Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1836
(1836)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 55]
| |
schrevene Prijsvragen: ‘Geschiedenis van Jacoba van Beijeren, dochter van Graaf Willem VI, uit de oudste, zoo wel Buitenlandsche als Nederlandsche Schrijvers en bescheiden opgemaakt, en met bijzonder opzigt tot de ware en juiste tijdorde der gebeurtenissen’, één antwoord was ingekomen. Dit was bij opvolging ter hand gesteld aan de bevorens benoemde Beoordeelaren; zijnde, in plaats van den overledenen Mr. J. Scheltema, door de Maandelijksche Vergadering, d. 19 Februarij l.l., ingevolge art. 75 der Wetten, benoemd Jr. Mr. J.C. de Jonge, die zich deze benoeming had laten welgevallen. De vijf ingekomen advysen vervolgens, ingevolge Art. 77 der Wetten, in handen gesteld zijnde eener nieuwe Commissie van drie Leden, werd nu derzelver Verslag en praeadvys ter Vergadering voorgelezen. Waaruit blijkende, dat de vijf beoordeelaars, ofschoon op onderscheidenen grond en met verschillende trappen van lof en berisping, eenstemmig waren in de hoofdzaak: wordt derhalve, en wegens de uitvoerigheid van sommigen der advysen, goedgevonden den fungerenden Secretaris te ontslaan van het voorlezen der advysen zelve; en vereenigt zich de Vergadering eenparig met de conclusie van het praeadvys, houdende: ‘de Maatschappij, door het eenstemmig advys van de benoemde | |
[pagina 56]
| |
Beoordeelaars voorgelicht, is van oordeel, dat het antwoord, ingekomen op hare Prijsvraag, vorderende eene bearbeiding der Geschiedenis van Vrouw Jacoba, hoewel van verdiensten geenzins ontbloot, echter geene genoegzame waarde bezit, om met den uitgeloofden eerprijs bekroond te worden.’ |
|