| |
| |
| |
II.
Dezelfde Spreker vervolgt aldus:
Mijne Heeren, zeer geëerde Medeleden!
De levensomstandigheden van de Boekerij eens Genootschaps gedurende een jaar tijds, telkens weder voor Ul. open te leggen, heeft, uit zijnen aard veel eentoonigs. Dat leven is zoo stil, loopt zoo kalm voort, dat het, in een zoo beweegvollen tijd, als die, welke wij beleven, schier geheel vergeten wordt, en wij, waar wij geroepen worden, Ul. op de bewijzen van leven opmerkzaam te maken, naauwlijks eenige afwisseling in ons tafereel vermogen aan te brengen.
Niet dat er doodslaap of verkwijning was: verre van daar, hoopen we; want de financieële bron (onze jaarlijksche toelage) vloeide als te voren; ons personeel bleef hetzelfde, want het, op 18 Junij 1841, aftredend Lid, Tydeman, werd dadelijk weder ingekozen; en wij voelden ons zelfs opgewekt tot meerdere werkzaamheid.
Wilt gij er iets van hooren? Het is de Catalogus der HDSS., welke door uwe Commissie, vooral door ons Medelid Bergman, in de laatste maanden is afgewerkt en alhier ter tafel is. Die der HDSS., zeg ik: want deze alleen is afgedrukt.
| |
| |
Edoch wij hebben ze nog niet rondgezonden: dit wacht nog tot het voltooijen van dien der gedrukte werken.
Het zou ons kwalijk voegen over dit afgeloopene gedeelte onzer taak uit te weiden. Echter moeten wij in 't midden brengen dat, bij veel naauwer druk dan die van d. j. 1829, en bij weglating der proeven van 't geen sedert dien tijd uit dezelve het licht zag, deze een vierde meer aan blzz. bevat; en er over den inhoud van velen door onzen ambtgenoot Bergman, vrij wat aanteekeningen gemaakt of de vroegere uitgebreid zijn, welke tot waardering en onderlinge vergelijking der verschillende HDSS. dienen. Wij hebben tot het laatst oogenblik ingelascht wat wij erlangden. - De lijst der gedrukte werken, - het uitvoeriger deel - moet nu volgen. Doch het verheugt ons, dezelve in druk nog niet te hebben aangevangen, dewijl wij, nu 14 dagen geleden, voor onze vakken van algemeene, vergelijkende en Noord-Europeesche taalkunde, waarin zoo zeldzaam iets volledigs in openbaren verkoop voorkomt, een aantal van meer dan honderd werken verkregen hebben uit de Boekerij van (naar wij meenen) een nog levend grondig beoefenaar der taalstudie, die zijn naam verborgen houdt; eene veiling die den 30en der vorige maand in 's Gravenhage plaats had. - Zeer enkele aankoopen deden wij van nieuwe taalkundige Duitsche werken,
| |
| |
maar vooral ook van oudere stukken: als MSS. stukken van en over P.A. v.d. Werff enz., eene verzameling Keuren van Leijden en van Rhijnland, waaronder geschrevene; en uit den boedel van een ijverig verzamelaar te dezer stede, in 't verlopen najaar, niet minder dan 58 Psalmberijmingen en een 20tal oude drukken. - Doch wij hebben in denzelfden herfst nog meer, en op goedkooper wijze, dan het zoo even vermelde, mogen erlangen. Herroept onder uwe aandacht, wat in den Konst- en Letterbode des vorigen jaars, no. 44 en 48, gemeld is omtrent het Geschenk van eene Verzameling van oude en nieuwe Nederduitsche Tooneelspelen, van de vroegste tijden af voortloopende tot op het oogenblik onzer tijdelijke inlijving in het Fransche Keizerrijk. Het bevat alle de vakken van tooneelmatigen arbeid, zoo Treur- als Blij-, Zang-, Zede-, Burgerlijke Spelen, en wat dies meer zij; zoo in in prosa als in dichtmaat uitgegeven; zoo wel die zonder, als die met naam des schrijvers verschenen; velen ook onder eene zinspreuk, die hunnen naam of die van het Kunstgenootschap bevat. Ze beginnen met de oudste Kamerspelen der Rederijkers, waarvan zeer velen uit de 16e Eeuw dagteekenen, en welke alleen een aantal van meer dan 60 boekdeelen, meest in 4o en klein 8o, van den jare 1539 af tot in de 18e Eeuw toe, uitmaken. Het geschenk ging verzeld van een' geschrevenen volledigen
| |
| |
alphabetischen Catalogus, zelve 162 bladz. in folio groot, en welke ons de geheele verzameling oppervlakkig op 4000 stuks doet berekenen. Dezelve is nog te merkwaardiger, door sommige oude stukken van Belgischen oorsprong, welke zeer zeldzaam bij ons te lande voorkomen; door eenige geschreven stukken van Nederlandsche dichters, bij de gedrukte ingebonden; door eenige letterkundige aanteekeningen; door ingevoegde platen en portretten, ettelijke bijgevoegde teekeningen, en dergelijke meer. Gij zoudt nu gaarne wenschen te weten door wien ons deze schat geworden is. Doch de belanglooze gever, welke onder onze leden schuilt, heeft, door eene buitengewoone - te groote - bescheidenheid gedreven, ons verboden zijn' naam te vermelden.
Onze verdere geschenken wil ik U slechts even opnoemen. Van staatkundige of letterkundige besturen, in ons Vaderland: de Annales Academiarum, de programmata der Zeeuwsche en Utrechtsche Letterkundige Maatschappijen; van de Commissie voor het Monument, aan onzen Rembrandt op te rigten, hare Circulaire; van het Deensche Oudheidkundig Genootschap te Coppenhagen, deszelfs jaarlijksche Handelingen. - Ook vreemde personen begiftigden ons, als twee Belgen, de HH. Lansens uit Westvlaanderen en Nolet de Brauwere van Steelant van Leuven, twee Duitschers, Dr. J. Zacher uit Silezië en de Heer G. Rathge-
| |
| |
ber, Bibliotheeks-Secretaris des Hertogs van Saxen-Gotha. Deze laatste vooral, zond drie verschillende werken over de letterkundige geschiedenis der Nederlandsche Bouw-, Beeldhouw-, Schilder- en Graveerkunst, en van onze Penningkunde; geschriften, die bij ons het onderwerp van een opzettelijk onderzoek door eene Commissie hebben uitgemaakt, welker rapport door tijdsgebrek nog niet op onze Maandelijksche Vergadering kon worden medegedeeld: doch wij vonden zijne geschriften zoo belangrijk, dat gij 's mans naam straks op de lijst onzer Candidaten zult aantreffen. Een beleefde uitvoerige Latijnsche brief, hoofdzakelijk inhoudende de redenen, waarom de schrijver bij voorkeur deze schriften bewerkt en ons aangeboden had, tevens veelzins uitweidende in den lof der Nederlandsche Natie en van haren vroegtijdigen kunstsmaak - begeleidde dit geschenk, en werd door onzen geëerden Voorzitter bij missive in dezelfde taal beantwoord. In de Vergadering van 5 November en 3 December l. l. hoorden wij de voorlezing van het een en ander aan. Doch ik keer terug van deze uitweiding.
De inlanders, doch buiten onze Maatschappij, welke ons iets gaven, waren: de Predikanten Borsius en Swalue uit Zeeland (die gij onder onze Candidaten bespeuren zult), de HH. Mrs. J. Dirks, J. de Wal en J. Tak, van Leeuwarden, Winschoten en Middelburg; de Med. Doctoren A. v.d.
| |
| |
Boon van Zaandam en A. Maas van Schiedam; de Hr. Jacob uit 's Hage en G. de Meijer uit Rotterdam.
Onder onze leden waren er niet weinige, die ons met geschenken van anderen of zeldzame en oude werken begiftigden; als de volgende, in alphabetische orde gerangschikt: Mr. L.Ph.C. v.d. Bergh, Ds. N. Berkhout van Leijden en Ds. J. Berkhout van Zaandijk; Baron F. von Boddien te Aurich en C.G. Boonzajer te Gorinchem (de laatste, geschrevene satyrieke verzen van het eind der vorige Eeuw), Ds. ab Utrecht Dresselhuis te Wolfaartsdijk; Mr. J.P. de Fremery te 's Gravezande; Dr. J.J. de Gelder alhier, Ds. J.H. Halbertsma (vier MSS. tooneelspelen, ter aanvulling onzer groote verzameling), de HH.J. van Leeuwen te Leeuwarden; Burgemeester van Orden te Zaandam; de Hoogl. Weijers alhier en de Hr. Willems te Gent; - waarbij de leden uwer Bibliotheeks-commissie een dertigtal grootere of kleinere stukken voegden.
Ook van onze Leden kwamen dit jaar vruchten hunner pen in het licht. Niet, dat allen ons deze geschriften zonden. Er waren er wel, die door zwaarwigtiger zorg overladen, het toezenden vergaten: doch die om ons dachten, en dan nog bij den wil de daad voegden, waren de navolgende, 54 in getal; waaronder zes buitenlanders, die al-
| |
| |
len, op één na (den Rijsselschen Archivarius Le Glay), Belgen zijn. De HH. van der Aa en Heldring (gezamenlijk) (3 stukken), Jkhr. van Asch van Wijck, Prof. v. Assen (2 st.), Mr. A.J.J. Bake, Ds. N. Beets, de HH. Helvetius van den Bergh en Mr. L.Ph.C. v.d. Bergh, Dr. Bergman, Ds. Blaupot ten Cate, Jkhr. Blommaert, uw dienaar de Spreker, A. Clavareau, Mr. Da Costa (2 stukk.), Ds. ab Utrecht Dresselhuis, W. Eekhoff, Baron de Geer, Dr. J.J. de Gelder, A. le Glay, Goethals (2 stukk.), Mr. Groen van Prinsterer (4 stukk.), Ds. ter Haar, Ds. Halbertsma (2 stukk.), Mr. A. van Halmael, J. van Harderwijk Rz., Jkhr. Mr. de Haan Hettema (2 stukk.), Prof. des Amorie van der Hoeven, de Heer J. de Jager (2 stukk.), Dr. Janssen, Dr. W.J.A. Jonckbloet (4 stukk.), de Hgll. Kist en Royaards gezamenlijk, Mr. Koenen, de Hr. G.v. Enst Koning, Prof. Lauts (2 stukk.), J.v. Leeuwen, Prof. P.v. Limburg Brouwer (2 stukk.), Dr. H.J. Nassau, Prof. J. Nieuwenhuis, de Archivarius Nyhoff (2 stukk.), de HH. van Ouwerkerk de Vries en P. de Raadt, Prof. Royaards (2 stukk.), Ds. van Senden, de Hgll. C.P. Serrure en M. Siegenbeek (3 stukk.), Mr. A.F. Sifflé, Dr. Snellaert (4 stukk.), Prof. van Swinderen, Ds. K. Sybrandi, Prof. Tydeman (2 stukk.), Prof. Vreede, Ds. A. de Vries,
| |
| |
de Hr. J.F. Willems (2 stukk.) en Mr. S. de Wind. Verwacht de titels zelve hunner geschriften in dit jaar op onzen nieuwen Catalogus, dien wij U, eer wij weder zamenkomen, hoopen ter hand te kunnen stellen.
|
|