vorm daarvan; of ook zelfs over eene halve bekrooning, door den Schrijver eene zilveren medaille aan te bieden. Hiertoe toch advijseren twee der beoordeelaars, en alle vijf erkennen niet slechts de moeite, die de Schrijver zich gegeven heeft, maar ook den goeden aanleg van den Schrijver, en dat er in zijn werk veel fraais te vinden is. Op dit punt dan heeft de Commissie ernstig gedacht; doch is geëindigd met het eenparig praeadvijs, om geen zilveren medaille aan te bieden. Want:
1.) Het is minder eigenaartig, alleen een zilveren medaille te geven, wanneer de gouden niet gegeven wordt. Zilver is eigenlijk een accessit, tot het gene met goud bekroond is.
2.) De Schrijver van dit stuk kan niet gezegd worden, den prijs zelf, objectif beschouwd, zóó nabij gekomen te zijn. Drie van de vijf beoordeelaars keuren af, zonder gewag van medaille: de twee, die (wegens tijdsgebrek tot breeder uitwerken hunner advijsen) ongemotiveerd beoordeeld hebben (en dus eigenlijk aan het geen art. 76 der wet van den beoordeelaar vordert, minder voldaan), stemmen voor de zilveren medaille. De weigerende opinie schijnt dus, niet slechts numero, maar ook pondere, krachtiger.
3.) De consolatie van de zilveren medaille bij de afkeuring van het stuk met loffelijke melding, is voor den Schrijver minder waardig, dan ze