Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1863
(1863)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 400]
| |
Levensschets van J.A. de Zwaan Csz.Van de eerste levensjaren van den Heer J.A. de Zwaan Csz. is ons niets bekend. Alleen weten wij, dat hij in 1816 als Klerk aan den toenmaligen Archivarius werd toegevoegd en dezen op zijne reis naar België ter terugvordering van de te Bergen in Henegouwen berustende Hollandsche Charters vergezelde. Later verving hij als Commies en Chartermeester den Heer de Fouw, die dezen titel bij de voormalige Staten van Holland, in die zelfde betrekking bij het Rijks-Archief had gevoerd. De gevorderde jaren van van Wijn en de toenmalige ongunstige plaatsing van het Rijks-Archief gaven aanleiding, dat de Zwaan meer dan iemand anders zekere vertrouwdheid verkreeg met het onder zijn toezigt geplaatste dépôt, en daardoor in de gelegenheid was de aan van Wijn opgevolgde Rijks-Archivarissen met raad en daad bij hunne onderzoekingen bij te staan. Zeer naauwkeurig had hij zich met den gang van zaken bij de voormalige | |
[pagina 401]
| |
collegiën van Holland, bij de Staten-Generaal en den Raad van State weten bekend te maken; eene kennis van onschatbare waarde voor elk, die uit de Archieven licht wenschte te putten over den zamenhang der gebeurtenissen of den oorsprong van regten. Bijzonder verdient zijne naauwkeurigheid bij het geven van inlichting en het leveren van afschriften, en de gemakkelijkheid, waarmede hij voor anderen onleesbaar schrift ontcijferde, te worden geroemdGa naar voetnoot1. Een proeve van zijnen dienstijver gaf hij bij het redden en nader rangschikken van de overblijfselen van het Archief van Marine, na den brand van het Departement. Voor slechts weinige ambtenaren was hunne betrekking zoo uitsluitend de taak en het doel van hun leven als voor de Zwaan. Schoon niet tot geleerde opgeleid, heeft hij echter door getrouwen dienstijver aan de wetenschap der geschiedenis gewigtige diensten bewezen. Graaf Niepokuyckzycki van Petersburg, Baron D'Ohsson, Minister van Zweden te 's Hage, Andreas Fryxell, Zweedsch Hoogleeraar, Graaf Wrangel, Secretaris der Zweedsche legatie te 's Hage, Basilius Bibicoff, Generaal Majoor in Russische dienst, Alexander Iwanowitz Tourgueneff, Russisch Staatsraad, Baron van Selby, Minister van Denemarken te 's Hage, John Romeyn Brodhead, agent van den staat Nieuw-York, later Secretaris van Noord - Amerika in Engeland, Lord Babington Macaulay, en vele andere uitheemsche, een reeks van binnen- en buitenlandsche geleerden hebben mondelingGa naar voetnoot2 en schriftelijk met dankbaarheid erkend, hoeveel sij bij hunne onderzoekingen aan de inlichtingen en naspo- | |
[pagina 402]
| |
ringen van de Zwaan te danken hebben gehad. Zulke onderscheidingen prikkelden 's mans regtmatige eerzucht en vereenzelvigden hem meer en meer met de instelling, waaraan hij zich verbonden had. Ook ik had groote verpligting aan den dienstvaardigen en ijverigen man bij mijne nasporingen in het Archief, bij het bewerken van onderscheidene geschriften, vooral in 1851 toen hij mij den weg wees in de oude Kloosterpapieren van Rijnsburg. Sedert dien tijd ontstond er tusschen ons een hartelijke vriendschap, die door een aanhoudende briefwisseling tot kort voor zijn dood, die den 28sten Januarij 1862 plaats had, onderhouden werd. Hij had den ouderdom van 63 jaren bereikt. Zijn verdiensten zijn erkend door den Koning die hem tot Ridder van den Nederlandschen Leeuw, door den Keizer van Rusland, die hem tot Ridder van de Stanislaus-orde 3de Klasse, de New-York Historical Society, het Provinciaal Utrechtsch Genootschap en de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, welke hem onder hare medeleden opgenomen hebben; van laatstgenoemde is de Zwaan lid geworden in Junij 1853.
Leiden, 1863. G.D.J. Schotel. |
|