Indische Letteren. Jaargang 36
(2021)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 301]
| ||||||||||||||||
Kinderen van het imperium
| ||||||||||||||||
Reizen en reisverslagenDe reden van het vertrek van het gezin naar Batavia was de benoeming van vader James Loudon tot gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, een functie die hij bekleedde van 1872 tot 1875. De familie Loudon bevond zich dus aan de top van de Nederlandse politieke hiërarchie - vader Loudon was in de jaren 1860 Minister van Koloniën geweest. Zoals de naam al doet vermoeden, had de familie een internationale achtergrond: de Britse vader van James was tijdens het Britse tussenbestuur op Java aangekomen en werd daar later plantage-eigenaar. Ook de moeder van Corry en Hugo, Louise Loudon (geboren De Stuers), stamde uit een notabele koloniale fa- | ||||||||||||||||
[pagina 302]
| ||||||||||||||||
milie: zij was geboren op de Molukken, waar haar vader gouverneur was. Het echtpaar was in 1855 in Batavia getrouwd en verliet Indië twee jaar later vanwege Louises slechte gezondheid.Ga naar eindnoot2 Corry en Hugo waren zelf tieners ten tijde van de reis; ze waren respectievelijk dertien en elf jaar oud. Van de zeven kinderen van het gezin was Corry de op een na oudste en Hugo de vierde; wel was hij de oudste zoon.Ga naar eindnoot3
Portret van James Loudon, door Wilhelmus Cornelis Chimaer van Oudendorp, 1871. Collectie Rijksmuseum, Amsterdam.
De route die de familie Loudon aflegde naar Nederlands-Indië, was vrij gebruikelijk, hoewel ze, in plaats van rechtstreeks vanuit Nederland de zee op te gaan, over land door België en Frankrijk naar de haven van Marseille reisden. Het voornaamste doel van deze - nogal overhaaste - Europese excursie was waarschijnlijk simpelweg vrijetijdsbesteding, gezien de museumbezoeken en de sightseeing die Hugo in Parijs optekende. In Marseille ging de familie aan boord van het Franse stoom- | ||||||||||||||||
[pagina 303]
| ||||||||||||||||
schip Pei-Ho, dat hen helemaal naar Singapore zou brengen, over de Middellandse Zee en door het Suezkanaal, om onderweg Aden en Ceylons Port de Galle aan te doen. Het laatste deel van de reis van Singapore naar Batavia, waar het gezelschap met veel tamtam en ceremonieel werd ontvangen, werd verzorgd door een speciaal voor hen gestuurd Nederlands schip. Beide dagboeken eindigen met een kort verslag van de reis naar de nieuwe woonplaats van de familie, de ambtswoning van de gouverneur-generaal in Buitenzorg (het huidige Bogor).
‘Telegram uit Batavia’, De Locomotief, 2 januari 1872.
Toentertijd was de tocht naar Nederlands-Indië door het relatieve gemak van het reizen per stoomschip, vooral na de opening van het Suezkanaal in 1869, volkomen routineus en weinig verrassend geworden. Zo ook benadrukken de dagboeken van de kinderen Loudon, in plaats van stil te staan bij het uitbundige exotisme van de tropen en van het koloniale reizen, het monotone karakter en de routine van het reizen in het stoomtijdperk. Slechts af en toe was er een onderbreking en werden er kleine excursies gemaakt in de havens of werden bijzondere attracties bekeken, zoals de Bijbelse Sinaïberg. Die eentonigheid bleek ook in literair opzicht. Zo produceerden de Nederlandse uitgevers, toen in de loop van de negentiende eeuw steeds meer Nederlanders naar ‘de Oost’ trokken, ontelbare en in hoge mate onderling inwisselbare reisverslagen over de route. Of de kinderen Loudon bewust probeerden dit gevestigde literaire model na te bootsen of daartoe zelfs werden aangemoedigd door hun ouders, is onbekend. In elk geval zijn veel van de dagboekscènes evenals de bezochte plaatsen - de waterreservoirs van Aden, de kaneelplantages van Ceylon en de botanische tuinen van Singapore - volkomen vertrouwd en niet verrassend. Voor het overgrote deel zouden de teksten niet te onderscheiden zijn van andere contemporaine versla- | ||||||||||||||||
[pagina 304]
| ||||||||||||||||
gen, ware het niet dat de jeugdige auteurs door hun leeftijd een specifiek en betrekkelijk ongewoon perspectief boden.
Watertanks en cisternen in Aden, IBS (Aden), 1901-1902. Collectie UB Leiden/KITLV.
Reisteksten van kinderen over Nederlands-Indië hebben als onderzoeksthema nog relatief weinig aandacht gekregen. Een uitzondering vormt Rick Honings' studie van het reisdagboek van de tienjarige Anna Abrahamsz uit 1847-1848.Ga naar eindnoot4 Hoewel Abrahamsz' positie binnen de Nederlandse koloniale samenleving veel minder vooraanstaand was dan die van Corry en Hugo Loudon, is Honings' observatie dat Anna ‘volkomen vast[zat] in het koloniale discours dat haar vanaf de geboorte door haar ouders met de paplepel was ingegeven’, evenzeer van toepassing op de kinderen Loudon.Ga naar eindnoot5 Kennelijk boden de naïviteit en de verbeeldingskracht van de jeugd geen verweer tegen, of ontsnapping aan, de vastgeroeste cultuur van het Nederlandse imperialisme en de daaraan verbonden wereldbeelden en stereotypen. Maar juist door de elitepositie van de familie Loudon is het mogelijk om te zien hoe dat wereld- | ||||||||||||||||
[pagina 305]
| ||||||||||||||||
beeld werd overgedragen op kinderen via de routines van de koloniale hiërarchie en gecontroleerde ontmoetingen met de buitenwereld.
Botanische tuin te Singapore, Lambert &Co., ca. 1885. Collectie UB Leiden/KITLV.
De dagboeken zelf zijn interessante objecten. Het zijn twee identieke dunne boekjes van ongeveer veertig bladzijden. Ze zijn in rood leer gebonden met de opdruk van de Haagse kantoorboekhandel L. Lazare & Fils aan de binnenkant van het omslag, en versierd met blauwe en gouden bloemmotieven. Of de andere kinderen van het gezin ook dergelijke dagboeken hebben geschreven die verloren zijn gegaan, of misschien soortgelijke schriften bij zich hadden die oningevuld zijn gebleven, is niet bekend. In ieder geval lijkt het waarschijnlijk dat de boekjes speciaal werden gekocht om als reisdagboekjes te dienen, want beide beginnen meteen met de reis en dragen op de eerste bladzijde een overeenkomstige titel: ‘Voyage de Marseille à Batavia’ in dat van Corry; ‘Reisbeschrijving van 's Gravenhage naar Buitenzorg’ in dat van Hugo. De reis die in elk dagboek aan de orde komt, verschilt dus enigszins: | ||||||||||||||||
[pagina 306]
| ||||||||||||||||
Foto's van de eerste pagina's van Corry en Hugo Loudons reisjournaals. Nationaal Archief Den Haag, collectie 232 James Loudon, nummer toegang 2.21.183.50, inventarisnummer 45.
| ||||||||||||||||
[pagina 307]
| ||||||||||||||||
Corry's beschrijving vangt aan met het begin van de zeereis vanuit Marseille, terwijl die van Hugo ook de reis over land vanuit Nederland en door België en Frankrijk beschrijft. Het belangrijkste verschil wat betreft de vorm van de verslagen is echter dat Hugo's verslag is geschreven als een brief aan een niet met name genoemde correspondent. Vermoedelijk heeft hij zijn indrukken opgetekend in het dagboek om deze later te kopiëren op afzonderlijke vellen en die dan naar huis te sturen naar vrienden. Zo te zien schreef Corry daarentegen een eenvoudig dagboek zonder verdere voornemens. Toch volgen beide verslagen de basisstructuur van een dagboek: de aantekeningen zijn gerangschikt op datum en geven een opeenvolging van vaak alledaagse details. De directheid van de indrukken in de teksten wekt de suggestie dat ze tijdens de reis werden geschreven, dag na dag, en niet dat het verhaal pas achteraf werd uitgewerkt. Een vergelijking van de titels vestigt onmiddellijk de aandacht op een van de meest opmerkelijke aspecten van deze dagboeken: ze zijn geschreven in verschillende talen, dat van Corry in het Frans en dat van Hugo in het Nederlands. Het taalverschil kan gedeeltelijk worden gezien als een weerspiegeling van de meertalige achtergrond van de familie. Kennis van het Frans was binnen de Nederlandse negentiende-eeuwse elite gangbaar. De dagboeken zelf bevatten geen bijzondere aanwijzingen over de taalkeuze van beide auteurs, maar het is niet ondenkbaar dat het onderscheid gedeeltelijk gender-gerelateerd zou kunnen zijn. Frans lijkt - tenminste één van - Louise Loudons moedertalen te zijn geweest, zoals blijkt uit haar Franse correspondentie met haar eigen moeder.Ga naar eindnoot6 Haar vader, François Vincent Henri Antoine de Stuers, was ook Franstalig en publiceerde werken in die taal.Ga naar eindnoot7 Het is ook mogelijk dat Hugo's keuze voor het Nederlands blijk geeft van zijn voornemen om de tekst als brief aan vrienden thuis te sturen - maar zelfs als dat het geval is, blijft er een onderscheid bestaan tussen zijn dagboek, geschreven als een uiting voor de buitenwereld, en dat van Corry, dat meer voor persoonlijke doeleinden en als verslag van het gezinsleven lijkt geschreven, bedoeld om binnen het gezin te worden bewaard. Op een meer indirecte manier verwijst de meertaligheid ook naar het inherent internationale karakter van het Europese imperialisme in die tijd. In de dagboeken komt die diversiteit niet alleen naar voren in de grensoverschrijdende familiegeschiedenis van de Loudons, maar ook naar buiten toe is zij zichtbaar. Het contact met mensen uit andere landen en culturen maakt deel uit van de dagelijkse bezigheden van de familie aan boord van de Pei-Ho. Met name Corry schrijft regelmatig over de ‘zeer aardige’ (‘très gentil’) Schotse familie Montenaro, met wie de Loudons op | ||||||||||||||||
[pagina 308]
| ||||||||||||||||
weg naar Ceylon veel tijd doorbrachten.Ga naar eindnoot8 De dochters van het gezin Loudon raakten ook bevriend met de twee dochters van de - eveneens Schotse - familie Campbell, die de Pei-Ho in Aden verliet om door te reizen naar Mauritius.Ga naar eindnoot9 Er zijn ook ‘twee Italiaanse heren’, van wie er één voortdurend met Johnny, de jongste van de familie, zou hebben gespeeld.Ga naar eindnoot10 Deze beelden van het leven aan boord suggereren een gemakkelijk contact over de taalgrenzen heen tussen mensen uit zogenaamd rivaliserende imperiale machten. Op intermenselijk niveau was het imperium niet zozeer verbonden door nationaliteit als wel door de dubbele privileges van witheid en Europese opvoeding. | ||||||||||||||||
Herbeleving van het imperiale verledenIn veel opzichten geven de dagboeken van de kinderen Loudon een samenhangend, zij het geïdealiseerd, beeld van de wereldorde en de plaats van het Nederlandse imperium daarin. Hun route wordt gekenmerkt door herinneringen aan Nederlandse heldendaden op het wereldtoneel. ‘Ik herinnerde my, dat ik nu op de plaats was waar Jan van Galen in 1652 en 1653 zoo dapper en roemryk tegen de Engelschen streed,’ schrijft Hugo tijdens het passeren van de westkust van Italië, waarmee hij verwijst naar de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog.Ga naar eindnoot11 Dit soort herinneringen keert ook terug tijdens het bezoek van de familie aan Point de Galle op Ceylon, een voormalige Nederlandse kolonie, waar Hugo al snel opmerkt: ‘Op den gevel van het gouvernements hotel zag ik het jaartal 1688 staan en op myn vraag wat dat beteekende antwoordde men my, dat dit huis toen door de Hollanders gebouwd is.’Ga naar eindnoot12 Deze vorm van historische sightseeing, die zich richtte op de geschiedenis van Nederlands koloniale verleden, was een terugkerend thema in contemporaine Nederlandse reisteksten over Ceylon, zoals is opgemerkt door Peter van Zonneveld, en is als zodanig niet verrassend.Ga naar eindnoot13 De passage geeft echter wel een beeld van het proces waarbij dergelijke gedeelde koloniale herinneringen werden doorgegeven van de ene generatie op de andere, met behulp van de concrete aanwezigheid van materiële overblijfselen. Voor de Loudons waren ze iets om trots op te zijn en om te koesteren. Op Ceylon kwamen de kinderen oog in oog te staan met andere, meer gecompliceerde erfenissen van het Nederlandse imperialisme, momenten en ontmoetingen die hun opvatting van de orde van de wereld op de proef stelden. Hugo vertelt bijvoorbeeld ‘hoe wy in den kaneel tuin op Ceylon een Hollander ontmoeten die zyn eigen taal niet meer kon spreken’.Ga naar eindnoot14 Dit is vermoedelijk een verwijzing naar de ‘ver- | ||||||||||||||||
[pagina 309]
| ||||||||||||||||
indischte’ Europeanen op het eiland, die door een lang verblijf in de kolonie moeite hadden ‘correct’ Nederlands te spreken. Hugo geeft geen verdere details over de ontmoeting; de zin wordt slechts gepresenteerd als een soort teaser voor zijn vrienden; een voorbeeld uit de vele gebeurtenissen die hij wegens tijdgebrek niet kon opnemen in zijn verslag. Dergelijke ontmoetingen waren inderdaad in het Nederlandse reisverhaal een gemeenplaats geworden.Ga naar eindnoot15 Het is zelfs heel goed mogelijk dat Hugo deze ontmoeting heeft verzonnen op basis van wat hij elders had gelezen of van anderen had gehoord. Dan zou hij hier alleen maar naar teruggrijpen om te wijzen op een bekend verschijnsel en op iets waarvan zijn vrienden thuis konden verwachten dat hij zoiets zou vermelden. Dit ontbreken van zekerheid, dat tot op zekere hoogte een kenmerk is van alle reisverhalen, onderstreept hoe ‘normaal’ en ‘gewoon’ de reiservaringen van de kinderen Loudon waren, omdat ze vaak dezelfde scènes en anekdotes opschreven als veel van hun tijdgenoten.
Het Hollandse fort te Galle op Ceylon, W.L.H. Skeen & Co. (Colombo), circa 1890. UB Leiden/KITLV.
| ||||||||||||||||
[pagina 310]
| ||||||||||||||||
Betreffende de materiële overblijfselen van het Nederlandse koloniale imperium is er één vermelding in Hugo's dagboek die raadselachtig blijft en de vraag oproept hoe betrouwbaar zijn verhaal is en hoeveel ervan een afspiegeling is van wat hem door zijn - niet noodzakelijk betrouwbare - oudere reisgenoten werd verteld. Over zijn rondreis door Singapore meldt Hugo: ‘Op onzen rytoer bemerkten wy verder een paar monumenten, waarvan het eene opgericht is op de plaats waar de eerste Hollandsche gouverneur van Wyngaarden genaamd aan land stapte.’Ga naar eindnoot16 Dit is een eigenaardige opmerking, aangezien Singapore - door de Britten gesticht in 1818 - nooit Nederlands bezit is geweest, hoewel de Britse aanspraak op het eiland door de Nederlanders gedurende verscheidene jaren werd betwist.Ga naar eindnoot17 Het heeft ook nooit een gouverneur van welke nationaliteit dan ook gehad met de naam Van Wijngaarden. Daarnaast ontbreken aanwijzingen voor wat het bewuste monument geweest zou kunnen zijn. Zonder verdere gegevens of context kan men alleen maar speculeren over de betekenis van deze terzijde. Misschien was het een verhaal dat aan de goedgelovige jongen werd verteld door volwassenen die een grap wilden uithalen; misschien was het een poging om het verleden van het Nederlandse Rijk, dat tegen die tijd op het wereldtoneel werd overschaduwd door de Britse buren, luister bij te zetten; misschien was het gewoon een vergissing of een verwisseling van Hugo zelf, die half herinnerde of half gehoorde zinnen of namen smeedde tot iets nieuws. Een terugkerend kenmerk van de verslagen is de spanning tussen het vertrouwde en het vreemde, tussen het comfort van thuis aan de ene kant en de aantrekkingskracht en weerzin die het vreemde oproept, aan de andere kant. Hugo Loudon heeft goed begrepen dat de fascinatie voor verschillen twee kanten op werkt, zoals hij opmerkt tijdens een korte tussenstop in Port Said: ‘Toch liepen wy de geheele streek door, overall even nieuwsgierig nagestaard door de donkerkleurige bewoners, als dit het geval zou zyn met een troep n[...]s, die een bezoek gingen brengen aan een dorp in den achterhoek van Gelderland of Overyssel.’Ga naar eindnoot18 Hier wordt de ervaring dat men er niet bij hoort, gerationaliseerd door zich de omgekeerde situatie voor te stellen. In Hugo's weergave van de ontmoeting is de culturele/raciale grens niet gemakkelijk te overschrijden, zowel vanwege innerlijke weerzin als vanwege externe weerstand. Over de moskeeën in de stad merkt hij op dat ze daar alleen maar stopten om een kijkje te nemen vanaf de deur, omdat ze ‘geen lust hadden onze schoenen uit te trekken en het niemand geoorloofd is met eenig schoeisel aan Mahomets heiligdom in te gaan’.Ga naar eindnoot19 Wat hij daarentegen beschouwt als ‘wel het schoonste plaatsje van Port-Saïd’, is de tuin van de Engelse consul, ook al staat deze ‘te vol’ met tropische planten, die weliswaar niet verwijzen naar Europese bezienswaardigheden, maar | ||||||||||||||||
[pagina 311]
| ||||||||||||||||
toch in ieder geval wel naar de wereldwijd verankerde positie van het Europese imperialisme, waaraan ook zijn familie haar privilege ontleende.Ga naar eindnoot20
Vue du palais de Buitenzorg, prise du parc, Antoine Payen, 1842. Collectie UB Leiden/KITLV.
Op soortgelijke wijze getuigen Corry Loudons eerste indrukken van Java en Buitenzorg van een aperte teleurstelling over een omgeving die te ver van het bekende verwijderd is. Het klimaat, met zijn hitte en onophoudelijke regen, komt de jonge auteur bijzonder beklemmend voor, maar er zijn ook eenvoudiger, naïever observaties: ‘de lucht is nooit mooi zuiver blauw’, klaagt ze. De tropische vruchten vindt ze goed, maar niettemin geeft ze de voorkeur aan Europese vruchten; de ananas, mangistan en rambutan zijn de enige die ze echt lekker vindt.Ga naar eindnoot21 Helemaal aan het eind van haar dagboek wordt duidelijk dat het beroemde exotisme van Java's natuurlijke schoonheid niet opweegt tegen het gedwongen verlies van thuis dat zij ervoer. ‘Il n'y a pas de magnifiques vues à Buitenzorg, et...’, begint ze, waarna ze kennelijk van ge- | ||||||||||||||||
[pagina 312]
| ||||||||||||||||
dachte veranderd, want de onvoltooide zin is later doorgestreept. Wellicht denkend aan het beroemde uitzicht vanuit Buitenzorgs toepasselijk geheten Hotel Bellevue, dat door talloze bezoekers uit deze periode vol bewondering wordt genoemd, herformuleert Corry de laatste zin: ‘Ik begrijp niet hoe iemand kan zeggen dat Buitenzorg de hemel op aarde is.’Ga naar eindnoot22 Mogelijk wordt hier verwezen naar E.H. Booms reisgids Nederlandsch Oost-Indië uit 1863, die de Loudons wellicht hadden meegenomen. ‘In één woord dit heerlijk land schijnt een soort van aardsch paradijs’, schrijft Boom in de inleiding.Ga naar eindnoot23 Voor Corry lijkt dat paradijs echter een dieptepunt, precies om de reden waarom anderen het wel zo beschreven: vanwege het verschil met - en de afstand tot - thuis. Als reactie op dat negatieve gevoel vestigen beide dagboeken de aandacht op de herhaling van vertrouwde routines en gewoonten om zo een gevoel van thuis-wegvan-huis te versterken, zelfs aan boord van een stoomboot die zich een weg baant door de Indische Oceaan. Daartoe valt bijvoorbeeld het pianospelen, dat Corry meer dan eens noemt als een rustgevende kleine hobby. Behalve dat het een vertrouwde routine is, dient het ook om de familie-eenheid te versterken, zoals Corry benadrukt: ‘'s middags speelden we een beetje piano voor papa.’Ga naar eindnoot24 Het troostende karakter van de pianomuziek staat in contrast met Hugo's oordeel over de Javaanse muziek later, na de aankomst van de familie op het eiland: ‘U hier van een beschryving te geven is my niet mogelyk, alleen wil ik mededeelen, dat de hoofdeigenschap van deze muziek eentonigheid is.’Ga naar eindnoot25 Dit oordeel is geheel in overeenstemming met de hedendaagse Nederlandse en Europese opvattingen over lokale muziek in Indië en gamelanmuziek in het bijzonder - in feite heeft James Loudon zelf soortgelijke opvattingen geuit in zijn geschriften, wat de mogelijkheid suggereert dat dit een geval is van smaak die van ouder op kind wordt doorgegeven.Ga naar eindnoot26 In zijn analyse van het dagboek van Anna Abrahamsz ziet Honings de oordelen over muziek als een markering van de grens tussen beschaafd en onbeschaafd; hier lijken die oordelen in de eerste plaats de - verwante - ruimten van thuis en niet-thuis af te bakenen. Huiswerk speelt in de dagboeken een zelfde structurerende rol als muziek. Terwijl Corry's dagboek eindigt met een klaagzang over het gemis aan huiselijk comfort, neemt Hugo's dagboek een tegenovergestelde houding aan. Hij eindigt het verhaal met een verschuiving van het opwindende reizen naar de trivialiteit van het alledaagse, dat nu herontdekt en opnieuw gecreëerd moet worden aan de andere kant van de wereld. ‘Ik zou gewis nog eenige bladzyden kunnen volschryven’, begint hij zinspelend op de vele merkwaardige anekdotes die hij nog heeft, ‘doch, algebra, meet- | ||||||||||||||||
[pagina 313]
| ||||||||||||||||
kunst en andere zaken wachten my en daarom, waarde vriend, neem ik hier afscheid van u.’Ga naar eindnoot27 Ook tijdens de reis schijnt het huiswerk de dag te hebben geordend, want Corry vermeldt meer dan eens dat zij de ochtend na het ontbijt doorbrengt met ‘een beetje werken’ (‘travailler un peu’), waarbij zij vermoedelijk verwijst naar bepaalde oefeningen, hoewel die niet worden omschreven.Ga naar eindnoot28 Het oefenboek wordt hier niet alleen een symbool van de opleiding die kinderen uit een elitefamilie krijgen, maar van de Europese beschaving in het algemeen. Deze wordt belichaamd in een voorwerp dat gemakkelijk over de hele wereld kan worden meegenomen en dat dus ook de noodzaak impliceert het belang van onderwijs in koloniale contexten buiten Europa niet te vergeten. Naast het alledaagse spelen ook het feestelijke en het ceremoniële een cruciale rol bij het creëren van huiselijkheid. In de dagboeken van de Loudons komt dit het duidelijkst naar voren in het geval van Kerstmis, dat de familie even buiten Singapore vierde aan boord van de Pei-Ho. De dag wordt zeer gedetailleerd beschreven in Corry's verslag, maar in dat van Hugo wordt er slechts kort naar verwezen. Er waren versieringen en een boom op het dek, er werd geloot om cadeaus en er was een uitgebreid diner met taart en pruimenpudding, gevolgd door een bal met pianomuziek en vuurwerk, dat tot diep in de nacht doorging.Ga naar eindnoot29 De familie Loudon stond in het middelpunt van de belangstelling: James Loudon en de commandant van het schip hielden toespraken aan de dinertafel. Zelfs het anders zo wispelturige klimaat leek mee te doen aan de pret, want Corry merkt op dat ‘de zee zo kalm was dat het leek of we niet op een schip waren’ - alsof ze helemaal niet op zee waren maar terug in Nederland, thuis.Ga naar eindnoot30 Op dezelfde manier, maar meer privé, herdacht de familie de sterfdag van de grootvader van de kinderen van moederskant met een toast en vuurwerk. Ook dit is een manier om over grote afstanden opnieuw goede herinneringen aan thuis op te halen.Ga naar eindnoot31 | ||||||||||||||||
Gender- en familierollen als bouwstenen van koloniale beschavingOnlosmakelijk verbonden met het idee van thuis en huiselijkheid zijn de noties van gender en daarbij behorende rollen, die centraal staan bij een vergelijkende lezing van de twee dagboeken van de kinderen Loudon, vooral omdat de schrijvers respectievelijk een pubermeisje en een jongen zijn. De ‘gegenderde’ aard van hun verschillende reiservaringen wordt als normatief en vanzelfsprekend voorgesteld. Daarentegen lijkt elke verandering van deze genderorde van buitenaf een bedreiging. Van | ||||||||||||||||
[pagina 314]
| ||||||||||||||||
Corry's eerste indrukken van Java aan het eind van haar dagboek zijn er enkele die specifiek te maken hebben met de plaatselijke bevolking en cultuur. Deze karakteriseringen zijn neerbuigend en zijn niet verrassend voor de negentiende-eeuwse Nederlandse koloniale cultuur - het beknopte oordeel ‘les Malais sont très sales et laides’ weerspiegelt stereotypen die in die tijd wijdverbreid waren, en laat zien dat wat de kinderen Loudon zagen en dachten over Java, waarschijnlijk werd gekleurd door de gevestigde discoursen die onder de volwassenen van de familie in omloop waren.Ga naar eindnoot32 Interessanter is een observatie een paar regels verder in Corry's dagboek: ‘Vrouwen en mannen zijn voor de helft gelijk aan elkaar, terwijl kinderen helemaal gelijk aan elkaar zijn.’Ga naar eindnoot33 Hier maakt Corry afkeurend melding van het geringe verschil in uiterlijk tussen de beide geslachten onder de plaatselijke bevolking en vooral onder de kinderen. Dit vormt een scherp contrast met de strikt genderspecifieke gewoonten in Europa en ook in het gezin Loudon zelf, zoals die in de dagboeken worden beschreven. Ten eerste lijken de vrouwen in het gezin grotendeels een aparte eenheid te vormen in het alledaagse leven, zelfs in de beslotenheid van het leven aan boord van het stoomschip. We lezen over Hugo, de oudste zoon, die zijn vader vergezelt op een rondvaart door Port Said, terwijl Corry aan boord lijkt te zijn gebleven; zoals hierboven opgemerkt, zien we Johnny spelen met een Italiaanse heer, terwijl de meisjes socializen met de dochters van Campbell. Bij de verdeling van de hutten neemt Hugo er natuurlijk een met zijn jongere broer, terwijl de meisjes er drie onder elkaar verdelen. Het onderscheid blijkt ook uit de activiteiten: het pianospel dat Corry vermeldt, is kenmerkend voor haar dagboek, terwijl Hugo's verslag meer naar buiten gericht is. Het geeft zijn indrukken en meningen weer over de veranderende omgeving, evenals gesprekken die hij voert met andere, oudere mannen. Hugo's dagboek verwijst zelden naar het gezin als eenheid en bevat nauwelijks een vermelding van zijn broers en zussen. Corry's dagboek daarentegen vestigt herhaaldelijk de aandacht op wat ze met haar zussen heeft gedaan, hoe hun moeder - die ook merkwaardig afwezig is in Hugo's verslag - zich voelt, en op details als wie in welke koets zit wanneer het gezin zich tijdens excursies moet opsplitsen. De grote aandacht voor gedragingen binnen de familie en genderrollen in de dagboeken van de kinderen Loudon is niet toevallig. Ook in andere teksten dan deze twee verslagen komt dat voor. Het gezin Loudon zelf, dat in de jaren 1870 in Nederlands-Indië aankwam, nam een zeer publieke rol aan als de meest vooraanstaande familie van de kolonie. Zij vormden een soort geïdealiseerde microkosmos van de | ||||||||||||||||
[pagina 315]
| ||||||||||||||||
witte koloniale samenleving. Zowel buiten als thuis was Batavia voor de Loudons vol van herinneringen aan de familie: Corry vertelt dat ze langs het huis kwam waar haar grootouders hadden gewoond en schrijft over ‘het huis waar papa en mama verbleven na hun huwelijk en waar mama zo ziek was.’Ga naar eindnoot34 Kranten uit Batavia hielden de lezers op de hoogte van het leven van de familie en berichtten uitvoerig over gelegenheden als de verjaardag van Louise Loudon in 1872. De Java-Bode berichtte dat de familie genoot van een besloten opvoering van het toneelstuk Esther van Jean Racine, gevolgd door het zingen van diverse aria's door leerlingen van het Gymnasium Willem III.Ga naar eindnoot35 Soms waren dergelijke evenementen meer naar buiten gericht, zoals de soiree in Buitenzorg in december van dat jaar, waar de kinderen uit het gezin Loudon Casimir Delavigne's tragedie Les Enfants d'Edouard opvoerden voor genodigden.Ga naar eindnoot36 Ook de vele officiële bezoeken die Louise Loudon met haar man - en soms ook alleen - aflegde, werden gemeld. Zo nam het echtpaar in 1874 deel aan een feest op het eerder genoemde Gymnasium Willem III, waar de oudste leerlinge van de school Louise een zilveren bloemenhouder overhandigde.Ga naar eindnoot37
Weltevreden Gymnasium Willem III, G. Kolff & Co. (Batavia), 1908-1930. Collectie UB Leiden/KITLV.
| ||||||||||||||||
[pagina 316]
| ||||||||||||||||
Dergelijke gebeurtenissen brachten het geïdealiseerde gezinsleven van de Loudons heel bewust in verband met de import van Europese cultuur en kennis, en dienden als model voor de toenmalige koloniale elite. Dit moet worden gezien als onderdeel van een bredere herziening van de koloniale cultuur in het midden van de negentiende eeuw, toen - zoals Jean Gelman Taylor heeft opgemerkt - de uit Europa geïmporteerde normen en modellen in het openbare leven werden versterkt en pogingen werden ondernomen om elke zweem van culturele en raciale vermenging onder de koloniale elite te verbannen.Ga naar eindnoot38 Onderwijs was ook een belangrijk onderdeel van deze beweging, waarbij de nadruk werd gelegd op de Europese scholing van degenen die toegang wensten tot de hogere lagen van het koloniale bestuur. Zo werd het Gymnasium Willem III in 1860 opgericht om onderwijs te verschaffen aan de koloniale elite.Ga naar eindnoot39 Net uit Europa gekomen - hoewel ze aan beide kanten van de familie Indische wortels hadden - waren de Loudons met hun vele jonge kinderen duidelijke voorbeelden van dit nieuwe ideaal, en de Indische pers was maar al te blij om het beste te maken van hun vermeende huiselijke idylle. Het effect werd wellicht versterkt door de tragische omstandigheden van het overlijden van Jeanette, de echtgenote van de vorige gouverneur-generaal Pieter Mijer, in 1870, waardoor het openbare leven een paar jaar had stilgelegen. | ||||||||||||||||
BesluitUit de twee dagboeken blijkt duidelijk dat voor de kinderen Loudon de imperiale geschiedenis en de familiegeschiedenis onlosmakelijk met elkaar waren verweven. Zoals zij tijdens hun lange reis tekenen zagen van de vergane glorie van het Nederlandse Rijk, zo werd hun aankomst in Nederlands-Indië gemarkeerd door herinneringen aan de wortels van hun familie in Indië. Behalve door gebouwen werden zij natuurlijk ook verwelkomd door levende verwanten, die de beide ouders nog in Indië hadden. Hun reisverslagen beschrijven een dubbele laag van verbindingen: ten eerste, via het bloed, met het in elkaar grijpende, wereldwijde netwerk van vooraanstaande families - Nederlandse en niet-Nederlandse - waar zij deel van uitmaakten; en ten tweede via die familiegeschiedenis met het grotere historische verhaal van het Nederlandse imperialisme in Indië en de rest van de wereld. Deze connecties hebben hun ervaring van de wereld en hun indrukken van de gekoloniseerde gebieden waar zij doorheen reisden, fundamenteel gevormd, zij het op verschillende manieren gefilterd door de lens van gender. Als zeer bevoorrechte kin- | ||||||||||||||||
[pagina 317]
| ||||||||||||||||
deren, en met de naïviteit en eenvoud van de jeugd, zag de wereld er voor hen uit als een bezit en een geschenk, dat aan hen overhandigd was door vroegere generaties. En in het proces van die zorgvuldig gecontroleerde overdracht, zoals vastgelegd in deze twee dagboeken, bleek elke kans op echte ontmoetingen over de grenzen heen ondenkbaar. | ||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||
[pagina 319]
| ||||||||||||||||
Mikko Toivanen is research fellow bij het Münchner Zentrum für Globalgeschichte, Ludwig-Maximilians-Universität, waar zijn werk wordt gefinancierd door een postdoctorale beurs van de Finse Osk. Huttunen Foundation. Zijn onderzoek gaat over kolonisatie en de cultuur van het imperialisme in het negentiende-eeuwse Zuid-Oost Azië, vooral Nederlands-Indië en de Britse Straits Settlements, met focus op thema's als transkoloniale mobiliteit, vroegkoloniaal toerisme, stedelijke cultuur en Noorse migratie in Azië. Toivanen is gepromoveerd in geschiedenis aan het European University Institute (Florence, Italië) in 2019 en is de auteur van The Travels of Pieter Albert Bik. Writings from the Dutch Colonial World of the Early Nineteenth Century (2017). |
|