| |
II.
Dezelfde Spreker vervolgt aldus:
Mijne Heeren, zeer geëerde Medeleden!
Mag ik nog korten tijd uwe aandacht verzoeken voor het tweede punt onzer beraadslagingen, het Rapport over onze Bibliotheek. Wel ontvangt Gijl., als naar gewoonte, een Supplement op onzen Catalogus; wel zal de nieuwe volledige Catalogus dit jaar verschijnen; doch voor zoo veel als Gijl. soms de doorbladering van het een en ander, door gewigtiger bezigheden verhinderd, mogt verschuiven of geheel ter zijde stellen, willen wij toch, hier aan uw gehoor, met weinige, en in enkele bijzonderheden bewijzen, dat de Commissie ad hoc haren tijd, dit jaar, niet gansch onledig heeft doorgebragt.
Wel is de nieuwe Catalogus nog ongedrukt, doch daarom is hij geenszins ongeordend. Trouwens de nieuwe, door ons aangenomene orde heeft eene verschikking noodzakelijk gemaakt, waarbij al wat in dit jaar verkregen is nu dadelijk bereids is ingevoegd geworden; zoodat wij dezelve dezer dagen ter drukpers kunnen geven. Wij hebben ons, en Ulieden, dit verwijl willen
| |
| |
doen getroosten, om de aanzienlijke vermeerderingen, die de Verkoopingen onzer overledene medeleden Heringa en van der Palm, in den loop dezes jaars (de maanden Januarij en April) ons hebben aangebragt. De daarbij door de Maandelijksche Vergadering, aangezien den toestand onzer Commissoriale kas, ons toegestane sommen en de onafgebrokene tegenwoordigheid van uwen dienaar, den tegenwoordigen spreker, op laatstgemelde boekveiling, maakten het ons mogelijk om, met weinig middelen, veel aldaar te verkrijgen: als, te Utrecht, oude Bijbeldrukken en oude Nederlandsche Letterkunde; te Leyden, onze vakken van vreemde en Nederduitsche Taalkunde (waaronder stukken met geschrevene aanteekeningen van wijlen ons, in het laatstgemelde vak, zoo bedreven medelid, den Hoogl. Jan Jacob Schultens, wien, zoo wel als zijn' zoon Henrik Albert, die 10 jaren onze Voorzitter was, het belang onzer Maatschappij en der Vaderlandsche taal werkdadig ter harte ging). Bij van der Palm vergaten wij ook onze Dichtkunde niet. - Ook konden wij te Amsterdam op eene verkooping (in het zoogenaamd Huis met de Hoofden) in April l.l., acht Nederduitsche Handschriften der 15e en 16e Eeuw magtig worden. - Elders (te Gent) kochten wij eene MS. Hindostaansche, Persische en Nederduitsche Woordenlijst der 17e E.; een HS., bevattende de taalregels der Overzetters van den Bijbel, volgens de zoogenaamde Staten-Overzetting,
| |
| |
benevens de Taalregels der vervaardigers onzer nieuwe Psalmberijming van d. j. 1773. Wij kochten een zeer zeldzame Gemmula Vocabulorum, den druk van 1488, zeer goedkoop aan; als ook elf werken in het Zweedsch geschreven, over de statistiek, letterkunde en geschiedenis van dat merkwaardige Noordsche volk. Wij vermeerderden aanzienlijk onze verzameling van oudere en nieuwere Nederduitsche vertalingen van Grieksche en Romeinsche Schrijvers; verkregen eene volledige Mnemosyne door den Hoogl. Tydeman c. s. in 20 deelen uitgegeven; en, - bij latere werken, als Oelrichs Sammlung Bremischer Gesetzbücher (1771), Dreijer's Abhandl. v. d. Nutzen des Reinke de Voss, in Erklärung der Teutschen Rechts-Alterthümer, en gelijktijdigen, - kochten wij mede, van het in de laatste dagen in druk verschenene, het volgende aan: het tweede deel van het Archief voor Kerkel.- en Wereldl.- Geschiedenissen, inzonderheid van Utrecht door den onder-Bibliothecaris Dodt; de Belgische Letterkundige Tijdschriften, de Middelaer van David te Leuven, het Kunst- en Letterblad van Blommaert te Gent; de Duitsche, das Niederländische Museum van Münch, Haupt's en Hoffmann's Altdeutsche Blätter, das Zeitschrift für Deutsches Alterthum van Haupt; van Dr. K. Freiherr von Richthofen, zijne Friesische Rechtsquellen en zijn Altfriesisches Wörterbuch, 2 deelen, in 4to;
| |
| |
eene Verhandeling über das Leben und die Lehre des Ulfila, ein ungedrücktes Werk des 4en Jahrhunderts, bewerkt door G. Waitz, in 1840; een werk van G.P.C. Kaiser, über die Ursprache; van Braun, 6000 Sprüchworter; van Vilmar en Graff, over Duitsche Taalkunde; het laatste, eene voortzetting van zijnen Altdeutschen Sprachschatz; J. Grimm, über Reinhard Fuchs, gelijk van W. Grimm, de Konrad von Würtzburg, Schnakenburg's tableau comparatif des patois de la France, 1840; le cabinet de conversation de dix langues Européennes, in 't vorig jaar te Bucharest in Wallachye verschenen, Strinnholm's Staatsverfassung und Sitte der alten Skandinavier, 2er Theil, en Müller, der Lex Salica Alter und Heimat.
Ons is veel in dit jaar geschonken. Ten deele mogen wij zulks toeschrijven aan onze Circulaire, aan alle de leden toegezonden, in d. 1 Febr. j. l. Zij was een denkbeeld van het oudste Medelid onzer Commissie, strekkende, als U bewust is, om, vóór de uitgave van den nieuwen Catalogus, de leden aan te spooren, hetzij tot geschenken van anderer werken uit hunne Boekerij, hetzij tot aanvulling van de reeks hunner eigene geschriften. En, hebben wij al niet overal weêrklank gevonden, soms niet dáár, waar wij 't meest zulks verwachtten: liefst schrijven wij dit aan de veelvuldige werkzaamheden onzer leden toe en vermelden het slechts te
| |
| |
dezer plaatse, op dat, wie het aangaat, het nog ter harte neme. Wij, uwe Commissieleden, zijn dankbaar voor het ontvangene: en - spreken nu, eerst, met een woord, van de eigene werken. Ze allen op te sommen verbiedt de tijd; de grootere te vermelden, gelijk wel eens vroeger plaats had, mogt onbillijk geacht worden, wijl de ondervinding leert dat stukken, klein in omvang, even zoo veel, ja soms meer, degelijks, bevatten kunnen, dan uitvoerige geschriften; wij laten dus slechts de namen der schrijveren in alfabetische orde volgen, 71 in getal, en vermelden achter hunnen naam, zoo ze meer dan één geschrift van hunne hand ons toezonden. Sommigen bepaalden zich niet bij het kortelings uitgegevene, maar gingen zelfs terug tot den tijd, waarin hun eerste werk het licht zag. - Wij vermelden de namen van:
Mr. Robidé v. d. Aa (2),
Mr. J. Ackersdijck (14),
Arend (5),
Jhr. Mr. van Asch van Wijck (2),
Mr. van Assen,
Mr. L.Ph.C. v.d. Bergh,
Bergman (3),
N. Berkhout,
Boonzajer,
Mr. P. Bosscha (2),
Bouman (2),
Mr. A. Brugmans,
v. d. Chys (3),
Mr. Da Costa (5),
Delprat,
Mr. C. Baron Dirckinck-Holmfeldt, uit Holstein (2),
Eekhoff,
Mr. H.O. Feith (7),
Mr. Fockema,
| |
| |
Gebel (2),
Geel (2),
Jhr. de Geer,
Gen. Maj. van Gorkum (3),
ter Haar (2),
Halbertsma (2),
Jan v. Harderwijk,
Mr. v. Hasselt,
Heldring, zoo alleen (6), als met Mr. Robidé v. d. Aa,
Jhr. Mr. de Haan Hettema (2),
Mr. C.J.v. Heusden (22),
onze Nestor, Mr. Hoeufft,
Des Amorie v. d. Hoeven,
Holtrop,
Immerzeel Jr. (2) (bereids overleden),
de Jager (4),
Janssen (2),
Jhr. Mr. de Jonge,
Juynboll,
Kayser (4),
Kist en Roijaards vereenigd, en de eerstgenoemde alleen;
Lastdrager,
Merkes,
Messchert (6),
S. Müller (2),
Mr. Nepveu,
Nyhoff,
van Orden,
Prins,
Dr. de Raadt (2),
Jhr. F.A.v. Rappard,
Mr. van Reesema (8),
Roorda van Eysinga,
Roijaards (3),
Schotel,
Schrant,
van Senden (2),
Siebold,
M. Siegenbeek (2),
van Someren,
Stronck,
W.H. Suringar,
W.H.D. Suringar (4),
Tross, van Hamm,
Mr. H.W. Tydeman,
Mr. Verbrugge,
Verkade,
Mr. (nu Prof.) Vreede (2),
v. Ouwerkerk de Vries (2),
Weijers,
A. v.d. Willigen, bereids overleden, en
v. Wijk Rldz. (2).
| |
| |
Aan de tweede aanvraag der Circulaire, de oudere en nieuwere werken van anderen, door onze Leden uit hunne Boekerijen afgezonderd, zagen wij ook door een twintigtal Uwer, soms van zelf en vóór het uitvaardigen van ons aanzoek, boven verwachting beantwoord: het waren de H.H.
Adriani (3),
Arend (3),
N. Berkhout (4),
Boonzajer (4),
Eekhoff (19),
Mr. H.O. Feith,
Is. van Harderwijk (3),
Mr. van Hasselt (3),
Mr. le Jeune (4),
Mr. Koenen (3),
Cnoop Koopmans (2),
F.J. van Maanen (6),
S. Muller (12),
Nijhoff,
Van Orden (10),
Jhr. F.A.v. Rappard (een HS. der 15 Eeuw),
Schotel (3),
W.H.D. Suringar (2),
Tross (2),
Weijers:
waarbij ook de leden uwer Bibliotheeks-Commissie het een en ander voegden, Dr. Bergman een 10 tal, uw tegenwoordige Spreker een 20 tal, de Hoogl. Tydeman alleen 40 à 50 verschillende stukken.
Doch ook eenige Nederlanders buiten den kring onzes Genootschaps gaven ons een bewijs hunner belangstelling. Ook hun aantal was grooter dan in een der vroegere jaren; het waren de betrekkingen van wijlen onzen eenigen v.d. Palm, de
| |
| |
HH. Mrs. J. de Wal te Assen, thans te Winschoten (2 stukken), Rh. Feith te Groningen, en G.A. de Meester van Harderwijk; de Hr. F.C. Kist uit 's Hage, en W.J. Berlijn uit Amsterdam, de Heer A.D. Schinkel uit 's Hage (2 stukken), en de Heer N. van der Monde te Utrecht (3); eindelijk de Predikanten S.A. Buddingh en W.R. Baron van Hoëvell van Batavia, aan wie de ruimte der zeeën niet deed vergeten den band die de letteren der onderscheidene werelddeelen aan één hecht.
Van onze, zoo even gemelde, Oost-Indische Kolonien is de overgang geredelijk tot buiten de grenzen onzes Koningrijks. Want, ook daar wordt onze Maatschappij meer en meer bekend. In de eerste plaats treffen wij aldaar onze buitenleden aan, die hoewel van alle lasten der jaarlijksche Contributien ontheven, echter de vruchten hunner werkzaamheid, meestal op geschied-, taal-, en letterkundigen bodem geplukt, ons deden kennen. Vier onzer Belgische broeders onderscheidden zich: de HH. Goethals en Blommaert, die één, Willems, die vier, Serrure, die twee hunner werken, zonden; voorts de Archivarius le Glay uit Rijssel (Départ. du Nord), Prof. Illgen uit Leipzig, en Prof. Hisely uit Lausanne.
Wij gaan verder tot de buitenlanders, die nog niet onder onze medeleden zijn opgenomen: de Heer Nolet de Brauwere van Steelant, te Leu-
| |
| |
ven, zond ons op nieuw een gedicht van zijne hand; de Redacteur van den Catalogus van wijlen Prof. Lammens te Gent, het 3e deel dier Boekverzameling; de Hanoversche Geheimraad von Boddien van Aurich, een werk over de Landhuishoudkunde van zijn Vaderland; Dr. Selberg, van Rinteln in Keur-Hessen, een geschrift over den vroegeren en tegenwoordigen toestand van het door hem bezochte eiland Java, en 't geen de Hoogl. Reinwardt voor ons beoordeeld heeft, (het werkje is reeds in onze taal verschenen, en ook in de Nouv. Annales des voyages (4me ser. 1re ann. p. 383-390) Sept. 1840 gunstig aangekondigd); eindelijk de Heer A.B. Gilpin, uit Noord-Amerika, welke te Boston eene verhandeling over de Celtische Talen heeft in 't licht gezonden.
Eindelijk resten ons de Genootschappen, zoo in, als buiten ons Vaderland gevestigd, welke niet vergaten, ons met hunne werken te verrijken: als van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap twee ons nog ontbrekende stukken; de, van Gouvernements wege thans uitgegeven wordende, Annales der gezamenlijke Nederlandsche Hoogescholen; de laatste jaargang der Handelingen van het Deensch Genootschap voor Oudheidkunde, die, met platen voorzien, in 't licht verschijnen; eindelijk, van een nieuw, te Washington in Noord-Amerika opgerigt Genootschap voor Wetenschappen, getiteld National Institution for the promoting of Sci-
| |
| |
ence, established at Washington, 1840, zijne Wetten en de redevoering, door den Voorzitter op den eersten Jaardag dier inrigting uitgesproken. Deze bezending ging verzeld van een vrij uitvoerig Engelsch schrijven aan ons gerigt, welks beantwoording aan onzen Secretaris voor de Briefwisseling is opgedragen geworden. Wij hoopen het een en ander dezer geschenken naar eisch door eene tegengift te vergelden, en wachten daartoe slechts het verschijnen van onzen volledigen Catalogus af.
Verneemt nu nog ten slotte, dat onze Bibliotheeks-Commissie, op morgen, als naar gewoonte, in de resumtie-Vergadering rapport hoopt te doen van het financieel beheer der aan haar toevertrouwde gelden over het afgeloopen jaar; en dat hij, die dan uit ons midden volgens onze Instructie moet aftreden, de Hoogleeraar Tydeman is.
|
|