Internationale Revue i 10 1927-1929
(1978)– [tijdschrift] Internationale Revue i 10– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
Peter Alma
| |
[pagina 242]
| |
PETER ALMA
MAN MET HOUWEEL. De Kathedraal was het symbool van de groote gemeenschappelijke idee, die mensch en menschheid in de Middeleeuwen bezielde. In die tijdperken was de kunst een in ‘Schoonheid’ scheppende kracht, die in het raam van één groote wereldvisie haar taak te vervullen had.... In de individualistische tijden, als de Renaissance, was de kunst de verheerlijking van de persoonlijkheid; van den mensch en niet van de idee, zooals in de kultuurtijdperken. Niettemin was er ook toen tusschen de kunst en de algemeene levensopvattingen een verband.... Wij stippen het voorgaande slechts zeer in het kort aan om des te duidelijker het isolement van de hedendaagsche kunst t.o.v. de maatschappij te doen uitkomen.
Wanneer we nu spreken over het ‘isolement’ der kunst in onzen tijd, dan willen wij wijzen op de ontwikkeling der schilderkunst in de laatste halve eeuw. Het is bijv. zeer verklaarbaar, dat de kunstenaar zich van de samenleving afkeert omdat de band die kunst en samenleving bindt in onzen tijd ontbreekt. Hij trekt zich terug in de ‘natuur’, hij wordt de ‘eenzame’, de natuurmensch; hij zoekt daar datgene wat de gemeenschap hem niet geeft. (Impressionisme). Hij isoleert zich aldus van de gemeenschap. Maar anderen gaan daarna nog verder. Meer en meer wordt de aandacht verplaatst van het objectief (natuur) naar het subjectief (gevoelsaandoening van den beschouwer). Het objectief wordt zelfs een belemmering en het subjectief het essentieele, zooals dat bijv. in de schilderijen van Kandinsky tot uiting komt. Anderzijds ziet men, hoe de aandacht van het objectief verplaatst wordt naar de aesthetica, de zuivere verhouding van kleur, vorm, lijn en beweging (de kubisten, Mondriaan, Constructivisten). | |
[pagina 243]
| |
Het is noodig in dit verband den lezer er opmerkzaam op te maken, dat de ‘abstracten’Ga naar voetnoot1) uit het naturalistisch impressionisme zijn voortgekomen. Uit het naturalisme der impressionisten ontwikkelden zich het neo-impressionisme, dat de kleur ontleed, en verder het cubisme, dat de vorm ontleed. Die ontlede kleur en vorm, verstrakt, gezuiverd en geordend uit te beelden, stelden zich de abstracten tot taak. Uit deze ontwikkeling blijkt, dat de abstracte kunst de uiterste consequentie is van het impressionisme. Wanneer men een schilderij der abstracten ziet, kan men waarnemen, dat het evenwicht a-symetrisch is. De oorzaak daarvan is, dat het evenwicht is voortgekomen uit de abstraheering van het naturalistische schilderij, in tegenstelling tot het symetrisch evenwicht dat ontstaat door de centrische ornamentale vlakverdeeling (zie i 10, 3, pag, 85, fig. 1 en 2). Het is o.i. dan ook een groote dwaling der abstracten, om de abstracte kunst tegenover het naturalisme te stellen, want ze staat er niet tegenover, maar komt er uit voort. De abstracte kunst is niet een revolutie op kunstgebied maar een voortzetting van het impressionisme, dat juist bij hare geboorte een revolutie in de kunst was. PETER ALMA
WACHTZAAL | |
[pagina 244]
| |
Bij de abstracten is men beland in het rijk der ‘aesthetiek’. De kunst is hier een ‘zuiver’ eiland in deze onzuivere wereld. Zuiver, maar geïsoleerd van het werkelijke leven. Al veroordeelen we tot op zekere hoogte de abstracte kunst, ongetwijfeld kunnen zekere vindingen en positieve resultaten van groot belang zijn. Wij zien hier elementen, die hoewel ontstaan in een tijd van scheiding van kunst en samenleving, toch wellicht de mogelijkheid in zich bergen eens te zullen dienen voor een kunst die weer een deel der samenleving zijn zal. Doch men onderscheide hierbij wel. Het terugbrengen tot het elementaire in kleur, lijn en rechte hoek zijn resultaten, die reeds hun gunstige uitwerking op de nieuwe architectuur hebben. Zeker, maar het is niet mogelijk nu reeds vast te stellen, in hoeverre de uitwerking ten gunste van een komende kunst kan zijn. Een zeker verlangen om uit de vereenzaming te komen, die wij bij de abstracten ontdekken, in de samenwerking met de architectuur is in dit opzicht toe te juichen. Zeker, maar deze samenwerking is nog uitsluitend van aesthetischen aard. Het is daarom verkeerd, wanneer Mondriaan in zijn artikel ‘Huis, straat, stad’, schrijvende over de abstracte kunst en hare mogelijkheden het volgende zegt: ‘Met een beetje goeden wil zal het niet zoo onmogelijk zijn een aardsch paradijs te scheppen’. Is dit inderdaad ernstig bedoeld? Niet de kunst bepaalt de ontwikkeling van onze maatschappij, maar de maatschappelijke ontwikkeling wordt in de eerste plaats bepaald door de economische verhoudingen. Bedenkelijker wordt het echter wanneer andere voorstanders van deze richting in het Fransche tijdschrift ‘Vouloir’ op deze kunst de etiquetten plakken van ‘Proletarische Kunst’ en ‘Collektieve Kunst’. Ongetwijfeld heeft de abstracte kunst haar beteekenis en dat voornamelijk in verband met haar invloed op de bouwkunst. Zij is echter niet alles, zij laat nog een groot terrein onbearbeid. Wij moeten haar zien, zooals ze is, niet door een vergrootglas of in een fopspiegel. Daarom geen utopieën, maar werkelijkheden! Het pleit der menschheid wordt niet beslist op ‘het abstracte eiland der zuivere schoonheid’ maar in den strijd voor een betere samenleving. Langs dezen weg zal de kunst uit haar isolement van nu verlost worden. N. GABO
MODELL ZU EINER PLASTIK |
|