Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1862

[p. 91]

Bijlage A.
Brieven van den Zweedschen kanselier J.A. Salvius aan Hugo de Groot.^*

(Zie boven bl. 65).

De dertien, ons door het Oud-lid der Commissie, Prof. H.W. Tijdeman ter uitgave aangeboden en, zooveel wij weten, onuitgegeven brieven van Johan Adler Salvius aan Hugo Grotius gerigt, verdienen vooraf wel een enkel woord van inlichting over den schrijver zelf.

Johan Salvius, in 1589 in Südermannland in behoeftige omstandigheden geboren, won in zijne jeugd de kost met liedjes aan de deuren te zingen, tot hij door eenen rijken goudsmid naar zich genomen, als mentor van diens zoon eene geleerde reis door Europa ondernam, waarop hij zelf in de geneeskunde en regten zich oefende en in laatstgemelde wetenschap den doctorgraad verkreeg.

Van dien tijd zijn er zelfs twee latijnsche wetenschappelijke opstellen van hem in druk verschenen in 1611 en 1613, vermeld in J. Schefferi Suecia literata, 1698. 8^o. p. 88. Terug gekeerd huwde hij, tot zijn ongeluk, de bejaarde doch rijke weduwe zijns beschermers. Hij werd om zijne wetenschappelijke verdiensten dermate geschat, dat hij tot de hoogste eerambten opklom, zelfs die van Hofkanselier en Gezant, in welke laatste betrekking hij veel verrigtte. In den adelstand door zijne Koningin verheven, erlangde hij van haar den bijnaam van Adler en werd tegen zijnen zin Baron. Hij stierf in Zweden, d. 23 Augustus 1652, in het 63^e jaar

* [Verbeteringen:] Bijlage A. bl. 91. De Heer F.A. Dahlgren, Secretaris der ‘Suenska Fornskrift Sällskap’ te Stockholm meldde ons, dat Abrah. Cronholm, Hoogleeraar in de Geschiedenis te Lund, eene verhandeling schreef over Salvius, doch dat er geene verzameling van zijne brieven het licht zag.

[p. 92]

zijns levens. Over zijn karakter, zedelijkheid, schatten en gevoelens kan men meer vinden in de Woordenboeken van A.G. Luïscius, L. Moréri, en C.G. Jöcher, op het woord. Ook maakt Archenholtz, in zijne Mémoires sur la reine Christine de Suède, van hem gewag op vele plaatsen in het register des 2den deels aldaar opgegeven.

Tijdens het schrijven dezer brieven (1637-1639) hield hij als Zweedsch Agent voor Saksen en Westfalen zich te Hamburg op, gelijk hij vroeger Koning Gustaaf Adolf in het leger gevolgd was. Later onder Oxenstiern werd de Hamburgsche Agent ook Gezant bij al de bevriende Duitsche Hoven. Toen het Zweedsche hof zijne belangen eindelijk op de langdurige Westfaalsche vredes-onderhandelingen wenschte te vertegenwoordigen, sloeg men ook op hem het oog. Te Osnabrug vooral zijn door zijn krachtig toedoen de belangen van Zweden grootelijks bevorderd. In Dumont's Corps diplom. T. VI. p. 469. staat het vredesverdrag van 24 October 1648 tusschen het Keizerrijk en Zweden, ook door hem onderteekend. En onder de portretten der Vredehandelaars (Pacificatores orbis Christiani) komt op n^o. 51, onder de acht Zweedsche Staatsmannen, ook het zijne, en wel in den tweeden rang, onmiddelijk na Johan Oxenstiern voor; gesneden door P. de Jode, naar A. van Hulle.

Om tot de brieven zelve te komen:

Het blijkt uit Grotius' brieven aan hem meermalen, dat de Nederlander zijn verstand en doorzigt hoogschatte. Salvius' brieven behelzen meest de politieke n krijgszaken des 30jarigen oorlogs. Er wordt daarin van tijd tot tijd van Nederlandsche personen en zaken ter loops gewaagd. Zij loopen van de jaren 1637 tot 1642. Deze zijn in Grotius' geheelen briefwissel de drukste jaren.

Er is door ons telkens opgegeven in welke brieven G. toont die van S. ontvangen te hebben. Ook zijn de nummers aangeteekend der achtereenvolgende brieven, die Gro-

[p. 93]

tius hem naderhand schreef tot den daarop volgenden brief van S. toe. In éénen brief (bij ons de derde, van 6/16 Mei 1637) is eenig cijfer. Men heeft dit met behulp van den sleutel op Grotius' brieven (Clavis, Amst. 1763 fol.) geheel ontcijferd.

De taal der brieven is van allen (op één na, n^o. 3), het latijn, de toenmaals meerendeels gebezigde taal in de briefwisseling der staatkundige wereld van 't Noordelijk en Oostelijk Europa; zelfs n^o. 13, van den krijgsman Jac. de la Gardie is in die taal.

Op drie na (n^o. 7, 11 en 12) zijn allen in 't oorspronkelijk bij ons voorhanden. Zijn handschrift is zeer schoon en naauwkeurig.

Bij deze stukken is uit dezelfde bron tot ons gekomen eene korte nederduitsche inhoudsopgave (groot 7 bladzijden, folio) van nog acht en dertig brieven van Salvius, die mede in het latijn en grootendeels uit Hamburg, aan onzen Grotius geschreven zijn. Zij zijn, op drie na (onze n^os 11, 12 en 13), geheel andere brieven, die ons echter alleen uit deze korte inhoudsopgave bekend worden; zij loopen intusschen over dezelfde jaren, en wel van 8/18 Maart 1636 af tot 24 Aug. 1642 toe. Uit den aard van het schrift zouden wij deze inhoudsopgave tot den aanvang der vorige eeuw willen terug brengen. Waar de oorspronkelijke van deze beland zijn is ons onbekend, doch 't ware niet onbelangrijk zulks na te vorschen. Daar de ruimte onzer Handelingen beperkt is, heeft men raadzaam geoordeeld deze opgave achterwege te laten, te meer daar de namen van personen en plaatsen door den verkorter soms in duidelijkheid wel wat te wenschen overig lieten en niet overal te ontcijferen waren. Die ze raadplegen wil, kan haar in de Bibliotheek van onze Maatschappij inzien, alwaar ze door de mildheid van den laatsten bezitter thans berusten. In den inhoud van den eersten brief, van 8/18 Maart 1636, zegt de verkorter nog dit, wat wij ten proeve mededeelen. ‘Deze

[p. 94]

brief behelst eenige pligtplegingen en schijnt het begin dezer briefwisseling te zijn. Salvius wilde Grotius ontheffen om in het vervolg aan de Koningin te schrijven, dewijl hij alle ontvangen brieven aan de Koningin voorleest of ze haar doet toekomen. - Hij bedankt de Gr. dat hij met zoo veel naauwkeurigheid niet alleen den staat van Frankrijk, maar ook dien van geheel Europa afschildert. Hij zegt dat de Gr. zich bij de veelvuldigheid zijner (Grotius') letteren niet over de schaarschheid der antwoorden moet verwonderen, want in het noorden zijn 's winters tot de raadsbesluiten toe door de koude gestremd (septentrionis ea ratio est, ut hyeme consilia quoque frigescant). Vrede heerscht er nu met Rusland, Denemarken, Polen en de overige naburen, maar Duitschland is het tooneel waar over de vrijheid of slavernij van Europa gestreden wordt -, met welken uitslag is Grode bekend!’ Zoo was het in 1636! Hoe in onze eeuw?

Nog een woord over de lotgevallen der hier volgende 13 brieven. Zij zijn met de inhoudsopgave in 1827 tijdelijk in handen geweest van Mr. B.P. van Wesele Scholten te Delft, en d. 22 October 1845 op de auctie van Mr. S. Iz. Wiselius te Amsterdam bij Radink en Muller geveild, blijkens den Catal. dier veiling, bl. 155. n^o. 3, alwaar de Hoogl. Tijdeman ze door aankoop verkreeg.

J.T. Bodel Nijenhuis

Secretaris der Commissie voor

Geschied- en Oudheidkunde.

[p. 95]

N^o. 1.

Recepta 24 Febr. 1637.

EXCELLENTISSIME DOMINE,

DOMINE HONORANDISSIME^*).

Quia divina bonitas armorum nostrorum iustitiam insigni victoria nuper beavit, non committendum putavi, quominus ea ad E.T. referretur. Banerius praesidiis firmato Erfurto, in Misniam movens, cum Hala Saxonum numerum quidem minorum oppidorum occupavit, potissimum vero Albi incumbentem Torgaviam. Naumburgo discedens statuit quidem proxime Lipsiam adoriri: sed quia ex interceptis literis intellexit sex legiones Saxonicas Eulenburgi haerere, ignaras adventûs sui, iter illàc instituendum ratus, eas quidem semihora ante accessum in fugam conversas, ita tamen per praefectum equitatus Stalhanschium pressè insequitur, ut capto, cum octo signis, tribuno Schleunitz multisque in fugâ caesis, una fere cum reliquis ad portas Torgaviae accesserit. Binis legionibus haec urbs anteà, quarum altera praetoria erat, defendebatur: Sex iam aliis aucta nostratibus vel omnimodam dare repulsam, vel saltem honorificae deditionis gloriam extorquere conabatur. Sed vi coactis ea gratia tandem facta est, ut depositis quinquaginta duobus signis, et equis armisque libere (volentes) excederent. Duo tantum generales vigiliarum praefecti, Dehn et Wilsdorff, Dresdam deducti. Caetera turba, ut equos armaque retineret, paucis exceptis,

*) De briefwissel tusschen Salvius en Grotius was, blijkens de briefverzameling van laatstgenoemden, in het eind des vorigen jaars aangevangen. D. 20/30 Oct. 1636 schreef Grotius zijn eersten brief, in de volgreeks van G's brieven (edit. Amst. 1687. Pars I.) n^o. 678. Daarop 2/12 Dec. 1636. ibid. n^o. 696. en 2/12 Febr. 1637 n^o. 716.

[p. 96]

in sacramenta Suecorum transivêre. Hac urbe captâ non tantum fluvio Albi et inferioribus urbibus Wittembergae ac Magdeburgi fraenum impositum est; sed et communicatio cum Wrangelio aperta et Elector octo legionibus nudatus, auctusque Banerius non sine divinae prudentiae miraculo! Facta autem haec sunt 3/13 Jan. prout ipse Banerius de 9/19 ejusdem Torgaviâ ad me scribit. His effectis, paria quidem Wittembergae Lipsiaeque destinabat, et rumor est, saltem alterutram nunc ei cessisse. Sed quia Hatzfeldius cum Götzio, copiis Piccolominei, Darmstadiensibus et Georgij Luneburgici (qui eos, hostilitate in Suecos professus, vocavit) adaucti, Visurgi per Hamelam tranato, graviores Leslaeo incumbebant; opinor eum relictis obsidionibus, properasse ad Landgravium et dictum Leslaeum, ut iuncti, quemadmodum ipse scribit, denuò hosti pugnae copiam offerant. Ab eo tempore minores duae victoriae, altera tribuni Pfuel, altera Comitis Hoditzij, fama sparguntur, ut monstrant inclusa. Sed quia earum certus non sum, pro certis referre nondum audeo.

Wrangelius contractis omnibus suis viribus denuo in Neomarchiam movit, si potest, Landsbergae negocium facturus. Nam copiae istae Polonicae quae praeterito autumno ex superiori Germania in Silesiam venerunt, ob non soluta stipendia rebellarunt, caesis in Moravia viginti sex nobilibus, domibusque spoliatis, omni violentiae genere, instar verorum hostium grassantes.

Quos ut compescat Mansfeldius legiones suas iam eo traduxit, apertâ a tergo viâ Wartam usque Wrangelio. Interim dum eventum nostrorum armorum e Misnia et Thuringia, hostilium e Ducatibus Brunsvicensibus expectamus: scribit Marchio Brandeburgicus Sigismundus Legato Bielcke, commissum, ab Imperatore et Collegio Electorali, negocium pacis, cum Suecia, Electoribus Moguntino et Brandenburgico: se vero ab iis subdelegatum, petere salvum conductum, ut Stetinum ipse veniat, de praeparatoriis, ac primo quidem armistitio et neutralitate pro hero suo, acturus. Cum vero

[p. 97]

iuxta fateatur, eos potestatem in forma nondum cepisse, e propositis suspicio adhuc est, tentationis solum et temporis fallendi caussa haec fieri. Saxo Ratisbonae postulavit, se, ab omni, imposterum tractatu nobiscum excusari. Comes Brandenstenius, scribitur etiam salvum conductum a Caesare petiisse et impetrasse; specie quidem tractatus facilitandi, re autem vera, ut se, ex multorum sententia, vicissim insinuet. Quicquid tamen fuerit, brevi docebit tempus. Franciscus Albertus Lawenburgicus et Arnimb, putantur nova consilia cudere, ut Daniam et Poloniam in Suecos instigent. Hic iam petit Poloniam; ille e Dania ad Imperatorem pergit. Sed rebus Banerij prospere cedentibus talia cum Deo evanida fore sperabimus. Cum tamen Polonus duodecim navium armaturam in portubus Borussiae, ordinibus tam Regni sui, quam Ducatus Prussici, nuper proposuerit; idque directè contra ultima induciarum cum Regno Sueciae pacta: non omnino ea res contemnenda videtur. Rex Daniae tranquillus adhuc Senatum coegit: quid concilij capturus, ignoratur. Regni Sueciae Cancellarius de 3/13 Decembris Stocholmiâ mihi scribit, se mense Januario Calmariam venturum, ut inde paulatim in Germaniam revertatur. Atque his Exc. T. divinae protectioni, me autem suo favori animitus commendo. Hamburgo die 26 Jan. 1637, stilo loci.

Exc^ae T^ae

(manu propr.)

Observantissimus quoad vixero

(sig.) J.A. Salvius.

(Manu propr.) Hisce finitis accipio literas a Dñ. Lesleo et Stalhanschio, Pfulij victoriam veram esse. Caesas ac dissipatas ab eo sex legiones, quatuor tribunos, et quatuor tormenta capta, 1000 pedites in captivitatem abductos.

[p. 98]

N^o. 2.

Recepta 22 April.

EXCELLENTISSIME DOMINE,

DOMINE HONORANDISSIME^*).

Gratissimae sunt omnes, quotquot ab E. Tua ad nos perveniunt literae. Sunt enim magni judicij, ut in plurimis hic facem nobis praeluceant. Banerius, explorans hostium conditiones, incidit 9/19 Febr. in tres legiones Caesareas sub ductu Comitis de Monte-Cuculi, quos omnes ad Pegaviam partim cecidit, partim fudit, captis etiam plurimis, interque eos tribuno Meiternich. Hostis cunctas jam vires contrahit, advocatis e Silesia Marazinianis, et e Rheno parte Galassij, ut, ab utroque latere Albis, nostros potentius adoriatur. Et est quidem Banerius paratus, animo imperterrito rem pugnae committere, justiciae causae et bonitati divinae confisus.

Sed cum ab omnibus sociis et foederatis deseramur, orandus Deus est, ne quid in totius caussae praejudicium uno aliove modo eveniat. Poloni, qui hactenus turbas in Silesia movêre, hisce diebus mille Cosaccos deduxerunt, ad Wrangelium. Hic iam ad Wartam, Banerius ad Eulenburg, haerent: uterque spectantes, quo Caesareani, ad Muldam subsistentes, post mortem Imperatoris^†), potissimum tendant, ad

*) Zie Grotii Epist. d. 27 Febr. novi Cal. 1637. n^o. 720. waar hij meldt den brief (hier n^o. 1) van Salvius ontvangen te hebben. Hierop volgen voorts Grotius brieven van 8/18 Mt. n^o. 731. - 17/27 Mt. n^o. 733. - 10 Apr. n^o. 742. - 7/17 Apr. n^o. 746. - 14/24 Apr. n^o. 751. - 4 Maji novi Calend. n^o. 756. - 7 Maji nov. Cal. n^o. 757. - 5/15 Maji, n^o. 761.

†) Ferdinand II.

[p. 99]

pacem vel bellum. Multi filium patre pacatiorem; alii consiliis Hispanicis magis obnoxium; atque ita ambigui rem casûs adhuc suspicantur Certè mors ista ante trimestre oportunior accidisset; Nunc id saltem efficiet, ut consilia et actiones pacis bellique parumper sistantur. Legatus Bielcke 7/17 Martii cum Marchione Sigismundo congressus est, ad Schwetam: auditurus, quid novi de pace apportet; Quantum a praemisso Transaeo rescivimus, vult tantùm de praeparatoriis conferre, intellecturus, an Regia M^tas Sueciae tractare velit? ubi? quando? quo modo? Haec ubi resciverit, relaturum ad herum suum; hunc ad socium Moguntinum, Caesarem et caeteros Electores, ut suos quoque cum potestate ad constitutum tempus locumque expediant. Habere autem Brandenburgicum ullam adhuc potestatem tractandi ab Imperatore, intelligere nondum potuimus. Voppius ab Ayssema^*) heri in Bataviam transiit, rationes redditurus legationis Ratisbonensis. Mutatâ religione priori, sacra Pontificia profitetur, dignitate Baronis, feudisque Amelandiae et Lipperodae ab Imperatore donatus. Agitasse eum multa pro amplitudine et stabilimento rei Pontificiae, aemuli hinc inde spargunt. In fraudem Sueciae quidquam egisse, comperire non potui. Nec possum dicere, eum pacem Suecicam Ratisbonae promovisse, ut eo nomine Principalibus suis invisus sit. Hoc tantum mihi per literas significavit, se intellexisse Imperatorem inclinare ad tractandum nobiscum, si nostros Viennam vel Pragam ablegare voluissemus. Quod ego quidem tam magnum piaculum, ut in Batavia iam accipi dicitur, esse non puto. Adeoque si praeter intentionem Bataviae, Galliae et Angliae, tractatus istos nostros promovisset: non tam id contra, quam pro nobis ipsis fuisset. Si n. quod res est, fateri licet, illuditur Sueciae, specioso titu-

*) Foppe van Aytzema, Resident der Staten Generaal te Hamburg reeds in 1630, toen naar Denemarken, later, in 1636 naar Weenen gezonden. Wagenaar, Vad. Hist. XI. 120, 129, 240, 241.

[p. 100]

lo caussae communis; cum nemo amplius ullam nobiscum belli communionem habeat. Omnes equidem de pace participare discupiunt: bellum nobis solis relinquunt. Batavia neutralitatem ab Imperio ambivit et obtinuit. Gallia recusat in hunc usque diem Imperatori bellum decernere. Anglia nec dum desinit frustraneis legationibus absumi: et ridiculum profecto esset, si privatorum classe, mediterraneus recuperaretur Palatinatus! subsidiola vero, si quae praestiterint, magis trahendo infortunio, quam verè sublevandis nobis inservient. Tractum n. belli nobis persuadent, dum periculo, damnoque nostro quisque res suas stabiliverint. Quo facto, quis non praevidet, totam belli molem in nos solos devolutum iri. Socij et foederati in Imperio, desertis nobis, hostilitatem insuper intentant. Danus ob sensum vicini mali, per omnia nos sacra a bello dehortatur; inimica, sine dubio, agitans, nî brevi liberetur. Polonis aliisque vicinis Sueciae, attritu virium nostrarum, via paratur oportunior, ad jugulum nobis tandem frangendum.

Quae omnia nos meritò movere debere videntur, ut nec Voppij^*) nec alterius cujuscunque in promovendâ pace operam refugiamus, quocunque etiam modo ab aliis accipiatur. Sed sicubi erro, libenter correctionem admitto, et peto. Haec tamen E.T. soli, pro confidentia nostra: quae publicè spargi e re non est. Quod si tamen caeteri, quorum interest, non nomine, sed re, nec pace solum, sed etiam bello, communem nobiscum caussam habere voluerint: nihil in nobis desiderari videbunt. Etsi enim pacem propriam S.R. M^tas quocunque voluerit horâ obtinere poterit; urgentibus etiam dictis rationibus: quia tamen non ignorat, quantum referat, Austriacae Domûs potentiam prius saltem ad aequitatis libram reduci; non facilè a bello resiliet, quamdiu spes ulla melior supersit. Eo animo iam in Suecia legato Anglico Flutwed conditiones

*) Zie boven.

[p. 101]

foederis offensivi et defensivi proposuit, quas singulis diebus jam hîc exspectatus, referet in Angliam. Optionem dat Regi Britanniarum, ut vel directorium belli Regno Sueciae relinquat, se tantum ad subsidia, in milite, pecunia, classe, ferenda obstricto; vel suum proprium bellum faciat, praefixo utriusque exercitibus eodem scopo, et mutua semper correspondentia ac cooperatione stabilitâ: prout me articulos brevi missurum spero. Residentem etiam Gallicum hoc ultimo decreto expedivit, si Rex Christianissimus ipse quoque reipsa bellum Imperatori denunciare voluerit, se pacta Wismariensia rata habituram, omniaque ex parte sua masculae executioni tradituram, donec pristini statûs securitas amicis et Imperio restituatur. Haec pro tempore scribenda habui, caetera famâ publicâ, constant. Valeat E.T. ex voto, faveatque

Hamburg,

10/20 Martij 1637.

(manu propr.) E.T.

Observantissimo

J.A. Salvio.

(Postscr. manu propr.) Brandenstein habuit ante sesqui-annum potestatem a Regni Cancellario, cum omnes a nobis deficerent, pacem in aula Caesaris faciendi. Jam ante quindenam, missis (hu)c Baldus: S.R. M^tis literis, ei penitus praescissa est. Haec E.T. secreto, e(t conf)identer.

[p. 102]

N^o. 3. (In integrum manu propr.)

Recepta 25 Junii.

ILLUSTRISSIME ET EXCELLENTISSIME DOMINE^*).

Octiduum est ex quo Holmiam feliciter veniens res omnos prospero in statu reperi. Abiit sine meis ad Excellentiam Vestram literis proximus nuncius, quod oportuerit ire obviam Regni Cancellario. Eum in arce Möreby, antiqua Oxensterniorum sede, nunc ad Regni Thesaurarium spectante inveni, receptus eo vultu qui et pristinum affectum et benevolentiam erga me ostenderent; de rebus omnibus interrogatus, et vicissim, quantum quidem brevitas temporis permisit, informatus, haec nunc habeo quae Excell. V. communicem.

Classis transportandis in Germaniam militibus propemodum instructa hic in portu iacet, Peditatus conscensionem expectans (quantum quidem hoc in loco ingredi naves debent, nam per provincias distributus diversis e locis mare intrabit) ei ad Upsaliam lustrando abest Dñs de la Gardie^†) caeteris e provinciis alibi expedientur, omnino ut maturam transportationem sperare debeamus, nisi quod parumper retardet nondum maturum anni tempus praebendo equitatui pabulo. E Germania hesternus dies omnia adhuc prospera attulit; Bannerij litterae docent fortem suorum animum esse et optimam spem de tuendis castris quae ad Torgaviam mu-

*) Schmalzius of Smalze is minder bekend dan Salvius. Hij was ook in Zweden in staatsbetrekking, misschien in den Rijksraad. Hij komt nu en dan in de brieven van Grotius voor, die reeds van 1635 af, een jaar vroeger dan Salvius aldaar optreedt, aan hem schrijft.

†) Dezelfde door wien de laatste brief dien wij leveren geschreven is.

[p. 103]

nitissima habent; Leslium discedere permisit, ut iunctus Kingio et Hassiacis in Westphalia partem aliquam hostium trahat; multisque rationibus consilium suum Senatui approbat. Quae de consiliis novi Regis Romani et aulae imperialis reformatione referuntur, certiora a vobis expectamus. A Polono vel Dano nildum apparet esse cur quidquam hostilitatis metuamus. Partem suae classis Danus in oceanum misit, etsi reliqua cum parte insecuturum spargit; consilia se brevi prodent. In caeteris est hic rerum facies universa, is nostrorum animus ut optima quaevis speranda videantur, et nisi totius orbis conspiratione deserti frustremur, gloriasa quaevis putare debeatis. Cuncta in dies in melius instituuntur, ingentesque insumsit labores Dñs Cancellarius, ut et consiliorum ordo et administrandi ratio stabiliretur, reditus regni augerentur novo instituto hic telonio ad formam Amstelredamensium, a cunctis etiam nobilitate (quae semper exempta fuit) persolvendo; minae argenti, cupri et ferri rectius curarentur; educatio reginae separatim a matre fieret; aula reginae matris quâ agit libidine querendi et conviciandi reformaretur; in Academia Upsaliensi professorum indiligentia et juventutis petulantia tolleretur; Holmensi urbi inter caetera etiam mercatûs generalis instar Francofurtensium privilegium indulgeretur; nova urbi facies, nova aedium et platearum forma imponeretur, cuncta non senescentis, sed surgentis reipub. indicia. Occupant tales curae magnum Dñi Cancellarii animum, multa jam perfecta, multa restant; In Germaniam reditum certo meditatur, nildum licet constitutum sit. Barclaius^*) publice nondum auditus est, quod senatores iam si congregent, in privato ita loquitur, quasi constitutum sit Alexandro (regi Angliae) nil cum lactucis (Gallis) ingredi nisi fragae (Suedi) intersint et odore suo cuncta solident, paratus totum Pindarum (Electorat. Mogunt) electioni Sophorum (Suedorum) permittere. Caeterum haec a

*) De Engelsche gezant.

[p. 104]

Xenocrate (Cancellario) ita accipiuntur ut nil credat; inanibus tu fidem facere

B	a	r	c	l	a	i	u	s
11.	27.	4.	12.	7.	49.	8.	48.	19.	113.

vult, honore

a	u	r	e	i		p	e	r	i	s	c	e	l	i	d	i	s
27.	48.	4.	33.	8.	273.	5.	52.	4.	8.	19.	12.	33.	7.	37.	10.	71.	32.	246.

quem Miltiadi (Cancellario) Alexandrum (Regem Angliae) dare velle refert in secreto. Quae fient postmodum nunciaturus sum. Literae vestrae tres priori nuncio de dato IX. X. XI. Aprilis redditae sunt, gratissimae toti senatui. Ego nullas dum accepi postquam Hagae fui, caeterum expecto; et quaeso ne Excell. vestra unquam obliviscatur observantiae et affectûs quo in ipsum ac domum ejus flagro.

Excell. vestr.

Humillimus et obsequentissimus servitor,

Smalze.

Holmiae die 6/16 Maii 637.

(in marg.)

Barclaius singulis e administratoribus una cum regina designata et Dño Johanne Oxensternio equum ex Anglia apportatum nomine sui regis dedit.

N^o. 4.

Recepta 23 Junii 1637^†).

EXCELLENTISSIME DÑE LEGATE.

Belli ratio in his oris haec est: Wrangelius ad Oderam haeret, Schwetae supplementa e Suecia expectans, Pomera-

†) Grotius meldt in ep. 15/25 Junii, n^o. 781. den goeden ontvangst dezer letteren. - Zie voorts Grotius brieven van 12/22 Mei, n^o. 769. - 19/29 Maji, n^o. 771. - 9/19 Junij, n^o. 778. - Nu volgt Grotii ep. 8 Aug. n. st. n^o. 805.

[p. 105]

niae interim et Megapoleos tutelae intentus. Banerius et Lesle Torgaviam tuentur. Landgravius cum Kinge ad Rinteliam Wisurgi adjacent. Isti nullus praeter Brandenburgicum, hostis opponitur; qui quidem celum terrae miscet, interna omnia externaque subsidia invocans, ut nobis Pomeraniam vi extorqueat. Nam et Dano Polonoque, quantum eorum intersit, ne Sueci pedem ibi figant, operosè exaggerat et simul cum Imperatore consilium opemque singulorum Imperij Ordinum literis evocat, Pomeranis ipsis ad arma in nos capiendum instigatis. Illis Götze, Hatzfeld, Saxo, propriis ac Darmstadiensibus nec non Luneburgicis copiis incumbunt. Qui aliquoties Torgaviam vi nostris eripere frustra tentarunt; loco, munimentis, annonâ, pabulo in aliquot adhuc menses securam. Quin et hostis non minus cum fame caeterisque castrorum incommodis, quam nobiscum conflictatur: ut speremus Banerium tutò expectare posse, tum militis e Suecia adventum, tum Winariensis et sociorum diversiones. Landgravius Cassellis Paderbornam meditatus est. Sed superventu junctarum Gelenij, Isolanij et de Waerthij virium coactus est Wisurgim ferè Mindam usque repetere; ut et hostem ex Hassia eliceret et Melandro Ruthwenoque commodius augeretur; et, si gravior incumberet hostis, per pontem Mindensem receptum in Brunsvicensibus captaret a Banerio. Id solum grave omnibus accidit, quod ubique ferè cogantur defensivè bellum trahere donec socij hostem distraxerint. Et certè sociorum tarditate infortunia cuncta augentur! Monendi igitur videntur tam Batavi quam Galli ut per literas singulis dictorum Ducum constantiam et auxilia prompta promittant. Polonus faedera cum Moschis ac Tartaro contra Turcam tum matrimonialia tractat. Danus Hamburgenses commercijs vexat et legatos ad Electores Catholicos ac Imperatorem misit, sive pro firmando vectigali Albino sive pro Episcopatuum securitate sive pro reassumendo tractatu pacis. A neutro quidquam vel impedimenti vel solatij hoc Germanico bello speratur. Primâ die Maji convenit Senatus Regni,

[p. 106]

ultimâ ejusdem Ordinum deputati, Stocholmiae; extrema capturi pacis bellive consilia. Cujus conventus finem sequetur fortè Regni Cancellarii reditus in Germaniam. Interim peditatus jam petiit, equitatus ob pabuli tarditatem fine Maji petet portûs Regni in Pomeraniam nostris subsidio trajecturi. - De Pace haec habentur. Marchio Brandeburgicus ante quindenam significavit Legato Bielcke se tandem plenam ab Imperatore potestatem cepisse ut de praeparatoriis futuri tractatûs (loco, tempore, personarum mutuâ securitate ac potestate etc.) nobiscum ageret. Nos colloquium parumper distulimus, dum certiora e Suecia et sociis resciremus. An igitur et quando aliquid procedet, adhuc incertum est. Franciscum Albertum Lawenburgicum nuper Wienna discedentem jussit Rex Romanorum Banerio dicere, si potestatem seriò pacem tractandi haberet, se ei conditiones non iniquas propositurum. Et quidem si Sueci pacem Pragensem intactam sinerent, nec agri quidquam ab imperio peterent (quem dare, in ejus potestate non esset!) se iis chartam biancam missurum ut in caeteris qualem vellent pacem inscriberent. Caeterum quid de Brandenstenio (tantoperè hactenus proclamato pacis parario) nuper mihi scribit Banerius, ex inclusis liquet: undè haud difficulter licet conjicere ipsum nec pacem nec bellum cuiquam amplius facilè facturum. D'avausius ante paucos dies Diepâ huc mari appulsus visitanti mihi respondit se, nec in Daniam, nec Poloniam nec Sueciam, sed hinc cum Marchione St. Chamondio rectâ Coloniam cogitare, spectare tantum prius utrum Suecia simul eò mittere velit. Lutetiâ tamen ad me scribitur, eos etiam Feuquerium expectare, ut Hamburgi anti-conventum Coloniensi oppositum molientur. Illi nos urgent, ne soli pacem tractemus. Assentior optimum esse, ut nonnisi communiter et universalem pacem statuamus. Sed obtestor eos, ne solum pacem nobiscum communem velint. Veris enim foederatis tam damnum quam lucrum communia esse. Si quid amplius seu pace seu bello memoratu dignum acciderit, non deero referentis officio. Interim E.T. Deo, et me

[p. 107]

suo consueto favori animitus commendo. Hamburgi d. 12/22 Maji A^o. 1637.

(manu propr.) E. T^ae.

Observantiss. quoad vixero,

J.A. Salvius.

N^o. 5.

Recepta 26 Julii 1637^*).

EXCELLENTISSIME DÑE LEGATE,

DÑE OBSERVANDISSIME.

Ratio belli in his oris pro tempore haec est: Banerius adhuc Torgaviam tenet, annonâ, pabulo, munimentis ita firmatam, ut etiamsi Caesareani se eum sacco inclusisse glorientur, ipse tamen magno animo ad me scripserit, se etiamnum ligamen sacci in sua potestate habere. Supra Torgaviam, Misniae, uno ponte, altero, milliare infra ad Pretzsch, Albis ripas iunxit hostis. Sed dum inferiorem pontem ipse munit, Banerius Misniam nuper urbem diripuit. Certum tamen est, eum iam, si unquam, valde ab iis, undique in se confluentibus coangustari: ut nisi Deus inprimis, tum socii bellorum Vinariensis, Auriacus, Landgravius, Wrangelius, celeri diversione vim Caesareanorum ab eo distraxerint, res bellica in his oris non parum nutare videatur. Wrangelius Pomeraniam, potissimum a Brandenburgico, Suecicis

*) Den goeden ontvangst dezer letteren meldt Grotius bij zijn schrijven van 21/31 Julij. n^o. 799. - Zie voorts Grotius' brieven van 10 Julij novi Cal. n^o. 790. - 7/17 Julij n^o. 792.

[p. 108]

am rebus infensissimo, tuetur; majus robur e Regno, ubi 1/11 Junij naves conscendere debuit, et e Magna Britannia aliquot legiones expectans. Sed et illud adversi venti et harum in Albim Visurgimque appulsum Rex Daniae, hactenus impedivêre. Rex non tam id facit odio nostri, fretum enim Scaniae spontè nobis offert; quam captando favori Caesaris, in obtinendis prolongatione vectigalis Albini, neutralitate pro Archiepiscopatu Bremensi, ac severioribus in Hamburgenses Decretis: tum metu, ne nî hostes Imperatoris impediverit, feudo Holsatiae privetur.

Quicquid sit, hae tamen remorae, infortunia Banerij trahunt!

Landgravius captâ per deditionem Vechtâ, Furstenoviam adortus, per Renam tandem, Hermanstenio subvenire intendit: potissimum si copiis Rantzovij, quarum hic stativis destitutus vixdum 2000 coëgit, obfirmetur. Princeps Auriacus, expeditioni paratus, progressum tamen dicitur recusare, donec promissa pecunia Gallica numeretur, et exercitus Regis Christianissimi promoverint.

De Vinariensi multa hactenus spes, tendere eum robusto cum exercitu in Imperium. Verum pridie literis Lutetianis nunciatur, revocatum eum a Rege Galliarum, ut Ducibus Rohanio et Longavillano iunctus, irrumpenti in Burgundiam Carolo Lotharingico opponatur.

Ita fit, ut qui vim hostilem a Banerio distrahere deberent, ipsi hinc inde variis diverticulis distrahantur. Quo rectius tamen E. Tua intelligit, quantum momenti situm sit in unico illo Banerij exercitu sustinendo: eo impensius eam obtestor, ut quod sua etiam sponte facturam eam non dubito, ubi poterit, voce, scriptis, nunciis, suadeat, hortetur, urgeat tardantes, ad masculam maturamque expeditionem!

De pace quod scribam, nihil est. Initio hujus mensis congressi sunt ad Oderam Subdelegati Suecici et Marchionis Brandenburgici. Et quanquam etiam hic qualemcunque potestatem a novo Imperatore monstrarit, ad bina tantum ca-

[p. 109]

pita praeparatoriorum tempus ac locum: in nullum tamen alium finem sui convenêre, nisi ut nostratium inclinationes audirent, ac referrent. Ita illusorius fuit totus iste congressus. Nec serio acturum hostem verosimile est, antequam suos adversus Banerium hac aestate eventus armorum viderit! Conventum Coloniensem, itidem haerere intelligimus. Caesar cum Electoribus Ratisbonae Decretum fecerant, ne cum Regnis Sueciae Franciaeque nisi separatim tractetur. Rex Galliarum separationis insidias et pericula praevidens, missurum Coloniam se negat, nisi conjunctim tractetur; eoque nomine tam pro sociis faederatisque quam suis, salvi conductus literas simul accipiat. Suecia quoque facile intelligit conjunctum et universalem tractatum, particulari divisoque praestare. Sed nec invitae parti adversae obtrudere se potest: nec ullus mediator adest, qui vel eam vel Imperatorem ad alia disponat, praeter uni tantum parti addictum Pontificem. Qui etsi nuper, pro conciliandis tribus potissimis Romanae Ecclesiae capitibus, Imperatore, Gallo, Hispano; iuxta tamen etiam pro omnium praetensorum haereticorum extirpatione jubilaeum promulgavit. Quae potest autem esse confidentia inter eos, qui infamibus titulis haereseos et Antichristianismi quotidie se mutuo lacessunt? Rex Galliae quidem Reginam Sueciae Coloniam invitat, sollicitatâ etiam pro eadem ab hostibus securitate. Sed nec pars adversa mediatorem commode agit nec accessoria, cum dignitate principalis, directorem. Sed nec Sueci in sua libertate futuri essent Coloniae, civitati inter media Imperatoris, Ligae et Hispaniarum arma sitae. Adeoque si vel ad Venetorum tandem, nuperam invitationem suos eò ablegarent, tot tamen ibi difficultates tam in materia quam formâ emersurae videntur, ut prosperos eventus vix liceat ominari.

Quae omnia cum cernat Gallia, misit legatos suos Marchionem St. Chamondium et Davausium Hamburgum, ut si aliquis inter Sueciam et Imperatorem tractatus in his oris

[p. 110]

illuxerit, eundem quoque hîc frequentent: vel, si id per alteram partem non licuerit, ut saltem divisis operis, alter nobiscum Suecicam, alter Coloniae Gallicam tandem pacem absolvant. Quin et alteram caussam eorum adventus esse, foedus Anglo-Gallicum, conclusum quidem, ut fertur, Parisijs; subscribendum tamen et a caeteris, quorum interest, huc remissum. Expectari eo nomine Thomam Roë et Secretarium Windebanck brevi ex Anglia; et Cracovium quendam e Batavis, ut hîc unâ cum Suecis Gallisque et Protestantibus ex Imperio Romano Ordinibus, communiter conveniatur de conditionibus universalis pacis, Caesari per Anglum postea offerendis, ut si eas acceptarit, communis pax facta; sin recusarit commune faedus pro icto, commune bellum pro decreto habeatur. Sed de hoc ultimo consilio nihil adhuc vel scire se profitentur legati Gallici: vel quod ego quidem sciam, ab ullo in Sueciam relatum est. Vereor tantum, ne artes potius sint tractatuum tractu detinendi Angliam a nocivis, cum solida ab eadem consilia vix sperentur! Haec habui pro tempore cum E.T. communicanda. Quam hisce divinae tutelae, me vero consueto suo favori animitus commendo. Hamburgi die 20/30 Junij Ao. 1637.

Exc. T^ae.

(manu propr.)

Observantissimus

serv(us

J.A. Salvius).

(Superscriptio:)

A Monsieur Monsieur Grotius

Ambassadeur de Sa Maj.^té de Suede

à

Paris.

12 Ss.

[p. 111]

N^o. 5a.

P.S.^*).

Jamjam Dñ Davaux me visitavit, cum Secretario suo reverso. Perstat, in uno nobis termino retinendo. De bello in Regem Hungariae decernendo non putat fore controversiam. Forte etiam contenti erunt Galli Coloniae tractare, et res suas Germanicas: et nobis hîc minorem legato personam adjungere: modo nil concludatur, nisi simul utrobique. Cracovius, Residens Dn. Ordinum in Dania, hodie hac transijt ad prius officium; negans sibi adhuc quidquam mandatum de faedere Gallo-Britannico, quod adhuc Hagae tractatum iri putat. Manebit tamen Haderslebiae in Holsatia per hyemem, ut, si quid sibi imperetur, hîc adfore subitò possit. Plura proximè.

*) Geheel met de hand van Salvius. Dit P.S. schijnt, naar den inhoud te oordeelen, tot een brief te behooren die hier gemist wordt, doch tusschen n^o. 5 en 6. plaats zal moeten vinden.

N^o. 6.

EXCELLENTISSIME DOMINE LEGATE^†).

Quod si verum est quod rerum militarium prudentes asserunt, entre tous les grands faicts de la guerre, estre le plus grand de faire une honorable retraite, certè Banerius summam fortitudinis et prudentiae laudem meritus est, in reducendo exercitu suo Torgaviâ Stetinum. Evocavit enim Imperator plerosque Duces suos, Gallassium, utrumque Götze, Hatzfeld, Marazin, Geleen, Schwartzenberger, Klitzing, cum universis ferè copiis non tantum, suis, sed etiam

†) Den goeden ontvangst dezer letteren meldt Grotius, d. 12/22 Aug. n^o. 812. - Zie voorts Grotius' brieven 19/29 Aug. n^o. 814. - 5 Sept. novi Cal. n^o. 818. - 9/19 Sept. n^o. 825. - 9 Oct. no. st. n^o. 839.

[p. 112]

Ligae Electorumque Saxoniae et Brandenburgici, ut, unicum illum Banerium, cum virtute nequirent, numero saltem pessumdarent, omnibus aliis imperii limitibus interim desertis ac derelictis. Qui vastus conatus, si, quod Deus avertat, ex voto successisset, quilibet facile iudicare potest, quid, Suecis debellatis, de Bataviâ, Galliâ, Italiâ, ac potissimum protestantibus Imperij Ordinibus a pace Pragensi exclusis, fuisset futurum. Nunc per Dei gratiam ex eorum faucibus elapsus, vetera Magni Gustavi munimenta Stetini reparavit, ubi securus hostem exspectat, distributo equitatu suo in citeriorem Pomeraniam et Neomarchiam, Wrangelio Anclamium cum suis copijs digresso. Quae judicia mihi hodie Stetino de nostris, de hoste, scribuntur, ne longior essem, inclusi. E quibus de caeteris conjecturam facere licebit. Vix possibile videtur, tam numerosum exercitum (se ipsos n. ad 60000 aestimant, a nostris ultra 30 m. praeter impediment(a) aestimati) diu iis in locis simul contineri posse, ob annonae pabulique penuriam. Et hodie Berlino nunciatur, moveri Croatos cum Gallassio et Gelenio versus superiora. Si n. manserit, se ipsum consumet: sin se diviserit, relicta pars, cum Deo, nostra erit! Landgravius cum Kingio et Ranzovio, Visurgi relicto, his diebus Westphaliam repetunt; ubi magnos progressus facturi sperantur; evocatis inde Werthio in Bavariam vel Burgundiam, in Brabantiam Piccolomineo, Principe Auriaco Bredam, Gallisque cum triplici exercitu Artesiam infestantibus. Benfeldio et Argentinâ hodie literas cepi, quae continent, reliquias Lotharingici caesas a Vinariensi, Duce ipso saucio Vesontionem illato, et iam transitum Rheni serio urgeri. Faxit Deus, ut Gallici Batavicique Duces strenuè suis quique locis pergant, sentient, cum bono Deo, masculè secundantia arma nostra. De pace nihil auditur. Mera n. ludibria fuerunt Brandenburgici tractatus, lucrando tempori conficta, donec omnes .... Duces coirent. Sed malum consilium consultori pessimum: ...... enim sibi ipsi subditisque suis tot cum hospitibus irreparabi ......

[p. 113]

nobis majora commoda. Foedus Anglo-Gallicum omnino conclusum asseritur. Evocato in Galliam St. Chamondio (intra paucos dies hinc discessuro) Davausius Baronem de Rorté^*), nomine Galliae, Averius alium, in Sueciam hac septimanâ expediunt, significatum acta, invitatumque S.R. M^tem ut legatos Hamburgum mittat, subscripturos quoque dicto faederi. Dñ de Wyk nomine Angliae, Galliae v. Dn. Chamondius, Regem Daniae invitant. Princeps Palatinus cum Poswelio (an Charnace etiam incertum hîc est) Batavos. Sed reverà mihi fassus est

t	au	q	f	e
39.	102.	65.	54.	85.	121.

foedus quidem delineatum esse, non autem vel datum, vel signatum, imò nec in formam instrumenti redactum, adeoque nihil inter Angliam Galliamque conclusum, nisi articuli a caeteris quoque quorum interest, signentur.

Ita meo quidem exiguo judicio, aliquid quidem valiturum magnifico nomine videtur terrendo hosti: re vera cassum et inane, effectu tandem nullum fore.

Quid n. si seriò ageretur, ante annum sperari potest?

Intra quod tempus, bone Deus, quam multa cadent intra calicem et labra suprema. Exspectavi diu et adhuc exspecto nuncium e Suecia peculiarem cum ratihabitione pactorum Wismariensium et mandatis, quid circa ejus traditionem reciprocè stipulabor. Certa quidem est, sed lentè procedit, ob tarditatem procedentium in Germaniam armorum Gallicorum. Ignoscat quaeso E.T. libertati calami. Caetera secum reputet. Valeatque et faveat

Exc. S^ae.

(manu propr.)

Observantissimo

servo

(sig.) J.A. Salvio.

Hamburg.

25/5 Julij. 1637.

25/5 Aug. 1637.

*) Rortheij in Champagne?

[p. 114]

N^o. 7.

(Descripta manu longe recentiori, latinae linguae ignara).

EXCELLENTISSIME DÑE LEGATE,

DÑE HONORANDISSIME^*).

Redeunte in Gallias illust. Dñ. St. Chamondio, redire cum eo Secretarius ejus, praefatium exhibetur (?) Dn. Scharpie, noluit, sine commendatitiis ad E.T. meis. Magnopere suspicit, veneratur et amat E.T., nihilque ardentius cupit, quam ut E.T. conversatione fruatur. Mirum his in oris familiariter vixit, eumque ob multas virtutes dilexi, non dubito, quin talem quoque se exhibeat E.T., ut amore suo dignus videatur. Itaque huc tantum innuisse suffecerit. - Dñ Davaux nobiscum Hamburgi manet, eadem potestate quâ hucusque Dn. S. Chamondius. Baro Rortraeus^†) his diebus in Sueciam discedit ut certam faciat S.R. M^tem quod nec pacem, nec inducias tractaturus sit Rex Christianissimus cum hoste, nisi simul cum Suecia, deinde ut ratihabitionem pactorum Wismariensium urgeat, et invitet S.R. M^tem ad mittendum legatos Hamburgum, pro acceptando quoque foedere Anglo-Gallico. - Rex Daniae invitatus à S. Chamond et Dñ de Wyk, rondit^§), se suos missurum et se propius declaraturum, cum foederis articulos viderit. - Utinam hoc commune foedus et commune bellum, brevi sequatur. Ex omnibus n. indiciis manifeste apparet, Domum Austriacam nolle pacem honestam et universalem, nisi cogatur, cogi a.

*) De ontvangst dezer letteren meldt Grotius d. 7/17 Oct. n^o. 845.

†) Rortraeus, de Rorté van de vorige blz. komt ook in den volgenden brief voor.

§) respondit

[p. 115]

aliter vix poterit. Turca quoque gladios exacuere scribitur ut ex altero eum latere urgeat. Banerius ad Stetinum haeret, Wrangel ad Anclam. Colligunt undique, tolerant (?) et parant copias suas ad ulteriora. Brevi sperantur in campum proditum^*) cum m/12 equitum et 16 brigadis ut vocant, peditum, et vel pugnae copiam esse datur (si se diviserit, ut iam facit et ob annonae pabulique inopiam facere cogitur) vel magnam aliquam instituturi diversionem. Landgravius cum Kingio et Randzovio in Westphalia Renam cogitant. Valeat his E.T. et me solito suo favore complectatur, qui sum eroque quoad vixero

E. V^rae

Observantiss.

servus

J.A. Salvius.

Hamburgi d. 10 Aug. St. nov.

A^o. 1637.

*) prodituri?

N^o. 8.

Recepta 10 Oct.

EXCELLENTISSIME DÑE LEGATE^†).

Cum omnes E.T. literae judiciorum et consiliorum plenae esse soleant, tum eae quas de 31 Jul. et 7 Aug. ad me

†) Geheel eigenhandig. De ontvangst dezer meldt Grotius d. 14/24 Oct. n^o. 849. - Zie vervolgens Grotius' latere brieven van 4/14 nov. n^o. 861. - van 14/24 nov. n^o. 867 - Van 5 Dec. novi Calend. n^o. 872.

[p. 116]

dedit erant plenissimae. Multa n. ex ijs didici, hisce locis ac temporibus apprimé necessaria. Haec tantum hac vice repono. Tractatus pacis Brandenburgici, sicut in nostri ludibrium et suae pacificae cupiditatis ostentationem, lucrandoque tempori, dum universae in Banerium hostiles copiae coirent, conficti erant: ita, eo elapso, in fumum evanuêre. Margravius n. in Poloniam ivit legatus Electoris ad nuptias Regis Vladislai. Quin et Viennâ nunciatur, utrumque Electorem omni nobiscum inposterum tractatui renunciasse, re totâ Marti commissâ. Sed nec quidquam certi de Coloniensi conventu, indignante licet legato Hispanico, antequam cursor nuncij Pontificij Lutetiâ reversus fuerit. Franciscus Lawenburgicus etiam, pro suo zelo in pace procurandâ, ludibria Viennae reportavit. Quid iam Danicus legatus, Pensius, inde laturus sit, anxie Rex suus exspectat. Pacta Wismariensia in Suecia rata sunt habita, et accinctus itineri secretarius, qui ea ad me deferret. Sed adventus Baronis Rortraei Stocholmiam nuperam eorum missionem distulit. Praeparatoria hîc interim ad eorum traditionem cum legato Davaux peragere jussus sum; quae in eo potissimum consistunt, ut Rex Christianissimus expresse declaret Ferdinandum Tertium, ac Domum Austriacam in Germania, hostem; tum, ut subsidia promissa, justo tempore, et valore monetae, Hamburgi, plené praestentur. Vereor tamen ne Ratificationis traditio adhuc in mensem extrahatur. Nam Dñ. Dauaux praetendit (plane quod de foedere Anglo-Gallico) dicta pacta inter Regni Sueciae Cancellarium et Marchionem St. Chamondium, Wismariae quidem concepta, sed non signata; nulla autem esse, nisi signentur; adeoque non-signatorum ratihabitionem quoque nullam fore. Rogare igitur, ut mihi nova potestas mittatur, eadem secum reassumendi, et praesenti rerum faciei propius accommodata signandi, ut postea a Principalibus utrinque nostris cum effectu ratihabeantur. Lateatne aliquid aliud sub hac nova propositione, judicet et communicet, quaeso, mecum Exc. Tua.

[p. 117]

Interim e Suecia percipio, expeditum inde cursorem Averij Anglici prolegati (hoc enim titulo a suo Rege donatur) cum responso generali, declaraturam se propius S.R. M^tem cum fundamenta foederis Anglo-Gallici e tabulis ipsis cognoverit. Miror autem Reges omnes ad dictorum articulorum approbationem invitari, cum nemine tamen adhuc communicatos esse. Spero me tamen eos hîc brevi consequuturum et T.E. missurum. Atque haec de pace et foederibus. Eram ante paucos dies apud Regem Daniae Gluckstadij, qui me, praeter morem (antehac enim, vivo Rege meo, septies vel octies eum inviseram) honorificentissime habuit, cibo e meris vasis aureis administrato, abeuntem etiam octodecim tormentorum majorum explosione prosecutus. Is inter alia judicavit, foedera omnia infida, Anglicum vero fallacissimum fore. Nec quidquam ab Anglia agi, nisi ut tempus trahatur, dum nova aliqua rerum conversio speciosiorem ei praebeat occasionem se ab omni foedere prorsus excusandi, culpâ nullitatis in alios translatâ. Pacem itaque Suecis, quocunque etiam parario, cuicunque foederi praeferendam! Belli autem ratio haec fere nunc est. Götz sex millia militum in Vinariensem e Pomerania duxit, ut Isolanicis Croatis, nec non Moguntinis, Herbipolitanis, Darmstadiensibus, Mercijanis, Marchionis de Grana, et Lotharingicis copiis iunctus, eundem vel statim disjiciat, vel in Gallias fuget. Quidam etiam Piccolomineum, relicta Brabantiâ, accursurum perhibent, ut ita minantem Bavariae Austriaeque terrorem eo majori saltem numero depellant. In eo igitur sedulo laborandum videtur, ut Rex Christianissimus Vinariensem validiori exercitu obfirmet, nisi agmina ista hostium ipsis tandem Galliis superfundi voluerit. Gallassius nuper totas vires Schwetâ per Prentzlowiam, Anclamium traduxit. Quam urbem, postquam decem dierum obsidione frustra fatigasset, accurrente in subsidium Banerio, deseruit, iter versus Fridlandiam captans, amissis 12 tormentis, 400 equitibus, 1100 peditibus ad Stolpe. Postea Demminum tentavit, extructo illic muni-

[p. 118]

mento; sed a praefecto rei armamentariae Torstenson statim capto, interfectis 300, et 200 in captivitatem abductis, interque eos tribuno Don Felice de Çuniga cum plerisque legionis suae officialibus. Banerius itaque iam Deminij, Wrangel Loytzij, hostium ad Malchin haerentium, consilia spectant, deliberantes de pugnâ tentandâ. Georgius Lunaeburgicus interim suis, Saxonicis, et Brandeburgicis copiis, sub Vitzthumb et Klitzing, urbem Lunaeburgensem cepit, deditam ope rebellantium contra Senatum et praesidia nostra oppidanorum. Albi igitur toto sub eorum potestatem redacto, deliberant iam Grabowij cum Hatzfeldio, ut heri certo mihi nunciatum est, de Wismaria obsidenda. Eo enim nomine Commissarium pridie Hamburgum misêre, qui hebdomadarium ab urbe subsidium postulat, 2000 thalerorum, m/60 librarum panis, 100 tonnarum cerevisiae, cum magna quantitate armorum pulverisque nitrati: tantundem etiam a Lubecensibus: idque ut ab utraque urbe continuetur, quam diu durarit obsidio. Landgravius, cum optandum esset ut aliquid moveret in Westphalia, cum Ranzovianus in Ostfrisia haeret, sive ut hyberna sibi illic firmet, seu hypothecam a sororio Darmstadiensis, sive ut pacatius oblatam a Coloniensi pacem expectet. Non convenit optimum ac strenuum Principem suspicionibus onerare: istae tamen conjecturae a diversis scribuntur. Quoniam igitur videt Exc. Tua, nos totis Imperij Romani viribus hinc inde non parum arctari, vergente etiam in hyemem, quae omnem nobis communicationem cum Suecia per mare brevi interceptura est, autumno; non dubito, quin, quae est sua prudentia et in rebus diffici(li)bus peragendis solertia, sollicite monitura sit foederatos nostros quod e re fore iudicaverit. Quam hisce de caetero divinae tutelae, meque suo consueto furori animitus commendo. H. de 12/22 Sept. A^o. 1637.

Exc. Tuae

Observantiss.

J.A.S.

[p. 119]

(P.S.) Illustriss. Regni Regentes mihi scripserunt, ut omnes E. T^ae. fasciculos aperirem et legerem. Aperui et legi praefationem Regni Cancellario inscriptam, quae editioni Scriptorum rei Scandinavicae praeponetur^*). Summopere certe gavisus sum, id studij non displicere E. Tuae. Oro, et obtestor eam, ut in tam praeclaro proposito pergat. Obligabit sibi totum Septentrionem, praecipuè Sueciam, perpetuâ gratitudine, cum immortali nominis sui honore. - Alias non opus erit mihi seorsim ut scribat inposterum. Sufficit, si suas ad Regni Cancellarium, avec un cachet volant mihi inscribat. Id quod beneplacito tamen suo totum committo; et me suae constanti benevolentiae. Iterum valeat.

*) Hiervan is noch destijds noch sedert onder dien titel iets verschenen, ofschoon G. vóór zijne uittegeven Gothische Historie van Procopius en andere schrijvers over dat onderwerp in augustus dezes jaars eene voorrede schreef en die opdroeg aan den Rijks Kanselier Oxenstiern. Zie Brandt's Leven van de Groot, II. 140-142.

N^o. 9.

Recepta 30 Dec.

HOCHEDLER, GESTRENGER HERR LEGATE,

HOCH GEEHRTER SEHR VEREHRTER FREUNDT^†).

Die Ratification der Wizmarischen Alliance hab ich noch bei mir; undt ist Smaltz noch nicht widerkommen mit der endlichen resolution ausz Schweden. Es schreibet mir aber der Herr Reichs Cantzler, das er ehistes tages kommen solle. Die Zeit wirdts geben. Interim schreibet man von Okien (?) dasz der Reichsvicecantzler Graff Kurtz auf dem wege seije, in Sachsen zu kommen, umb mit Schweden friede zur tractiren. Ich wolte das er nur ahnkäme entwe-

†) De ontvangst dezer brieven meldt Grotius in zijn brief van .. Dec. 1637. n^o. 888.

[p. 120]

der müste der Frantzman oder der Kayser desto bessern kauff geben. Die Englische Herrn Abgesandten alhier sagen, das sie vollmacht bekommen haben, die Englische algemeine alliance fortzusetzen. Davaux imgleichen wartet nur auff die Schwedische und Holländische Deputation. Ein Ehrbar Rath dieser Stadt hat heute, auff des Kaysers befehlch, ahn alle Gresandten, mir auch, begehrt, das wir alhie solche Conventus nicht halten möchten, zum prejuditz des Kaysers und des Reichs. Wir haben uns aber vereiniget, ihnen zur antwort zu geben, dasz sie davon nicht viel weisz werden sollten. Der König in Denemarck hat drey orlogschiff und eine Galleia nach Dantzich spediert, die Polnische Schiffe, wo sie es wehren wollen, mit gewalt von dannen zu treiben. Mit ihnen sind viel frembde Kauffmansschiffe hingeloffen in hoffnung frey ein endt auszzukommen. Dantzich, Königsberg und Chur-Brandenburg setzen sich starck wider Pohlen. Herr Baner ist in persohn zu Stetin, Herr Wrangell zum Greiffswaldt, Herr Lesle zum Stralsund, das Städtlein Wolgast had der feindt wegh, das Schlosz aber ist mit funff Schwedischen Regimenten besetzt. Anklam und Demmin waren den 18/28 Nov. noch unangefochten. King ist in die Westrische Guarnison gangen. Meiander will in Ostfriesland. Man meinet herzog Georg werde die Westrische plätze von dieser seiten, Götze von ferner blocquiren. Befehle E.E. hiemit dem lieben Gott zu aller selbstwunschenden prosperitet gantz getreulich.

Hamburg den 1/11 December 1637.

E.E.

(manu propr.)

Dienstbereitwilligster Knecht

J.A.S.

E. Vestrae literae ultimae, quas hodie

cepi, erant datae 11/21 Novemb.

[p. 121]

N^o. 10.

Recepta 17 Jan 1638.

EXCELLENTISSIME DOMINE^*).

Literas E.T. de 11/21 Novembris, et alteras de 18/28 ejusdem (cum exemplo earum, quas nondum hîc appulso Davausiano nuncio ferendas commisit) cepi: sed posteriores, ut postarum Hamburgensium director affirmat, inter Antwerpiam et Coloniam, apertas. Ex illis video E.T. conjecturas de intentione implendi pacta Wismariensia e parte Galliae: ex his, quid Dñ. Chavigniacus addiderit. Tempus triennale societatis nos currere volumus à 1 Aug. Anni 1636 quo die à S.R. M^te Sueciae rata sunt habita. Atque ideò jam tres terminos subsidij restantis (praeter residuum anni 1637) meritò requirimus, praecipue, cum omnia, ad quae dictis pactis obligamur, e parte nostra reipsa masculè impleta sint; toto fere hoste e limitibus Galliae in nos solos abstracto. Davausius vero et societatem ipsam et consequenter subsidia, non à dato, sed traditione ratihabitionis. cursura contendit; eoque pro postulatis sex tonnis auri, binas (id est unius tantum termini subsidium) de jure deberi vult. Quia tamen reipsa pactoram contenta implevimus, ex aequo et bono offert nobis insuper alterum terminum anni elapsi, altero, ob dilatam traditionem, nos mulctare volens, et ut triennium foederis a traditione instrumenti incipiat. Hanc controversiam, ob deficientia utrinque mandata, coacti sumus, ego per Smaltzium in Sueciam, ille cum suo secretario in Galliam referre. Cum verò neuter eorum adhuc reversus sit, etsi Smaltzium in dies expectem, haeremus adhuc in pice, nec ego instrumentum ratihabitionis tradere au-

*) Grotius antwoordt d. 13/23 Jan. 1638. n^o. 899.

[p. 122]

sus, nec ille pecuniam. Interim residuum anni 1632, ut ex priori foedere debitum, jure exactum et solutum est Dñ. Heuftio^*), ex quo quantum adhuc reliquum habuerit, quaeso, monitu E.T. Hamburgum cambijs remittat. Mandatum n. mihi est, ut quicquid eius cepero, in Pomeraniam mittam. De altera controversia, loco nempè tractatus pacis capiendo, convenimus ita, ut Galli Coloniae, Sueci Hamburgi vel Lubecae, tractemus; simul tamen tempore et libertate utrique relictâ, ut nos aliquem Coloniae (si non legatum, saltem quocunque titulo) Galli viceversa apud nostros habeant. Intelligo autem hoc casu, Gallos Coloniae tantum res Hispanicas, hîc vero nobiscum pari passu res Germanicas, idque per aequalem nobis dignitate legatum peragere velle.

Tertium erat de bello in Ferdinandum Tertium profitendo. Quod quidem quia primo foederis articulo continetur, nos tantum majoris lucis caussâ requirimus, ut iam publico scripto (Manifestum vocant) expressè fiat a Rege Christianissimo. Quod quidem futurum initiò mihi promisit S. Chamondius, monstrato, quod eo tempore penes se habuit, dicto Manifeste; sed jam a Dn. Davausio haud necessarium putatur, asserente, ipsis foederis verbis satis nobis cautum esse. Quamquam de hac ultima controversia parum adhuc dubij ipsi moverim. Super his omnibus libenter haberemus E.T. judicia. - Heri Coloniâ nunciatum mihi est, advenisse tandem eo literas salvi conductus Caesareas, non solum pro Gallicis, sed et Suecicis et foederatorum Germanorum Deputatis. Quod si earum, ut et Plenipotentiae Gallicae, Hispanicae, Caesareae exemplar habere poterit E.T., rogo, nobiscum communicet; ut iis examinatis, si legitimae fuerint,

*) Heuft of Hoeufft, nederlandsch bankier te Parijs. Zie meermalen bij Groen van Prinsterer, Archives de la maison d'Or.-Nass., 2e Série, T. III et V. en in de Table des matières. Het geslacht is, gelijk bekend is, in 1844 in den persoon van ons medelid Mr. J.H. Hoeufft te Breda nog niet uitgestorven.

[p. 123]

nostros quoque maturius accommodemus: id, n. mihi a S.R. M^te Sueciae mandatum, est. Potissimum verò scire cuperemus, utrum Imperator appellet Regem Galliarum Serenissimum et potentissimum simul? et an hic ei vicissim titulum Majestatis tribuat? e.g. utrum V^ram M^tem vel V^ram Serenitatem scribat?

De pace his in oris alias nihil certi habetur, silente prorsus tractatu Brandeburgico. Scribitur tamen Caesar pacem cum Suecia particulariter ambire, eoque nomine vice-Cancellarium Curtium ante tres septimanas Viennâ expeditum in Saxoniam, ut agat cum Ordinibus tam de hospitatione exercitus quam de dictâ pace, si tulerit occasio. Si quid ejus intellexero, significabo E.T.; consilium vicissim suum expectans, quid facto opus putet, si advenerit.

Banerius Stetini haeret, Wrangelius Grijphiswaldiae, Leslaeus his diebus Stralsundio in Scotiam mari trajecit. Exercitus in hyberna concessere: Banerij in citeriorem Pomeraniam et Neomarchiam: Wrangelij equitatus in Rugiam et Usedom, peditatu praesidia praecipua firmata sunt. Gallas Anklamium, Bredaw Deminum obsidere dicuntur (neque n. certae literae jam inde ob itinera praeclusa habentur) sed sperantur irrito conatu, nec sine damno, ob annonae pabulique penuriam et ingruentem hyemem, equorumque pestem, illinc brevi recessuri. - Kingius cum suis se recepit intra praesidia nostra Visurgica: Melander cum Rantzovianis ad confinia Ostfrisiae, Götzius ad loca Rheno vicina. Lunaeburgicus in suo se continet. Expectandum igitur iam passim quid tractatuum vel consiliorum frigus hyemis in ver futurum parturiat. Stocholmiae ad 13/23 Jan. Comitia Regni indicta sunt. Legati Tartari Precopensis et Transylvani quid illic proposuerint, nondum plene rescivi. Rex Daniae tres naves bellicas cum celoce Dantiscum expedivit, ut omnes intrantes exeuntesque mercatores a vectigali Spiringiano tueatur: non passurus, Regem Poloniae, quod facit, Dominium maris balthici praetendere, nec praejudicium vectigali suo

[p. 124]

Sundano facturum. Interim ipse Rex his diebus Gluckstadium expectatur, hybernaturus in Holsatia, ut praesens eam tueatur a milite Caesareano, et rebus Germanicis propinquior sit. Wikius et Averius Angli Residentes dicunt se mandata iam cepisse de hîc pertractando foedere Gallo Britannico. E Suecia nihil adhuc certi eâ de re habeo. Hisce optime valeat E.T. et feliciter res agat. Hamburgi d. 8/18 Decemb. 1637.

(manu propr.)

E.T.

Observantiss. et addictiss.

J.A.S.

N^o. 11.

(Descripta manu recentiori).

EXCELLENTISSIME DÑE LEGATE
AMICE HONORANDISSIME^*).

Smalzius ante biduum mihi attulit extrema mandata non tantum de traditione Ratihabitionis pactorum Wismariensium, sed etiam de communi foedere Gallo Britannico-Batavo. His igitur diebus, si aequi fuerint quibuscum tracto, non dubito, quin extrema quoque manus imponatur. Versatus etiam nobiscum hîc est prolegatus quidam ex iis oris, quae Austriae orientales sunt, cum delineatione foederis non disparis. Itaque quia Austria nil spirare creditur nisi bellum, verisimile videtur, eam tandem sat bellorum habituram; nisi omnino

*) Van nu af aan ontbreken ons de verdere brieven van Salvius, ofschoon Grotius tusschen dezen en den volgenden brief nog zijne brieven n^o. 908, 915, 921, 929, 933, 965, 978, 981, 995, 1005, 1018, 1078, 1095, 1177, 1183, 1195, 1199, 1203 aan hem afzendt.

[p. 125]

fatum seculi obstiterit. Sueci maximam partem in citeriori Pomerania hybernantur: Caesareani in Megapoli, utrique adhuc, quod sciam, quieti. Neque n. hactenus per aëris inclementiam aliter licuit. Exspectat Gallassius mandata Caesaris manu signata, quorsum exesâ Megapoli, dentes movere debeat. Tremunt boves in Holsatia et trans Albim: sed istos Rex Daniae defensurus creditur: hos ne Jupiter quidem salvaverit. Cum solitudinem fecerint, pacem forte appellabunt. Duo metuenda habent omnes supremi Principes, bellum externorum, subditorum rebellionem. Si ab hac tutus fuisset Imperator, istud parum curaret. In hoc igitur toti jam intenti sunt Caesareani, ut nervos subditis incidant, ne intra seculum amplius arma pro libertate sumere valeant. Idque postquam eos a societate exterorum separarunt, iam strenue faciunt, tamquam clementissimi Imperatoris fidi ministri, favorabili praetextu ferendi, contra Suecos hostes declaratos subsidii, fidelibus suis et Imperii ordinibus. Hoc colore primum plerosque suos Duces et copias in Electoratum Saxonicum induxerunt, specie quidem expellendi Torgaviâ Banerium, re autem verâ, ut, quod Sueci soli nequirent, ipsi Saxonem funditus everterent. Quo obtento, fidelem quoque (si Diis placet) Imperatoris et Imperii Electorem Brandenburgicum visitarunt, ut omnes etiam ejus oves et boves (utinam non etiam homines) e Marchia et Pomerania abigerent. His locis purgatis Megapoli iam inhaerent, ut eam quoque eviscerent. Id cum intra quindenam futurum videatur, nemo dubitat, quin accolas Albis, Visurgis, Rheni ex ordine quoque excutiant, ut circuitu hoc peracto nihil Protestantium supersit, quod non impune contemnatur. Mirum sane est, quod cum omnes et singuli Protestantes haec Caesareanorum consilia et miserias suas videant: videant etiam remedia paratu facilia: ita tamen nescio quo malo Sardonio dementati sint, ut malint velut ridendo mori, quam fortiter libertati supervivere. Sed in ea tempora nati sumus! Foedus perhibetur ictum esse inter Caesarem,

[p. 126]

Hispanum, Polonum, eo fine, ut tota Europa cogatur in unum ovile unius pastoris animo regendum. Sed spero multa casura intra calicem supremaque labra: et Deum quidem permissurum ut prematur, nequaquam vero ut opprimatur coetus suus. Valeat et faveat

E.T.

Observantissimo et obsequiosissimo

S(alvio.)

Hamb. d. 30 Jan.

St. vet. A^o. 1638.

P.S. Visitavi hic Dñ. de Roys, legatum Polonicum, ex Anglia reducem: qui mihi omnia summorum Regum legatis debita officia et honores exhibuit; me vicissim, ante discessum, visitato. Rogavit valde ut E.T. suo nomine diligenter salutarem, multa de suis virtutibus et scriptis honorifice locutus. Increpans priorem legatum Zawatschium, quem potius sacrificulorum quam Regium legatum vocavit, quod visitari noluerit ab E.T. et a Dño Camerario.

N^o. 12.

Recepta 23 Aug.

(Descripta manu recentiori).

ILLUSTRISSIME DOMINE LEGATE^*).

Negocia, quae mihi cum exercitibus et re militari intercedunt, non permittunt, ut, quod desidero, toties E.V. scribam, quoties fasciculos accipimus. Quod spero eam fa-

*) Grotius vermeldt dezen brief als ontvangen, d. 27 aug. 1639. (n^o. 1233).

[p. 127]

venter interpretari. Non tamen intermittam, quoties aliquid digni occurrerit, perscribere. Anget nos hodie appulsus de immatura Ducis Vinariensis nuncius, rei publicae Evangelicae hoc tempore magnopere nocivus. Sed solabimur nos Dei dispositione, cuncta, et quae nobis mala videntur, in bonum vertentis. Fortasse Deo placuit sublato prius Rege nostro, sublato iam altero heroë, monere, non in principibus, nec in filiis hominum, sed in se solo spem ponendam esse. Aufert is saepe magna ista nomina, ut data per minores victoriâ evidentius ostendat sibi soli Exercituum Domino eam tribui debere. Is, ut hactenus, ita in posterum quoque faciet! Sed et fortissimi viri Dni Ramsaei mors juxta nobis hodie confirmatur, non sine suspicione apud Germanos hactenus insolentis, veneni. Utrique Deus beatam resurrectionem donet! Nec pepercit tamen idem malum Domus Austriacae, sublatis quoque intra octidui spatium, duobus Imperatoriis filiis. Et fama iam fert, quamquam nondum certa, ipsum et Saxoniae Electorem naturae debitum solvisse. Caeterum quid nunc futurum sit de Brisacio et conjunctione Landgraviarum copiarum cum Vinariensibus anxie exspectamus: sperantes tamen relictos in illius exercitu officiales strenuorum virorum, ut morienti Duci promiserant, officia facturos, donec pacem optatam obtineamus. Ultimae Banerii literae erant de 20/30 Junii in quibus hoc tantum scripsit, cepisse se 7 Junii a Croatis 17 signa. Quid ab eo tempore in Bohemia actum sit, ignoramus, viis omnibus intutis.

Copiae Pomeraniae Landsbergam tendunt, nulla dum re peracta. Westphaliae Eichsfeldio inhaerent, ut se augeant et Westphalia interim respiret. Rex Daniae tranquillus agit Glückstadii. Quaesivit nuper in Suecia extremas pacis conditiones. Sed rogatus est eam rem differre ad tractatus universales. Neque n. in Suecia nota esse singulorum, quorum interest (interest autem fere totius Evangelicae Europae) gravamina. Interim Brandenburgici, duce quodam Hermanno Boots, lectis aliquot in Prussia et Curlandia copiis, Li-

[p. 128]

voniam initio hujus mensis infestare ceperunt. Sed a praesidio Rigensi fortiter trans Dunam vicissim repulsi sunt. Si rosa Brandenburgico solo pendet, brevi evanescet. Sin Polonos quoque trahit altioris momenti erit. Quidquid sit, a Vienna originem ducere fabricatoribus Curtio et Arnimbio, nullum videtur dubium. Sed et isti malo remedium moeniamus^*) cum Deo, cui E. V^ram animitus commendo. Hamburgi die 23 Julii stilo loci A. 1639.

E. V^rae.

Ad studia et officia

paratus

J.A. Salvius.

*) Inveniamus?

N^o. 13.

Recepta 29 Nov.

MAGNIFICE ET GENEROSE DOMINE LEGATE,
AMICE COLENDE^†).

De adventu filij mei in Galliam, et in primis Parisijs, nevissimae M^ae. Tuae literae me fecerunt certiorem, quae non vulgare humanitatis erga illum prodidêre documentum, dum de qualitatibus eius et studiorum profectu extra adula-

†) Geheel eigenhandig. Aan Grotius gerigt. Jacobus de la Garde, meer bekend als de la Gardie, in Grotius' brieven ook wel de la Guarde geheten, tweede zoon van den Zweedschen Opperhofmaarschalk en krijgsheld, Pontus de la Gardie, werd geboren d. 20 Junij 1580 en overleed zelf als rijksmaarschalk van Zweden, in 1657. Hij huwde in 1618 en had vier zonen. Welke hunner in dezen brief van 1642 aan Grotius aanbevolen wordt, blijkt uit denzelven niet; waarschijnlijk de oudste, Magnus Gabriel genoemd, geboren te Reval en na zijne buitenlandsche reis tot hooge posten in zijn vaderland geroepen. Zie over Jac. de la Gardie zelf, o.a. de Woordenboeken van Hoogstraten en van Luïscius, in voce. Reeds van mei 1639 af, zoo niet vroeger, stond Grotius met hem in briefwissel. Zie zijn, G's, brief, n^o. 1171 en 1575 (alwaar het jaartal 1652 in plaats van 1642 staat). Zie de la Gardie ook in Archenholtz, Mém. d.l. reine Christine, I. 140.

[p. 129]

tionem pro illo loquerentur: de quibus mihi vere gratulor, spem inde concipiens, fore, ut tandem in virum evadat patriae utilem. Et posteaquam Regem Christianissimum Lutetiam redijsse comperi, mihi placuit, ut filium meum d'Angiers, ubi aliquod tempus iam commoratus est, literis meis eò revocarem, necessariumque duxi, ut prius, quam de suscipienda ulteriori in Italiam peregrinatione cogitaret, Regi, suaeque Eminentiae se sisteret, se suaque servitia illis offerendo. Ad quos itaque ut aditum non tantum aperire filio meo M^a. Tua non gravetur, amice rogo, verum etiam, uti hactenus, ita et de caetero, quoties dabitur occasio, in filij mei emolumentum et omnium virtutum profectum, benevolentiâ suâ et consilio ipsi non desit peto. Hoc pacto, et me, et filium meum sibi devinciet, qui rursus in remunerando hoc beneficio quotidie allaborabo, ut sentiat, quam sim,

Magnificentiae Tuae ad quaevis benevolentiae officia paratus amicus,
Jacobus de la Garde.

Cum praesentium lator Experientissimus Jacobus le Blanc M. Doctor, mihi pro Archiatro fideliter aliquot annos inservierit et iam abitum in Galliam maturaverit: Itaque M^ae. Tuae illum de meliori notâ commendatum volo, quem omni favore et benevolentia prosequi, non molestum ducat, hanc ego promptitudinem debito modo agnoscam.

Dabantur Stockholmiae

d. 24 Augusti A^o. 1642.

[p. 130]

N^o. 14.

EXCELLENTISSIME DÑE LEGATE^*).

Praesentium exhibitor, iuvenis Suecus, honesto loco natus, studiorum caussâ Grallias petit, suffultus commendatitijs Regni Cancellarij ad Exc. Tuam. Suffecisset haec dixisse in sui promotionem; nisi et meas postulasset. Itaque rogo Exc. Tuam, velit eum, et meae intercessionis caussâ, favore complecti, consilijs iuvare, ut scopum, quem proposuit, facilius consequatur. Quicquid in eum benevolentiae contulerit, mihi ipsi collatum existimabo; eoque omni officiorum genere vicissim demereri conabor. Valeat plurimum favereque pergat

Exc. Suae

Observantissimo

quoad vixerit

J.A.S.

*) Geheel eigenhandig. Hoort zeker bij den voorgaanden. - Gelijk Salvius zelf door reizen groot geworden en op reizen zich zijn wetenschappelijken graad verworven had, zoo beveelt hij den jonge M.G. de la Gardie tijdens diens verblijf in Frankrijk op het dringendst Grotius aan. Hoe hoog Salvius Grotius schat, blijkt uit meer dan ééne zinsnede dezer brieven, vooral uit den aanvang en het slot van brief 8. Het cijfer in brief N^o. 6 hebben wij niet kunnen ontwikkelen.