Indische Letteren. Jaargang 36
(2021)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| ||||||||||||
De Huisvrouw in Indië/De Huisvrouw in Indonesië
| ||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||
In dit artikel wordt nagegaan hoe de tijdschriften qua vorm en inhoud de politieke en sociale veranderingen weerspiegelen die zich in de Indonesische archipel en in de wereld in de onderzochte periode voordeden. Als corpus zijn negen nummers van het maandblad De Huisvrouw in Indië (vanaf 1948: De Huisvrouw in Indonesië) uit drie perioden gekozen: de laatkoloniale periode (1931-1942), binnen deze periode de tijd vlak voor de Japanse inval (1940-1941) en de periode van de dekolonisatieoorlog (1945-1949).Ga naar eindnoot3 De voorbeelden die in dit artikel geanalyseerd worden, zijn gezien de grote omvang van het hele materiaal - alle bewaarde exemplaren van De Huisvrouw in Indië/Indonesië en de tijdschriften van andere verenigingsdepartementen - niet representatief. Het doel van dit artikel is te laten zien waarom deze tijdschriften het waard zijn onderzocht te worden.
Logo's van het maandblad De Huisvrouw in Indië / Indonesië uit 1931, 1941 en 1948. Collectie UB Leiden/KITLV.
| ||||||||||||
Beknopte geschiedenis van de huisvrouwenvereniging in Indië en IndonesiëDoor de economische crisis ontstond bij huisvrouwen in Indië de behoefte aan praktische informatie over het huishoudbudgetbeheer en de actuele pasarprijzen. Bovendien wilden zij elkaar van dienst zijn; de huisvrouwen voelden naar eigen zeggen ‘de lust om elkander [...] ter zijde te staan’.Ga naar eindnoot4 De huisvrouwenorganisatie die zij oprichtten, heette de Vereeniging voor Huisvrouwen in Indië, naar het model van de in 1912 in het leven geroepen Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen.Ga naar eindnoot5 De vereniging had meerdere lokale afdelingen of vestigingen. De eerste werd op 23 juni 1931 te Surabaya opgericht, gevolgd door departementen in Batavia en Bandung (in 1931), te Semarang, Medan en Sukabumi (in 1932), en later in Buitenzorg, Malang, Yogyakarta, Kota Raja, Palembang, Solo en nog enkele andere plaatsen.Ga naar eindnoot6 De verschillende departementen hadden elk hun eigen maandblad, met het doel in | ||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||
contact te blijven met de verenigingsleden en praktische huishoudelijke informatie met hen te kunnen delen.Ga naar eindnoot7 De organisatie stond in principe open voor alle bevolkingsgroepen en telde ook enkele leden vanuit de kringen van de Indonesische elite, maar was in de kern Europees.Ga naar eindnoot8 De economische crisis vormde niet het enige probleem waarmee de Indische huisvrouwenvereniging in de komende decennia geconfronteerd zou worden. Met de inval van Japanse troepen in 1942 bereikte de Tweede Wereldoorlog Indië.Ga naar eindnoot9 Het is opmerkelijk dat de Surabayase afdeling van de vereniging tijdens de Japanse bezetting tot augustus 1943 mocht blijven opereren - onder toezicht van de bezetter.Ga naar eindnoot10 Het lokale Japanse militaire bestuur in Surabaya belastte de Vereeniging voor Huisvrouwen met de taak van het organiseren van sociale hulp, en de Vereeniging kon met gulle donaties van Europese bedrijven tot augustus 1943 tienduizend families financieel ondersteunen. De Europese bedrijven waren in Surabaya minder snel geliquideerd dan in andere steden van Java. Hierdoor ontstond ruimte voor zulke grootschalige acties. In augustus 1943 moest het Surabayase departement alsnog stoppen met zijn activiteiten. Er zijn helaas geen bladen uit deze tijd (1942-1943) bewaard gebleven. In het onafhankelijke maar nog niet door Nederland als onafhankelijke staat erkende Indonesië publiceerde de Bandungse afdeling van de Vereeniging vanaf 1947 als eerste weer een maandblad, gevolgd door de Jakartaanse (voorheen Bataviase) en Surabayase afdelingen vanaf 1948. De organisatie veranderde haar naam in Vereniging van Huisvrouwen in Indonesië. In de loop der jaren verschenen ook weer maandbladen van andere departementen. Het is de vraag in hoeverre de naamsverandering ook een verandering van de doelgroep en de doelstellingen van de vereniging tot gevolg had. Het is niet precies duidelijk tot wanneer de vereniging bleef bestaan; de laatst bewaarde maandbladen dateren uit 1957. Dit is niet verwonderlijk: in dat jaar nam Sukarno op 5 december (op ‘Zwarte Sinterklaas’) de beslissing om alle Nederlandse staatsburgers het land uit te wijzen.Ga naar eindnoot11 Het ligt voor de hand dat de vereniging toen - noodgedwongen - ophield te bestaan. | ||||||||||||
Over de Bataviase afdelingDe Bataviase afdeling van de Vereeniging voor Huisvrouwen in Indië werd op 7 augustus 1931 opgericht.Ga naar eindnoot12 Dat is bijna twintig jaar later dan de huisvrouwenvereniging | ||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||
in Nederland. Vanwaar die vertraging? De Indische huisvrouw heeft het volgens het verenigingsbestuur tot aan de financiële crisis, ‘vergeleken met haar zuster in Europa, betrekkelijk gemakkelijk gehad’ dankzij het grote aantal bedienden dat zij zich kon veroorloven.Ga naar eindnoot13 Anno 1931 moesten de huisvrouwen zich met veel minder huishoudelijke hulp weten te redden, en hierdoor groeide de behoefte aan ‘betere organisatie van en grootere efficiency in de Indische Huishouding.’Ga naar eindnoot14
De heroprichtingsvergadering en -receptie van de Bataviase verenigingsafdeling in het Hotel des Indes waren druk bezocht. (De Huisvrouw in Indonesië 1 (1948) 1, p. 6. Collectie UB Leiden/KITLV.
Het doel van de vereniging wordt in de onderzochte Bataviase bladen uit 1940 en 1941 in dezelfde bewoordingen geformuleerd als in de bladen uit 1948, na de naoorlogse heroprichting: De vereniging stelt zich ten doel de gezinshuishouding in de ruimste zin van het woord tot een hoger peil op te voeren. Zij wil dit doel bereiken door:
| ||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||
De missie mocht wel dezelfde zijn, de politieke situatie was tussen 1941 en 1948 wezenlijk veranderd. De toon en de inhoud van de tijdschriften getuigen van veranderingen, maar ook van loyaliteit jegens de Nederlandse vlag, waarover later meer. | ||||||||||||
Van ‘inlandsch’ naar Indonesisch - perspectiefverschuiving?Van de gekozen nummers van het tijdschrift bevatten er twee een artikel over Indonesische feestdagen. Het eerste artikel, getiteld ‘Inlandsch nieuwjaar’, verscheen in het januarinummer van het jaar 1932.Ga naar eindnoot16 Het tweede artikel, ‘Indonesische en Mohammedaanse feestdagen’, werd in juni 1948 gepubliceerd.Ga naar eindnoot17 Omdat deze artikelen (bijna) hetzelfde onderwerp uit verschillende perspectieven in twee verschillende perioden belichten, bieden ze een goede basis voor een vergelijkende analyse. Daarbij wordt gekozen voor een postkoloniale leesmethode, gericht op het doorgronden van de effecten van het kolonialisme in de (post)koloniale samenleving. Het doel is te laten zien hoe deze teksten bepaalde stereotypen van de inheemse, Indonesische bevolking (en tegelijk van Nederlanders) tot uitdrukking brengen. Het eerste artikel begint met een korte beschrijving van Lebaran. De schrijfster, mevrouw A. v. H.-R. (mogelijk verenigingscommissaris A. van Hulstijn-Rink) wijst de lezers meteen op een misverstand. Lebaran is namelijk helemaal geen nieuwjaarsfeest, zoals de meeste Nederlanders denken, maar een feestdag ter afsluiting van de vastentijd Poeasa gedurende de negende maand van de ‘Arabische jaartelling’.Ga naar eindnoot18 De titel en deze verklaring maken al duidelijk dat het stuk voor (Indisch-)Nederlandse lezers bedoeld is, die niet bekend zijn met de tradities van Indonesische moslims. De informatieve opening van het artikel suggereert verdere verdieping in tradities rondom Lebaran in de volgende alinea's. De schrijfster wil echter geen valse verwachtingen wekken en haast zich te vermelden: ‘Maar de aanleiding tot dit artikeltje is niet U over de Mohammedaansche feestdagen in te lichten, het beoogt een bespre- | ||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||
king van het gebruik om onze bedienden dan een maand loon in voorschot te geven om den aankoop van nieuwe kleeren en andere uitgaven voor de Lebaran te bekostigen.’Ga naar eindnoot19 Een praktische en koloniale benadering. Praktisch, want het gaat uiteindelijk om het budget van de Nederlandse huisvrouw, koloniaal vanwege het eenzijdige beeld dat van de bediende geschetst wordt. Het artikel adviseert de lezers om liever géén Lebaran-voorschot aan de bedienden te geven: ‘Het is algemeen bekend, dat een goed financieel beheer bij de Inlandsche bedienden, zoo niet bij de groote massa der Inheemschen, uitzondering is. Hun kinderlijke aanleg is wel als de voornaamste factor voor dit euvel aan te wijzen.’Ga naar eindnoot20 Twee stereotypen van de inheemse bevolking komen in deze passage ter sprake: haar vermeende kinderlijke aard en als gevolg hiervan haar veronderstelde incompetentie wat geldzaken betreft. Het artikel roept de huisvrouwen op om zich van het geven van een voorschot te onthouden en hiermee aan ‘de economische opvoeding’ van de inheemse bedienden te beginnen.Ga naar eindnoot21 Volgt de huisvrouw dit advies, dan bewijst zij dat zij precies de tegenpool is van de kinderlijke, financieel incompetente ‘inlanders’: een verantwoordelijke, volwassen vrouw, die niet alleen haar budget goed beheert, maar zelfs de ‘hulpeloze’ Indonesische ‘leerlingen’ wil en kan onderwijzen. Het denken en representeren in binaire opposities is een typisch vehikel van het koloniale discours, een systeem van stellingen dat de koloniale samenleving (zowel overheersers als onderdrukten) internaliseert en als waarheid, feit of norm accepteert.Ga naar eindnoot22 De ongelijkheid tussen de kolonisator en de gekoloniseerde komt in binaire opposities - zoals hier de tegenstelling leraar-leerling - tot uitdrukking.Ga naar eindnoot23 In de analyse van binaire opposities in koloniale teksten schuilt het gevaar dat er alleen op extreme tegenstellingen gelet wordt. Het is de moeite waard om in deze teksten niet alleen naar scherpe tegenpolen op zoek te gaan, maar ook naar nuancen of grijstinten. Die zijn in dit artikel ook te vinden. Zo moedigt de schrijfster de lezers aan om met een voorschot de bedienden een hart onder de riem te steken, wanneer zij bij de huisvrouw in dienst komen, vooral als zij hiervoor moesten verhuizen of al lang zonder werk zijn geweest.Ga naar eindnoot24 Dit is een oproep voor medeleven met en begrip voor de situatie van de ander. In het betoog van de schrijver voor meer begrip en financiële tegemoetkoming voor de bediende komen naast empathie ook minder onbaatzuchtige motieven tot uitdrukking. Volgens haar is er zo nu en dan ‘een extra belooning’ gerechtvaardigd om ‘den band, die werkgever en werknemer bindt, [te] versterken’.Ga naar eindnoot25 De schrijfster raadt ook aan om de bedienden rond Lebaran vrije dagen te gunnen.Ga naar eindnoot26 Voor een hedendaagse Nederlandse (huishoudelijke) werknemer mag het verlof een vanzelf- | ||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||
sprekendheid zijn, in het Nederlands-Indië van 1932 geldt dit als een bijzondere tegemoetkoming. De geste dient de belangen van zowel de Indonesische bediende als de Nederlandse bazin. Hoe meer de huisvrouw aan de verlofwensen van de bedienden tegemoetkomt, ‘des te gemakkelijker zal het vallen het peil hunner werkkracht op te voeren en hen tot meerderen welstand te brengen, waarmee ten slotte alle partijen gebaat zijn’, concludeert mevrouw A. v. H.-R.Ga naar eindnoot27 Deze benadering roept de doelstellingen van de ethische politiek voor de geest, die minder gericht was op de verheffing van de inheemse bevolking dan op de ontwikkeling van de gehele Indische economie, infrastructuur, gezondheidszorg en het onderwijs - waarvan (vooral) de Europese bevolking profiteerde.Ga naar eindnoot28 Hoewel de schrijver empathie tegenover de inheemse bediende toont, formuleert zij geen antikoloniale gedachten. Ondanks nuancen geeft dit artikel blijk van een koloniaal gedachtegoed. Het andere artikel, ‘Indonesische en Mohammedaanse feestdagen’ uit het jaar 1948, wanneer Indonesië onafhankelijk is, begint, net als het eerdere artikel, met het ophelderen van het misverstand dat Lebaran een nieuwjaarsfeest zou zijn. Vervolgens gaat dit item precies over datgene wat men op grond van de titel kan verwachten: over Indonesische islamitische feestdagen. De schrijfster Siti Marijam was waarschijnlijk zelf een Indonesische. Ook al is haar etniciteit niet duidelijk, de leraar-leerlingrollen worden hier enigszins omgekeerd: Nederlandse vrouwen worden onderwezen over Indonesische gebruiken. Siti Marijam beschrijft niet alleen Lebaran gedetailleerd, maar alle belangrijke feestdagen die Indonesische moslims vieren, per maand, in chronologische volgorde. De lezers komen te weten wat de Arabische en de Indonesische naam van de betreffende feestdag is, wat er gevierd wordt, hoe het gevierd wordt, zelfs welke typische gerechten in Indonesië genuttigd worden: Zo, met bidden, waken en vasten, nadert het eind van de maand Ramadhan en dan viert men het Lebaran-feest [...]. De beschrijving is specifiek, precies, zakelijk en afstandelijk. De tekst zou in een reisgids of een encyclopedie kunnen passen. Dit afstandelijke ademt wel een koloniale sfeer: de Indonesiërs worden bestudeerd, zijn een onderzoeksobject. Het artikel is duidelijk geschreven met het doel Nederlandssprekende huisvrouwen die niet bekend zijn met Indonesische (en islamitische) feestdagen, hierover te informeren. De toon lijkt op die van een koloniale antropologische studie, terwijl het artikel - | ||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||
waarschijnlijk van de pen van een Indonesische schrijver - geschreven is met het doel juist de afstand van Nederlandse huisvrouwen tot inheemse culturen te verminderen. Eerder vermeldde ik dat de leraar-leerlingrollen enigszins omgekeerd werden. Siti Marijam speelde wellicht toch niet de rol van een leraar in dit artikel, maar die van een voorbeeldleerling die nog bij de koloniale les gebleven was.
Illustratie van feestmaaltijden. (Marijam, Siti, ‘Indonesische en Mohammedaanse feestdagen’, in: De Huisvrouw in Indonesië 1 (1948) 3, p. 7. Collectie UB Leiden/KITLV.
Dat de koloniale banden anno 1948 nog niet (helemaal) doorgesneden waren, blijkt ook uit de expliciete uiting van Nederlandsgezindheid in latere nummers uit dat jaar. Het gouden regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina in augustus 1948 werd bijvoorbeeld met een extra dik nummer gevierd.Ga naar eindnoot30 Siti Marijams artikel ademt een koloniale sfeer. Zij wilde hiermee Nederlandse huisvrouwen over Indonesische islamitische tradities informeren en met haar themakeuze ook het belang van deze kennis en van deze tradities doen erkennen. In latere uitgaven werden (van andere auteurs) taallessen in Bahasa Indonesia gepubliceerd. De Indonesische taal en cultuur werd in dit simpele, officieel apolitieke maandblad steeds meer gepropageerd, dat terwijl de Indonesische eenheidsstaat nog in wording was en de definitie van de Indonesische cultuur als gezamenlijke cultuur nog niet was afgebakend. Het maandblad verscheen vanaf 1948 tweetalig: naast het Nederlands, in de nieuwe nationale taal Bahasa Indonesia. Hoewel niet alle artikelen vertaald waren, getuigt de tweetaligheid ervan dat er een nieuwe doelgroep aangesproken werd: de Indonesische middenklas-huisvrouwen. Was De Huisvrouw in Indonesië een postkoloniaal, Indonesisch medium geworden? Was de Vereniging vanaf 1948 een Indonesische huisvrouwenvereniging? Dit vraagt om verder onderzoek van meer jaargangen, aan de hand van een vergelijkende analyse van artikelen van voor en na de Tweede Wereldoorlog over tradities, religies, talen of andere kenmerken van culturele identiteiten. Op basis van de geselecteerde artikelen is de voorlopige conclusie te trekken dat het maandblad - anno 1948 - | ||||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||||
nog steeds Nederlandsgezind en koloniaal was. Tegelijkertijd verschuift de focus van Nederland en de Nederlandse cultuur langzaam naar de Indonesische cultuur. | ||||||||||||
Het maandblad en de politiekDe veranderende benadering van inheemse tradities is op zich al een voorbeeld van politieke invloed. Maar ook de genoemde Indonesische lessen en het vieren van het regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina (in latere nummers dan het onderzochte) kunnen niet los van de politieke situatie geïnterpreteerd worden. In deze paragraaf wordt aan de hand van enkele voorbeelden geïllustreerd hoe actuele politieke gebeurtenissen in de maandbladen een plaats kregen: de reactie op de Duitse bezetting van Nederland in 1940 en 1941, en een lied van verenigingspresidente S. Abdulkadir uit 1948, dat indirect over de federale Indonesische staat gaat. Uit de periode van de Tweede Wereldoorlog zijn helaas weinig tijdschriften overgebleven. Gezien de omstandigheden is dit begrijpelijk. Het eerste nummer na de Duitse inval in Nederland dat nog beschikbaar is, is het augustusnummer van 1940. Behalve een sentimenteel verhaal over moederschap in Indië tijdens de Duitse bezetting van het moederland verwijst nog een boekbespreking indirect naar de oorlogssituatie in Nederland. In de brochure In de Gerechtigheid, die vlak voor 10 mei 1940 verscheen, bespreekt professor Kraemer het Wilhelmus, en volgens de schrijver van de recensie is het van bijzonder belang om juist in deze tijden hierover te lezen. ‘Want onze nationale eigendommen bestaan gelukkig niet alleen uit vernielde bouwwerken en gestolen voedselvoorraden. Het belangrijkste deel ervan zijn de geestelijke waarden, die door historie en traditie gelouterd, het bewustzijn van ons volk verdiepten en richting gaven.’Ga naar eindnoot31 De ‘quintessence’ van deze waarden is volgens de recensent in het Wilhelmus te vinden. Voor de rest gaat het tijdschrift in augustus 1940 over alledaagse onderwerpen zoals tuinmeubelen en tuinplanten. Ondanks medelijden, angst, en groeiende vaderlandsliefde gaat het leven in Batavia in 1940 nog steeds enigszins ongestoord door. In het kerstnummer van 1940 (tevens het januarinummer van 1941) komen de vaderlandsliefde en het saamhorigheidsgevoel van Nederlanders over de hele wereld nadrukkelijk ter sprake. Presidente W.J.C. Wories-van Vollenhoven beschrijft in haar inleidende woorden dat de redactie voor dit nummer Nederlandse huisvrouwen uit alle uithoeken van de wereld om inzendingen heeft gevraagd om in deze tijden ‘den band, die ons allen met Holland bindt, nauwer aan te halen.’Ga naar eindnoot32 Zo zijn er in | ||||||||||||
[pagina 122]
| ||||||||||||
deze kersteditie bijdragen van een Nederlandse huisvrouw uit Australië en van twee vrouwen uit Zuid-Afrika (waarvan een zich ‘Indische huisvrouw’ noemt).Ga naar eindnoot33 De drie artikelen van de huisvrouwen hebben veel met elkaar gemeen. Naast het feit dat de auteurs over de moeilijkheden van het vinden van betrouwbare (inheemse) bedienden klagen, beschrijven ze allemaal het groeiende saamhorigheidsgevoel onder Nederlandse huisvrouwen in Zuid-Afrika en Australië. Vóór 10 mei was er weinig animo bij Nederlanders om elkaar te bezoeken, maar na de Duitse inval worden er bijeenkomsten georganiseerd, evenals weldadigheidsacties voor Nederlandse en Engelse oorlogsslachtoffers. De situatie brengt Nederlandse enclaves in het buitenland bijeen, en versterkt de emotionele banden met het moederland. De ‘Hollandsche huisvrouw’ uit Sydney meldt: Op dien 10den Mei [...] kropen wij, Hollanders, bij elkaar. Want we wilden steeds meer nieuws weten en we wilden praten over onze angst. Er kwam een soort verbroedering. Nu eerst realiseerden we een gevoel dat wij vroeger negeerden. Het gevoel dat wij allemaal als broers en zusters zijn van een groote familie, die weliswaar ieder een eigen kant uitgaan maar toch van een groote familie waarvan het ouderlijk huis in Holland staat.Ga naar eindnoot34 Het laatste (bewaarde) vooroorlogse exemplaar van het verenigingsmaandblad, het novembernummer uit 1941 besteedt opvallend genoeg geen aandacht aan de overzeese oorlogssituatie. Het is een jubileumnummer ter herinnering aan het tienjarige bestaan van het Bataviase verenigingsblad De Huisvrouw in Indië. In plaats van de gebeurtenissen uit het verenigingsleven in 1931 te herdenken, besloot de redactie in dit nummer om verder terug te gaan in de tijd. Het is een tempo doeloe-nummer geworden, dat met behulp van fragmenten uit de werken van onder anderen Louis Couperus en Annie Foore en van bijdragen van de redactie het leven in en rond Batavia rond 1890 beschrijft.Ga naar eindnoot35 Kennelijk was er in november 1941 meer behoefte aan nostalgie dan aan reflectie op de actuele Japanse dreiging in Indië. De keuze voor een themanummer onderstreept niet het apolitieke karakter van het maandblad; dit is juist een duidelijk politieke keuze. Zoals gezegd zijn er uit de komende periode geen nummers bewaard gebleven. Het is aannemelijk dat tijdens de Japanse bezetting de Bataviase afdeling van de vereniging al vrij snel met haar activiteiten, en ook met het uitgeven van het tijdschrift, moest stoppen. Na de oorlog en de daaropvolgende onrust van de Bersiap verscheen de eerste nieuwe jaargang van het tijdschrift onder de naam De Huisvrouw in Indonesië pas in april | ||||||||||||
[pagina 123]
| ||||||||||||
1948. In het meinummer van dat jaar is een vrij expliciete (en tegelijk meerduidige) politieke uiting te vinden. De nieuwe presidente, mevrouw S. Abdulkadir, is een Indonesische, zij het Nederlandsgezinde, vrouw. Zij was de echtgenote van de Javaanse Raden Abdulkadir Widjojoatmodjo.Ga naar eindnoot36 Hij was plaatsvervanger van luitenant-gouverneur-generaal H.J. van Mook. Als Secretaris van Staat voor Algemene Zaken in de voorlopige federale regering spande hij zich tijdens de jaren 1945-1948 in voor een met Nederland coöpererende Indonesische federatie.Ga naar eindnoot37 De echtgenote van gouverneur-generaal Van Mook was tevens beschermvrouwe van de opnieuw opgerichte huisvrouwenorganisatie onder het voorzitterschap van mevrouw Abdulkadir.Ga naar eindnoot38
Tempo doeloe-sfeer in het novembernummer uit 1941. (De Huisvrouw in Indië 10 (1941) 11, p. 463. Collectie UB Leiden/ KITLV.
S. Abdulkadir schreef in het meinummer van het maandblad een liedtekst op de wijze van ‘Ramona’, met de titel ‘Malino’.Ga naar eindnoot39 De titel is al veelzeggend. In juli 1946 vond in Malino (Sulawesi) een conferentie plaats waar vertegenwoordigers van verschillende niet-Republikeinse gebieden bijeenkwamen om de Nederlandse plannen voor een federale Indonesische staat - tegenover de unitaire Republiek Indonesië onder leiding van Sukarno - uit te werken.Ga naar eindnoot40 Het idee van een federale staat kwam van het Binnenlands Bestuur en werd ondersteund door gouverneur-generaal Van Mook.Ga naar eindnoot41 Nederlandse politieke belangen, zoals de mogelijke isolatie van de Republiek door een federale, pro-Nederlandse staat van de Buitengewesten, speelden hierin net zo'n grote rol als de ‘bevordering van de eigen identiteit van de niet-Republikeinse gebieden.’Ga naar eindnoot42 Dit laatste argument vond weerklank bij vooraanstaande Indonesiërs uit de Buitengewesten, die zich zorgen maakten om de overmacht van het dichtbevolkte Java in een centralistische Republiek. Gouverneur-generaal Van Mook pleitte in Malino en op de vervolgconferentie in Denpasar (december 1946) voor een staatsstructuur bestaande uit vier deelstaten: Java, Sumatra, Borneo en de ‘grote Oost’. Deelstaat Oost-Indonesië trad onmiddel- | ||||||||||||
[pagina 124]
| ||||||||||||
lijk na afloop van de tweede bijeenkomst in Denpasar in december 1946 in werking, en werd in 1950 als laatste deelstaat ingelijfd door de Republiek Indonesië.Ga naar eindnoot43 De staat Oost-Indonesië had zijn eigen tijdelijke parlement, het Voorlopig Vertegenwoordigend Lichaam (VVL), een president en een ministerraad, die in Makassar zetelden.Ga naar eindnoot44 Het eerste kabinet van premier Anak Agung zocht toenadering tot het nationalistische ideaal van Sukarno, wat op 2 januari 1948 tot de erkenning van de deelstaat door de Republiek Indonesië leidde.Ga naar eindnoot45 Toen S. Abdulkadirs lied in mei 1948 verscheen, was het al duidelijk dat Nederland zijn federalistische bondgenoot, de staat Oost-Indonesië, aan het verliezen was. De presidente gaf op haar eigen manier woorden aan haar visie op deze politieke verandering: Malino, gij brengt ons nu een nieuwe geest
Van vriendschap zoals het nimmer is geweest.
Het leidt de gedelegeerden, wait and see,
Tot de ware geest der democratie. [...]
Heb dank voor alles, voor al het goede dat gij schonk,
Malino, wij wijden U een dronk. [...]
Ook wij vrouwen moeten bouwen, de fundamenten voor een brug.
Malino, de brug zal leiden tot het doel
De eenheid, waar iedereen en ik voor voel.
Het is nu tijd, het gaat ons allen veel te snel,
Malino, wij beiden [sic] U, VAARWEL!Ga naar eindnoot46
S. Abdulkadir formuleert vrij diplomatiek. Zij onthoudt zich van directe politieke uitspraken. Wel kunnen we uit haar betoog lezen dat zij achter het oorspronkelijke federalistische idee stond. Dit zou de gedelegeerden van de conferentie immers ‘tot de ware geest der democratie’ leiden. Toch nam zij afscheid van Malino en hiermee van het federalistische idee. Deed zij dit omdat zij pro-Republiek Indonesië was? Of juist omdat zij pro-Nederlands was en niet achter de recente wending, de toenadering tot Sukarno, stond? Dit blijkt niet uit het lied. Zij heeft het over ‘eenheid’ waar ook vrouwen naartoe werken, door ‘bruggen te bouwen’. Deze eenheid kan echter niet alleen de Indonesische eenheid betekenen, maar ook de eenheid van Indonesië en Nederland. Even zo goed kan de brug waar de vrouwen aan bouwen, een brug zijn tussen Indonesië en Nederland. Gezien de man van mevrouw Abdulkadir, Raden Abdulkadir Widjojoatmodjo, die als vriend en rechterhand van Van Mook zelf deel uitmaakte van de federale regering en | ||||||||||||
[pagina 125]
| ||||||||||||
bezig was om opnieuw een brug te slaan tussen Nederland een Indonesië, is het meer dan waarschijnlijk dat de presidente zelf pro-Nederlands was en de nieuwste ontwikkelingen in Oost-Indonesië met lede ogen aanzag. Dit blijkt ook uit het feit dat de verenigingsbladen Nederlandse huisvrouwen bleven aanspreken. De presidente vermeed echter een expliciete stellingname om de officieel apolitieke houding van de vereniging te bewaren. De houding jegens de Nederlandse overheid is een interessant onderwerp voor verder onderzoek: getuigen de tijdschriften in de laatste tien jaar van hun bestaan van onveranderde loyaliteit aan de Nederlandse kroon of is hier een verandering in te zien? | ||||||||||||
BesluitDe verenigingstijdschriften weerspiegelen hoe huisvrouwen ingrijpende fasen van de Nederlands-Indische en Indonesische geschiedenis hebben beleefd. Ze bieden niet alleen fascinerend leesmateriaal, maar nodigen ook uit tot een uitvoerige analyse, om inzicht te krijgen in de toenmalige mentaliteit en vigerende ideologieën. Ze bevatten sporen van de turbulente tijden waarin machtsverschuivingen plaatsvonden die grote gevolgen hadden voor mensen, en waarin identiteit, etniciteit en het idee van ‘ergens thuishoren’ opnieuw gedefinieerd moesten worden. In de periode waarin de maandbladen van de Vereeniging voor Huisvrouwen in Indië/Indonesië verschenen, 1931-1957, transformeerde de Indische samenleving in de Indonesische samenleving. De koloniale, op raciale hiërarchie gebaseerde sociale structuur was aan het verdwijnen, terwijl de nieuwe Indonesische natie ontstond.
Een van de vele, rijk geïllustreerde advertenties die verdere bestudering waard zijn (De Huisvrouw in Indië 10 (1941) 1, p. VII. Collectie UB Leiden/KITLV.
Signaleren de bevindingen aangaande de kijk op de Indonesische cultuur in de twee besproken artikelen over feestdagen - namelijk een kleine transitie tijdens het | ||||||||||||
[pagina 126]
| ||||||||||||
dekolonisatieproces, met veel koloniale elementen - een trend in het hele tijdschrift? Het is de moeite waard om dit aan de hand van artikelen over traditie, religie en taal te onderzoeken. Verder is de relatie van de vereniging tot de actuele politiek - vooral na de Tweede Wereldoorlog - een prikkelend onderzoeksonderwerp. Hoe zagen de huisvrouwen-journalisten de toekomst van Indonesië voor zich? Is de loyaliteit jegens de Nederlandse overheid in het lied van mevrouw Abdulkadir typerend voor de naoorlogse situatie als geheel? Is er een verschuiving te zien, en komen de meningsverschillen tussen Indonesische en Nederlandse huisvrouwen in de tijdschriften tot uiting? De biografieën van de bestuursleden en een inhoudelijke of structurele vergelijking tussen maandbladen van de verschillende departementen verdienen eveneens nader onderzoek. Dat geldt ook voor de talrijke advertenties in deze bladen: een systematische, multimodale analyse kan veel onthullen over het leven van de huisvrouw in Indië en in Indonesië in een turbulente fase van de wereldgeschiedenis. Dit alles is het onderwerp van een recent gestart promotieonderzoek aan de Universiteit Leiden. | ||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||
[pagina 127]
| ||||||||||||
| ||||||||||||
[pagina 128]
| ||||||||||||
Julia Kemendi studeerde Nederlandse en Duitse taal en letterkunde aan de Eötvös Loránd Universiteit te Boedapest en voltooide daarna de Researchmaster Study of Art and Literature aan de Universiteit Leiden met een scriptie over Familie en Indische identiteit in de romans van Marion Bloem. Tijdens haar master liep ze bovendien stage bij Moesson. Momenteel doet zij als buitenpromovendus van de Universiteit Leiden onderzoek naar de maandbladen van de Vereeniging voor Huisvrouwen in Indië/Indonesië. Naast haar promotieonderzoek is zij werkzaam als titelbeschrijver bij de Koninklijke Bibliotheek. |
|