Internationale Revue i 10 1927-1929
(1978)– [tijdschrift] Internationale Revue i 10– Auteursrechtelijk beschermdAanteekeningen‘Massachussets the murderer’
| |
[pagina 101]
| |
There are two names you would not have me mention, for you are sick of the sound of them. All men must die, you say, and these men have died, and would that their names might die with them. Het blijkt nu....dat er niet de minste reden is om aan te nemen, dat er een gerechtelijke dwaling is begaan. Gebleken is hiervan tot heden toe niets. Wat intusschen wel bleek en nog duidelijker dan, hier te lande althans, de onschuld der twee revolutionairen, die na zeven jaar marteling door den staat Massachussets zijn vermoord, is de karakterloosheid van den schrijver die den 5den September 1927 een artikel publiceerde, waarvan de rectificatie nog steeds niet verscheen. Deze Telegraaf-journalist, die zich opgeworpen heeft of geroepen is, en niet pro deo, als advocaat voor een zeer kwade zaak, hoort thuis in een persmilieu en in een wereld, die daardoor is geteekend. Twintig jaar geleden, merkte een jurist op, zou het ondenkbaar geweest zijn, dat iemand in zulk een geval een antwoord achterwege liet, zonder zich voor goed onmogelijk te maken. De mogelijkheid van dit zwijgen teekent dezen tijd, deze pers, deze publieke moraal, kortom: de heerschende goede zeden en is kenmerkender dan dit zwijgen zelf. Want dit hoort tenslotte bij de mentaliteit en bij de onqualificeerbare moraliteit van een publicist, die het waagt, een artikel te drukken, dat men ter kwader trouw zou moeten noemen, als het niet van een oppervlakr kigheid getuigde, die in dit geval vóór alles verachtelijk is. Nadat de storm van moreel verzet, die over de wereld was gegaan, en die eens in de historie van het recht genoemd zal worden als het geweldigste instinctieve protest tegen de doodstraf, dat de moderne geschiedenis kent, nadat deze tragische wedloop op leven en dood een einde gevonden had en de spanning van weken en dagen plaats gemaakt had voor een groote verslagenheid, schreef deze nobele advocaat, dat het wel is waar onmenschelijk was iemand zeven jaar op zijn executie te laten wachten, maar dat hem intusschen uit ‘binnen- en buitenlandsche bladen’ gebleken was, dat het doodvonnis terecht bestond. Men moet deze ‘binnen- en buitenlandsche’ bladen in die dagen gevolgd hebben, om deze openhartige bronnenverwijzing op volle waarde te schatten! Welk een lafheid een artikel van zulk een allooi te publiceeren, op een oogenblik, waar het niet meer ging om dood of leven, niet meer om recht of gratie, waar er niets meer te redden was dan wat zijzelf in een bovenmenschelijk heroïsme hebben hooggehonden en wat hen geen dood kon ontnemen: hun eer, hun overtuiging, dat zij tenslotte stierven voor hun ideaal, dat zij vermoord werden omdàt zij revolutionairen waren. Wij wenschen, schreven zij in hun verzoekschrift, ‘dat te redden, wat geen menschelijke macht buiten onszelf ons kan ontnemen, - ons vertrouwen en onze waardigheid - nu men ons bijna alles heeft ontnomen, wat menschen elkaar kunnen ontnemen.’ Welk een minderwaardige lafheid deze dooden te hoonen als roofmoordenaars en in het ‘meest gelezen dagblad’, dat het aureool van zijn anonyme autoriteit gelooft te vergrooten door den schijn eener juridische competentie, die een Mr.-titel nu eenmaal suggereert, op ‘juridische gronden’ - en ik herhaal: niet pro deo, en ik vermoed: niet pro domo - een oordeel te vellen, dat gebaseerd is op een inzicht en een kennis van deze zaak, die niet grooter is dan die van iederen lezer van b.v. ‘De Telegraaf’. Een derde artikel blijft hij ons schuldig: Want de belangstelling voor deze zaak blijft grooter dan het bevattingsvermogen van een anonymus van ‘Het Vaderland’. Maar de tijd dringt. Reeds meer dan een jaar is verloopen sinds het artikel van den 5den September en er was sindsdien toch gelegenheid te over om dit derde artikel te publiceeren. Bij voorbeeld op den eersten herdenkingsdag der terechtstelling, waardoor ‘De Telegraaf’ zich buitendien ook weer op bijzondere wijze van de overige burgerlijke pers had onderscheiden, die, met uitzondering van de ‘Frankfurter Zeitung’, die het hier gepubliceerde artikel ‘Vanzetti's laatste gesprek’ in haar blad van den 22sten Augustus in extenso overnamGa naar voetnoot1), met geen enkel woord dezen dag heeft herdacht. Ook de recente onthullingen van de Outlook, (31 Oct. '28) een new-york's magazine - volgens ‘Het Handelsblad’: ‘van onberispelijken naam’ - had daartoe een dankbare aanleiding kunnen zijn - als Mr. de Vrieze tenminste nog steeds ook andere binnen- en buitenlandsche bladen leest dan De Telegraaf, die, naar ik meen, deze in de geheele wereldpers gepubliceerde onthullingen aan zijn lezers onthield. Zooals ieder weet, die ook maar eenigszins van deze zaak op de hoogte is, - dus niet de nederlandsche pers -, is de Bridgewater case een integreerend deel van het proces tegen de beide anarchisten, dat tot hun doodvonnis leidde. Dit proces, waar Vanzetti beschuldigd werd van een overval op een banklooper, en dat aan hun gezamenlijk proces vooraf ging, en waar hij verdedigd werd door een advocaat, die zich later met den Officier van Justitie associeerde, en door denzelfden beruchten rechter Thayer, die verklaarde, dat uit de beginselen van den aangcklaagde de misdaad volgt, ondanks twintig alibi-getuigen tot vijftien jaar gevangenis werd veroordeeld, was de inleiding van de machinatie, die twee maanden later in het Dedham-proces tot hun doodvonnis zou leiden. De onderzoekingen van de Outlook hebben er toe geleid, dat ook de ware misdadigers van den Bridge water-overval bekend zijn. Frank Silvia, die aan dezen overval een voornaam aandeel had, heeft een verklaring afgelegd, door wie deze werd georganiseerd en wie er aan hebben deelgenomen. De juistheid van deze verklaring is door een nader onderzoek bevestigd en wordt niet in twijfel getrokken. | |
[pagina 102]
| |
Dat Vanzetti ook met deze misdaad, evenmin als met die, waarvoor hij ter dood werd gebracht, niets te maken had, staat nu vast. Nieuwe bewijzen voor de onschuld van Sacco en Vanzetti waren overigens niet meer noodig. De beteekenis van deze onthullingen is een andere. Zij vormen het bewijsmateriaal, dat er inderdaad niet de minste reden is om aan te nemen, dat er een gerechtelijke dwaling is begaan. Alle feiten, die een nieuw licht brengen in deze duistere zaak, maken het steeds duidelijker, wat het geval Sacco en Vanzetti eigenlijk was: een doelbewuste frame-up, een georganiseerde justitioneele moord. Het verklaart, waarom de doodstraf niet in gevangenisstraf kon worden veranderd, waarom er geen gratie kon worden verleend, waarom er geen herziening kon worden toegestaan, het verklaart het verzet tegen den steeds algemeener wordenden eisch van een herziening van het proces. A.M.L. | |
Mooney en BillingsThe Nation van 28 November 1928 schrijft: ‘Sacco en Vanzetti zijn dood, maar Tom Mooney leeft sinds twaalf jaar in de gevangenis van Californië. De rechter, die het proces voerde, de jury die hem schuldig verklaarde, duizenden van zijn stadgenooten gelooven, dat noch hij, noch Warren Billings de misdaad begaan heeft, waarvoor ze nu tot levenslang veroordeeld zijn. Dat de twee mannen nog altijd in de gevangenis zitten is een nieuw bewijs voor den afgrond tusschen gerechtigheid en wet, tusschen de handelingen van de rechtbank en de werkelijkheid. Nu wordt er een nationaal comitee gevormd, dat onder leiding staat van Dr. Harry F. Ward, Professor John Dewey, Clarence Darrow, Professor Jerome Davis, Rabbi Stephen S. Wise, Sinclair Lewis, Norman Hapgood, Inez Haynes Irwin, en anderen. Ze willen aan Gouverneur C.C. Young van Californië en den nieuw verkozen President Hoover de feiten voorleggen, die de onschuld van Mooney en Billings bewijzen. En het zijn feiten, die herhaaldelijk bewezen zijn. Mr. Hoover heeft slechts van noode, om gratie te vragen, om dit verzoek ingewilligd te hebben; en als hij de documenten, die reeds gereed zijn, bestudeert, kan hij niet aarzelen. Mooney heeft verklaard, dat hij geen gratie wil aanvaarden, omdat dit een schuldbekentenis zou wezen. Hij verlangt onvoorwaardelijk onschuldig te worden verklaard aan een misdaad, die hij niet heeft begaan. Dat is de geringste en inderdaad eenige genoegdoening, die de staat Californië aan een man kan geven, die 12 lange jaren onrechtmatig in de gevangenis heeft gezeten. Maar deze eisch is dan ook niet te groot, en het is te wensehen, dat de nieuwe commissie erin zal slagen, die te verwerkelijken’. We laten een samenvatting volgen van de feiten van deze zaak, die Alexander Berkman hier reeds eenmaal in zijn artikel About American Justice heeft gegeven: Mooney en zijn vriend Billings waren actief werkzaam in de arbeidersbeweging in San Fransisco. Ze hadden het trampersoneel georganiseerd en in verschillende stakingen de leiding gehad. De verkeersmagnaten besloten, deze menschen uit den weg te ruimen. Herhaaldelijk trachtten ze, ze in de gevangenis te krijgen op grond van een of andere valsche aanklacht, wat echter mislukte. Toen kwam de parade bij de mobilisatiedag, in San Francisco in 1917, en dat bood de trammaatschappij de gezochte kans. Tijdens de parade ontplofte een bom. Velen in San Fransisco zijn ervan overtuigd, dat het door de agenten der trammaatschappij zelf werd gedaan. Mooney en Billings en Mrs. Mooney werden onmiddellijk gevangen genomen en beschuldigd deze misdaad te hebben begaan, hoewel men kon bewijzen, dat Mooney en zijn vrouw dien dag niet in de stad waren geweest. De aanklacht tegen hen werd praktisch door den particulieren detective Swanson vervolgd, die in dienst stond bij de trammaatschappij. Mooney en Billings werden schuldig verklaard, en Mooney werd ter dood veroordeeld. Het heele land wist, dat Mooney en Billings onschuldig waren. Alle getuigen hebben later verklaard, meineed te hebben gepleegd. Men heeft kunnen bewijzen, dat de getuigenverklaringen tegen deze menschen door de detectives van de trammaatschappij met geld gekocht waren. Iedere gezworenè heeft sindsdien een beëedigde verklaring onderteekend, dat hij de getuigen tegen Mooney niet geloofde. De President van de Rechtbank heeft een stuk onderteekend, dat hij Mooney niet zou hebben veroordeeld als hij de ware feiten van de zaak geweten had. Toch heeft de Hooge Raad van den staat Californië Mooney een nieuw onderzoek in zijn zaak geweigerd, evenals de Hooge Raad van Massachussets Sacco en Vanzetti een nieuw onderzoek weigerde. Het doodvonnis van Mooney verwekte zooveel opspraak in de Vereenigde Staten dat President Wilson een speciale commissie instelde om de zaak te onderzoeken. Het rapport van deze commissie wees uit, dat de heele aanklacht tegen Mooney geënsceneerd was door de detectives, en dat Mooney, Mrs. Mooney en Billings absoluut onschuldig waren. De autoriteiten van San Fansisco dreigden de commissie te zullen lynchen, en degene, die namens Wilson de zaak moesten onderzoeken, moesten zijn leven redden door in het geheim de stad te ontvluchten. Iedere dag bracht meerdere bewijzen, die er op wezen, dat Mooney op grond van valsche getuigenverklaringen veroordeeld was. Zijn onschuld stond volkomen vast, en toch stond de regeering van Californië er op, dat hij zou moeten sterven. Weer greep de President in met een verzoek om genade, dat hij door twee brieven aan den gouverneur deed volgen. Maar de Gouverneur van Californie, getrouw ‘aan de letter der wet’, en in dit geval aan de bevelen der tram-maatschappij, negeerde het verzoek van president Wilson. Maar de toestand werd zoo gespannen en dreigend, dat het doodvonnis van Thomas Mooney ten slotte werd veranderd in levenslange gevangenisstraf en Mooney en Billings in de gevangenis geworpen werden. |
|