Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1863
(1863)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 22]
| |
Verslag der Handelingen van de Maatschappij over 1862-1865.Mijne Heeren!
Wederom is een maatschappelijk jaar verstreken, en kom ik voor eenige oogenblikken Uwe welwillende aandacht verzoeken voor mijn Verslag der Handelingen van Letterkunde gedurende dat tijdsverloop. De heeren, die hun Lidmaatschap aan Uwe stemmen op de vorige vergadering dankten, hebben alle met heusche waardeering der hun te beurt gevallen onderscheiding zich die eer laten welgevallen; mogen zij even verdienstelijke leden worden, als de 14 uitstekende medeleden geweest zijn, aan wie zoo even een woord van hulde werd gebragt door onzen Voorzitter, Prof. Fruin. Als zoodanig heeft deze toch wederom gedurende het laatste jaar onze bestuursvergaderingen en onze maandelijksche bijeenkomsten geleid, en de belangen der Maatschappij behartigd. Te gelijker tijd is de oud-Secretaris Bodel Nijenhuis, laatstelijk door U als lid van het bestuur gekozen, onafgebroken | |
[pagina 23]
| |
werkzaam gebleven voor Letterkunde, in welker dienst hij een groot gedeelte van zijn leven heeft doorgebragt. Zijne rijpe ondervinding is ons herhaaldelijk te stade gekomen, nu wij helaas! onzen bestuurder de Wal steeds moesten missen; maar gelukkig zal dit gemis eerlang vergoed worden, daar wij hem als van ouds hopen terug te zien in onze bijeenkomsten na de vacantie. Het was voornamelijk op aanraden van Prof. de Wal, dat de Maatschappij met tal van binnen- en buitenlandsche zustervereenigingen een wetenschappelijk verkeer opende, waardoor wij sedert voor de opzending onzer Handelingen de genootschapswerken uit Zwitserland en Denemarken, uit Duitschland en Zweden, uit Frankrijk en Rusland geregeld ontvangen. Onze pogingen om die nuttige vriendschapsbanden te versterken en te vermeerderen zijn met een goeden uitslag bekroond. Op ons verzoek hebben vele Maatschappijen tot zelfs hare laatste exemplaren geschonken van die nummers of jaargangen harer geschriften, die op onze Bibliotheek ontbreken. Bovendien is Letterkunde in het afgeloopen jaar in betrekking gekomen met het Verein für Meklenburgische Geschichte und Alterthumskunde zu Schwerin, en met dat für Nieder-Bayern zu Landshut, met dat für Geschichte von Bremen und Verden zu Stade en met dat für Geschichte und Alterthumskunde zu Lübeck, als ook met de Königliche Schleswig-Holstein-Lauenburgische Gesellschaft für die. Sammlung und Erhaltung der Vaterländischen Alterthümer au Kiel. Deze vereenigingen gaven even wel- | |
[pagina 24]
| |
willend gehoor aan onze uitnoodiging als wij zelve deden, toen de Literary and Philosophical Society at Manchester hare werken zond in ruil voor hetgeen de Maatschappij in het licht zendt. Eene uitgave, die Letterkunde tot sieraad strekt, is zonder twijfel de Maerlant, dien Prof. de Vries in eene geheel nieuwe gedaante omwerkt, zonder moeite noch tijd te sparen. Daarom heeft dan ook de Vergadering van Februarij gemeend, dat het allezins gepast was gehoor te geven aan de billijke vraag van den uitgever, en een geldelijk offer te brengen, toen dit noodig bleek te zijn. De duizende verzen toch van dien middeleeuwschen dichter gaan de beperkte grenzen der 15 beloofde afleveringen te buiten; het geheele werk, met nog twee afleveringen verrijkt, zal nu een des te kostbaarder boekdeel worden, want de vele sedert den aanvang der uitgaaf gevonden fragmenten van Maerlant zijn gelukkig nu nog alle daarin opgenomen. Het was de pligt der Maatschappij den uitgever bij zijne meerdere onkosten te gemoet te komen, en zij beantwoordde aldus aan hare leus, het bevorderen der Nederlandsche Letterkunde. De Maatschappij vervulde zoo doende die schoone taak, even lofwaardig als de Admiraliteit van Amsterdam in der tijd ƒ300 heeft geschonken aan J.A. Comenius voor een door hem uitgegeven werk; de brief, waarin hij dit collegie voor hun geschenk bedankte, werd door ons geacht medelid Wocèl te Praag in de Bibliotheek gevonden en leverde de stof voor eene bijdrage op onze vergadering in October. | |
[pagina 25]
| |
Op onze volgende bijeenkomst hield de heer Bodel Nijenhuis eene mededeeling over den Nederlandschen graveur Jonas Suyderhoef, ter aanvulling van hetgeen over hem geschreven was door den Weener Bibliothecaris J. Wussin. Met de meeste belangstelling werd daarna een voordragt van Prof. Fruin aangehoord, over de geschiedenis van den raadpensionaris de Witt en over de wijs, waarop zij tot nog toe beschreven is; hij gaf de bronnen aan, die kunnen geraadpleegd worden, en toonde door tal van wetenswaardige bijzonderheden, welk nieuw licht opgaat uit de nog voorhanden papieren en brieven van de Witt en zijne tijdgenooten. Voor dat ons Indisch lid, de heer S.F. Groen, weder naar Batavia vertrok, hield hij andermaal eene lezing; van eene Europesche reis teruggekeerd, koos hij eenige ‘herinneringen uit de golf van Napels in 1862;’ hij verplaatste ons in dat overheerlijk oord, en herdacht met den uitstekenden brief van Plinius de verwoesting van Pompeji. In de vergadering van Januarij had ik het woord gevraagd; ik meende namelijk, dat onze bijeenkomst de juiste plaats was om iets mede te deelen aangaande het uitvoerige werk van G. Valentinelli, Bibliothecaris te Venetië; in een uitvoerig gedenkschrift van zijne wetenschappelijke reis in ons vaderland heeft deze de Nederlandsche bibliotheken en wetenschappelijke genootschappen geschetst. Had ik met Valentinelli in zijn studeervertrek op de Marciana over den rijkdom | |
[pagina 26]
| |
onzer boekerijen en de werkzaamheden onzer maatschappijen zitten te spreken, het was mij aangenaam een gunstig verslag te kunnen uitbrengen omtrent hetgeen de onpartijdige Venetiaan heeft te boek gesteld over onze talrijke bibliotheken en vereenigingen. - Waren het voor ons bekende zaken en namen, door mij toen ter sprake gebragt omtrent al onze boekerijen, Jhr. Rammelman Elsevier vulde dit eenigermate aan met zijne nieuwste onderzoekingen omtrent het Academische bibliotheekgebouw. Hij schetste de geschiedenis van het groote Bagijnhof alhier, vertelde wanneer de kerk der gefaliede Bagijnen gebouwd is, en welke hare lotgevallen geweest zijn tot aan onze dagen, die getuigen zijn van de doeltreffende verbouwing der Academische bibliotheek. Dr. te Winkel heeft in de Februarij-vergadering de spreekbeurt vervuld met eene verhandeling te houden over het Nederlandsch vokaalstelsel, waarin de ontwikkeling der klinkers en hunne zamenstellingen door hem werd nagegaan. De volgende bijeenkomst werd geheel besteed aan het bezien van eenige zeldzame Nederlandsche historie-prenten uit de verzamelingen onzer medeleden Fred. Muller en Bodel Nijenhuis; laatstgenoemde lichtte ze toe door de feiten in herinnering te brengen, ter eere waarvan onze voorouders zulke platen vervaardigd hebben. In onze laatste vergadering heeft Prof. de Vries eene voordragt gehouden over het verband der afleiding en beteekenis der woorden; door tal van duidelijk spre- | |
[pagina 27]
| |
kende voorbeelden bewees hij, dat de beteekenis der woorden niet afhangt van de etymologie. Hier zou Uw Secretaris kunnen eindigen, had ik mij niet in het vorige jaar door groote voorliefde voor de Bibliotheek der Maatschappij laten verleiden, om aan die rijke verzameling vooreerst mijne zorg niet te onttrekken. Ik heb mij dan ook onledig gehouden met de boeken tot het laatste toe na te zien, zoodat ik de streelende voldoening heb mogen smaken van al de boeken en handschriften geregeld en geordend, schoon gemaakt en in nieuwe kasten overgezet, aan Dr. Bisschop over te geven, toen in October de bibliotheek aan diens zorg werd toevertrouwd. Had de ondervinding ons geleerd op welke wijze er fouten en vergissingen kunnen binnensluipen, die onopgelet het beheer eener boekerij bemoeijelijken, het Bestuur heeft den bibliothecaris voortaan gewapend tegen die verraderlijke klippen, waarop een onervarene zoo ligt kan stooten, en waarvan hij zelf tal van verdrietelijkheden en de boekerij de grootste lasten zou ondervinden; het Bestuur heeft den Bibliothecaris met eene instructie toegerust, die met de liefde voor de zaak de zekerste waarborg oplevert voor goed en gemakkelijk beheer Uwer schatten. Dr. Bisschop heeft in October onmiddellijk al het loopende werk van mij overgenomen; het Verslag zijner werkzaamheden zal voor hem spreken; ter aanvulling daarvan nog slechts een paar woorden. Voor den druk van het Derde Deel van den Catalogus bleef ik werk- | |
[pagina 28]
| |
zaam; de titels had ik ingedeeld, en daarna heb ik al de boeken naar de wetenschappelijke orde gerangschikt, zoo als de heer Bergman de handschriften en de taalkundige werken wenschte te plaatsen en de heer Bodel Nijenhuis die over geschiedenis; dit omslagtig werk moest eerst volbragt zijn, voor dat met het drukken een aanvang kon worden gemaakt, daar men de titels bijna allen met de boeken moest vergelijken. In November werd het eerste vel ter perse gelegd, nadat het Bestuur er in geslaagd was, zich met den uitgever te verstaan, zoodat voor het belang der Maatschappij en voor het gerief der gebruikers van den Catalogus behoorlijk gezorgd is. Reeds zijn over de 250 bladzijden van dat derde deel afgedrukt; een groot getal, als men in aanmerking neemt welk een tijd wij aan de proevencorrectie ten koste leggen; maar het taai geduld van onzen Bergman en de onvermoeide welwillendheid van zijn medehelper Bodel Nijenhuis waarborgen ons, dat dit werk behoorlijk zal worden voltooid, waardoor aan heide heeren de Bibliotheek op nieuw ten zeerste verpligt is. Ik vlei mij U dien Catalogus te zullen doen toekomen in den aanstaanden winter, een maand of wat nadat Gij de Handelingen van deze Vergadering zult ontvangen hebben; van den bundel der Levensschetsen daarvoor bestemd, zijn er reeds eenige afgedrukt, aan de volgenden hoop ik nog lang mijne zorgen te zullen wijden.
17 Junij 1863. W.N. du Rieu, Secretaris. |
|