Indische Letteren. Jaargang 37
(2022)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||
Europese engelen in het fnuikende Indië
| ||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||
Indië vertrok. In de kolonie woonde het echtpaar achtereenvolgens in Padang, Malang, Buitenzorg (Bogor), Yogyakarta en weer in Padang. Het gezin verhuisde steeds naar de plaatsen waar IJzerman voor zijn werk bij de spoorwegen werd gestationeerd.Ga naar eindnoot3 In Indië werden vier kinderen geboren.
Jan Willem IJzerman (1851-1932). Collectie Universiteitsbibliotheek Leiden/KITLV.
Annie Foore in 1870. Collectie Universiteitsbibliotheek Leiden/KITLV.
Na haar aankomst in Indië ging Annie Foore zich in haar verhalen, novellen en romans richten op het leven in de kolonie. De fnuikende uitwerking van de Indische omstandigheden op Europese opvattingen over huwelijk, moederschap en gezinsleven werd haar nieuwe onderwerp. In 1877 verscheen De koloniaal en zijn overste, een roman over een reis per mailboot naar Indië. Vier jaar later volgde met De Van Sons (1881) nog een Indische roman, een boek over de moeilijkheden die een pasgetrouwd idealistisch stel in Indië ondervindt. In 1887 werden de meeste Indische novellen en korte verhalen van Annie Foore gebundeld in Indische huwelijken en Uit ons Indisch familieleven.Ga naar eindnoot4 Vele daarvan waren al in het tijdschrift Eigen Haard verschenen. De uitgave van Bogoriana (1890), een roman over het leven van een jong echtpaar in het ambtenarenmilieu van Buitenzorg, die ook als feuilleton werd voorgepubliceerd in Eigen Haard, zou Françoise IJzerman-Junius niet meer meemaken. Ze moest in Batavia een medische ingreep ondergaan - waarvoor is onbekend - en overleed op de operatietafel van dokter Scheffer aan het Koningsplein. Ze werd begraven op Tanah Abang in Batavia.Ga naar eindnoot5 | ||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||
Annie Foore en haar gezin in Indië. Collectie H.E. van Gelder.
Het feit dat Foores verhalen als feuilleton gepubliceerd werden, is niet toevallig. In de negentiende eeuw hadden feuilletons voor Indische kranten en tijdschriften snel aan belang gewonnen. Ze werden gretig gelezen.Ga naar eindnoot6 Het gebeurde vaak dat schrijvers hun verhalen, novellen of romans in feuilletonvorm lieten plaatsen in kranten en tijdschriften. Soms haalden ze deze teksten uit een reeds verschenen boek, maar meestal ging het om voorpublicaties. Het was een manier om meerdere keren aan dezelfde tekst te verdienen. Ook Annie Foore bediende zo de Nederlandse en de Indische pers. In Indië publiceerde ze haar verhalen onder andere in De Locomotief, het Bataviaasch Handelsblad en De Indische Gids, in Nederland vooral in het tijdschrift Eigen Haard.Ga naar eindnoot7 Vijf van Foores Indische teksten werden echter niet in boekvorm uitgebracht; vier verhalen en een complete novelle verschenen alleen in het tijdschrift Eigen Haard: ‘Een avond thuis’ (1877), ‘Onze kinderen in Holland’ (1880), ‘Bij de Buitenzorgsche wedrennen’ (1883), ‘Geen enkel punt van aanraking?’ (1883) en ‘Zijn “lieve engel”’ (1887).Ga naar eindnoot8 Het is de vraag of deze nooit in boekvorm verschenen verhalen van Annie Foore iets aan het beeld van haar schrijverschap kunnen toevoegen, en waarom deze teksten niet in een van haar bundels zijn opgenomen. Deze vragen zijn van belang omdat Foore behoorde tot de weinige vrouwen die in de negentiende eeuw naar Indië gingen en daarover romans en verhalen schreven. Bovendien was zij volgens sommigen de beste schrijfster van haar generatie.Ga naar eindnoot9 | ||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||
Waardering van het Indische werkIn Nederland en in Indië ondervond Annie Foores werk in haar tijd de nodige waardering. Het Soerabaijasch Handelsblad noemde haar ‘de beste der Indische romancières.’ Volgens het blad werd van Annie Foore wel eens hetzelfde gezegd als wat ‘men Ten Brink over zijne “Indische Heeren en Dames” voorhield, nl. dat zij figuren uit de familie, die tot haren kring van kennissen en vrienden behoorden, zóó goed in hare werken wist weer te geven dat men, op het portret afgaande, het origineel wel kon aanwijzen’.Ga naar eindnoot10 In De locomotief werd haar roman Bogoriana geprezen vanwege de ‘uitmuntend geteekende beelden uit het hoogere Indische ambtenaarsleven’.Ga naar eindnoot11 Maar er klonk ook kritiek. Zo schreef P.A. Daum in het Bataviaasch Nieuwsblad van 20 augustus 1887 dat Annie Foore als beschaafde dame niet in staat was het Indische leven naar werkelijkheid weer te geven: Zij is een vrouw, een dame, en zij leeft derhalve in een te beperkten kring om zelfs te weten en duidelijk te beseffen, wat in haar naaste omgeving voorvalt. Zij merkt wel op, maar zij kan uit den aard harer positie het werkelijke leven in zijn geheelen omvang en in zijn détails niet zien, want iedereen beijvert zich het zooveel mogelijk voor haar verborgen te houden en zij ontwaart slechts nu en dan de onmogelijk weg te moffelen resultaten.Ga naar eindnoot12 In meerdere kranten valt te lezen dat Françoise IJzerman-Junius in de kolonie in een isolement raakte. Volgens het Bataviaasch Handelsblad zijn er in Padang slechts weinig Europese dames die haar durven te benaderen omdat zij tegen de talentvolle schrijfster opkijken. Bovendien zijn ze bevreesd dat hun doen en laten ‘aan de groote burgeres een soort van interessante studie aanbiedt, die later in den eenen of anderen reeds op touw gezetten of nog te beginnen roman nader zal worden uitgewerkt [...] en zich later in eenig boekwerk onder een anderen naam, met al hare deugden, gebreken en eigenaardigheden in levenden lijve uitgeteekend te vinden’.Ga naar eindnoot13 Het Soerabaijasch Handelsblad schrijft dat de Padangse dames bang voor haar zijn, omdat ‘de vrouwen voor een talentvol en geestig mensch even bang zijn als voor een geladen geweer: ze vreezen altijd dat het van zelf af zal gaan en ze van de lading hunne portie zullen bekomen’.Ga naar eindnoot14 Aan het einde van haar leven was Annie Foore een bekende auteur. Na haar overlijden verschenen er in Nederlandse en Indische kranten en tijdschriften gedenkstukken waarin haar schrijftalent en persoonlijkheid werden geroemd.Ga naar eindnoot15 Vlak voor haar overlijden was er in Batavia nog een stoomscheepje naar haar vernoemd.Ga naar eindnoot16 Ook in de jaren hierna bleef haar werk populair. Bogoriana werd in 1914 nog als feuilleton in de Deli Courant gepubliceerd en in 1917-1918 in de Dragster Courant. In 1928 werd er in Den Haag, waar het gezin in 1886-1887 tijdens een Europese verlof gewoond had, een straat naar Annie Foore genoemd.Ga naar eindnoot17 Daarna nam de waardering voor haar schrijverschap snel af. Waar Gerard Brom in Java in onze kunst uit 1931 Annie Foore nog een belangrijke plaats in de Indische lette- | ||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||
ren toedacht, rekende Henri Borel haar werk in 1932 niet tot de grote koloniale literatuur.Ga naar eindnoot18 Willem Walraven schreef onder zijn pseudoniem M.C. in De Indische Courant van 16 november 1935 naar aanleiding van de roman Indo van Jo Manders dat daarin gebruik werd gemaakt van ‘oude, versleten methoden uit de romantische periode van Annie Foore en Melati van Java’.Ga naar eindnoot19 E. du Perron reageerde in het Bataviaasch Nieuwsblad van 7 mei 1938 zeer kritisch op wat Brom in Java in onze kunst over haar werk had geschreven. Volgens Du Perron schreef Annie Foore op haar beste momenten weliswaar geestig, maar viel in haar ‘ontspanningslectuur’ steeds een ‘kostschoolmeisjesachtigheid’ te bespeuren. Hij dichtte haar niet meer dan een ‘talentje’ toe. Ook in Bogoriana, volgens hem de beste roman van Annie Foore, was er sprake van ‘een soort halfbakkenheid’ en kinderachtigheid: De satire in dit boek, hoewel nergens werkelijk scherp, de ‘zedenschildering’ van een bepaalde tijd (waarbij men zich weer afvraagt of die in wezen zozeer verschilt van nu), zijn wat het meest bijblijft uit dit lieve romannetje. In haar bijfiguren bereikt Annie Foore iets - een pietsie - van Couperus; en dit is, waarom zij boven haar tijdgenoten-damesauteurs uitsteekt.Ga naar eindnoot20 Vierendertig jaar later schreef Rob Nieuwenhuys in zijn Oost-Indische Spiegel (1972) dat Annie Foore met de andere vrouwelijke auteurs van haar tijd ongemerkt het verleden was ingegleden en dat hun boeken niet meer werden gelezen.Ga naar eindnoot21 Paradoxaal genoeg leidden de woorden van Nieuwenhuys ertoe dat de belangstelling voor het werk van deze schrijfsters, ook voor Annie Foore, weer toenam. In 1991 wijdde Petra van Biezen-van der Tang een artikel aan het leven en de romans van Annie Foore, in 2009 verzorgde Vilan van de Loo een moderne uitgave van Bogoriana,Ga naar eindnoot22 en in 2021 kreeg Annie Foore een eigen hoofdstuk in het overzichtswerk De postkoloniale spiegel. De Nederlands-Indische letteren herlezen.Ga naar eindnoot23 | ||||||||||||||||||
De Indische wereld van Annie FooreIn het hoofdstuk over Annie Foore in zijn Oost-Indische Spiegel plaatst Rob Nieuwenhuys haar in het zogenaamde ‘damescompartiment’ van de Indische letteren. Annie Foore is volgens hem een schrijfster die zich in haar verhalen overgeeft aan gevoelig realisme en romantisch sentiment.Ga naar eindnoot24 Haar romans worden gekenmerkt door zijns inziens drakerige intriges. Wel is hij te spreken over haar scherpe observaties die gekruid worden met een lichte vorm van satire.Ga naar eindnoot25 Over Uit ons Indisch familieleven en Indische huwelijken schrijft Nieuwenhuys dat in haar verhalen, die in een periode van tien jaar zijn verschenen, geen ontwikkeling te bespeuren valt: In haar korte verhalen heeft Annie Foore zonder blikken of blozen de meest theatrale situaties verzonnen, waar alle personages en alle gebruikelijke thema's van een verouderde romantiek aan de orde komen, zoals de gifmengster, het gedwongen huwelijk, ‘gruwelen half verzwegen, half verraden’, verijdelde moordaanslagen enzovoorts, ‘opgeluisterd’, zo schreef een tijdgenoot-recensent, ‘door uitroeptekens en witte regels.Ga naar eindnoot26 | ||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||
Nieuwenhuys' kritiek betreft vooral de uitbeelding van en het commentaar op de Indische samenleving in Foores werk, met andere woorden: de documentaire waarde van haar werk.Ga naar eindnoot27 Ook Petra van Biezen-van der Tang heeft het in haar artikel uit 1991 over het belang van de weergave van de koloniale maatschappij en de visies daarop in het werk van Annie Foore. Zij is niet eenduidig in het bepalen van de thematiek van de romans. Volgens haar zet Annie Foore zich af tegen het koloniale bestel en de Indische rangen- en standenmaatschappij. Ze wijst het verstandshuwelijk af en propageert het huwelijk gebaseerd op liefde.Ga naar eindnoot28 Volgens Van Biezen-van der Tang had Françoise IJzerman-Junius ‘al te idealistische en overtrokken verwachtingen inzake huwelijk en moederschap’.Ga naar eindnoot29 In haar inleiding uit 2009 op Bogoriana geeft Vilan van de Loo een feministische lezing van Annie Foores werk. Van de Loo wijst erop dat Foore in haar fictie een vrouwelijk perspectief op de toenmalige koloniale (mannen)maatschappij gaf in een tijd waarin Indische literatuur voornamelijk door mannen werd geschreven. Van de Loo ziet Foore en haar over Indië publicerende tijdgenotes als wegbereidsters voor de vele Europese vrouwen die daarna over de kolonie zouden schrijven. Foores thematiek betreft volgens Van de Loo de manier waarop Europese vrouwen zich moesten handhaven in Indië. De dramatische effecten en het sentimentele en tragische in haar proza, zaken die door mannelijke recensenten vaak negatief beoordeeld werden, konden volgens Van de Loo ‘in het huiselijk domein’ juist op belangstelling en begrip rekenen.Ga naar eindnoot30 Tot een andere, postkoloniale analyse van het Indische werk van Annie Foore komen Rianti Manullang en Floor Naber in De postkoloniale spiegel (2021). In Foores romans en verhalen wordt volgens hen het koloniale systeem niet afgewezen, maar slechts de inrichting ervan, dat wil zeggen het schadelijke effect van de Indische omgeving op de mentaliteit van (Indo-)Europeanen. Een bestaan in de kolonie doet hun de belangrijkste (Europese) normen en waarden inzake het burgerlijk huwelijk vergeten, en corrumpeert hen. Als er inheemsen of Indo-Europeanen in de romans voorkomen, dan is dat ter ondersteuning van de idealistische agenda waarin het liefdeshuwelijk centraal staat, en om de bekroning daarvan in de vorm van het moederschap te propageren. Volgens Manullang en Naber gaat het proza van Foore niet zozeer over hoe Europese vrouwen zich weten te handhaven in de kolonie; hun belangrijkste taak is het bewaken van de Europese normen, waarden en zeden. In de verhalen moeten de Europese en de Aziatische wereld zoveel mogelijk gescheiden blijven. In die zin is Annie Foore een vroege pleitbezorgster van de ethische politiek, die rond 1900 dominant zou worden in het koloniale beleid.Ga naar eindnoot31 Het Indische werk van Annie Foore past in het gangbare patroon van de in de negentiende en (vroege) twintigste eeuw populaire idealistische literatuur. In deze literatuur geven sympathieke hoofdpersonen het ‘goede’ voorbeeld, en daarmee ook aan de lezers. Door moreel juist te handelen overwinnen zij hun problemen. Soms doen de plots nogal gezocht en zelfs ongeloofwaardig aan, maar het gaat er in deze fictie om het morele oordeel van de lezer te sturen. De verhalen eindigen steevast met een happy end.Ga naar eindnoot32 | ||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||
Annie Foore in 1880. Collectie Universiteitsbibliotheek Leiden/ KITLV.
| ||||||||||||||||||
‘Verindischen’Een aspect van Annie Foores Indische werk dat tot nog toe weinig aandacht heeft gekregen, is de angst voor het ‘verindischen’ van Europeanen in de tropen, een thema dat goed aansluit bij de interpretatie van Manullang en Naber. Aan het einde van de negentiende eeuw vond er een omslag in het koloniale denken plaats. In de negentiende eeuw was voor Europeanen een zekere mate van acculturatie - ‘verindischen’ - nog noodzakelijk om te kunnen slagen in Indië, maar daarna werd het zich aanpassen aan ‘oosterse’ normen, waarden en zeden taboe, en daarmee ook ‘rasvermenging’. De verschillende bevolkingsgroepen van de kolonie moesten strikt gescheiden worden om zo de koloniale overheersing als ‘beschavingsmissie’ te kunnen legitimeren.Ga naar eindnoot33 | ||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||
In Foores verhalen ‘Willie's mama’ en ‘Geketend’ uit de bundel Indische huwelijken is een begin van die omslag in de koloniale ideologie te zien in de representatie van Indo-Europeanen.Ga naar eindnoot34 ‘Willie's mama’ is een verhaal over een Indo-Europees voorkind dat aanvankelijk door zijn vader Otto verstoten wordt, zodat deze in het huwelijk kan treden met de Europese Cecile. Willie wordt beschreven als een knaapje ‘met een blonden krullenbol en groote lichtblauwen oogen met een donkerrooden blos op de bruine wangen en aardig rond gezichtje, waarin de min of meer dikke lippen en de eenigszins platte neus volstrekt niet misstonden’.Ga naar eindnoot35 Nadat het huwelijk gezegend is met de geboorte van dochter Nonnie, ontsluit Cecile haar moederhart voor de zieke Willie, die in het jonge gezin wordt opgenomen. In ‘Geketend’ wordt de doodzieke Henri vergiftigd door Marie, een vrouw die misschien ‘niet geheel een javaansche is’, maar weliswaar ‘bitter weinig europeesch bloed in de aderen’ heeft.Ga naar eindnoot36 Nadat Henri een huwelijk met haar heeft gesloten, geeft het ‘zwarte dierage’ hem een tegengif en knapt hij snel op. Hij voelt zich ongelukkig aan haar ‘geketend’.Ga naar eindnoot37 Henri's dochter Edith, een lichte ‘engel’ met een blonde krullenkop, brengt hem nog een beetje vreugde in zijn leven. Zij is de lieveling van haar vader. Zijn donkergelokte dochter Nora gaat echter steeds meer op haar moeder lijken. Edith wordt naar Europa gestuurd voor een westerse educatie, terwijl ‘de kleine demon’ Nora onder streng toezicht van vreemden wordt geplaatst om haar aan de invloeden van haar donkere moeder te onttrekken.Ga naar eindnoot38 Intussen raakt Henri gecharmeerd van de Europese residentsdochter Constance. Zij kan niet begrijpen ‘welk recht de zwarte vrouw kon hebben op dezen jongen man, met zijn edel, blond gelaat’.Ga naar eindnoot39 Als Marie merkt dat Henri gecharmeerd is van Constance, besluit ze haar ook te vergiftigen. Maar Henri's vriend Onno betrapt Marie en dwingt haar de gifbeker zelf leeg te drinken. Terwijl Marie sterft, dient ze met haar laatste krachten Onno een doodsteek toe met een scherpe haarnaald. In Indische huwelijken wordt het Nederlandse ideaal van huwelijk, moederschap en familieleven afgezet tegen een Indisch decor. De boodschap van de verhalen is dat een Europese vrouw zich weliswaar moet aanpassen aan het leven in de tropen, maar geen genoegen moet nemen met al te Indische toestanden. Opvallend daarbij is ook dat in ‘Willie's mama’ en ‘Geketend’ de geïdealiseerde Europese beschaving nadrukkelijk wordt gekoppeld aan huidskleur: hoe lichter het Indo-Europese kind, des te ‘beschaafder’ het is, of kan worden onder Europese stimulerende invloeden, een idee dat ook in De koloniaal en zijn overste is te vinden.Ga naar eindnoot40 De lichtgetinte Willie en Edith worden opgenomen in Europese kringen, maar Nora (en ook Marie) worden naar de marge van de koloniale samenleving gedrongen. Indo-Europeanen die al te donker zijn,Ga naar eindnoot41 moeten volgens de koloniale ideologie in Indische huwelijken buitengesloten worden. Zelfs een Europese opvoeding kan deze ‘oosterse’ kenmerken niet meer uitwissen. De ‘aard’ van de personages wordt in deze verhalen dus gerepresenteerd aan de hand van de mate waarin hun huid gekleurd is. Al te donkere mensen kunnen niet aanhaken bij de Europese ‘beschaving’, maar voor witte of lichtgetinte kinderen is er wel een reme- | ||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||
De eerste pagina van Zijn ‘lieve engel’ in Eigen Haard 1887, aflevering 10. Collectie Atlas van Stolk, Rotterdam.
| ||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||
die tegen het gevaar van het ‘verindischen’: zij moeten ‘westers’ worden opgevoed. Drie van de vijf niet-gebundelde verhalen gaan expliciet over dat probleem. | ||||||||||||||||||
Indisch moederleedOpvallend is dat in de korte verhalen ‘Een avond thuis’ (1877), ‘Onze kinderen in Holland’ (1880) en in de novelle Zijn ‘lieve engel’ (1887) veel explicietere uitspraken te vinden zijn over de opvoeding van Europese kinderen in Indië dan in de andere romans en verhalen van Annie Foore. Uit ‘Een avond thuis’ blijkt dat de opvoeding beslist niet kan worden ‘overgelaten aan de zorg van huurlingen’.Ga naar eindnoot42 De baboes zijn ‘onbeschaafde wezens’, ‘onverstandige zielen’, wie het er voornamelijk om te doen is de kinderen zoet en stil te houden door ze ongezonde snoeperijen te geven, ze bang te maken of ze gewoonweg hun zin te geven. De hoofdpersoon in het verhaal, Marie, beseft dat een kind voor en boven alles moederlijke zorg en moederlijk toezicht behoeft; ze had reeds veel te veel van het Indische leven gezien om zich te ontveinzen, dat de beste, goedhartigste inlandsche vrouw dwaas en onberedeneerd handelt, zoodra het de zedelijke vorming betreft; ze wist, dat ze door haar onzinnig bijgeloof en voor ons, Europeanen, bespottelijke adats, volkomen ongeschikt zijn om een kind te verzorgen, zoodra dat kind iets meer dan een zuigeling, een zichzelf geheel onbewust schepseltje is.Ga naar eindnoot43 Een Europees kind dreigt onder de hoede van een baboe te verworden tot een nukkig mormel waarbij het ‘tra maud’ [‘wil niet!’] voor in de mond bestorven ligt, of tot een van die kinderen ‘die verlegen en weinig op hun gemak en schuw en teruggetrokken zijn bij de ouders, maar, zoodra ze met de bedienden alleen blijven, eensklaps optreden als kleine tirannen, die zich niet ontzien de menschen te plagen en de dieren op het wreedaardigst te mishandelen.’ Onverdraaglijk voor het moederhart van Marie is ‘wat ze meer dan eens had gezien bij haar vriendinnen: een ziek kind, dat liever in de “slendang” der baboe, dan in de armen der radelooze moeder wil blijven, een stervend kind, dat zijn laatsten blik, zijn laatste kusje aan de baboe schenkt...’Ga naar eindnoot44 Europese kinderen mogen, zoals gezegd, beslist niet ‘verindischen’. Op een zekere leeftijd moeten ze aan de invloed van de baboe worden onttrokken. ‘Onze kinderen in Holland’ snijdt expliciet dit pijnlijke punt aan voor Europese ouders, in het bijzonder voor moeders. Ze voelen zich genoodzaakt hun kinderen een voor een naar Nederland te sturen voor een ‘westerse’ educatie en vorming. In het verhaal worden daarvoor diverse argumenten gegeven. Gouvernantes zijn duur en moeilijk te huisvesten. De gouvernementsscholen in Batavia, Semarang en Soerabaja zijn voor Europeanen die niet op Java wonen, ook ver weg. De meeste banen in Indië zijn slechts te verkrijgen met een academische opleiding.Ga naar eindnoot45 En dan is er volgens de verteller nog een ander, pedagogisch oogmerk: | ||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||
Immers 't is niet alleen het gemis aan onderwijs, dat de vorming van onze kinderen in den weg staat. 't Is het gevaar, dat er ligt in den afmattenden invloed van het klimaat, in de vroege lichamelijke ontwikkeling, die veertienjarige kinderen tot mannen en vrouwen maakt; 't is de aanraking met den inlander, die iederen europeeschen knaap in den waan brengt, dat hij een groot heer is. Maar bovenal, 't is de indische maatschappij, die eentonige, stille, geregelde, kalme maatschappij, waarin zoo weinig voorvalt, die eer verstompend en uitdoovend dan ontwikkelend op de kinderen werkt.Ga naar eindnoot46 Een verblijf in Europa is noodzakelijk om de jongeling veelzijdig te ontwikkelen, zijn gedachten te verruimen, maar vooral om hem een denkbeeld te geven van de wereld en het leven buiten Indië: Men beweert wel eens, dat een op Java geboren kind meer kan leeren van drie dagen lang door de Kalverstraat te slenteren, dan door een jaar schoolgaans in zijn geboorteland, en zeker is het, dat al hetgeen hij dáár kon opmerken hem gedachten en voorstellingen zou geven, die alleen eigen aanschouwing en ervaring schenken.Ga naar eindnoot47 Helaas circuleren er in Indië ook verhalen over in Europa verwaarloosde en aan elke verleiding blootgestelde jongelingen, die na veel geld gekost en veel tijd verspild te hebben naar hun ouders terugkeren zonder het zo gewenste diploma dat hun toekomst moest waarborgen. In dit verhaal wordt de kleine Henri door zijn bezorgde ouders in Padang meegegeven met enkele goede kennissen om in Nederland op kostschool te gaan. Eenmaal in Nederland schrijft de jongen aan zijn ouders in een met Maleis doorspekt Nederlands dat hij daar ‘banjak pret’ heeft.Ga naar eindnoot48 In Zijn ‘lieve engel’ wordt deze kwestie verder gedramatiseerd. In de novelle zijn André van Leeuwen en zijn vrouw onlangs door een groot leed getroffen: hun zoontje Leo is in Indië overleden. De hardwerkende André verlangt van zijn overspannen vrouw Nora volledige opoffering voor hun twee andere kinderen. Daarna heeft André zich ontwikkeld tot een huistiran. Aan een baboe de zorg voor hun kinderen toevertrouwen is voor André taboe. Nora is het met zijn ideeën over opvoeding niet eens, maar de wil van haar man is wet. Zij kwijnt weg onder zijn regime. Oom en tante Gijsberts, in wier gezin Nora liefdevol was opgenomen na het overlijden van haar eigen ouders, proberen tijdens een logeerpartij van het gezin op het landgoed van de Gijsberts Nora wat ontspanning te bieden en de twee draken van kinderen een beetje op te voeden. André tolereert dit niet, wat Nora ertoe brengt haar tante, die in het verhaal als een modelmoeder wordt opgevoerd, te verwijten dat zij haar op verkeerde gedachten heeft gebracht en heeft overgehaald tot het doen van ‘allerlei verkeerdheden’ en lichtzinnig gedrag.Ga naar eindnoot49 Drie jaar wonen de Van Leeuwens op een buitenpost in Sumatra. Bij de familie Gijsberts lijkt er op het eerste gezicht niets veranderd: Mijnheer maakt nog altijd goede zaken; mevrouw is nog steeds de modelmoeder; ze wonen nog in hetzelfde mooie huis met dezelfde goed afgerichte bedienden; hun tuin is nog steeds smaakvol en keurig onderhouden, hun menagerie wekt voortdurend de bewondering en begeerte van al de jongens die haar betreden.Ga naar eindnoot50 | ||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||
Toch is het niet meer zoals vroeger, want ‘twee jaar geleden viel ook op hun blijde woning de schaduw, die in onze indische woningen het licht van zijn glans, den zonneschijn van zijn warmte berooft: er zijn kinderen weggezonden naar Europa.’Ga naar eindnoot51 Twee zoons zijn samen naar Nederland gestuurd om onderwijs te gaan volgen. Dan komt er een brief van de verzwakte Nora, die onlangs een pasgeboren dochtertje heeft verloren. André wil hun eigenzinnige zoontje ook naar Nederland sturen. Tante Gijsberts treft op de Sumatraanse buitenpost de doodzieke Nora aan. André is naar Padang voor dringende zaken. Als hij 's nachts thuiskomt, is zijn huis verlicht. Hij spoedt zich naar Nora's kamer waar hij als versteend blijft staan bij het zien van Edine Gijsberts' blik. Hij deinst achteruit: Neem hem nu van haar weg, als je durft!’ fluistert eindelijk een gebroken stem. In een ander niet-gebundeld verhaal, ‘Geen enkel punt van aanraking?’ (1883), speelt de dood van een kind overigens ook een cruciale rol. Een groot standsverschil tussen twee vrouwen wordt daarin overbrugd wanneer de ene moeder te weten komt dat de andere moeder in Indië een kind heeft verloren dat sprekend op haar eigen dochtertje lijkt. Net als ‘Geen enkel punt van aanraking?’ is Zijn ‘lieve engel’ beslist pathetisch te noemen. Volgens Rob Nieuwenhuys is Zijn ‘lieve engel’ na publicatie in het tijdschrift terecht nooit in boekvorm verschenen, omdat een ‘telkens terugkerend thema uit de Indische litteratuur - de scheiding van de kinderen terwille van een Europese opvoeding - rijkelijk [...] wordt uitgebuit’.Ga naar eindnoot53 Ook Petra van Biezen-van der Tang vindt Zijn ‘lieve engel’ een sentimenteel en theatraal verhaal.Ga naar eindnoot54 Dramatisch is de novelle zeker, maar tegelijkertijd maakt de lezing van de ongebundelde verhalen duidelijk dat de aanpassing aan Indië grote offers vraagt van Europese ouders en vooral van moeders. In tegenstelling tot de andere Indische romans en verhalen van Annie Foore heeft Zijn ‘lieve engel’ geen happy end.Ga naar eindnoot55 Dat kan een reden zijn dat het verhaal niet is opgenomen in een van haar bundels. | ||||||||||||||||||
‘A day at the races’Net als Zijn ‘lieve engel’ heeft het verhaal ‘Bij de Buitenzorgsche wedrennen’ uit 1883 geen goede afloop. Het verhaal is ook in andere opzichten atypisch voor het Indische oeuvre van Foore. Het is haar enige verhaal dat niet gaat over de problemen die Europese gezinnen in Indië ervaren. ‘Bij de Buitenzorgsche wedrennen’ beschrijft de paardenraces te Bogor. Dit was een driedaags festijn, waarvoor ook mensen uit Batavia overkwamen. Op de eerste en derde dag werden de races gehouden, terwijl men tijdens de rustdag op de veemarkt in paar- | ||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||
den kon handelen. Onder grote belangstelling werden tientallen heats gereden om een achttal bekers. Voor de Europeanen werden de races besloten met een bal op de avond van de derde dag.Ga naar eindnoot56 ‘Bij de Buitenzorgsche wedrennen’ begint met de spanning die in Bogor heerst voorafgaand aan de grote dag. Als de dag is aangebroken, staat de weg vol met honderden chique voertuigen die op weg zijn naar het feestterrein Tanah Sareal. Het is een tafereel dat doet denken ‘aan de wonderen uit Duizend en één nacht!’ De koetsen zijn gevuld met ‘non-naatjes’: ‘gisteren nog bruine asschepoesters in sarong en kabaia, nu vrij blanke, keurig gekleede nufjes’ - de bedakkwast en de naaister hebben wonderen gedaan - en met in het onberispelijk wit geklede heren. Een erepoort leidt naar een grote ovale grasvlakte omzoomd door geboomte met blauwe heuvelen als achtergrond. Het geheel biedt ‘een echt oostersch tooneel, dat is een tooneel vol kleurschakeering, een tooneel vol verrassende afwisseling en schilderachtige groepeering, alles zich badend in gouden zonnegloed’.Ga naar eindnoot57 Alle bevolkingslagen van de kolonie zijn bij de races aanwezig. Foore beschrijft ze op licht satirische toon.
Wedrennen in Indië door G. Folkertsma (1880). Collectie Universiteitsbibliotheek Leiden/KITLV.
| ||||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||||
Eerst neemt zij de hoogwaardigheidsbekleders op de hak: In het midden van de raceloods is een vierkant, en om dat vierkant een omheining, dat is de plaats van Insulinde's landvoogd. Waarom hij van het publiek wordt afgezonderd, zooals men tijgers, of, om vreedzamer dieren te noemen, kippen afzondert, is eenigszins raadselachtig, maar raadselachtiger nog, hoe zijn gevolg, bestaande uit dikke generaals, omvangrijke directeuren en corpulente raden van Indië in de enge ruimte kan worden saamgedrongen.Ga naar eindnoot58 Daarna volgen de inheemsen: Als een dichte levende heg hebben ze zich aan beide zijden van de raceloods opgesteld, en verder hier en daar onder het geboomte verspreid. De aardige bamboestellages, hoog boven den grond, die het gezicht op de renbaan geven, zijn vroolijk versierd en volgepropt niet alleen met Javanen, maar ook met keurig gekleede toewans, die wel eenige druppelen europeesch bloed in de aderen hebben, maar niet genoeg europeesche guldens in den zak, om een plaats op de raceloods te bekostigen. Tallooze kooplieden die zwoegen onder hun picolans, bewegen zich daar tusschen, terwijl de Chineezen in hun helder witte badjoes, de Oosterlingen in hun vreemde kleeding, en de Javaansche kindertjes in geen kleeding hoegenaamd, de ruimte verder innemen.Ga naar eindnoot59 In de pauze tussen de races kunnen de te winnen bekers worden bewonderd, maar veel vermakelijker is het ‘oog en oor den kost te geven aan het schouwspel, dat de dames en heeren van Sanssouci [= Buitenzorg] aanbieden, dobbelend, rijksdaalders opzettend, lootjes trekkend, aardige sommetjes winnend, en, onder de bedrijven door koketteerend en het hof makend op groote schaal’.Ga naar eindnoot60 De wedrennen vormen een feest van zien en gezien worden. De licht satirische toon waarop Annie Foore de Buitenzorgse samenleving beschrijft, is echter niet nieuw. Deze was, zoals eerder gezegd, ook kenmerkend voor haar roman Bogoriana. Langzaam echter maakt de licht satirische toon in het verhaal plaats voor een dramatische. Na de pauze volgen nog enkele heats, waarvan er een gaat om de Van der Cappellenbeker: een wedstrijd waarvoor slechts twee eigenaars hun inheemse jockeys en paarden hebben ingeschreven. Het paard Koelanoen, viervoudig winnaar, verliest van zijn concurrent Caesar en wordt door zijn jockey Alwani op bevel van zijn eigenaar voorgoed afgevoerd. Het legendarische paard zal nooit meer racen. De strijd om de donateursbeker vormt echter het hoogtepunt van de Buitenzorgse wedrennen. Ook hier worden eerst de paarden beschreven, maar dan gebeurt er iets bijzonders. De focus verschuift in het verhaal naar de inheemse jockey Wanipradja, die het opneemt tegen zijn gehate concurrent Tjeringien. Wanipradja is ziek, maar neemt evengoed plaats op het paard Sembrani. Tjeringien berijdt het paard Anta Wedar. Wanipradja en Sembrani vormen een twee-eenheid. De inheemse jockey verklaart tegenover de Europese eigenaar van Sembrani dat hij bereid is voor de overwinning van Sembrani te sterven. Na een spannende strijd behaalt Sembrani inderdaad de overwinning. Wanipradja stijgt echter niet af. Hij blijkt dood in het zadel te zitten.Ga naar eindnoot61 | ||||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||
In het verhaal wordt in het midden gelaten wat Wanipradja heeft bewogen om toch met Sembrani aan de race deel te nemen. Was het de verbondenheid die hij voelde met zijn paard, de haat ten opzichte van zijn concurrent of een combinatie van beide? Vaststaat dat de Europese eigenaar van Sembrani er hem niet van weerhoudt om te racen, ook al weet deze dat Wanipradja ziek is. Aan het einde van de wedstrijd is hij zelfs verbaasd dat Wanipradja op Sembrani blijft zitten. Het verschuiven van het perspectief van de jockey naar zijn baas brengt de lezer van de inheemse wereld weer terug in de Europese wereld.
Grafkelder van Françoise Ijzerman-Junius op Tanah Abang te Batavia. Collectie E. Verkade-Cartier van Dissel.
Het is uniek dat in een verhaal van Annie Foore uiteindelijk niet een Europese vrouw maar een inheemse man als belangrijkste personage wordt opgevoerd. In ‘Bij de Buitenzorgsche wedrennen’ uit 1883 is Wanipradja de tragische held van het verhaal, waar in haar overige Indische proza inheemsen slechts op de achtergrond voorkomen. Wellicht wilde Annie Foore slechts een spannend verhaal van de Buitenzorgse paardenraces maken en heeft ze daartoe gebruikgemaakt van enkele bekende namen. Zo hebben in ieder geval het legendarische paard Koelanoen en de beroemde jockeys Alwani, Tjeringien en Wanipradja echt bestaan.Ga naar eindnoot62 In de Indische kranten, geraadpleegd via Delpher, is echter niet één bepaalde historische race gevonden waarop het verhaal terug te voeren valt. Waarschijnlijk heeft Annie Foore zich door meerdere Buitenzorgse wedstrijden laten inspireren en van enkele historische races één verhaal gemaakt. Overigens zijn er | ||||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||
in Indische kranten geen berichten gevonden waarin een jockey dood over de meet komt. Wanipradja, gestorven in het verhaal uit 1883, won zelfs in 1886 op de Buitenzorgse races nog een prijs met zijn pony Rentang.Ga naar eindnoot63 Het Indische publiek - en misschien ook de schrijfster zelf - kan van mening zijn geweest dat Annie Foore zich in dit verhaal enigszins vergaloppeerde. Wellicht dat ook om die reden het verhaal ongebundeld bleef. Evengoed verscheen ‘Bij de Buitenzorgsche wedrennen’ vijf jaar na het overlijden van de schrijfster op verzoek van enkele sportliefhebbers als feuilleton in de Deli Courant als reclame voor de Deli-wedrennen op 5 en 7 april 1895.Ga naar eindnoot64 | ||||||||||||||||||
BesluitIn de verhalen en novellen van Annie Foore vormt Indië de achtergrond waartegen Europese idealistische opvattingen over het huwelijk, het moederschap, waarbij het burgerlijk gezinsleven als ideaal geldt, en de liefde worden afgezet. In de kolonie zijn er echter krachten die de verwezenlijking van burgerlijke idealen in de weg staan. Europese vrouwen moeten in Indië leiding geven aan een huishouden, hun man verzorgen en de liefde in het huwelijk bewaken. De bedienden - figuranten in de verhalen - gaan grotendeels hun eigen gang, hebben hun eigen opvattingen over de huishouding en worden vaak als lastig ervaren. Europese mannen gaan meestal zo op in hun werk dat zij hun huwelijk verwaarlozen. In de koloniale samenleving wordt de status van mannen nog sterker dan in Europa bepaald door rijkdom en carrière.Ga naar eindnoot65 Het ophouden van uiterlijk vertoon is in de Indische rangen- en standenmaatschappij van zeer groot belang. Er zijn, kortom, in de kolonie vele gevaren die de Europese idealen bedreigen. De kritiek die uit de verhalen van Annie Foore oprijst, is dat veel Europeanen zich daarvan te weinig of geen rekenschap geven. Het ‘verindischen’ vormt in de kolonie het grootste gevaar voor de Europeanen, zo bleek ook al uit Indische huwelijken. De lossere Indische moraal is een bedreiging voor het Europese burgerlijke huwelijksleven, een belangrijk thema in de Indische literatuur. Soms zijn er voorkinderen, die door de echtgenoot bij een Aziatische vrouw verwekt zijn. De representaties van (voor)kinderen van gemengde afkomst laten zien hoe er gedacht wordt over raciale verhoudingen. Als de raciale grenzen overschreden zijn, zijn huidsen haarkleur van een kind doorslaggevend. Van een Indo-Europees kind met blond haar en een lichte teint valt met veel liefde, geduld en een ‘westerse’ opvoeding nog wel een Europees kind te maken, iets wat voor een Indisch kind met donker haar en dito huidskleur niet opgaat. Wat de ongebundelde verhalen hieraan toevoegen, is dat ze benadrukken dat het ‘verindischen’ van kinderen slechts kan worden tegengegaan door ze voor een ‘westerse’ educatie naar Europa te sturen. Europese ouders hebben geen andere keuze dan gedurende enkele jaren afscheid te nemen van hun kinderen om ze zo te onttrekken aan de fnuikende koloniale invloeden. Op die manier wordt in de verhalen van Annie Foore | ||||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||
menig moederhart verscheurd. Hoe dramatisch zo'n scheiding kan zijn, laat de dood van Nora in Zijn ‘lieve engel’ zien. Schuldig hieraan is haar tirannieke echtgenoot met zijn veel te rigide opvattingen. In de verhalen van Annie Foore moeten man en vrouw in het huwelijk een twee-eenheid vormen. Slechts zo is het lot van de Europese burgers in Indië nog enigszins dragelijk. De ongebundelde Indische verhalen van Annie Foore zijn niet subtiel en soms zelfs larmoyant. Wat ze uitzonderlijk maakt, is dat ze nog nadrukkelijker dan haar andere teksten haar morele boodschap uitdragen. De thematiek van Annie Foore draait om zelfopoffering ten behoeve van Europese idealen. Indië is een gevaarlijk land en leven in Indië vergt het brengen van offers voor de goede zaak. Idealen mogen echter ook weer niet te hooggestemd, te extreem zijn. Als de goede adviezen met betrekking tot matigheid, flexibiliteit en empathie die in haar proza te vinden zijn, niet worden nageleefd en de grenzen worden overschreden, dan volgt de uiterste consequentie, zo blijkt uit Zijn ‘lieve engel’, een van de twee verhalen die afwijken van de rest van haar Indische oeuvre omdat ze niet eindigen met een happy end maar met de dood. Het andere verhaal dat om die reden atypisch is, is ‘Bij de Buitenzorgsche wedrennen’. Nog om een andere reden vormt dit verhaal een uitzondering, omdat aan het einde een inheems personage de hoofdrol krijgt toebedeeld. In ‘Bij de Buitenzorgsche wedrennen’ maakt Annie Foore een uitstapje naar de inheemse wereld. Dat maakt het verhaal uniek in haar werk, waarin inheemsen tot het koloniale decor behoren en doorgaans nauwelijks aandacht krijgen. Wellicht vond Annie Foore de vier verhalen en de novelle Zijn ‘lieve engel’ te weinig subtiel, te expliciet van strekking en moraal om te worden gebundeld. Misschien ook zijn ze niet in boekvorm verschenen omdat deze teksten achteraf wat al te dramatisch bevonden werden en niet goed pasten bij het beeld van het schrijverschap dat Annie Foore voor ogen had. Het kan ook zijn dat men vond dat ze niet veel toevoegden aan de verhalen die wel gebundeld zijn. Dat laatste zou onterecht zijn. De niet-gebundelde verhalen en de novelle bieden een waardevolle aanvulling op het beeld van Annie Foores schrijverschap en haar thematiek, omdat ze deze van een extra dimensie voorzien en op die manier verdiepen. Het Indische proza van Annie Foore verhaalt over de westerse idealen van Europese vrouwen en hun worstelingen als echtgenote en moeder met het Indische klimaat en de Indische omstandigheden, die vaak gezien werden als ‘toestanden’. Al stond de schrijfster volgens sommige tijdgenoten enigszins buiten het Indische leven, in de Indische kranten was de waardering voor haar persoon en werk groot. In De nieuwe vorstenlanden stond een dag na haar sterven te lezen: ‘De dood van Annie Foore is een groot verlies voor onze nederlandsche letteren; wat die is voor haar echtgenoot en kinderen laat zich niet beschrijven.’ In het Soerabaijasch Handelsblad stond op 7 juni 1890 zeer treffend: | ||||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||||
Familieberichten over het overlijden van Françoise IJzerman-Junius in de Java-Bode van 2 juni 1890.
Hare werken zullen haar nog lang overleven; de schrijfster blijft. Maar wat in de moeder voor het huisgezin verloren is gegaan, daarvan getuigt nog even deze advertentie in de jongste Bataviaasche bladen: | ||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||||
Coen van 't Veer is verbonden aan de Universiteit Leiden en is redacteur/penningmeester van Indische Letteren. In 2020 promoveerde hij op De kolonie op drift, een dissertatie over fictie over de reis per mailboot tussen Nederland en Indië (1850-1940). Samen met Gerard Termorshuizen publiceerde hij in 2018 Indisch leven in Den Haag (1930-1940), Een groots en meeslepend leven. Dominique Berretty - Indisch persmagnaat en in 2021 Door de ogen van Dodo Berretty, het leven van een vergeten fotograaf. Met Rick Honings en Jacqueline Bel is Van 't Veer redacteur van de literatuurgeschiedenis De postkoloniale spiegel. De Nederlands-Indische letteren herlezen (2021). |
|