Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1854
(1854)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– AuteursrechtvrijVerslag van den staat der Bibliotheek en Zegelverzameling, 1853-1854.Voor de tweede maal geroepen om verslag te geven van den toestand der Bibliotheek en Zegelverzameling, verblijd ik mij wederom goede berigten te kunnen mededeelen. De Boekerij toch is in het afgeloopen jaar op nieuw aanmerkelijk verrijkt geworden en de belangstelling in dien schat der Maatschappij toegenomen, zooals blijkt uit het grootere aantal geschenken, uit de drukkere bezoeken, aan de Bibliotheek gebragt, en uit het steeds toenemend leenen van boeken. De verrijking der Bibliotheek is wederom ten deele gevolg geweest van aankoopen; deels is zij te danken aan geschenken, zoo van leden der Maatschappij als van Letterkundigen buiten haren kring en van Vaderlandsche en vreemde Genootschappen en Commissiën. | |
[pagina 21]
| |
Onder de aangekochte werken verdienen eene uitdrukkelijke vermelding: la Comblet, Urkundenbuch für die Geschichte des Niederrheins, D. III; Jhr. van Asch van Wijck, Archief voor kerkelijke en wereldlijke Geschiedenissen van Nederland, meer bepaaldelijk van Utrecht, D. III; Claussen, die Nordisch-Germanischen Völker; Steiner, Thors Donnerkeil und die steinernen Opfergeräthe des Nord-Germanischen Alterthums; Ehrentraut, Friesisches Archiv, Th. II; Bouterweck, Caedmons des Angelsachsen biblische Dichtungen, Th. II; W. von Humboldt, Ueber die Verschiedenheit des menschlichen Sprachbaues; Zeuss, Grammatica Celtica; Pott, die Personennamen und ins besondere die Familiennamen und ihre Entstehungsarten; Chevallet, Origine et formation de la langue française; Diez, Lexicon Etymologicum linguarum Romanarum; Plönnies, Kudrun; Kolbe, Ueber den Wortreichthum der deutschen und französischen Sprache; eenige zeldzame oude Liedeboekjes en andere. Ook zijn door de Maatschappij eenige handschriften aangekocht, te weten: de Copulaatboeken van Zeeland, 3 deelen in folio; dat Passionael, dat Wynterstuc, in den Gelderschen tongval geschreven; een alchimistisch werkje, getiteld: Avicenna tBoec van der Sonnen te maken; eindelijk een bundeltje taalkundige aanteekeningen van J.J. Schultens. Talrijk waren ook dit jaar de geschenken, welke de Boekerij van verschillende zijden mogt ontvangen. Ik noem in de eerste plaats de buitenlandsche genootschappen en geleerden, die onzer Maatschappij welwil- | |
[pagina 22]
| |
lend gedachtig waren. Het Historische Verein für Steiermark namelijk zond ons het derde Heft zijner Mittheilungen en een geschrift van J. Scheiger, über die Erhaltung und Herstellung alter Burgen und Schlösser; - dat van Ober-Pfalz und Regensburg het XVe deel zijner Werken; de Académie d'Archéologie de Belgique drie afleveringen harer Annales, en eene Verhandeling van N.J. van der Heyden, getiteld: Extrait du Nobiliaire de Belgique concernant la famille de Kerckhove; de Société scientifique et littéraire du Limbourg haar Bulletin, Tome I, fascicule III; het Comité Flamand de France zijn Bulletin et Statuts; de Société des Jeux Floraux de door haar uitgegevene las Flors del gay saber en las Joyas del gay saber, te zamen 4 deelen; het koninklijke Genootschap voor Noordsche Oudheidkunde te Kopenhagen 20 exemplaren zijner Jahresversammlungen; de Kaiserliche Academie der Wissenschaften te Weenen hare jongste Sitzungsberichte, de 20 eerste nummers van het door haar uitgegeven Notizenblatt, D. X en XI van het Archiv für Kunde der Oesterreichischen Geschichtsquellen; Abth. II. der Monumenta Habsburgica en het zevende deel der Fontes Rerum Austriae. De Buitenlandsche geleerden, deels leden der Maatschappij, welke door geschenken hunne belangstelling lieten blijken, zijn de volgende: uit Frankrijk zond ons medelid le Comte de Viel-Castel twee staatkundige Verhandelingen; uit Belgie ontvingen wij van den Heer Chalon zeven numismatische en genealogische geschriften; van den Baron de St. Génois zijn rapport over een | |
[pagina 23]
| |
antwoord op de prijsvraag: quelle influence la Belgique a-t-elle exercée sur les Provinces-Unies?; van Jonkh. Blommaert een bundel Gedichten en eene Levensschets van Lucas d'Heere; van den Heer Dautzenberg een bundeltje Gedichten en een Volksboek; van den Heer A. Namur een stukje, getiteld: Notice sur les tombes des Gallo-Francs du Grand-Duché de Luxembourg; van den Heer Kervijn de Volkaertsbeke le Songe d'un Antiquaire; van den Heer Snellaert twee stukjes over Maerlant en Jan Ypermans; van de HH. Mertens en Torfs de vervolgen van hunne Geschiedenis van Antwerpen; van den Heer Van der Voort zijne Traduction du projet de loi concernant les écoles agricoles; van den Heer J. Kats een drama, getiteld: de Engel des Huisgezins; van den Heer Verveer een stukje ten opschrift hebbende: Aan de Belgische Vrijmetselaren. Uit Duitschland zond de Heer Altgelt twee door hem uitgegeven geschriften, eene Geschichte der Grafen und Herren von Moers en Sammlung der gesetzlichen Bestimmungen und Vorschriften des Elementar-Schulwesens im Regierungs-Bezirk Düsseldorf; de Heer Rein twee Verhandelingen over Gelduba das heutige Gelb oder Gellep, ééne over die Namen der Salier und Salischen Franken, en Vier geistliche Spiele des 17ten Jahrhunderts; de Freiherr von Aufsess eenige stukken betrekkelijk het Germanische Museum; de Heer Wolf zijn Hand- und Lesebuch: die deutsche Götterlehre; Dr. Hoffmann van Fallersleben een Hollandsch Martelaarsboek, Dordrecht 1590; uit Engeland de Heer J. Yates, Memoirs illustrative of the history and antiquities | |
[pagina 24]
| |
of Bristol; de Heer Gehle twee fraai gebonden kerkboeken, engelsch en hollandsch; eindelijk zond de Heer Changuion te Kaapstad een stukje over de Bezwaren tegen het oprigten eener theologische Kweekschool aan de Kaap de Goede Hoop. Ook de Vaderlandsche Zustergenootschappen bleven niet achterlijk in het zenden der gewone geschenken. Het Provinciaal Utrechtsch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen deelde ons het Verslag zijner werkzaamheden mede; dat van Noord-Braband zijne Handelingen en Catalogus; het Zeeuwsche Genootschap van Wetenschappen den Catalogus zijner Boekverzameling en het Programma voor 1854; het Friesche Genootschap voor Taal-, Geschied- en Oudheidkunde het 3de stuk van het 6de deel van de Vrije Fries; het Bataviaasch Genootschap voor Kunsten en Wetenschappen het 24ste deel zijner Verhandelingen, het Overzigt over zijne Geschiedenis, en den Catalogus zijner Bibliotheek; de Natuurkundige Vereeniging in Nederlandsch-Indië het Verslag harer Vergadering; het Historisch Genootschap te Utrecht zijne Kronijk, Jaarg. 9. en de 2de afd. van het 2de dl. van den Codex Diplomaticus Neerlandicus. Van het Ministerie van Binnenlandsche Zaken mogten wij ontvangen het achtste deel der Publications de la Société de Luxembourg; van de Commissie voor de internationale ruiling van voorwerpen van Wetenschap en Kunst hare Rapporten over 1852 en 1853. De Heeren Curatoren der Hoogescholen en Athenaea vereerden aan de Maatschappij de jongste Annales Academici; HH. Burgemeester en Wethouderen der Stad Leiden hun | |
[pagina 25]
| |
jaarlijksch Verslag aan den Gemeenteraad; die van de Stad Zutphen het Tijdrekenkundig register van alle oorkonden in het Stedelijk Archief te Zutphen berustende; de Commissie voor de Provinciale Friesche Bibliotheek het tweede deel van den Catalogus; de Redactie der Warnasarie op Java het jaarboekje voor 1853. Bij de opsomming van hetgeen door leden der Maatschappij is geschonken, heb ik in de eerste plaats melding te maken van een buitengewoon geschenk van den Heer Mr. H.J. Koenen, die haar behalve 5 boekwerken nog de aanzienlijke som van ƒ 80. ten behoeve der Bibliotheek deed geworden. Mogten anderen met aardsche goederen rijkelijk gezegende voorstanders der Wetenschappen en Letteren, hoedanige ons Vaderland zoo vele telt, dit voorbeeld van edelmoedigheid navolgen, dan zou de bibliotheek der Maatschappij, thans reeds eene rijke bron voor de kennis onzer taal en geschiedenis, eenmaal het ideaal kunnen bereiken, waarnaar zij streeft; zij zou eene volledige verzameling kunnen worden van alles wat tot de kennis van onze taal, ons Volk en Vaderland kan bijdragen. - Talrijk waren de boekgeschenken, die de Maatschappij dit jaar van leden in ons land woonachtig, mogt ontvangen. Het zou te vervelend zijn en te veel tijd rooven, indien ik hier de titels van al die geschriften wilde opgeven. De Vergadering zal zich zeker gaarne te vredestellen met de opgaaf van de geëerde gevers in alphabetische orde, met vermelding van het aantal van ieders geschenken. Eigene of onder hun toezigt uitgegevene geschriften hebben geschonken de HH. van der Aa (2), van Assen (1), | |
[pagina 26]
| |
Beets (4), Helvetius van den Bergh (3), Bergman (1), Bleeker (1), van der Chijs (2), Clavareau (1), Dirks (2), Doedes (1), Ab Utrecht Dresselhuis (1), Eekhoff (1), Ebbinghe Wubben (1), Feith (2), Görlitz (7), van Groningen (2), Groshans (1), K.J.R. van Harderwijk (1), ter Haar (1), van Hasselt (1), de Jager (8), L.J.F. Janssen (2), H.Q. Janssen (1), Bennink Janssonius (3), Jonckbloet (1), Cost Jordens (1), Juynboll (1), de Keyser (1), N.C. Kist (14), Koenen (6), Kuyper (2), La Lau (1), J.H. van Lennep (4), de Meester (1), Meyboom (1), Meijer (1), F. Muller (1), Domela Nieuwenhuis (3), I.A. Nijhoff (2), H.M.C. van Oosterzee (17), J.J. van Oosterzee (2), Pan (1), J.J. Prins (5), van Rosenthal (1), Schreuder (2), P. Scheltema (1), Schinkel (2), Schotel (1), L.W.A.J. Baron Sloet (4), Sonstral (4), de Sturler (1), Susanna (4), Temminck (2), Alberdingk Thijm (3), H.W. Tydeman (1), van Vloten (9), Vreede (1), M. de Vries (1), Warnsinck (1), de Wind (1), te Winkel (3), van Zeggelen (3). Sommige leden hebben boekwerken van andere schrijvers, die in hunne eigene verzamelingen voorhanden waren, maar aan de onze ontbraken, edelmoedig ten behoeve der Bibliotheek afgestaan. Het waren de HH. Mr. Bodel Nijenhuis, welke 47, Mr. J. de Wal, die 27, Mr. H.W. Tijdeman, die 22, Ds. H.M.C. van Oosterzee, die 18, Dr. N.C. Kist, welke 8 boeken met dit doel afzonderden, terwijl de Heeren J. van der Hoeven en van der Aa ieder 5, de HH. Enschedé en de Jager ieder 3, de HH. de Waldkirch Ziepprecht, Görlitz en de Breuk elk 2, en de HH. L. Ph. C. van den Bergh, | |
[pagina 27]
| |
van der Chijs, Dirks, Feith, van Goens, J.H. van Lennep, Alberdingk Thijm en Vreede elk één boekwerk afstonden. Bovendien zijn van een lid, dat ongenoemd wenschte te blijven, 5 Handschriften ten geschenke ontvangen. Verscheidene letterkundigen, die nog niet in den kring der Maatschappij zijn opgenomen, hebben door het toezenden van door hen uitgegevene geschriften hunne belangstelling in onze Vereeniging getoond. De Heer J.J.F. Wap schonk ons bij voortduring zijn tijdschrift Astrea; de Heer S. Gille Heringa het Nederlandsche Jaarboekje voor de Posterijen voor 1853; Mr. L.J.A. Tollens het Indische Leeskabinet Biäng Lala; Dr. C.A. Engelbregt een vertoog over de agrarische wetten bij de Romeinen; Mr. J. Minnema Buma zijn academisch proefschrift, getiteld: Bijdrage tot de Geschiedenis van het Dijkregt in Friesland; Mr. C.J. van Bell zijne academische proeve over den Raad van State en de beslissing van administratieve geschillen; de Heer A. van der Hoop Juniorsz. een dichtstukje, ten opschrift hebbende: In den nieuwen Rotterdamschen Schouwburg, ontboezeming; de Heer P. Nijhoff twee stukken over de Heerlijkheid en de Heeren van Keppel en over het Huis Hulkestein; de Heer P.J. Harrebomée de eerste aflevering van zijn Spreekwoordenboek; de Heer Israels eene Verhandeling over twee epidemiën in Nederland; terwijl de Heer Nelidoe Knoll te Enkhuizen uit zijne bibliotheek drie zeer zeldzame liedeboekjes ten geschenke zond. Vergunt mij, Mijne Heeren, dat ik mij hier tot tolk maak van de erkentelijkheid der Vergadering en den | |
[pagina 28]
| |
geëerden schenkers opentlijk dank toebreng voor hunne edelmoedigheid jegens de Maatschappij betoond. Telt men al het geschonkene en gekochte te zamen, dan bevindt men, dat de boekverzameling dit jaar is verrijkt geworden met 464 nommers, waaronder zich 15 handschriften bevinden. Niet minder aangenaam is het voor den bibliothecaris de verzekering te kunnen geven, dat de schatten in onze boekerij vervat, niet ongebruikt zijn blijven liggen. Integendeel, het afgeloopen jaar is wederom getuige geweest van toenemende belangstelling en hoogere waardering van deze bezitting der Maatschappij. Niet alleen wordt de bibliotheek drukker bezocht zoo door leden als andere beoefenaars van geschiedenis en letteren, maar ook het leenen van boeken neemt meer en meer toe. Liet reeds het vorige jaar de vroegere te dezen opzigte verre achter zich, het afgeloopene heeft wederom het vorige overtroffen. Ten bewijze strekke de opgaaf van het aantal uitgeleende nommers in de vier laatste jaren. In het Maatschappelijke jaar 1849-50 zijn ten gebruike uitgegeven 72 nommers, in 1850-51 131, in 1851-52 147, in 1852-53 294, terwijl dit getal in 1853-54 tot 385 geklommen is, waaronder niet begrepen zijn de boeken, die door de leden der twee Commissien ten dienste hunner werkzaamheden zijn gebezigd. Ongetwijfeld verheugt gij U, Mijne Heeren, dat de toenemende belangstelling in de Vaderlandsche Taal-, Geschied- en Oudheidkunde, die allerwegen te bespeuren is, zich ook in onze Vereeniging openbaart; moge dit verhoogde leven ook onder ons schoone vruchten dragen. | |
[pagina 29]
| |
Eindelijk blijft mij nog over te spreken van het Sphragistische Kabinet. Ik kan en moet hier kort zijn, daar er met deze Verzameling in het afgeloopen jaar weinig belangrijks is voorgevallen. De gansche verrijking heeft bestaan in een nieuw en duidelijker afdruksel van het zegel, dat voor weinige jaren te Sluis gevonden is, en in een twintigtal afdrukken van cachetten, door mij bijeengebragt. Ik vermeen dus deze verzameling bijzonder aan de belangstelling der HH. Leden te moeten aanbevelen.
Leiden, 30 April 1854. L.A. te Winkel, Bibliothecaris. |
|