II.
Is besloten, om uit de klasse der Historie- en Oudheidkunde voor dit
jaar de vier volgende Vragen, ter beantwoording voor den eersten van Louwmaaad
des jaars 1810, voortestellen:
1. ‘In hoe verre kan men, met zekerheid, of met de meeste
waarschijnlijkheid, bepalen de ligging der plaatsen, vermeld in het
Itinerarium van Antoninus; en in de Tabula Peutingerana;
zoo ver dit Koningrijk betreft?
2. Welke gedeelten van onze Vaderlandsche Historie verdienen nog
nader opgehelderd te worden, dan tot hier toe geschied is? en uit welke min
bekende, nog niet gebruikte, of ongedrukte gedenkschriften kan dit
geschieden?
3. In hoe verre kan men zich, met de meeste vrucht, bedienen van de
overblijfselen der oude Romeinsche gedenkstukken, die in dit Rijk, of deszelfs
nabijheid, gevonden, en nog voorhanden zijn, tot opheldering van de Hollandsche
Historie in de vroegste eeuwen?
4. Eene Critisch-historische Verhandeling over den overgang van het
Hollandsche Graafschap in het Huis van Henegouwe; behelzende zo wel de
aanleidende oorzaken, als de uitvoering van de verkrijging des Grafelijken
bewinds door het genoemde Huis’.