Ilja Ehrenboerg
Opmerkingen over de cinema
(Slot)
Maar de hardheid van den regisseur wordt gedekt door de schraalheid van het vertoonde. Wij zien slechts dat wat gebeurt. We kijken alsof wij ter zijde staan. Misschien veroorzaakt deze passiviteit van de toeschouwers, van de toevallige getuigen dus, een verhoogde hartslag bij hen. Hoe kalmer de stem van den verteller hoe dieper de stilte, des te meer gespannen is de aandacht der toehoorders. De aanblik van een man, die op den rand van een afgrond staat, veroorzaakt grooter duizeling dan de afgrond zelf. Dat is de passerdoos van den architekt van Oorlog en Vrede. De lyricus tracht niets aan te toonen. Hij werkt met bewogen handgebaar en met de blinkende bal van den hypnotiseur. Na een ontroerende film is de zaal verdeeld tusschen neergedrukten en menschen, die weerstand bieden. De eene partij heeft de wonderbaarlijke ontkieming van het mosterdzaad, de ander slechts de hulpelooze grimas van den fakir gezien. De ontroering is geweldig maar de kring, waaraan zij zich meedeelt is klein. Het verschil van de emotioneele structuur van een film is in staat een soortgelijke film te veranderen in een boek, dat in een onbekende taal geschreven is. Een uittreksel uit Kirsanow's film Menilmontant, die abrupt en verward als een droom is, veroorzaakt een storm van extase in Moscou en een opgewonden lawaai van onbegrijpelijkheid in Parijs. De logica wordt in de scholen bestudeerd. De associatie is absoluut niet algemeen noodzakelijk. De subjectieve films verhouden zich tot de klassieke Amerikaansche films als Pasternak tot Boenin.
De gevechten in de ‘Staking’, de boomen in de eindscène van de ‘Verrader’, de licht-blinkende pince-nez van het optische magazijn ‘De straat’, de psychologie van den droom in ‘De dochter van het water’ zijn geen étappen, maar een raadselachtig gemompel van een kwakzalver. De film lijdt een fiasco of een succes.
De regisseur-verhaler na het scenario ‘angst’ gelezen te hebben vertoont het milieu; de kamer, de lamp, de niets vermoedende held, die zijn tijdschrift leest en voor het raam verschijnt, het gezicht van den boosdoener, eerste tooneel, een mes in de hand van den boosdoener, het gezicht van den held die eindelijk den boosdoener bemerkt. Hoe soberder de gebaren van den acteur zijn des te droger en harder wordt het heele verhaal, des te waarachtiger is de aandoening van den toeschouwer voor den angst van den held. Hier werkt de eerlijkheid van de situatie en de fijnheid van het spel.
De regisseur, die tot de lyriek neigt, verwaarloost de logica. Hij dwingt den toeschouwer de angst niet te zien, maar te doorleven. Hij geeft na het mes tafreelen die in ruimtelijk opzicht daarmee niet in samenhang staan; de herinnering van den regisseur, het kind in het bosch of een jankenden hond. Hij dwingt dingen en begrippen te spreken om den toeschouwer de emotie van den held bij te brengen. Hier is het niemand gegeven om passief getuige te zijn, de toeschouwers kunnen of met den held meeleven, of uit ontevredenheid hun neus snuiten en brommen: ‘wat een onzinnig tafreel, waarom is hier een hond, ik begrijp er niets van.’ De regisseur-subjectivist wil het objectief veranderen in de oogen van den held. Technisch is dat uitvoerbaar dank zij de constructie van nieuwe photografische apparaten, welke zich samen met de acteurs bewegen, met hen huppelen en zich met hen wentelen en met hen vallen. Het is waar, dat ik nog geen enkele film heb gezien die geheel in overeenstemming is met de autobiografische vorm van een roman, waar de held geheel niet op het doek verscheen en waar de toeschouwer den heelen tijd met zijn oogen de wereld beziet, maar het is zeker, dat zulk een film spoedig op komst is.
Dat is echter een van de vormen van de cinema maar niet dé ideale oplossing. Het conflict van de verschillende gezichtshoeken, de lyrische droom van den held, die onder-