Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1849

[p. 17]

[Handelingen]

De Heer Abr. de Vries, het oudste Lid ter Vergadering tegenwoordig, bedankt den Voorzitter en verzoekt dat de Openings-rede opgenomen worde in het verslag van de Handelingen van den dag. Dit voorstel door de geheele Vergadering ondersteund zijnde, wordt door den Spreker hierin bewilligd.

Met betrekking tot de levensberigten der afgestorven Leden (Necrologiën), welke voorheen in het ligchaam der Openings-rede pleegden te worden opgenomen, wordt door den Voorzitter thans voorgesteld, om de verandering, deswegens ten vorigen jare ingevoerd, van nu voortaan te bestendigen, in diervoege echter, dat niet de Voorzitter uitsluitend met het stellen dier Levensberigten worde belast, maar dat, telkens bij het overlijden van één' der Leden, 't zij ter Algem. Vergadering, 't zij in de Maandelijksche, een bepaald persoon uit de Leden, met de levensomstandigheden des overledene en zijne letterkundige werkzaamheden meer bijzonder bekend, worde benoemd en van wege de Maatschappij beleefdelijk uitgenoodigd, om zulk een levensberigt te vervaardigen, uitvoerig genoeg ter kenschetsing vooral van het letterkundig karakter en de werkzaamheid des overledene, maar tevens van die beknoptheid, dat het plaats kan vinden in de jaarlijksche Handelingen der Maatschappij; terwijl voorts de hiertoe

[p. 18]

benoemden zullen verzocht worden, het door hen gesteld levensberigt, 't zij zoo veel mogelijk vóór den tijd der Algemeene Vergadering, 't zij uiterlijk vóór het ter perse leggen der jaarlijksche Handelingen in de maand Julij, aan het Bestuur der Maatschappij te doen toekomen.

Dit voorstel algemeen goedgekeurd zijnde, wordt dien overeenkomstig besloten en terstond als Berigtgevers voor de in jaar afgestorvene Leden benoemd: voor wijlen

A. Lens	het Lid G. Ruytenschild.
A.S. van Reesema	het Lid G. Mees Az.
J.B. Cannaert	het Lid Pr. van Duyse.
W.H.J. Westreenen van Tiellandt	het Lid J.W. Holtrop.
G.J. Meyer	het Lid P. Hofstede de Groot, en deze zich om ziekte verontschuldigd hebbende, F.C. de Greuve.
A.F. Graaf v.d. Duyn van Maasdam	het Lid J.C. de Jonge.
D.P.G. Humbert de Superville	het Lid I.L.C. van den Berch van Heemstede.
J. Kops	het Lid H.J. Royaards.
W.N. Munting	het Lid N. Berkhout.
J.P. van Walrée	het Lid W.J.C. van Hasselt.
W. Cnoop Koopmans	het Lid S. Muller.
H.O. Feith	het Lid H.O. Feith (Jr.).

Den uitslag dezer zaak vindt men in de Bijlagen.

Men gaat hierna over tot de Punten van Beschrijving.