Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1845
(1845)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 61]
| |
II.Veel korter kunnen wij zijn omtrent het tweede punt van beschrijving, het Rapport over onze Bibliotheek. Ik trede terstond ter zake door op te merken dat de Hoogl. Tydeman, welke volgens onze Instructie in 1844 moest aftreden, nu een jaar geleden, in de Resumtie-Vergadering van 21 Junij, weder voor drie jaren is ingekozen en zich die keuze gereedelijk heeft laten welgevallen.
Het heeft Uwer Commissie, dit jaar, aan werkzaamheid, voorwaar! niet ontbroken. Want, behalve dagelijks terugkeerende bezigheden in het locaal der Bibliotheek, waarmede we U niet vermoeijen zullen, is de druk van den Catalogus, meestal door de zorg van ons Medelid Bergman. bedachtzaam voorwaarts gegaan. In de eerste plaats de druk van ons tweede deel: waarvan de Nederlandsche Geschiedenis en de letterkundige Geschiedenis van Nederland is afgedrukt, en de druk van de Geschiedenis en letterkunde der vreemde volken thans in volle werking is. Tot het eerste deel van den Catalogus behoort onze groote verzameling van Tooneelspelen. Nadat deze opgeschreven waren (zie hierover meerder in de Handd. 1844. bl. 67), zijn de titels geverifieerd en ook hiervan is de druk aangevangen. | |
[pagina 62]
| |
Wat van het een en ander dier deelen, in dit jaar de pers verlaten heeft, bevindt zich hier ter tafel.
Er wordt van de Boekerij met mate gebruik gemaakt. Als de Catalogus afgedrukt en den leden zal toegekomen zijn, zal dit gebruik gewis nog veel toenemen. Onze HDSS. zijn onder de gewone cautiën uitgeleend geweest, meest aan onze Medeleden: als aan de HH. Sloet (te Zutphen), Halbertsma, Clarisse en L.Ph.C. van den Bergh: de twee laatsten met doel om voor onze Werken te doen dienen. Één HDS. is ter hand gesteld aan den Wel Eerw. Heere P. Leendertz, Wz., (dus ver geen Lid der Maatschappij), en wel met voornemen van uitgave. Het is der Minnen Loep, vroeger aan Claes Willemsz toegeschreven, nu verklaard te zijn van Dirc Potter: het eerste deel van dit HS. is dezer dagen in druk verschenen en ons beleefdelijks geschonken.
Onze letterschat is op meer dan ééne wijze vermeerderd, hetzij door aankoop, hetzij door geschenken. De gekochte waren op binnenlandsche auctien, van Prof. Lenting en Mr. Tresling en eene voortreffelijke Haagsche verkooping van 7 April jl. bij de Gebroeders van Cleef gehouden, (om van kleinere niet te gewagen); of ook verkregen wij ze op buitenlandsche, te Halle, Leipzig en Greifswald: uit de nalatenschap der geleerden, Gese- | |
[pagina 63]
| |
nius (26 stuks), Schuderoff en Brandes (9), en Schildener (18), meest geschriften van taal- en oudheidkundigen aart. Ook enkele nieuwe werken, in eene aanteekening te vermeldenGa naar voetnoot*. De geschenken, dit jaar verkregen, waren, ge- | |
[pagina 64]
| |
lijk vroeger, vooreerst van verscheidene Maatschappijen. Uit 's Hertogenbosch, de Handelingen van 't Provinciaal Genootschap, aldaar gevestigd; even zoo, het jaarlijksch Programma van de Hollandsche Maatschappij van fraaije Kunsten en Wetenschappen. Van het Utrechtsch Genootschap, behalven haar Programma, één door haar bekroond geschrift, en twee andere door haar uitgegeven. - Van het Zeeuwsch Genootschap, de 2 laatste stukken harer Werken, door Ds. Dresselhuis en Dr. Janssen, met een atlas platen. Eene andere geleerde Inrigting schonk een dubbel exemplaar van wijlen Charles van Hulthem's voortreffelijken Catalogus van zijne niet minder voortreffelijke Bibliotheek, in 6 deelen in Octavo vervat; en van eene Tibetaansche Spraakkunst en Woordenboek door Czoma de Körös, Calcutta, 1834. 4o. Maar ook van over de Zee gedacht men aan ons. Slechts weinige weken geleden ontving ik uit Java, van den werkzamen Secretaris des Bataviaschen Genootschaps van Kunsten en Wetenschappen, bij een verpligtend schrijven van 1 Augustus, het laatstverschenen of 19e stuk van deszelfs Werken - een zeer lijvig en nog schaars alhier bekend boekdeel, bevattende: Dr. van der Vlis's beschrijving en verklaring der Oudheden en Opschriften op Soekoeh en Tjetto, met 6 platen, en Sjaïr Bidasari, een Maleisch gedicht met vertaling en aanteekeningen van Dr. W.R. van Hoëvell. Dit was voor | |
[pagina 65]
| |
het eerst dat onze Maatschappij deze onderscheiding uit Neêrlands Indië erlangde. Ja zelfs van de boorden van den Donau kwam ons, ten vervolge, het 8ste deel der Verhandelingen van het Historische Verein der Oberpfaltz, waarvan vroeger een vorig deel tot ons gekomen was (Handd. 1844. bl. 58), en welk geschenk wij met gelijke beleefdheid, door 't zenden van het zesde deel onzer Werken beantwoord hadden. De vreemde personen, door geen band van lidmaatschap dus verre met ons verbonden, en welke onzer gedachten door 't zenden hunner werken, waren de HH. Mr. Beucker Andreae van Leeuwarden, die 2 stukken inzond; Bosch Boekhandelaar en Courantier te Utrecht (6 stukken); Bosdijk van Schoonhoven; K.J.R. van Harderwijk van Rotterdam (4 stukken); de Leidsche Juris Candid. G.G. Kool, zijne Gedichten; de Heer Mr. E.G. Lagemans te 's Gravenhage, Nederlandsche, door hem in het Duitsch overgebragte, proeven onzer Kanselwelsprekendheid; de Heer A. van Lee, te Amsterdam, zijne Nederd. vertaling der Geschiedenis van de Nederlandsche Schilder-, Houtsnijen Graveerkunst door ons Medelid G. Rathgeber van Gotha, 1e Deel, en nog 2 andere stukjes (het eene over Haarlems regt op de Uitvinding der Boekdrukkunst); van wege Mr. A.D. Meijer te Amsterdam, drie door hem uitgegevene Geschriften van wijlen zijnen broeder, weleer ons Medelid, | |
[pagina 66]
| |
Mr. Jonas Daniel Meijer; en de Litterarum Candidatus J. Tideman te Utrecht. Ook in Antwerpen was er een jeugdig en verdienstelijk dichter en prosaschrijver, de Heer L. van Hoogeveen-Sterck, die ons gedachtig was, door dezer dagen zes zijner stukken, meest in gebondenen stijl, aan ons in te zenden.
De eigen werken onzer Medeleden waren, òf van Nederlandsche, òf van uitlandsche Leden. De laatstgenoemde waren, behalve ons medelid Tross, te Hamm in Westphalen, allen door geboorte en inwoning Belgen. En, onder deze zuidelijke broeders, het in 't vorig jaar pas benoemde Medelid H. Conscience te Antwerpen; de overige waren: het Brusselsch Lid de Reiffenberg (6 verschillende stukken), de Gentsche Geleerden, Serrure, Willems (4 stukken) en Snellaert, en de Brugghesche J. de Jonghe (2), zender van den grooten Vlaemschen Chronijk van Despars, door hem in 4 deelen, 8vo uitgegeven. Onder onze inlandsche Leden, waren er velen die ons hunne eigene Geschriften deden toekomen. Hun enkele naamsvermelding volsta hier kortheidshalve. Zij waren de volgende (het nummer achter hun naam duidt het meervoudig aantal hunner gezondene stukken aan): A.J. van der Aa, Mr. Robidé van der Aa (2), Prof. Mr. van Assen, Ds. Beets, Mr. Beijerman (2), Jkhr. Mr. Berg, | |
[pagina 67]
| |
Mr. L.P.C. van den Bergh, Dr. J.T. Bergman eenige kleinigheden; Mr. Bodel Nyenhuis (2 dergelijke), Ds. Borsius, Prof. Bouman, Dr. Brill, Prof. van Limburg Brouwer (3), Ds. Blaupot ten Cate (2), Prof. van der Chys (3), Mr. Da Costa, Mr. Dirks (2), en nog een, gemeenschappelijk met Jkhr. Mr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma, Ds. Sprenger van Eijk, Baron Collot d'Escury (thans reeds overleden!) het 7e Deel van Hollands, en van zijnen, Roem; Mr. D. Fockema, Jkhr. Mr. D.T. Gevers, D. Groebe, Mr. Groen van Prinsterer (2), Guyot te Nijmegen; Ds. Ter Haar, Ds. Halbertsma, Jan van Harderwijk Rz., Ds. Hasebroek, Mr. van Hasselt (2), Prof. des Amorie van der Hoeven, de Jager, Dr. Janssen, Prof. Kist, zoo alleen, als in vereeniging met zijnen ambtgenoot Royaards; Lastdrager, Mr. J.G. la Lau (2), Prof. Lauts (2), Mr. D.J. van Lennep (een bundel die niet in den handel is), Ds. Diest Lorgion, Magnin, Noordziek, Nyhoff, Mr. Pan (2), Schinkel (2) (mede, stukken buiten den handel), Ds. Schotel (6), Prof. Schrant (2), Ds. van Senden, Mr. Sifflé, W.H. Suringar (2), Dr. W.H.D. Suringar, Prof. Mr. H.W. Tydeman, Dr. P.H. Tydeman, D. Veegens, Mr. G.W. Vreede, Ds. A. de Vries, Dr. M. de Vries, Mr. J. de Wal (2). Heeft iemand onzer Leden hier zijn naam niet gehoord, dien hij echter had moeten hooren, zoo denke hij even na, of deze | |
[pagina 68]
| |
schuld van vergetelheid aan onze, dan wel aan zijne zijde te zoeken zij; of wij vergaten te noemen, dan wel of hij vergat in te zenden! Maar niet alle onze medeleden gaven dit jaar iets in het licht. Sommigen vergoedden dit, door geschenken van oudere of nieuwe geschriften van verschillenden aart uit hunne Boekverzamelingen af te zonderen of voegden het toe aan 't geschenk hunner eigen voortbrengsels; zoo zond ons de Hoogl. van Assen een HDS. der 17de Eeuw; de Heer Boonzajer een ouden Psalmdruk der 16de Eeuw; Mr. Dirks een Nederlandsch Gezantschapsverhaal der 17de; Dr. van Doeveren een zeer groote plaat van het beleg van Haarlem, in 3 bladen groot folio door van Noorden gesneden; de HH. Iz. van Harderwijk, Janssen, Wenckebach en Sloet van Zutphen, het een en ander voor taal-, dicht- en oudheidkunde; Prof. van Lennep den nieuwen Catalogus der Bibliotheek van het Kon. Ned. Instituut, voor zoo ver die afgedrukt is; de Heer van Orden drie folianten uit onze Vaderl. Geschiedenis; Prof. de Vriese, een nieuw Hoogduitsch jaarlijksch Verslag, ten vervolge; de Burggraaf de Kerckhove, gezegd de Kirckhoff van der Varent, Med. Dr. te Antwerpen, 2 heraldieke en oudheidkundige werkjes. Terwijl de drie leden uwer Bibliotheeks-Commissie gestadiglijk voortgingen, om, onder het redigeren van den nieuwen Catalogus, uit hunne eigene dubbelen van tijd tot tijd eenige ontbrekende | |
[pagina 69]
| |
artikelen daaraan toe te voegen; onder de giften van den Hgl. Tydeman waren eenige Spaansch-Joodsche Gebedeboeken; onder mijne giften acht stukken over Deensche Geschiedenis, zoo algemeene als Kerkelijke, mij geschonken door ons tegenwoordig Candidaatlid, Dr. Kalkar.
Zie daar de vermeerderingen waarvan ik verslag te doen had. Mij rest nog ten slotte U mede te deelen dat er in de Resumtie-Vergadering, op morgen te houden, bij de Jaarlijksche Rekening en Verantwoording over onze Bibliotheek, tevens een der leden van onze Bibliotheeks - Commissie moet aftreden; waarvan de toerbeurt tot mij gekomen is. |
|