Den Italiaenschen quacksalver, ofte de nieuwe Amsterdamsche Jan Potazy
(1694)–Anoniem Den Italiaenschen quacksalver ofte de nieuwe Amsterdamsche Jan Potazy– Auteursrechtvrij
[pagina 59]
| |
En gedroncken,
Ja, ja, seecker ja
Schenck eens in, Kom repje dra.
Dat 's een wijntje schoon van kleur
Aengenaem en soet van geur,
Ziet, ziet, ey lieve ziet,
Hoe die beyden
Van ons scheyden,
Siet, siet, ey lieve siet,
Wat en sendt ons Vrankrijk niet.
Bier dat is een drabbig nat,
Wijn komt helder uyt het vat,
Wijn maeckt lustigh bloedt,
't Kan u dwingen om te singen,
Wijn maeckt lustigh bloedt,
Bier is voor de Moffen goedt.
Wijn versterckt een zwacke maeg,
Bier beneemt den honger staegh,
Wijn, Wijn, klare Wijn,
Kan de sinnen heel verwinnen,
Wijn, Wijn, klare Wijn,
Is een France medicijn.
Schoon dat Hans van Bacherach
Rinchen Wijn veel liever sach,
O die mallen dief,
Spreeckt sijn oordeel,
Tot sijn voordeel,
O die mallen dief,
Heeft sijn eygen lant te lief.
Ook soo leyt heel Vrankrijks lof
Aen geen Bacheracher Mof,
Lof sal Vrankrijk zijn,
Voor wiens ranken,
Wy hem danken,
Lof sal Vrankrijk zijn
Voor sijn held're frisschen Wijn.
| |
[pagina 60]
| |
Bremer Hans roept even seer,
Hofmis geft mick Bremer beer,
O dat smaeckt hem soet,
Schenckt geen Wijnen,
Voor de Swijnen,
O dat smaeckt hem soo soet,
Want het is een domme Knoet.
Dit is een dronckje machtigh eel,
Voor de borst en de keel:
Avons 'k brengje reys,
't Leste dropje
Van het sopje,
Avons 'k brengje reys,
Daer mee lap ick 't in mijn vleys.
|
|