| |
Dezelfde spreker vervolgde:
| |
| |
| |
II.
Mijne Heeren, geachte Medeleden!
Voor zoo ver gij niet tot onze stadgenooten en den onmiddelijken omtrek van Leiden behoort, zult gij uwe oogen wel niet gelooven kunnen, als gij mij nogmaals ziet optreden, dien de nieuwe wet voor altijd ontslagen had van de verpligting om over uwe Boekerij tot u het woord te voeren; en teregt is, in den regel, het Bibliothecariaat afgescheiden van de betrekking die mij dusver vergund werd onder u te bekleeden. Beide werkzaamheden zijn te omslagtig, althans van tijd tot tijd, voor één en denzelfden persoon. Doch het is slechts bij gebrek aan beter woordvoerder, dat uw geheimschrijver ook nu tot u spreekt. Hoort de reden.
Wij zagen uwen nieuwen Boekbewaarder, den Heer Rammelman Elsevier, op uwe voorg. Algem. Vergadering benoemd, met genoegen in zijne werkzaamheden treden; hij maakte zich den zomer ten nutte, om de Bibliotheek, althans uiterlijk, te leeren kennen. Hem werden, volgens de nieuwe wet, in onze eerste Wintervergadering, twee Raden toegevoegd, waartoe op voordragt des Bestuurs, de Maandvergadering de goedheid had de twee jongste leden der nu ontbondene Bibliotheeks-Commissie te benoemen; en dat wel, na dal aan die Commissie, voor hare, twintig jaren lang, verstrekte diensten, dienzelfden avond door de Vergadering was dank gezegd: iets waarvan het vooral mij, of den Heer Bergman, niet passen zoude hier één woord meer te zeggen. Een vierendeel jaars was de Heer Elsevier
| |
| |
werkzaam in het ontvangen uwer geschenken, het bestellen van enkele boeken, het ten gebruike uitgeven van het begeerde, in het vrolijk vooruitzigt, dat de voorgestelde negotiatie voor een nieuw lokaal der Maatschappij (waarvan we zoo even gewaagden), hem in der tijd meer plaatselijke ruimte, meer genoegen, eene geschikte en warme leeskamer, die ook door lezende leden (zoo vleide men zich) veraangenaamd zou worden, bezorgen en aanbrengen zoude. Daar verviel deze zaak aanvankelijk geheel, en met die verijdeling verdween ook dit vooruitzigt voor den Bibliothecaris, die in het midden van Januarij ll. het besluit nam om deze zijne betrekking neder te leggen. Het besluit was, zoo bleek het, onherroepelijk. Nu bevonden wij Raden, ons zonder hoofd, zonder voorganger. Intusschen begreep het Bestuur, en te regt, dat wij, de Heer Bergman en ik, onze betrekking niet voor niet aanvaard hadden. En, daar voor het toenmalig oogenblik de wensch naar een nieuw lokaal nog onverwezenlijkt was, verzocht men ons voorttegaan met de verrigting der loopende werkzaamheden. Er zijn sedert belangrijke pogingen aangewend tot verkrijging van eenen anderen Boekbewaarder; doch deze hebben nog geenszins haar volledig beslag gekregen. Gij zelve wordt straks eerst geroepen, om ze te helpen verwezenlijken.
Eene Commissie uit het Bestuur, bestaande uit den Penningmeester en den Secretaris, heeft, in Maart ll., van den Heer Elsevier de papieren en gelden onder hem berustende, overgenomen; het een en ander wacht op zijnen opvolger.
| |
| |
Wilt gij intusschen weten wat er, door hel aan u medegedeelde personeel, in de verloopende maanden, gedaan is, zie hier waarop het nederkomt. Mijn ijverige ambtgenoot Bergman had de zomerruste besteed aan de vervaardiging van een, in ons oog, onmisbaar vereischte voor den Catalogus: een Bladwijzer. De druk daarvan is door de Maandel. Vergadering toegestaan, onder zekere en billijke beperkingen, wat het geldelijke betreft. En zulks is te gereeder vergund, daar gij, M. HH., toch in dit Maatschappelijk jaar geene Prijsverhandelingen of andere werken van ons ontvangen zult. Met den druk heeft zich de drukker, met de correctie hebben wij ons, in de laatste weken bezig gehouden, en de Bladwijzer of het derde deel van den Catalogus is, met een kort voorberigt voorzien, hier ter tafel.
Wat is er nu van de zaken zelve der Boekerij geworden?
Naar we hoopen - want ik sprak hier ook uit naam van mijnen mederaad - zullen de aanteekeningen van den Heer Elsevier en van ons toch wel iets voor u opleveren. Doch voorloopig moeten we openlijk verschooning vragen voor het niet beantwoorden van enkele verpligtende missiven, die bij sommige Boekgeschenken ons geworden zijn. Dat gaat zoo bij de meeste overgangen van Bestuur: het ontvangen van geschenken gaat goed voort; het dankzeggen wordt door veranderingen in het personeel vergeten. Althans uiterlijk is 't zoo; in het hart der ontvangers wordt de dankbaarheid nog wel gevonden; wij zijn er u borg voor.
Daar wij nog vroegere zaken te vereffenen hadden, is er niet veel aangekocht. Slechts enkele vervolgwer- | |
| |
ken, als de stukken van Haupt's Zeitschrift fur Deutsches Alterthum, het laatste deel van Dodt's Archief voor Utrechtsche Geschiedenissen; voorts enkele oude Nederduitsche Handschriften uit de nalatenschap van Ds. Is. van Harderwijk, voor de taal niet onbelangrijk; de Geschichte der Deutschen Sprache van Jacob Grimm, en een paar geschied- en taalkundige stukjes. Al het overige, door ons verkregen, werd ons geschonken.
En van wie dan al? Vooreerst, buiten onze Maatschappij. Zij erlangde van buitenslands, in weêrwil der onrust die het naburig Duitschland doorwoelt, een vervolgstuk der Handelingen van het Bamberger Verein, en van den Hessisch Darmstadtschen Hofrath Dr. J.C.W. Steiner (heden uw Candidaat), zes zijner geschiedkundige werken. - Uit België, van de Commissie tot het lijkfeest voor Willems de Gedenkzuil daarvan, en eenige verslagen dier feestviering. Van E. Joly te Ronsse (mede uw Candidaat) Oudheidkundige nasporingen; en van Sleecx te Antwerpen, een blijspel en volksverhalen, - Uit Frankrijk, van Ed. Thierry, een krachtig schrijver uit Normandye, het leven van den Heere Le Chanteur, welke door Napoleon in 1809 en 1814, in burgerlijke en militaire betrekkingen naar Vlissingen en Antwerpen gezonden was; een boekje, waarin ook, van elders onbekende, bijzonderheden over den toenmaligen toestand dier belegerde steden gevonden worden. - Binnenslands, door de gedienstigheid van het Ministerie van Binnenl. Zaken, drie stukken der oudheidkundige Commissie van het Groothertogdom Luxemburg; en van 't zelfde Ministerie, twee gister
| |
| |
juist ontvangene proclamatiën in de taal der oude Wenden, voor de bewoners der Niederlausitz, te Berlijn in Januarij ll. uitgevaardigd, waarvan 't gemeld Ministerie beleefdelijk een exempl. voor ons met eene bijgevoegde Missive beschikbaar gesteld had; van wege het Koninklijk Nederlandsch Instituut, een volledig, in quarto-formaat afgedrukt exemplaar van het Woordenboek der IIe klasse op Hooft, hetgeen ons nog ontbrak, doch volvaardig, op ons verzoek, door den Secretaris dier klasse ons gewerd; van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap zijne Handelingen en de aanteekk. der Sectie-Vergaderingen; van de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wetenschappen, haar Programma; van het Provinciaal Genootschap van Noord-braband zijne Handelingen enz.; van de HH. J.H. van der Schaaff te Amsterdam, S. Gille Heringa te Tilburg, J.J. Burgmeijer te Warmond, en J. Tideman te 's Gravenhage, enkele door hen uitgegeven geschriften; van de familiën van twee onzer afgestorvene medeleden, H.O. Feith en P. Verkade, de laatste werken der overledenen.
Wij komen binnen de palen onzer wetenschappelijke Inrigting. Onze leden zelve gaven ons, of uit hunne Boekerijen of door hunne bemiddeling, van wege vreemden, verschillende boeken. Hieronder rangschikken wij: Prof. A. des Amorie van der Hoeven, om de door hem gegeven twee laatste geschriften zijns overledenen zoons; den Heer Koenen, de HH. H.W. Tydeman, de Wal, Vreede, R. Elsevier, Janssen, Baron van Aylva Rengers, den Heer E. Canneman, Mr. L.P.C. van den Bergh (13 Belgische stukken), uw dienaar de spreker,
| |
| |
die de vrijheid nam verschillende merkwaardige Geschriften der drie veilingen van het assortiment der Boekhandelaars S. en J. Luchtmans aan te bieden, waaronder een zeer zeldzamen Bijbel in het Nedersaksisch, Lübeck 1494 fol.; voorts noemen we hier nog den Heer Boonzajer te Gorinchem, die een HDS. op het naburig dorp Valkenburg betrekkelijk; eindelijk de reeds genoemde gevers, H.W. Tydeman en Rammelman Elsevier, die te zamen een 25tal ons nog ontbrekende Nederd. tooneelspelen ons aanboden; gelijk de Heer Tydeman alleen, nog 7 Nederd. vertalingen van Grieksche en Latijnsche schrijvers.
Tot de laatste rubriek hebben wij bewaard de eigen werken onzer medeleden: het is eene heele reeks, meer dan 60. Behalve geschenken van onze Belgische broeders Ph. Blommaert (1), Pr. van Duyse (1), de St. Genois (1), Serrure (1), Snellaert (4) en Fr. Verachter (6), erlangden wij van de inlandsche leden, A.J. van der Aa, Beucker Andreae, den Beer Poortugael, Berg van Dussen Muilkerk (2), S.J. van den Bergh, Bergman, Bodel Nijenhuis, Borsius, de Breuk, Brill (2), van der Chijs, Clavareau (2), Dirks (2), Ab Utrecht Dresselhuis (2), Rammelman Elsevier (3), H.O. Feith (senior) (bereids overleden), Geel, van Goens, Halbertsma, J. van Harderwijk Rz. (2), K.J.R. van Harderwijk (3), van Hasselt (2), Hermans (4), de Haan Hettema (2), de Jager (4), L.J.F. Janssen (2), Ten Kate, Kist (4), Kist en Royaards, Koenen (5), La Lau (2), Lastdrager, Lauts, P. Mijer (te Batavia), Nassau, Nienhuis, Noordziek (3), Nyhoff (2),
| |
| |
van Oosterzee (2), Ottema, Pan (4), Pape, Roorda van Eysinga, P. Scheltema, Schinkel, Schotel (3), M. Siegenbeek, Sifflé, Acker Stratingh, Ds. Jo. Tideman, H.W. Tydeman (4), W.H. van Voorst (2), Vreede, A. de Vries, Jer. de Vries, M. de Vries (2), en S. de Wind. Hun door dezen voorloopig dank te zeggen, ligt ons hier nog ten slotte op het harte.
Dan, nog iets, M. HH. Tot de verzamelingen der Maatschappij behoort ook die der Zegels. Zij is door de wet toegewezen aan de zorg van den Bibliothecaris. Zulks doet ons daarom eenigzins leed, wijl deze Ambtenaar reeds bezigheid genoeg schijnt te hebben; maar te meer spijt het ons, wijl die verzameling daardoor aan de zorg van den ontwerper dezer geheele zaak (Dr. Janssen) onttrokken wordt. Doch zijne hulp en inlichting zal hij altijd nog wel willen verleenen: gelijk hij in den loop des jaars nog voor de Maatschappij in ontvang genomen heeft twee geschenken: het eene, van den Heer S. van der Paauw hier ter stede, die ons nogmaals verpligtte door de toezending van 90 Schepenzegels in was en zegellak, meestal tot de stad Leiden betrekkelijk; het andere, nog zeer onlangs van Prof. Tydeman, bestaande in gedrukte wapenkaarten der Raden van Gelderland, en Mombers, Canceliers enz. van Zutphen, der HH. van Beusichem en Culenborg, der Regeringsleden der stad Leiden; en eindelijk, in een groot aantal nieuwere zegels, meestal in zegellak en van bijzondere personen, welligt ten getale van 1000 stuks: afkomstig van wijlen ons ijverig medelid, Prof. Mein. Tydeman.
| |
| |
Eindelijk is het ook nog met medeweten en instemming van meergemelden Dr. Janssen, dat in Oct. jl. onze toenmalige Bibliothecaris Elsevier, op eene veiling, eene zeer nette loketkast heeft aangekocht, welke tot berging van onzen zegelschat uiterst passende is.
|
|