Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1832
(1832)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 47]
| |
zitters en het Verslag, Ul. zoo even door den Heer Secretaris medegedeeld, zoude ik vreezen, op mijne beurt tot U moetende spreken, van het geduld dezer Vergadering misbruik te zullen maken, bij aldien ik mij niet verbond, om zoo beknopt mogelijk te zijn, in hetgeen de Instructie onzer Bibliotheeks-Commissie jaarlijks van ons vordert: eene vordering trouwens, die ook Ul., M.M.H.H., niet geheel onverschillig zijn kan. Ik trede dus terstond ter zake. Hoewel het aantal van die Leden niet uitgebreid was, welke onze Boekerij in oogenschouw namen, mogten wij echter dezen en genen Uwer, of der afwezige Medeleden, ja zelfs nog onlangs een aanzienlijk en geleerd Staatsman, aldaar inleiden en een overzigt van hetgeen wij bezitten, verschaffen. Daar ter plaatse toch ziet een ieder best, wat er tot vermeerdering, tot grootere volkomenheid onzer vakken vereischt wordt, en voelt zich genoopt, om met ons de handen in één te slaan tot eene onvermoeide aanvulling van dien schat. Van onze zijde zijn wij dan ook bedacht geweest om voor onze hoofdvakken, oude Taal- en Letterkunde, Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheden, ons zeer enkele oude en voor de Taal belangrijke Handschriften; voorts eenige nieuwere, maar ook oudere, gedrukte werken door koop aan te schaffen: waartoe het, betrekkelijk groot aantal der in de | |
[pagina 48]
| |
laatste maanden gehoudene Boekverkoopingen ons besluiten deed, verkoopingen, waaronder wij die van wijlen onze waarde Medeleden, d'Yvoy en Driessen moeten noemen, en welke, in de eerstvolgende maanden, helaas, ook door die onzer betreurde Leden, BilderdijkGa naar voetnoot*, Koning en van Wijn, zullen opgevolgd worden; welke wij zeer betwijfelen, of we allen uit onze gewone inkomsten zullen kunnen bestrijden. Al was het afgeloopen jaar voor Nederland gekenmerkt door een' aanhoudenden staat van onrust en onzekerheid: al stond onze legermagt op de grenzen, de wetenschappen mogten echter ongestoord haren gang gaan. De pen werd weder, meer zelfs dan in het vorige jaar, opgevat en het letterveld betreden. Soms lokten ook de wapenen geschriften uit, welke de Natie anders niet zoude erlangd hebben. Of waren niet in de proza, de Oorsprong der Nederlandsche Vlag van den Rijks-Archivarius, de Geschiedenis der Burgerwapening in Nederland van onzen Voorzitter, en in dichtmaat, de zangen van Withuys en van der Aa, anders denkelijk achterwege gebleven? En zoo zagen we dan ook, boven verwachting, onze Medeleden genegen, om ons, hetzij eigene, pas voltooide, lettervruchten, hetzij ook | |
[pagina 49]
| |
geschenken van oude werken, uit hunne Boekverzamelingen toe te zenden. Met de laatste soort van geschenken beginnende, vermelden wij gaarn, dat de Heer F. Fontein Dz. zijne reeds vroeger aan den Voorzitter gedane belofte vervuld heeft, door het toezenden van een zeer belangrijk werk, het alhier schaars gezien geschrift van S. Turner, History of the Anglo-Saxons, in Engeland in drie deelen in het licht verschenen, en aldaar fraai gebonden. Een dergelijk geschenk, Warton's History of English Poëtry, van een even schoon uiterlijk voorzien, verkregen wij, onlangs, van ons hoog geacht medelid, den Heer Baron Falck, tijdens zijn verblijf van eenige weken in ons vaderland, vóór zijn vertrek naar Italie. Onze Voorzitter heeft ons de nieuwe Uitgaaf van den Catalogus der Haarlemsche Bibliotheek van Teyler bezorgd; terwijl de Geldersche Archivarius Nyhoff het uitleenen van eenige onzer Werken voor zijne Gedenkwaardigheden, wel heeft willen vergelden door het toezenden van een gebonden Exemplaar van geheel het Charterboek van Gelderland door Bondam. Ook | |
[pagina 50]
| |
de H.H. Boonzajer van Gorinchem en Mr. van Hasselt van Amsterdam, zonden ons, de eerste vijf, de andere zeven, oude werken ten geschenke; terwijl wij nog dezer dagen aan Prof. Muller van Amsterdam den zeldzamen Nederduitschen druk van Reineke de Vos, mit dem Koker, te danken hadden, en de drie Leden uwer Bibliotheeks-Commissie elk eenige zeldzame stukken uit hunnen voorraad daarbij voegdenGa naar voetnoot*; van welk alles Ul. uit het Jaarlijksch Toevoegsel tot den Catalogus, achter onze Handelingen, nader blijken zal. Buiten den omvang onzer Maatschappij is ons dit jaar, van wege Heeren Curatoren van Groningens Hoogeschool, ten vervolge, toegekomen het pas verschenen deel hunner Annales over de jaren 1827-1828; en, van het Prov. Utrechtsch Genootschap, de laatstelijk aldaar bekroonde Verhandeling, die des Heeren Galama; alsmede, dezer dagen, van den Heer Mr. L.P.C. van den Bergh uit Utrecht, zijne in het vorig jaar in het licht gegevene Bespiegelingen | |
[pagina 51]
| |
over den aard en de ontwikkeling onzer Taal, door een' verpligtenden brief begeleid. Een dertigtal onzer Leden hebben hunne eigene, meer of min uitvoerige, Geschriften, te dezen jare, of vroeger, in het licht gegeven, ons doen toekomen; en wij willen hier, kortheidshalve, slechts hunne namen, en wel in alfabetische orde vermelden. Het zijn de HH.: Robidé van der Aa, Clavareau, N. Cornelissen, Delprat, Ab Utrecht Dresselhuis, Epkema (thans bereids overleden), Fockema, van 's Gravenweert, Hettema, des Amorie van der Hoeven, Graaf van Hogendorp, Immerzeel Jr., Jonkhr. Mr. J.C. de Jonge, van Kampen, Kist en Roijaards, Lipman, Nieuwenhuis, Posthumus, Rau, Siegenbeek, Spandaw, Staring tot den Wildenborch, Swart, Tydeman en de steller dezes, van Walré, de Wind, Wiselius, Withuys en Ypey. Gijlieden zult het mij immers niet euvel duiden, Mijne Heeren, indien ik, na deze opnoeming, daarbij den ernstigen wensch voege, dat het loflijk voorbeeld dergenen, die, met hunne eigene werken of ook met andere boekgeschenken, de Boekerij verrijkten, door het meerendeel of door alle onze Leden in het vervolg moge behartigd en nagevolgd worden? - Terwijl aan uwe Commissie niets meer rest, dan hier bij te voegen, dat haar medelid Tydeman, welke, volgens orde van aftreding, haar dit jaar verlaten moest, | |
[pagina 52]
| |
bewilligd heeft om haar voortdurend met zijne ijverige pogingen te blijven ondersteunenGa naar voetnoot*. |
|