| |
| |
| |
Bijlage B.
Een taalkundig zondenregister.
(Zie bladz. 81).
Het doet mij leed, dat in deze Prijsverhandeling nog al woorden en spreekwijzen ontbreken, die bij hedendaagsche schrijvers van naam voorkomende en in het dagelijksch leven opgenomen, naar mijn oordeel er een plaats hadden moeten vinden. 't Zijn niet enkel nieuwe woorden en spreekwijzen, maar ook nieuwe beteekenissen die, met afwijking van vroeger gebruik, en vaak tegen den aard onzer taal en tegen de algemeen geldende wetten der spraakleer, dreigen in te sluipen en zich voor goed te vestigen. Ten bewijze zal ik ook een kleine proeve van voorbeelden, aan geschriften van onzen leeftijd ontleend laten volgen, in 't vertrouwen, dat men er geene aanmatiging in zien zal. Om moeite te besparen, heb ik ze niet gerangschikt maar geef ze, zoo als ze in de adversaria van mijne lektuur staan opgeteekend:
‘Telkens vernieuwde hongersnood en pesten voerden gedurig rouw en verslagenheid in de harten.’ Telkens is immers telkenmale, en niet gedurig, in welke beteekenis het echter dikwijls, ja doorgaans in onze dagen voorkomt, zoo als telkens en telkens. Bosscha heeft in zijn Willem II, bl. 2, het gezegde: ‘Als de Stadhouder den jonggeborene voorstelde aan de Staatscollegiën, uitte hij telkens zijne dankbaarheid,’
| |
| |
in de tweede uitgave veranderd in: ‘zoo dikwijls de Stadhouder voorstelde - uitte hij zijne dankbaarheid.’
Spoorloos, b.v. verdwijnen. Het woord heeft in het Nederlandsch de beteekenis van uit- of buiten het spoor; van daar uit- of buitensporigheden, spoorloosheden. Zie Psalm 26, vs. 4 van de Statenber.: ‘Een spoorloos leven leiden.’ Ps. 38, vs. 5, van Laus Deo, door van Merken: ‘Spoorlooz' euveldaan,’ en vs. 17: ‘Ik belij mijn spoorloosheen.’ Ps. 66, vs. 9, door van Winter: ‘Waar ooit mijn hart door spoorloosheden bekoord.’
Zich iets voornemen, in plaats van enkel voornemen. Van der Palm en Vissering zijn overal waar dit woord in het N.T. der Statenvertalers - die grondige kenners van het Nederduitsch! - voorkomt, aan deze woordvoeging getrouw gebleven; in de gedrukte proeve eener nieuwe vertaling van het N.T. is men er van afgeweken door b.v. Rom. 1, vs. 13 te schrijven: ‘Ik heb mij meermalen voorgenomen tot u te komen,’ mijns achtens verkeerd. Zelfs heb ik onlangs de uitdrukking gelezen: ‘Als inleiding nam ik mij voor te schetsen.’
Moedwillig. In zeker officieel Verslag staat: ‘Een bedrieger heeft zich moedwillig meester gemaakt van handschriften,’ (d.i. waarschijnlijk in den zin van met kwaad opzet), en weinige regelen verder: ‘De Spaansche Arabieren hebben moedwillig het hoofd gebogen onder de wijsheid van Bagdad’ (d.i. waarschijnlijk uit eigen beweging, vrijwillig). Het woord wordt dus hier in tweederlei zin gebruikt. In de Statenvert. en ook in die van van der Palm lezen wij: Gen. 49, vs. 6 ‘Simeon en Levi hebben in hunnen moedwil (θυμος der LXX) d.i. overmoed of te grooten en dus verkeerden moed, verwatenheid, baldadigheid, de ossen vermoord.’ In het Hoogd. heeft het woord Muthwillen (door Luther t.a. pl. ook gebezigd) later de verwante beteekenis aangenomen van losheid, dartelheid, jokkernij; ook in het Nederduitsch?....
| |
| |
Teruggaan - teruggang. - ‘De handel van A. is in het laatstverloopen jaar teruggegaan,’ voor achteruitgegaan, verachterd. Indien teruggaan, het Lat. redire, reverti, retrogradi, gradum referre, beteekent het wederkeeren naar de plaats waar men te voren was, in welken zin de Statenvert., van der Palm en Vissering het woord hebben opgevat, o.a. blijkens Matth. 24, vs. 18. Mark. 13, vs. 16: ‘Die op den akker is keere niet terug (nam. naar zijn huis, waar hij te voren was) om zijn kleed te halen.’ Joan. 6, vs. 66: ‘Van toen af gingen vele van Jezus' discipelen terug (d.i. naar de plaats waar zij te voren waren) en wandelden niet meer met Hem,’ dan kan het verminderen of verachteren van b.v. welvaart, gezondheid enz. niet uitgedrukt worden door teruggaan. ‘De handel van A. gaat terug,’ moet dus beteekenen: hij keert terug tot zijn vorigen staat; hij wordt weder wat hij vroeger geweest is, dat wil zeggen: hij begint weer te bloeijen, en niet, hij gaat achteruit, hij begint te kwijnen, zoo als het woord maar al te veel gebezigd wordt. De courant der hoofdstad deelde eenigen tijd geleden het curieus gestelde berigt mede, dat ‘de ziekte van den Prins meer achteruit dan vooruit gegaan was.’
In het leven roepen of treden, - gebruikt van bezielde of onbezielde dingen die vroeger niet bestaan hebben, maar nu een bestaan krijgen, b.v. een dichtsoort, een boek, een bewaar-, naai- en brei- of havelooze school, een brood-, stroop-, meelfabriek in het leven roepen. Een dichter wordt, zelfs bij een onzer voornaamste schrijvers, gezegd: ‘de schimmen der nacht in het leven te roepen!’ Men zegt zeer juist, dat, naar het Evangelisch verhaal, Lazarus door Christus is in het leven geroepen, ook dat een kind bij zijne geboorte in het leven treedt.
Het eerste levenslicht zien of aanschouwen, waarbij men onwillekeurig vraagt: niet het tweede?
Vóór (dat) ik u ontvouw - ‘Vóór (dat) gij daarvan partij hebt getrokken.’
| |
| |
‘Een doel huldigen - zich aan iets laten gelegen liggen - het is noodeloos te zeggen - het laat zich zeggen - het zal niet ontkend worden - beschouwingen ontwikkelen - onze verbeelding en gedachten bedwelmen zich - de onbeperktste mededeelingen - de onmiddellijkste invloed - het hoogste toppunt der kunst’ enz.
Heeten. - ‘Hoezeer die auteurs in Spanje heeten geschreven te hebben.’ Zie bovengenoemd Verslag. - Zullen, voor gezegd worden: ‘De veldslag zal geleverd zijn in het jaar 1746.’ ‘Juliaan die Spanje aan de Moren zal hebben verraden.’
Figuur, voor persoon, karakter, beeld, b.v. een historische figuur. ‘Floris V is een liefelijke figuur.’
De Akademie zal de uitgave van het boek doen in 't licht komen. - Zeldzaam en zelden promiscue. Een zeldzaam man (Hoogd. seltsam) voor vreemd, wonderlijk.
Opvallen. - ‘Dergelijke verschijnselen kunnen den waren geschiedkundige niet opvallen.’ Optreden: ‘De overige deelen van Friesland treden in de geschiedenis op.’
Wapenen, strijdwapenen, en wapens, adelteekenen, het Duitsche Waffen en Wappen, promiscue gebruikt. Desgelijks menschdom en menschheid - Christendom en Christenheid.
Ongelijk beter, voor veel beter. Gelijkelijk, zoo als: ‘beide bronnen zijn gelijkelijk verdacht - gelijkelijk vreemd zijn; gelijkelijk roem dragen.
Voordragt - in eene dubbele beteekenis. Nu eens hetgeen voorgedragen wordt, dan weder de wijze waarop het geschiedt; de laatste beteekenis alleen goed.
Onwil. - ‘De voordragt (?) van den redenaar wordt door sommigen met toegenegenheid, door anderen met onwil aangehoord (?)’ blijkbaar het Duitsche Unwillen - misnoegen, verontwaardiging.
Gevoel - sensus, gezindheid, - en gevoelen opinio, in
| |
| |
sing. en plur. promiscue gebruikt, b.v. De gevoelens van Cartesius en Voetius, van Werther en Charlotte!...
Verraden - bono sensu, zoo als kunst, goede beginselen, hoogachting, liefde - verraden.
‘Van af den advent tot toe - paschen.’
Voorradig zijn - een denkbeeld verwerkelijken - een doel verwezenlijken.
‘Zij denken er nog niet aan zich nonnen te wenschen.’ ‘Zich onafhankelijk, gelukkig of ongelukkig weten.’ ‘Zich van God bemind weten.’ ‘Zich bedreigd weten.’ - Zich bedrongen gevoelen, voor bekneld - iemand heenzenden voor wegzenden - terugwijzen voor afwijzen, afschepen - inwerking voor invloed - een opgeklaard, voor helder, verlicht verstand - holle klanken, voor ledige, zinledige - uitoefenen, de Duitschers spreken van ein- en ausüben, wij niet alzoo - uitreiken, voor volstaan - het rein, voor zuiver menschelijke in den persoon van Christus - het is mij blijde te ondervinden. - Neven voor bij: nevenbedoelingen, nevenkerk - nevenzaak enz. - Waar de rede is van algemeene beweging. - Hij bespiedt een verkapten verrader - in onmagt vallen, zamenvallen - zich op iets gevat maken, gevoelig zijn voor of aan beleefdheden, voor erkentelijk zijn, waarderen, - ontvlammen, act. voor ontsteken, - het gemoed in ijver ontvlammen. Geschikt om geestdrift te ontvlammen - zich uitspreken. - Talrijke personen - bijdragen bij een brengen. - Een afkeer tegen iets hebben. - Met eene gezindheid bezield zijn, - menschen door nijverheid en vlijt bezield, - op het oog hebben, d.i. voornemens zijn een jubelzang te schrijven. - Aan eene begeerte vervulling geschieden. - Veelomvattende bronnen - gedachten die in een hart omgaan. - Een tafereel openen, - voor het bewustzijn aanschouwelijk maken. - Beiden is door mij gedaan. - De Apostelen gaan niet met visioenen om. - Bewijsvoeren, eene bewijsvoering geven, voor bewijzen, betoogen, beredene- | |
| |
ren. - Aanblik van en gezigt van en op iets, promiscue gebruikt. - Het gebeurde met de Trent in een meer bedaard daglicht stellen. - De vreeze Gods in de harten onzer telgen planten. - Betrekkingen die bedroefd zijn en de afgestorvenen weenend nastaren. - Waar de rivieren niet volstonden, zijn kanalen gegraven. - Eene omgeschapene gesteltenis en gelegenheid van ons land. - Eene nagedachtenis huldigen. Hulde aan de nagedachtenis. - Hefboomen van het nationaal bewustzijn. - Smaakvolle welstandigheid en keurige uitgewerktheid van voortbrengselen der nijverheid. - Onze natie is de meestgestelde op de gewoonten der voorvaderen. - Havens aanleggen om onze gunstige ligging aan de groote zee te benutten. - Kunsten die zich toeleggen op de voorstelling der schoonheid in de vormen. - Handschriften zijn meerdere tot ons gekomen. - Een vriendelijk stedeke. - Op aanleidingen wijzen tot namalige verflaauwing. - Zich aan God iets verschuldigd weten. - Eene beduidende som gelds. - De uitvinding van het ijzer. - Een dubbelvoudige triomf. - Karel de Gr. werd door de Friezen te scheep bediend. - Een vijand bemeesteren, en der zeevaart weinig toegedaan zijn. - Gelijk men hedendaags zou spreken. - De scheepvaart is heengestevend - de kusten bestevenen. - De vrijwording van het fransche juk. - Een land dat aan het hoofd der zeevarende natiën stond. - Nederland werd van de lijst der volken uitgewischt. - Eene monographische behandeling (chirurgicale operatie?) ondergaan. - Eene eivolle kerk een kerk vol eijeren?... - De Nederlander kon niet enkel de winden en wouden op zijn van alle zijden voor lucht en zee toegankelijken bodem te werk stellen. - Langs, d.i. naast of nevens, voor op een weg gaan, een doel bereiken. Trots alle politieke aantrekkingen en afstootingen, die de op een volgende eeuwen getuigd hebben. - Eene gebijzonderde uiteenzetting en lichtvolle bewijsvoering van - zou eene opgave zijn enz.
| |
| |
Bekulpelijkheid, een nieuw, zelfs in zijne beteekenis, mij onbekend woord. Wel heb ik het germaansche onbehulpelijk, onbehulpelijkheid voor unbeholfen, Unbeholfenheit = stumperigheid, onhandigheid, lompheid, het Fransche gauche en gaucherie, Eng. aukward, aukwardness ontmoet. - ‘Het is zoodanig (is dit dermate, zoo zeer?) zijn eigendom geworden’ en ‘zoodanig in woorden uitdrukken,’ (is dit derwijs?).
‘Hij bezat een vernuftigen zin, een prikkelbaar gevoel, toegankelijk voor het meest ongelijksoortige.’ Ik wil wel bekennen dat de eigenlijke zin van dit gezegde mij niet helder is. Over 't geheel springt men vrij wonderlijk om met het woord zin. Men spreekt van de vijf zinnen; men zegt ‘zooveel hoofden zooveel zinnen’ en teregt, maar welk bepaald begrip hecht men toch aan de veelvuldige, vrij onbepaalde zamenvoegingen van dit woord met andere. Men gebruikt het voor zintuig, beteekenis, gevoelen, gezindheid; maar wat is toch volkszin, burgerzin (ook adelzin?), kunstzin, historische zin, godsdienstzin, nederlandsche zin; - er is welligt geen woord dat thans in meer verschillende beteekenis gebruikt wordt.
Doch ik heb door het opmaken van de bovenstaande lijst, die ik zonder moeite zou kunnen vergrooten, misschien reeds te zeer de leelijke verdenking gewekt als of ik onder het lezen van de geschriften onzer hedendaagsche letterkundigen bij voorkeur op de gebreken let die ze ontsieren, dan dat ik niet zou wenschen ze te sluiten. Intusschen is het niet overtollig te herhalen, dat de bijgebragte proeven niet, ad modum van wijlen Prof. Lulofs in zijne Kakografie, zijn verzonnen en gemaakt, maar, met uitzondering van zeer weinige, ontleend zijn aan de schriften van mannen die in onze hedendaagsche letterkundige wereld eene hooge plaats bekleeden.
Ik heb gemeend door deze beperking van het aantal mij- | |
| |
ner bronnen de kracht van hetgeen ik wilde aantoonen, te versterken. Het doet toch weinig af zich op schrijvers van een middelmatigen of van geenen naam te beroepen, te meer wanneer het geoefende oog ziet in hetgeen zij voor hun eigen werk uitgeven, niet veel meer dan de vrije navolging van den arbeid van vreemden.
|
|