van de liefde gezegd: Over al es hare gewelt,
si loept sere dan dien telt,
hare en mach nieman ontriden,
wien si wille, doet si gliden.
Prof. Jonckbloet heeft in zijn werkje over den Middelnederlandschen Epischen Versbouw opgemerkt, dat, ten gevolge waarschijnlijk van het dicteeren, de positivus sere dikwijls de plaats van den comparativus seerre heeft ingenomen. Hij leest dientengevolge vs. 1756: hi quam seerre dan vliecht die wint.
Op dezelfde wijze moet ook deze plaats verbeterd worden. Meermalen komt deze fout voor, b.v. vs. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2341, 2782 en 3807. Op de laatst aangehaalde plaats stelt Bormans (Leven van St. Christine bl. 494) voor ‘dat ors liep scierre dan een hase.’ Ik geloof echter dat seerre eenvoudiger en beter geneesmiddel is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Collatie van het h.s. met de uitgaaf van Visscher.
|
71 maer n.e. worpsi |
18 worptafle |
28 conste |
30 menegen |
31 sach |
33 tween |
43 honden |
44 stonden |
51 o. ter v. |
55 ghereet snellijc |
56 hastelijc |
64 dier daer |
67 fine |
70 sabelijn |
84 ten m. |
87 ere rivieren |
88 (en) verlaisieren |
89 honde |
96 honde |
99 na |
105 na |
11 honden |
12 allen ontsloep |
13 honde |
23 sine, goude |
24 soude |
27 na |
33 honde |
35 i.e.b. hem gine daer dorsten |
36 hitten, borsten |
137 (een) ter v. |
42 waenden |
44 vliet |
49 erre dan |
55 bi karitaten |
56 sal laten |
57 haren |
59 consten |
74 dede |
81 v. ere h. straten |
82 utermaten |
87 tande |
88 hads sinen eesch |
91 handen |
92 tanden |
96 ontede |
202 bracke, greepen |
18 noepede |
23 sagen |
25 m. sire s. |
36 pawelioene |
39 (dat) daer |
40 gevoech |
52 grake |
62 pauwelione |
66 nemmer |
69 een |
76 comen |
92 gewan |
300 husen |
3 enen |
307 bi den |
11 sere waer den t. |
21 achter |
25 m. ere |
30 quam |
45 tafelronden |
49 trouwen |
50 scouwen |
52 menegen |
53 v: den r. |
65 perde |
68 pisselinge |
72 an |
77 nemmer |
82 hebstu |
86 wapene |
87 (ic) in w. |
88 erre daer af |
89 staf |
90 te broken thoeft |
91 des geloeft |
97 hoeren |
405 hoerdome |
17 broederkine |
18 wapine |
20 (de) te g.l. |
36 wapine |
39 wapine |
48 getempert |
49 wapine |
55 nemmer |
58 wapine |
59 was |
60 na das |
68 om enen |
79 ten i. |
93 (si) hi |
496 mesniede |
98 nemmermere |
99 s. dedse si seide waer d.v. |
505 daer of |
10 hen |
11 v. den w. miste meest |
18 dieve, helme |
25 dieve, versiet |
26 riet |
31 dat g. |
37 aconiscieren |
45 ploege |
56 wilden, langere |
57 bat |
58 stakenen na dat |
62 (hoeft) h'te (te) |
68 andren |
70 hadde |
75 hoefde |
77 emmer toe |
78 doe |
85 pine hadden |
86 knape tote |
617 vroet |
19 ic en s. |
39 liebaerdinnen |
42 (daer) dan s. |
47 updat dat |
49 halen |
69 (oec) om g.s. |
84 hoefde |
85 ghi achter |
86 loeft |
87 dieve |
88 foreest, verre |
701 waerst |
708 (ende) in blive |
12 men |
26 muus |
29 maecten |
39 groeten |
44 tameer |
51 vorworde, tamere |
56 mochte |
57 (ic) in |
67 wapine |
70 hovede |
75 hovede |
80 seiden |
86 joncfrouwen |
97 fonteinen |
804 (den) |
23 neder |
24 weder |
28 ic (en) in |
29 (ic) in |
51 sdorpers |
78 even |
80 canele |
89 ten |
98 cledere uwe |
901 vore |
10 meerre |
19 het sal mi seker leet sijn |
20 neemtmen die cleder mijn |
29 (sine) si |
31 sout |
32 vort an |
33 over gerecht |
34 ende doedi niet dat ic beghere |
63 perde |
67 bat af |
981 messen |
83 soude |
84 alsi |
85 (neder) |
90 van s.d. |
99 seide |
1000 beide |
7 verren |
17 wetekeije |
18 keije |
34 wapine |
36 voete |
39 tenen |
43 goedertiere |
44 maniere |
60 menegen |
67 wapine |
76 d.h.g.h.i.s.w. |
78 ende |
86 meere |
99 vogelijn |
1104 ('t) sinen |
9 sinen |
18 of |
21 keyen |
23 heeften |
24 ('t) |
25 biden |
27 en |
29 eeren |
32 sinen s. ane |
39 den |
47 volleke, daer of |
68 wille, lope |
70 ioncfrouwen |
80 geel |
81 s.m.n. bet sijn |
1183 gheoget |
91 tande |
95 aerme |
1205 herberge |
7 seide |
9 gevoech |
19 vrouwen |
23 sine, wapine |
33 scicht |
34 ioncfrouwen |
35 hen |
39 scichte, of |
44 scichte |
60 sinen orsse |
72 beide |
75 conste mede |
76 bleef tier stede |
84 wilden |
91 wanen |
94 wapine |
1312 (te) |
31 g.w. gesit met c.r. |
33 liebardinnen |
37 geel |
53 dien |
60 verscoet |
70 betide, rumen thof |
73 mochte |
97 scoenren |
1409 graken |
10 hi hem, betide |
25 (die) der i. |
39 stillekine |
48 (hem) haer |
49 ten |
57 moet |
58 ondecte |
1462 hande |
63 weende |
64 onnere |
87 hebter |
96 omme |
1500 gevalse |
5 verste |
7 Deze verzen zijn van een latere hand. |
8 Deze verzen zijn van een latere hand. |
9 Deze verzen zijn van een latere hand. |
15 bedde |
17 uten maten |
21 selven |
23 soude |
26 (hem) haer |
34 gescrict |
37 wapine |
41 vollije |
44 rumen thof |
60 liede |
62 hastelijc |
63 g.s. opten |
73 ens |
75 vlederike |
79 tsop |
82 dies droefde Ferguut in sinen moet |
90 waren |
91 avonturen |
92 orsse |
94 eer hi woude danen loopen |
1601 pine |
2 wapine |
4 ende treget |
10 dicke |
14 dicke |
20 hi |
29 dorpere |
1651 an |
64 die |
68 caens |
69 dorpere |
74 begrepen |
75 sidi |
95 gene |
97 ('t) |
1710 men(ne) |
15 comen |
25 (die) dat |
37 waerre |
44 mochte |
52 niet |
59 draechs minen horen |
72 sagremort, vernaeml |
76 heere |
96 hen |
1804 ontwee |
12 onstaen |
15 blotere |
18 ende |
29 scachte |
34 orsse |
42 alse |
47 ontwee |
51 liet |
54 achter |
58 doet u dere |
61 leit |
62 seit |
63 (up) u |
68 batalie |
69 hen |
71 liebarde |
72 swaerde |
74 aertsoene |
1882 verdreghen |
83 sloecht |
1900 in vangenessen |
1 den c. |
4 sende |
14 doedijs |
15 riddere |
16 darre |
17 mage |
18 clage |
19 dicwile |
51 (ende) en |
32 coenlike |
38 dicke |
46 vort |
74 enen, sine |
78 galienen |
79 goede |
85 staet |
86 quaet |
94 gheredde |
2002 sonder enech langer sparen |
4 bewaert |
17 wapine |
26 rouwe |
39 hebsi |
44 m.d. den anderen |
48 groten |
50 galienen |
64 nemmer |
71 dagarake |
81 (wat) w' |
87 mine |
93 acharme |
96 naturen |
2101 minnen |
2104 en |
6 daes |
23 in vindse |
34 avonture |
36 a. te h. |
43 alse |
45 pine |
70 varewi |
79 vissche |
89 dorpe |
2221 tente |
23 voete |
27 tande |
54 lange |
84 verstaet |
92 hire es g. |
97 wapine |
2304 godsat |
16 wapine |
17 mire |
23 wapyn |
31 vollike |
33 uten |
37 sloecht |
38 h.s. (u) h. |
45 parde |
46 liebarde |
48 dien o. |
52 stegereepe |
54 alsen |
59 wapine |
60 u wers |
61 dant |
90 slage |
99 dat swaert |
2406 dunet |
18 manne |
2419 d.m. (dan) daer a. |
26 sine |
51 u a. |
62 vollike |
63 bracht |
68 onbeet |
71 hine |
80 seriante |
81 avonture |
2500 liede |
2 stemmen |
14 als |
25 groter |
30 steke |
35 slage |
36 sere |
42 tols |
51 dien |
60 ontwee |
64 ter e. |
72 riken |
76 en si |
79 manne |
83 wapine |
98 liede |
2607 dagrake |
9 avonture |
13 geten |
14 dorne |
15 ansichte |
18 bleeft |
26 claerheit |
27 spise |
31 h. beette (neder) |
32 hine |
37 toten |
42 geten |
2644 doe |
45 hangewine |
49 hen |
55 geten |
63 houdi |
67 wapine |
74 gheten |
80 slage |
81 stocken |
86 slage |
87 gereke |
90 trouwen |
91 enen |
2702 tbeeste |
5 dieve |
15 stucken |
16 wapine |
26 vermeisterde |
27 voete |
30 dieve |
35 tote |
41 bertaengen |
55 of |
65 galienen |
66 staphants |
69 groter |
74 gene |
91 moeder ene |
94 davonture |
96 alse hi |
97 wonden |
99 wapine |
2807 dachvarde |
27 moeten |
30 dien |
53 wapine |
58 mire |
2881 (die) de |
88 (dies) doe |
91 uten |
93 lien |
97 noit |
2902 hi moet hem boeten |
16 hadde |
41 uut |
46 bi ons |
48 moencke |
56 tachterst |
61 wapine |
65 groter |
80 dien |
3032 dicke wile |
43 bagen |
48 d'ie gravele |
55 aderkine |
56 torpase, robine |
58 stene |
68 (dat) daer b. |
86 voren |
91 sot |
92 mote |
96 heilegeest |
3101 noit |
39 gheert |
56 den naen bat hi wrake |
88 dieve |
93 groter |
97 wapine |
3204 wapine |
7 selp mi god |
11 verdreghen |
19 toppe |
23 ommacht |
26 slage |
3230 dieve |
31 voete |
46 hi en brachiert |
53 tote |
67 roedere |
70 tonberne |
74 wt |
3300 hets u goet |
1 of zedeware of gingebraes |
5 erselen |
12 woch |
25 consten |
26 woch |
33 witte |
41 voete |
50 leliker |
53 tande |
58 man vorewaer |
62 alsoe |
65 verbolgenlike |
75 wete cree |
77 onducken |
81 crachte |
92 gesleghen |
95 (die) der v. |
3400 wapine |
2 varinge |
33 voete |
45 ommachtich |
55 scoudere |
65 stact |
68 voete |
71 tote |
76 en |
77 woch |
78 leeden, woch |
3479 tsaken |
81 dage |
92 wel |
3506 wete cree |
10 dorperlike |
12 slage |
15 voete |
22 slage |
23 paerde |
25 hande |
26 bande |
31 groter |
34 geraect |
44 (met) mer |
48 smeet |
54 voete |
56 dapperlije |
61 rose |
66 wranc doe |
67 den boem die vast in daerde stac daer |
75 ververt |
89 wilden |
91 avonture |
92 menechfoude |
93 ondragen |
95 gelout |
99 mochter |
3603 metten |
6 perde |
12 blide |
14 ere |
22 vrouwen |
23 voete |
24 onsoete |
33 II jaer |
34 geweest al overwaer |
3646 en trouwen |
51 maeschons |
55 dorperhede |
67 lieve |
69 sinen |
73 gnoech |
74 blide ende loech |
78 en sate |
89 gheten |
3705 (er) en geen |
9 dage |
10 dor hage |
24 voete |
48 scheent |
52 finen, stonden |
56 tande |
58 lictekijn |
63 barlebaen |
67 wille |
68 stille |
73 (u) dus |
76 het |
86 ontede |
88 het |
90 achemeren |
94 stegreep |
3805 voete |
13 siere |
16 wilden |
21 hande |
29 iewer |
32 helpe |
41 de coninc |
60 (here) hem |
74 magicker |
76 lelychede d. der v. |
95 winde |
3899 (doe) daer |
3902 alse I wout |
3 helme |
4 gebatelgiert |
9 haer barbekane |
12 alst dier |
19 langer bliven |
34 orsse |
38 (andre) andie |
47 die |
48 slage |
53 die |
58 van buten si |
65 orsse, wapine |
66 orsse |
70 consten |
85 (het) hem |
90 waest |
97 v. der d. |
4009 gene |
13 op genomen |
18 waer vromeren |
38 die VII milen |
43 groettene |
45 uwe |
61 onsoete |
62 voete |
65 enfaelgierde |
72 ware wi |
73 helpe |
74 arme, rike |
76 had |
80 nicken |
88 tot 94 zijn geheel van eene andere hand |
4102 wisten |
3 andere |
4112 swerde |
35 pennevaren |
37 seriante |
53 ghenendech |
59 scilde, helme |
63 lande |
64 tande |
72 cunnen |
76 dien |
79 hi keerde |
93 galarent |
94 parlement |
97 groten |
4202 alselieren |
4 leveren, machte |
16 hi |
21 corter |
24 traken |
25 groten |
28 pile |
29 wart |
34 porte |
35 haer |
38 worden in dien |
42 herde |
49 groetese |
57 ('t) u l. |
68 wilde |
76 loeft |
87 achter varen |
93 elken |
4301 coninginne |
12 sonder |
14 i.h.u.d.g. |
15 maisniede |
16 liede |
32 riddere |
4344 lunetten |
47 dage |
59 beseten van |
80 dien |
82 hi hier worde |
85 dage |
4404 hande |
9 groter |
16 lunetten |
18 aerme |
25 tameer |
29 tonghemake |
39 leeft |
45 ghi selt hier |
47 ontdect |
60 fijn |
61 groten |
62 dat jammer es b.m.l. |
75 haer stade |
76 mijn |
80 soude |
88 selven |
95 riddere |
99 dage |
4510 volmaket god |
13 enewarf |
30 onberen |
31 allen spele |
47 wille |
49 branden |
65 canne |
74 minnen |
77 nemmer |
91 seggewi |
97 wapine |
4605 sambelijn |
9 tenegen |
4611 wapine |
19 voersi |
24 wetkerst ic en |
27 ten beginne |
28 winne |
29 onsluten |
38 liede |
55 willewi |
58 dore, riep |
61 nemmer |
62 d.h. hi |
68 pennevaren |
70 snieme |
75 ondoet |
89 die wel f.o.h.s. |
4702 godsat |
16 wapine |
23 orsse |
25 ontwee |
33 si verspraken |
41 ute |
54 ontwee |
59 limire |
69 waer |
84 die was van fellen spele |
88 hi |
90 salt |
93 pennevaren |
94 dien |
4824 keye |
33 vort varen |
43 lopen alre meest |
49 noit |
50 wilt vlien |
52 alle |
61 liede |
94 lede ontwee |
4903 vanenesse |
9 hadde wi |
20 (het) hem |
29 wapine |
45 suster |
58 niet en weel |
88 (niet) |
90 iewer |
91 lande |
94 (die) daer |
96 gnoech |
5008 inde |
10 gevoech |
23 pelre |
25 der waert |
26 hebsi, de vaert |
28 hebsi |
44 antworde |
66 knechte, yraude |
67 crayeren |
70 onsluten |
72 haer v. |
91 lande |
98 tot 5101 zijn van een andere hand |
5105 ane droech |
32 ghene |
44 die naen s.w.m.s. |
49 pennevaren |
77 almanie |
85 galienen |
86 keye |
88 (t) |
94 alle |
96 prosenteren |
5211 (heer) |
21 pennevaren |
5226 blide |
35 dieschinkel |
38 leide |
58 van herten vrie |
72 ionchere |
74 lijd |
81 mesniede |
82 liede |
83 alle |
86 bleve |
87 alle |
93 sine |
5301 geten |
4 dien |
32 mochtsi |
43 wapine |
49 perchevals |
56 perchevalen |
57 lumiere |
58 ter erden |
93 galienen |
5402 heerecke |
11 al |
17 wille |
5420 onnere |
24 traken |
29 banieren |
41 (die) der |
42 moet u minnen |
44 tonberne |
45 moets |
58 moete |
61 onberde |
62 der |
68 ser |
70 onstaen |
77 dede |
82 prosenteren |
93 prosenteret |
5505 diescinkel |
30 genoeveren |
38 soude u onnen |
65 beste |
71 genoeveren |
73 meisniede |
88 galienen |
93 tot 5604 zijn van eene andere hand. |
Een ieder, die zich de moeite geeft bovenstaande collatie met den gedrukten tekst te vergelijken, zal zien, dat op eene menigte plaatsen de fouten, die in de uitgave tegen den zin en tegen de grammatica gemaakt zijn, verbeterd worden. Het spreekt van zelf, dat er ook nu nog enkele moeilijke plaatsen overblijven, die of door eene zorgvuldige vergelijking met het fransche origineel of door eene gelukkige gissing moeten opgehelderd worden. Het zij mij vergund aan het einde mijner bijdrage ééne plaats aan te wijzen, die stellig bedorven is.
Vs. 2391-2410 leest men:
Zal de bijtende spot van Ferguut in de laatste tien regels een goeden zin opleveren, dan moet in de eerste tien eene uitdrukking voorkomen, die aantoont, dat aan zijne tegenpartij een gedeelte van het achterhaar is afgehakt.
Vergelijken wij nu deze plaats met vs. 4784 v.
De middeleeuwsche ridders waren wel geen wittebroodskinderen, maar zij waren toch ook niet zoo gehard, dat hij, aan wien een groot gedeelte van het hoofd is afgeslagen, met zijn tegenpartij een gesprek begint en daarna den strijd voortzet en de overwinning behaalt. Op deze plaats is dus het zelfde op te merken als op de eerste. Ginds schuilt de fout in het woord scild, hier in het woord hoefde. Wat moet er staan? De zin eischt een woord, dat hoofdhaar beteekent.
Is er zulk een woord? Volgens Prof. de Vries, ja, het woord schoft. Bij onze oude schrijvers komt het niet voor, wel in het Gothisch. Ulfilas vertaalt Lucas vii: 38 και ταις ϑριξι της κεϕαλης αυτης εξεμασσε, jah skufta haubidis seinis bisvarb, zie verder Joh. xi: 2; xii: 3. In het Oud-Duitsch even zoo. Graff, Althochd, Sprachschatz vi. 461, geeft op: Scuft, Schopf, goth. skufts, caesaries. Kiliaen kent nog ‘schof vetus. Fascis, congeries rerum colligatarum.’ Ook in het tegenwoordige Hoogduitsch beteekent ‘Schopf’ zoo wel ‘der Kopf’ als ‘ein Büschel mehrerer gleichartiger Dinge’, zie Th. Heinsius, Volkthümliches Wörterbuch der Deutschen Sprache iv. 337.
Uit een en ander meen ik te mogen opmaken, dat ook in het Middelnederlandsch het woord schoft in den zin van hoofdhaar bestaan heeft. Daar ik echter bij geen onzer oude schrijvers eenig spoor van dit woord heb kunnen ontdekken, durf ik in dezen niet beslissen en geef deze meening alleen als gissing.
- voetnoot1
- Dit H.S. (No. 10) is beschreven in den Catalogus onzer Bibliotheek D.I. bl. 4-6, en is gebonden met de H.S.S. Florijs en Blansefloer, Der ystorien bloemen, Esopet, Bediedenis der Misse, Die Dietsche Doctrinale, doch deze zijn niet van denzelfden afschrijver.