Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1834
(1834)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 68]
| |
II.De Heer Mr. J.T. Bodel Nyenhuis brengt, uit naam van de Commissie tot de Bibliotheek der Maatschappij, het volgend verslag uit:
Mijne heeren! geëerde medeleden!
De tijdsruimte welke de vorige Sprekers hebben moeten innemen, benevens hetgeen ons heden morgen nog te verrigten overig blijft, noopt mij om slechts kortelijk Ul. over onze Boekerij te onderhouden. Dezelve neemt van jaar tot jaar toe in aantal en waarde. Schier dagelijks mogen wij daartoe bijdragen ontvangen. - Doch, gelijk geld de zenuw van den Staat en van elk bestuur is, zoo moeten wij vooral de besluiten onzer Maandelijksche Vergaderingen dankbaar vermelden, volgens welke, behalve de gewone Toelage, ons in Oct. l.l. eene buitengewone van ƒ 50,00, op voordragt van den Thesaurier der Maatschappij, en bij de verkooping der gedrukte Boeken van ons Geëerde Medelid Jac. Koning, zoowel als bij de veiling der Bibliotheek van den eerwaardigen Mede-oprigter dezer Maatschappij, Mr. H. van Wijn, telkens, eene som van ƒ150,00. verstrekt werd, om naar bevind van zaken te besteden. Wij zagen ons daardoor in staat, mees- | |
[pagina 69]
| |
ter te worden van belangrijke HSS. en zeldzame werken, onder welke wij thans, van de eerste veiling, alleen een aantal van vier en twintig oude Psalmberijmingen vermelden, die bij de veertien gevoegd, door ons reeds bezeten, derzelver reeks schier voltooijen; - van de tweede, vele oudere geschiedkundige werken, en acht, meest taalkundige HSS. De daar gekochte werken zullen in het Supplement op onzen Catalogus door de letters J.K. en v.W. aangeduid worden. - De overige HSS. die wij elders aankochten, waren: één over Nederduitsche taalkunde (van zekeren Corn. Neederberg), één van J.B. Houwaert, adversaria van P. Bondam en een Deensch-Nederd. Woordenboek door Witsen Geysbeek vervaardigd. Doch ook de geschenken bleven in dit jaar niet achter. Wij ontvingen die weder, en van vreemden, en van onze geëerde Medeleden. Onder de eerstgenoemden rangschikken wij, in de eerste plaats, de Geleerde Genootschappen, welke door een' zusterlijken band met ons wenschen verbonden te blijven. Het bestuur der Groninger Hoogeschool zond ons de twee laatste deelen der Annalen; het Prov. Utr. Genootschap hare laatst bekroonde Verhandeling, die van den Heer Berg; en de Academie te Brussel het vijfde deel van derzelver Nouveaux Memoires. | |
[pagina 70]
| |
De Schrijvers, buiten den kring onzer Maatschappij, die ons de vrucht van hunnen arbeid zonden, bepalen zich tot den Heer Ten Zeldam Ganswijk, van wien we zijn Jaarboekje van Zuid-Holland voor 1833 en de door hem geredigeerde Handleiding tot de kennis van het Staatsbestuur in ons Koninkrijk, 6de Deel, ontvingen; den Heer Serrure te Gent, Mede - Redacteur van den Messager des Sciences et Arts de la Belgique, en van de Nederduitsche Letteroefeningen, welke beide sedert 1833 te Gent worden uitgegeven, en den Heer Mr. J.H. van der Schaaff, schrijver eener Verhandeling over de AntipathieGa naar voetnoot*. Onze Medeleden zonden velerlei geschenken. Zij die ons oude en latere zeldzame werken uit hunne Boekerijen deden geworden, waren: de Heeren Boonzajer, W.J.C. van Hasselt, C. de Koning Lz., Nyhoff, en Reuvens, die zulks reeds meermalen vroeger deden, en onze Medeleden A.H. van der Boon Mesch, Groebe, J. van Leeuwen en Lipman, welke voor het eerst ons dezen dienst bewezen; waarbij de drie Leden uwer Bibliotheeks-Commissie, | |
[pagina 71]
| |
gezamenlijk, een twintigtal stukken de vrijheid namen toe te voegen. Aan belangrijke eigene Geschriften onzer Medeleden ontbrak het ons nietGa naar voetnoot*. Wij noemen als de voornaamste alleen op: Het vervolg of II Deel van Lipmans Geschiedenis van de Staatkunde der voornaamste Mogendheden van Europa, het VI Deel van Prof. N.G. van Kampens Geschiedenis van Griekenland, het I Deel der Histoire de la Civilisation des Grecs, van den Hoogleeraar van Limburg Brouwer, en de eerste aflevering van het Archief voor de beschrijving van Japan, van den Heer von Siebold; van de Hoogleeraren Kist en Royaards het IV en V Deel van hun Kerkelijk Archief, en van den laatsten het I Deel zijner Geschiedenis van het Nederl. Kerkregt; van ons reeds overleden Medelid Berg van Middelburgh, zijne beschouwing van de Nederlanders en het Hanseverbond; van den Heer de Wind het IV Stuk zijner Bibliotheek der Nederl. Geschied- | |
[pagina 72]
| |
schrijvers, het Register op de IV eerste Deelen van Hollands Roem van den Baron Collot d'Escury, en de levens van Alkemade en van der Schelling door den Heere Schotel; de dichtwerken van van Baerle, Heemskerk en anderen, met taalkundige aanteekeningen van den Heer D. Groebe en de Gedichten van den Heer Withuijs; - onze van der Palm gaf ons de twee laatste deelen zijner Verhandelingen en losse geschriften, benevens zijne geplaatdrukte afbeelding, en de Heer le Jeune zijne bij de Maatschappij van Fraaije Kunsten bekroonde Prijsverhandeling, over het verrijken onzer Moedertaal door het weder invoeren van verouderde en het smeden van nieuwe woorden; eindelijk onthielden ons de Hoogleeraren Nieuwenhuis, Moll en Uylenbroek geenszins hunne laatste geschriften, de eerste zijne Elementa Metaphysices, de tweede zijn Mercurius in Sole visus, de laatste zijne met aanteekeningen begeleidde Briefwisseling van den grooten Christiaan Huygens met zijne geleerde Vrienden. De kleinere stukken willen wij kortheidshalve niet met name vermelden; het toevoegsel tot den Catalogus, hetgeen weder grooter dan in het vorig jaar zal zijn, vervat dezelve met al het tot hiertoe door ons vermelde. Genoeg, dat deze kleinere werken ons door onze Mede- | |
[pagina 73]
| |
leden van der Aa, W.C. Ackersdyck, van den Bergh, Bergman, door uwen D.V. Dienaar den Spreker, door de HH. A.H. van der Boon Mesch, Brugmans en van Someren, Carbasius (bereids overleden), Clavareau, Fockema, D.T. Gevers, Griffioen van Waerder, Halbertsma, van Halmael, van Hasselt, ter Hoeven en Prins, Kist, van Leeuwen, van Reesema, Schotel, Scholten, Siegenbeek, Uitwerf Sterling, Jeron. de Vries, van Ouwerkerk de Vries, en Willems, toegezonden werden. Den oplettenden hoorder zal het niet ontgaan zijn, dat ook enkele onzer Zuidelijke Broeders ons iets deden toekomen, namelijk het Bestuur der Academie te Brussel, de ijverige Willems, thans te Eecloo, en zijn leerling en vriend Serrure te Gent. Het is ons aangenaam, daarin bij vernieuwing een bewijs te mogen zien, dat, welke ook de stormen en verdeelingen der staatkunde zijn mogen, in de wetenschappen bij alle volken slechts één eenig belang heerscht, het belang van het Gemeenebest der Letteren. Ten slotte moeten wij hier nog bijvoegen, dat de jaarlijksche aftreding in het bestuur onzer Bibliotheek, als naar behooren heeft plaats gehad, doch de aftredende door de Maandelijksche Vergadering verzocht is, in zijne betrekking te willen volharden. |
|