Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1850
(1850)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– AuteursrechtvrijVerslag van den staat der Bibliotheek en der Zegelverzameling van de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde, 1849-1850.De ondergeteekende zich thans voor de eerstemaal van de taak kwijtend om verslag te doen van den staat en de aanwinsten der Boek- en Zegelverzameling, aan zijn opzigt toevertrouwd, verheugt zich dat hetzelve over het algemeen gunstig zijn kan. Hij vangt aan met dankbaar hulde te doen aan de inlichting en ondersteuning hem bij de aanvaarding zijner taak van de beide Raden der bibliotheek, de Heeren Bodel Nijenhuis en Bergman, te beurt gevallen, waardoor hij spoediger dan anders het geval zou geweest zijn, met de orde en den inhoud der boekerij bekend geworden, die reeds kort na de overname ten dienste der leden heeft kunnen openen. Gelijke ondersteuning mogt hij bij de Zegelverzameling van den Heer Janssen, hij de betrekking van een ander lokaal van den Heer La Lau ondervinden. Bij de aanvaarding zijner taak trof de ondergeteekende beide verzamelingen, gelijk te verwachten was, in volmaakte orde aan, maar hij de steeds aangroeijende massa der bibliotheek was algemeen de wensch geuit, dat die | |
[pagina 25]
| |
naar orde van den Catalogus genummerd mogt worden, waardoor het gebruik gemakkelijker zou worden, het gevaar van verplaatsing der boeken zou worden vermeden, en men tevens met de uitgebreidheid der verzameling juister zou bekend raken. De ondergeteekende meende dus met die taak zijne werkzaamheden te moeten aanvangen, alvorens tot de verplaatsing der boekerij overtegaan. In eenige weken was die arbeid voltooid, ten aanzien van alle die boekwerken die op den gedrukten Catalogus waren aangeteekend; ten aanzien der later bijgekomenen scheen die maatregel eerst dan wenschelijk, wanneer men eerlang in een vast lokaal die verzameling zou kunnen plaatsen. Hieruit is toen gebleken, dat met inbegrip van eenige vroeger vermiste werken, de bibliotheek in het geheel bestond uit 7547 nummers, waaronder 368 handschriften en 50 drukwerken met geschrevene aanteekeningen voorzien. Het sedert de uitgave van den Catalogus aangewonnene, ofschoon niet zaamgeteld, zal waarschijnlijk nog een tiende of elfde meer bedragen, althans voor de meeste vakken. Daarentegen is van ettelijke werken, welke de Maatschappij dubbel bezat, met toestemming des Bestuurs, het onaanzienlijkste exemplaar verkocht. Niet minder dan vroeger is ook in dit jaar de inhoud der bibliotheek op meer dan ééne wijze door verschillende belangrijke werken vermeerderd, deels door aankoop, deels ook door de welwillendheid van leden der Maatschappij, van andere Genootschappen of van letterkundigen die nog niet tot onzen kring behooren, zoowel in als buiten Nederland. | |
[pagina 26]
| |
Onder de door aankoop verkregene werken verdienen vooral genoemd te worden Lacomblet's Urkundenbuch des Niederrheins, 2 d. in 4o, rijk in nog onbekende Nederlandsche charters, Wolters Codex diplom. Lossensis, Burn's Hist. of the Walloon, French, Dutch and other Protestant Refugees settled in England, de geschiedenis der Nederlandsche kerken in Engeland uit de bronnen geput, bevattend. Verder een Kiliaen met geschrevene aanteekeningen, Bentotes N. Grieksch, Ital. en Fransch Woordenb. 3 d. in 4o, Gervinus Gesch. der poët. Nationalliteratur der Deutschen, Ehrentraut's Friesisches Archiv, Outzen's Gloss. der friesischen Sprache, Arendt's Geschied. der Angelsaks. letterkunde, Benfey's persische Keilinschriften, en anderen, benevens het vervolg van vroeger ontvangene geschriften, van de Werken der Vereen. voor Oudnederl. letterk., van Pertz Archiv für ält. deutsche Geschichtkunde, van Haupt's Zeitschr. für deutsches Alterthum enz. Veel talrijker evenwel waren de geschriften die de boekerij als geschenk mogt ontvangen, zoo van buitenals binnenslands. Die uitlanders die harer zoo welwillend gedachten waren: uit België, de Heer Mertens, die zijne Geschiedenis van Antwerpen, 6 d. met kaarten en platen, Prof. Bormans, die de prachtuitgave van het door hem bewerkte Middelnederl. rijmwerk over S. Christina de wonderbare ons toezond; voorts de Heer de Reume zijne Recherches sur les Elseviers, de Hoogl. Serrure den jaargang 1849 van den Messager des sciences hist. de Belgique, de Heer Schayes zijne Hist. de l'architect. en Belgique, benevens zijn vroeger | |
[pagina 27]
| |
uitgegeven werk les Pays-bas avant et durant la domination romaine, de Heer Chalon zijne Recherches sur les monnaies des comtes de Hainaut. Ook zond ons de Société pour la conservat. des monum. hist. de Luxembourg het 4e deel harer Publications. Duitschland en Frankrijk daarentegen, in gewigtige staatkundige strijdvragen gewikkeld, hebben ditmaal onzer Maatschappij niet gedacht. Van Nederlandsche Genootschappen zond ons vooreerst het Koninkl. Nederl. Instituut het door hetzelve uitgegeven 4e deel van Maerlant's Spieghel historiael, en de Beschouwingen over den aard en den werkkring van dat ligchaam; van het Prov. Utrechtsch Genootschap gewierd ons het Verslag van het verhandelde in de algemeene vergadering van 1849, alsmede dat van de sectievergaderingen, en van de Holl. Maatschappij van K. en W. haar - programma. De letterkundigen die ofschoon geene leden der Maatschappij haar evenwel met geschenken vereerden waren de HH. Dr. van Vloten en Prof. de Vriese te Leiden, Burgmeyer te Warmond, W.S. van Reesema te Rotterdam en de Hoop Scheffer te Amsterdam. Wij komen tot de geschenken onzer eigene leden. Dezen vereerden ons hetzij werken van andere schrijvers, hetzij eigene geschriften. Tot de eerste rubriek behooren, naar alphabetische orde opgegeven, de volgende Heeren, wier namen met het aantal geschonkene werken hier kortheidshalve even als vroeger alleen vermeld worden, namelijk de Heeren Berkhout (1), L. Ph. C. van den Bergh (5), Bodel Nijenhuis (15), | |
[pagina 28]
| |
A.H. van der Boon Mesch (1), Rammelman Elsevier (1), Feith (2), van Hasselt (2), Janssen (2), Noordziek (1), L.W.A.J. Sloet een bundel HSS. van verschillenden inhoud, W.H.D Suringar (2), H.W. Tydeman (15), de Wal (4). Tot die leden die ons welwillend de vruchten hunner eigene studien in verschillende vakken mededeelden, behooren de Heeren: A.J. van der Aa die ons één, en dat wel een uitgebreid werk schonk, van Assen (1), Beeldsnijder (1), den Beer Poortugael (1), S.J. van den Bergh (3), Berg van Dussen-Muilkerk (1), Bodel Nijenhuis (1), Bouman(1), van der Chijs (2), Clavareau (1), ab Utrecht Dresselhuis (2), Feith (1), Gratama (1), ten Zeldam Ganswijk(1). van Harderwijk (1), van Heiningen (1), Hettema (1), J. van der Hoeven (1), de Jager (3), Janssen (1), Jonckbloet (1), Kist (3), Koenen (1), Lastdrager (1), Leendertz (1), de Meester (1), S. Muller (1), Michaelis (1); Nassau (1), Noordziek (1), Nijhoff (1), van Oosterzee (1), Oudemans (1), de Raadt (1), Roorda van Eisinga (2), Roijaards (1), P. Scheltema (1), Schinkel (1), Schotel (1), Acker Stratingh (1), W.H.D. Suringar (1), van Teutem (1), D.J. Veegens (1), Verbrugge (1), M. de Vries (1), de Wal (1), de Wind (1). Waarbij nog dezer dagen het een en ander is ingekomen, o.a. de Denkbeelden over eene wettelijke regeling van het armwezen, van Prof. H.W. Tydeman, Mr. J.W. Tydeman en Mr. Heemskerk, ons door de twee eersten geschonken. Ten slotte moet hier nog vermeid worden dat ook onze overzeesche landgenooten te Batavia onzer niet vergaten, waarvan wij een aangenaam bewijs ontvingen door de toezending van hel jaarlijksche Verslag van den | |
[pagina 29]
| |
staat der werkzaamheden van het Bataviaasch genootschap in 1849, alsmede van eenige Verhandelingen van den Heer Dr. Bleeker over de Indische fauna. Op deze wijs is de boekerij dit jaar met ruim 180 nummers verrijkt geworden, wel is waar gedeeltelijk uit kleine bijdragen in tijdschriften geplaatst bestaande, maar die echter als van leden dezer Maatschappij afkomstig, zonder twijfel innerlijke waarde bezitten. Den geëerden zenders openlijk daarvoor den dank der Maatschappij te herhalen is een aangename pligt. Moge dat voorbeeld vele navolging vinden en de boekerij op die wijze meer en meer aan de eischen der wetenschap en aan de behoefte der bezoekers voldoen.
Er schiet nog over kortelijk van den staat der Zegel-verzameling berigt te geven. De Heer Janssen, aan wien men de oprigting, bewaring, rangschikking en beschrijving dezer collectie dank te weten heeft, bleef daaraan zijne zorgen wijden, totdat in het tegenwoordige bibliotheekslokaal voor de zegelkast eene geschikte plaats gevonden was, en toonde daarna nog herhaaldelijk zijne belangstelling in die zaak door het schenken van onderscheidene oude zegels zoo in origineel als in welgelukte afdrukken; terwijl wij bovendien van Ds. H.Q. Janssen, het zegel der voormalige stad St. Anna ter Muyden ten geschenke mogten ontvangen. Moge ook onze verzameling nog gering zijn, zij bevat echter reeds verscheidene zeldzame en merkwaardige | |
[pagina 30]
| |
voorwerpen, die eener opmerkzame beschouwing en een kritisch onderzoek overwaardig zijn. De ondergeteekende vleit zich dat, wanneer zij eenmaal in het nieuwe lokaal zal zijn overgebragt, eerst de nieuwsgierigheid en allengs de belangstelling ook deze verzameling even als de boekerij voor de wetenschap vruchtbaar zal maken.
Leiden, 21 Mei 1850. L.Ph.C. v.d. Bergh. |
|