Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,15 MB)

XML (0,09 MB)

tekstbestand






Genre
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre
tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1836

(1836)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]

Vorige Volgende

IV.

De vier voorgestelde vragen uit de klasse der Welsprekendheid en Dichtkunst in omvrage gebragt zijnde, wordt met aanmerkelijke meerderheid van stemmen gekozen, de vierde: ‘Een gedicht in den smaak der Lalla Rookh van Th. Moore; doch waarvan de stoffaadje uit de Europische Riddertijden, liefst uit de vroegere Nederlandsche Geschiedenis, ontleend zij;’ ter beantwoording vóór d. 1 Januarij 1838*.

[p. 57]

Het wederuitschrijven der niet of niet voldoende beantwoorde prijsvragen voor dit jaar hierop door den Voorzitter in omvrage gebragt zijnde, vereenigt zich meer dan het volgens Art. 69 der Wetten vereischte aantal van stemmen hierop bevestigend, en wordt alzoo besloten, om beide die prijsvragen uit de klasse der Oudheid- en Geschiedkunde, weder op te geven, om beantwoord te worden tegen denzelfden 1 Januarij 1838. Als 1o. de Geschiedenis van Jacoba van Beijeren (zie boven, bladz. 55.) en 2o. ‘Historisch-wijsgeerig onderzoek naar den oorsprong der Lijfeigenschap hier te lande, en de trapswijze verbetering en het eindelijk geheel ophouden van dien stand.’

*
De andere drie voorgestelde vragen waren de volgende:
1. Is er een wezenlijk verschil tusschen de twee volgende stellingen: ‘Er is slechts ééne Welsprekendheid, die zich wijzigt naar de omstandigheden, waarin, en de onderwerpen, waarover, gesproken wordt’; en: ‘Er zijn verscheidene soorten van welsprekendheid’- Indien er verschil is, welke dier beide theorien is dan de zuiverste en waardigste? Indien er geen verschil is, uit welke misvatting spruit dan de strijd der voorstanders van beide stellingen voort?
2. Mag de welsprekende proza-schrijver, even als zulks door wijlen Mr. Z.H. Alewijn, in de Werken dezer Maatschappij, ten aanzien van den Dichter betoogd is, zich, met opzigt tot de taal, hare regelen en gebruik, eenige meerdere of mindere vrijheden veroorloven? Zoo ja, hoeverre mogen zich dezelve uitstrekken, en tot welke einden mogen zij gebruikt worden?
3. In welken zin zijn gevoel en verbeelding in den Dichter voor één, in welken voor onderscheiden, te houden? - Men verlangt de beantwoording dezer vraag niet enkel beredeneerd, maar ook door voorbeelden van vroegere en latere, inzonderheid Vaderlandsche Dichters, opgehelderd te zien.

Vorige Volgende