Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1829
(1829)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [1801-1900]– Auteursrechtvrij
[pagina 67]
| |
II.De Secretaris berigt, dat op de Prijsstoffe in de Algemeene Vergadering van 1827 uitgeschreven: ‘Welk is het wezenlijk en kenmerkend onderscheid der Welsprekendheid van den Kansel, van de Pleitzaal, van de Raadsvergadering en van de Gehoorzaal? (Men wenscht dit ook in voorbeelden aangewezen te zien),’ twee Verhandelingen, beide in het Nederlandsch, waren ingekomen; de eene geteekend met het gezegde van Cicero, de Orat. L. III. c. 7: Oratio atque lingua, cum in iisdem sententiis verbisque versetur, summas habet dissimilitudines; non sic ut alii vituperandi sint, sed ut ii, quos constat esse laudandos, in dispari tamen genere laudentur; de andere met de Spreuk van Paulus: ‘Wat wel luidt.’ De Advijsen der in gemelde Vergadering benoemde Beoordeelaren vervolgens zijnde voorgelezen, blijkt dat vier der zes BeoordeelarenGa naar voetnoot1, met grooten lof, den eerprijs toekennen aan de eerstgenoemde der beide Verhandelingen; - één, den gouden eerprijs aan de | |
[pagina 68]
| |
tweede, een zilveren aan de eerste; - terwijl één tegen alle bekrooning stemt. De Vergadering besluit daarop, genoegzaam eenparig, de gouden medaille toe te wijzen aan de eerstgemelde Verhandeling Oratio atque lingua etc. en de andere in geen verdere aanmerking te nemen. Het naambriefje der bekroonde Verhandeling geopend zijnde, ontdekt den naam van het geacht en werkzaam Medelid der Maatschappij, den Heer N.G. van Kampen, te Leiden; welke zelf ter Vergadering tegenwoordig zijnde, door den Voorzitter met eene aanspraak, en voorts door alle de aanwezige Leden wordt geluk gewenschtGa naar voetnoot1. |
|