Indische Letteren. Jaargang 36
(2021)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 69]
| |||||||||||||||||
Hubertus de onstuimige
| |||||||||||||||||
Met zijn vuistenVan Kol wordt op 23 mei 1852 in Eindhoven geboren als oudste van vijf kinderen in een middenstandsgezin. Zijn vader is achtereenvolgens actief als leerlooier, hotelhouder en wijnhandelaar. Hoewel zijn ouders katholiek zijn, gaat hij naar de openbare lagere school. Vervolgens bezoekt de jongen enkele jaren de Ecole moyenne de l'Etat in Turnhout, waar hij tijdens een vergelijkend examen de eerste prijs verwerft. In 1867 stapt hij over naar de derde klas van de openbare hbs in Roermond.Ga naar eindnoot2 De forse, gespierde scholier valt op, omdat hij het geregeld met zijn vuisten opneemt voor minder sterke medeleerlingen. Het is een trek die hij waarschijnlijk van zijn moeder heeft meegekregen: zij beschikt over een grote maatschappelij- | |||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||
ke belangstelling en een warm gevoel voor rechtvaardigheid.Ga naar eindnoot3 Van Kol houdt ook van politieke debatten waarin hij zich helemaal uitleeft, zodat zijn medeleerlingen hem de bijnaam Cola di Rienzi geven, naar de veertiende-eeuwse Romeinse volksleider die tegen de stadsadel ten strijde trok. De naam spreekt hem zozeer aan dat hij ‘Rienzi’ nog jarenlang als zijn belangrijkste pseudoniem hanteert. Op de hbs verdiept Van Kol zich voor het eerst in de achtergronden van het socialisme. Van een bevriende student aan de Polytechnische School in Aken ontvangt hij enkele boeken van de Duitse socialistische filosoof Ferdinand Lassalle, de oprichter van de Algemene Duitse Arbeidersvereniging (1863). Van Kol reageert enthousiast op de denkbeelden van Lassalle, die pleitte voor staatssteun om de ellendige positie van de arbeiders te verlichten, maar hij is minstens even sterk onder de indruk van het avontuurlijke en romantische leven van de socialist, die in 1864 omkwam in een duel vanwege een liefdesgeschiedenis.Ga naar eindnoot4
Portret van Henri van Kol op ongeveer veertigjarige leeftijd, uit: H. van Kol, Uit onze koloniën. Uitvoerig reisverhaal (1903).
Na zijn eindexamen schrijft Van Kol zich in 1870 aan de Polytechnische School te Delft in voor de opleiding tot waterschapsingenieur, bestemd voor de dienst in Nederlands-Indië. Hij heeft het plan opgevat ‘vroolijk 't leven [te] doorwandelen, [te] genieten wat te genieten valt’. Om dat te verwezenlijken wordt hij president van de kroeg en verzamelt hij zijn Noord-Brabantse studiegenoten om zich heen. Hij meent echter dat je daarbij de wetten van de ‘humaniteit’ niet uit het oog mag verliezen. Met instemming leest Van Kol dat in het voorjaar van 1871 in Parijs een opstand is uitgebroken en dat de Commune in die stad een sociaal geïnspireerd bewind heeft gevestigd. Maar de Franse regering heeft het leger opdracht gegeven aan het nieuwe bewind een eind te maken. Van Kol onderbreekt zijn studie en begeeft zich, in gezelschap van een gewapende artillerist, naar de Franse hoofdstad om aan de zijde van de opstandelingen mee te vechten. Aan de grens hoort hij dat het leger met veel bloedvergieten een einde aan de Commune heeft gemaakt. Met tranen in de ogen | |||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||
keert hij terug; sindsdien zal hij telkens als hij in Parijs is, een bezoek brengen aan de Mur des Fédérés op het kerkhof Père Lachaise, waar de laatste opstandelingen geexecuteerd zijn.Ga naar eindnoot5 | |||||||||||||||||
Afschaffing van het huwelijkEenmaal terug in Delft zet hij zijn opleiding voort, al besteedt hij zeker zoveel aandacht aan de arbeidersbeweging. Naast zijn studieboeken verdiept hij zich in het vier jaar eerder verschenen Das Kapital van Karl Marx, dat de Delftse boekhandelaar met enige tegenzin voor hem bestelt. Hij blijft ook strijdlustig: na een vechtpartij brengt hij enige tijd in hechtenis door. Van Kol is een liefhebber van lange wandeltochten, zowel in de natuur als in de stad, en maakt op die manier kennis met de achterbuurten van Delft, Den Haag en Amsterdam. De armoede die hij er aantreft, grijpt hem hevig aan. Hij wordt ‘zóó rebelsch’ dat hij zich in september 1871 aansluit bij de Haagse sectie van het Internationaal Werkliedenverbond.Ga naar eindnoot6 Onder het pseudoniem Astore plaatst Van Kol een oproep in het Studenten Weekblad om zijn collega's ertoe te bewegen zijn voorbeeld te volgen. Dat lukt: acht studenten melden zich aan. Maar zijn oproep wordt gelezen door de zoon van minister van Justitie, J.A. Jolles, die ook aan de Polytechnische School studeert en zijn vader op het bericht attent maakt. De minister laat de jongeren weten dat het lidmaatschap van de Internationale schadelijke gevolgen heeft voor hun loopbaan. Alle aspirant-leden trekken zich terug, maar Van Kol zal de beweging altijd trouw blijven. Het leidt er wel toe dat de politie zijn gangen nauwlettend volgt. Een jaar later neemt hij in Den Haag deel aan het congres van de Internationale, waar hij kennismaakt met Karl Marx en Friedrich Engels. Van Kol logeert in hetzelfde hotel als de familie Marx, die hij door de stad rondleidt, en maakt zich dankzij zijn goede talenkennis nuttig als tolk. Inmiddels is hij ook lid geworden van de vrijdenkersvereniging De Dageraad, een andere verzamelplaats voor maatschappij kritische geesten, onder wie Multatuli. Van Kol voelt zich ook hier thuis te midden ‘van allen die gebroken hebben met alle godsdienstige en bovennatuurlijke bepalingen om die door op waarheid en menschelijkheid gegronde begrippen te vervangen’.Ga naar eindnoot7 In Delft bouwt hij vooral een band op met Baltus H. Pekelharing, de hoogleraar recht en staathuishoudkunde, eveneens een aanhanger van het werk van Lassalle en voorstander van overheidsbemoeienis ten gunste van de arbeidersbeweging. Als | |||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||
voorzitter van de Studenten Debating-club laat Van Kol, met steun van Pekelharing, tal van stellingen verdedigen die samenhangen met zijn revolutionaire visie op een nieuwe maatschappij, zoals afschaffing van het huwelijk, afschaffing van de godsdienst, afschaffing van eigendom en de oprichting van arbeidersverenigingen met staatskrediet. In 1876 voltooit hij zijn studie. Van Kol treedt in dienst als aspirant-ingenieur bij de dienst Burgerlijke Openbare Werken in Nederlands-Indië, maar hij ontvangt niet de gebruikelijke toelage van vierhonderd gulden (nu 4.300 euro) voor de aanschaf van zijn tropenuitrusting. Wellicht hangt dat samen met het eerdere dreigement van minister Jolles.Ga naar eindnoot8 | |||||||||||||||||
Vera ZasoelitsjVan Kol vertrekt nog datzelfde jaar per schip naar Batavia, de eerste van een lange reeks reizen, en gaat vervolgens door naar zijn standplaats Situbondo in het noordoosten van Java. Al spoedig ontpopt hij zich als een vaardig ingenieur, die over een voortreffelijke ‘terreinblik’ beschikt. Hij weet intuïtief exact aan te geven hoe de ondergrondse waterwegen lopen. Allereerst werkt hij aan de irrigatie door de Sampeanrivier. Een goede bevloeiing van de vruchtbare gronden in de Sampeandelta is noodzakelijk voor de teelt van suikerriet en indigo, twee producten die de Javanen onder het Cultuurstelsel moeten verbouwen voor de koloniale regering. Maar in de regenperiode vinden telkens hevige overstromingen plaats, die niet alleen de suikerteelt bedreigen maar ook de rijstbouw van de plaatselijke bevolking. Dat heeft al verschillende malen tot een hongersnood op Midden-Java geleid. Van Kol laat een kanaal graven dat het overvloedige water afvoert, en gebruikt een drempel in de rots als stuw, zodat de irrigatie aanzienlijk verbeterd wordt. Een vergelijkbare situatie bestaat in het dal van de Pemali. Hier is in de droge moessonperiode sprake van een ernstig tekort aan water, terwijl de vlakte tijdens de westmoesson veel te nat wordt. Van Kol lost de problemen op door de aanleg van een speciale door hem ontworpen sluis.Ga naar eindnoot9 Ook fysiek maakt hij indruk op zijn omgeving door zijn grote gestalte en zijn grove maar vriendelijke gelaat, bekroond met een stevige bos haar dat rechtop staat als een hooischelf. Van Kol is populair bij zijn collega's en superieuren, omdat hij als een hartelijk man geldt die graag een goed glas drinkt, van een copieus maal geniet en, tijdens een feestavond, op uitbundige wijze een plaatselijke dans demon- | |||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||
streert. Op het erotische vlak kan hij zijn energie eveneens kwijt. Het verhaal gaat dat hij al vanaf zijn veertiende prostituees bezoekt.Ga naar eindnoot10 In zijn vrije tijd leest hij het werk van de voornaamste socialistische filosofen en andere publicaties over de ontwikkelingen van de arbeidersbeweging. Die boeken zijn op Oost-Java niet te krijgen, maar ze worden hem welwillend toegestuurd door zijn voormalige leermeester Pekelharing. Hoe goed Van Kol de politieke ontwikkelingen in Europa volgt, blijkt als op 24 januari 1878 de achtentwintigjarige Russische anarchiste Vera Zasoelitsj een aanslag pleegt op Trepow, de gehate politiecommissaris van Sint-Petersburg. Na de aanslag wordt zij direct gearresteerd. Van Kol vreest dat de rechtbank Zasoelitsj een zware straf zal opleggen. Hij begeeft zich naar het telegraafkantoor van Situbondo en stuurt naar de anarchiste in de Petrusen Paulusgevangenis in Sint-Petersburg een huwelijksaanzoek in de hoop dat die stap tot een lichtere straf zal leiden. Maar zijn impulsieve actie blijkt niet nodig: na een spectaculair proces wordt Zasoelitsj tot veler verbazing vrijgesproken. Ze verlaat Rusland en vestigt zich in Genève, waar Van Kol haar gedurende zijn verlof alsnog zal opzoeken.Ga naar eindnoot11 | |||||||||||||||||
De liefde van de JavaanTijdens zijn eerste verblijf in Indië ontdekt Van Kol een onderwerp dat later het belangrijkste thema van zijn omvangrijke reisboeken zal vormen, de verantwoordelijkheid van de kolonisator voor de inheemse bevolking. Hij mengt zich in de discussie over de taakverdeling tussen de dienst Burgerlijke Openbare Werken (BOW) en de ambtenaren van het Binnenlands Bestuur bij de aanleg van waterwerken. Het Indische gouvernement wil dat de (assistent-)resident steeds het initiatief neemt tot een verbetering van de irrigatie, eventueel bijgestaan door een ingenieur van het corps BOW. Een ingenieur die tegen deze gang van zaken verzet aantekende, is door de overheid met vervroegd pensioen gestuurd. Van Kol maakt bezwaar tegen deze vorm van bureaucratie en machtsmisbruik. Hij wijst ook op een veel kwalijker gevolg van de gekozen werkwijze. Wanneer het Binnenlands Bestuur het waterbeheer uitvoert, maken de ambtenaren om de kosten te drukken in toenemende mate gebruik van herendiensten, de onbetaalde arbeid door de inheemse bevolking. Dat is voor de bewoners extra bezwaarlijk, omdat zij vanwege het Cultuurstelsel ook al werk moeten verrichten op de overheidsplantages.Ga naar eindnoot12 | |||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||
In een reeks artikelen in het Soerabaiasch Handelsblad uit Van Kol onder zijn pseudoniem Rienzi felle kritiek op het Nederlandse regeringsbeleid in Indië, dat hij onberaden en leugenachtig noemt:
Een bergpad op Java, uit: H. van Kol, Uit onze koloniën (1903).
Want onberaden is het beloften te doen, zonder ze te vervullen, den inlander te ontwikkelen en hem elk recht als staatsburger te onthouden; over vrijen arbeid te spreken en de koffiecultuur te verzwaren [...] door onwaarheid tot beginsel te verheffen, door met tartende willekeur de hoogste rechten van den mensch te vertrappen, door halfheid en lauwheid, alle eerbied, alle achting voor de machthebbenden te doen verdwijnen.Ga naar eindnoot13 Hij pleit voor een humaan koloniaal stelsel waarbij het moederland slechts indirecte voordelen geniet en ernaar streeft Indië tot welvaart te brengen. Als Nederland aan die verlangens tegemoetkomt, kan het op de liefde van de Javaan rekenen. | |||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||
Een dubbele zelfmoordEen heel andere sociale kwestie die zijn belangstelling heeft, is de emancipatie van de vrouw. Hieraan schenkt hij, merkwaardig genoeg, aandacht in een artikel in het Soerabaiasch Handelsblad over de dubbele zelfmoord van Elize Baart (25) en haar echtgenoot Bastiaan Korteweg (30) op 14 oktober 1879 in Groningen. Van Kol had hen beiden persoonlijk gekend. Baart was een weinig succesvolle actrice en schrijfster van een aantal novellen, Korteweg diende vier jaar lang als adelborst in Nederlands-Indië (1868-1872) en werkte als leraar wiskunde aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda, waar hij wegens zijn antimilitaristische en socialistische opvattingen ontslagen werd.Ga naar eindnoot14 Rienzi richt zich in twee artikelen tot de schrijfster en voordrachtskunstenaar Mina Kruseman (1839-1922), die sinds 1877 in Indië woonde, waarschijnlijk omdat Elize Baart een voormalige leerlinge van haar was. Hij stelt vast dat Baart en Korteweg tevergeefs gestreden hebben voor de vrije mens in een bekrompen wereld waarin voor de emancipatie van de vrouw weinig te verwachten viel. Vanaf 1873 leek daar verandering in te komen dankzij het optreden van Kruseman, die te kennen gaf dat zij als artieste in haar vaderland een zware strijd voor de emancipatie van de vrouw begonnen was en dat ze die zou volhouden tot haar dood. Volgens Rienzi heeft Kruseman haar krachten overschat en slaagde zij er niet in de vrouwenkwestie een stap verder te brengen: ‘in plaats van een leven van strijd, [werd het] eene doorlopende kibbelpartij’.Ga naar eindnoot15 En met haar vertrek naar de kolonie heeft zij het strijdperk voorgoed verlaten. Zoals verwacht reageert Kruseman, die van meer kanten met de dubbele zelfmoord in verband werd gebracht, gepikeerd op de verdachtmaking. Ze vraagt zich af hoe zij in Surabaya kan weten wat zich in Groningen afspeelt, en verklaart dat ze ook in de kolonie de strijd voor de positie van de vrouw niet heeft opgegeven. Kruseman eist van Rienzi dat hij zijn ware naam bekendmaakt.Ga naar eindnoot16 Dat laatste doet Van Kol wijselijk niet, omdat hij weet dat het bestuur in de kolonie huiverig staat tegenover ambtenaren met socialistische sympathieën. Hij herinnert haar eraan dat ze in hem geen vijand hoeft te zien: beiden streven ze immers hetzelfde doel na. Maar zij kan dat, volgens Van Kol, beter vanuit Nederland of een ander Europees land doen dan vanuit Indië.Ga naar eindnoot17 Kruseman antwoordt niet meer op dit laatste artikel; vier jaar later echter keert zij uit Indië naar Europa terug. In 1881 publiceert Van Kol, weer onder de naam Rienzi, zijn eerste boek, Christendom en Socialisme, dat hij aan zijn moeder opdraagt. Anders dan wellicht verwacht, valt de vrijdenker in zijn boek de kerk niet aan. Hij gaat in op de grote nood van de | |||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||
arbeidersklasse en op de belangrijkste denkbeelden van de socialisten, waaraan de kerkelijke leiders al zo lang voorbijgaan. Van Kol roept de priesters met het nodige pathos op om eindelijk eens te bewijzen dat zij evenveel oog hebben voor het leed van de gelovige arbeiders als voor hun zielenheil. Het boek van amper honderd pagina's maakt in socialistische kringen grote indruk. ‘Ik herinner mij niet ooit weer zóó door een geschriftje aangedaan te zijn geweest’, noteert de latere linkse politicus W.H. Vliegen (1862-1947).Ga naar eindnoot18 In deze periode legt Van Kol ook contact met Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919), leider van de socialistische beweging in Nederland. Voortaan schrijft Rienzi ook voor diens Recht voor Allen, het tijdschrift van de Sociaal-Democratische Bond, waarin hij onder meer het algemeen kiesrecht propageert. | |||||||||||||||||
Ontmoeting met NellieOp de redactie van het Soerabaiasch Handelsblad ontmoet Van Kol een andere medewerker bij de krant, de onderwijzeres Marie Porreij (1851-1930), die als gouvernante in Surabaya werkt. Onder de naam Nellie schrijft ze sinds 1881 over de man-vrouwverhouding, opvoedkwesties en haar ervaringen als Europese vrouw in de kolonie (Brieven aan Minette); ook is ze redactrice van de kindercourant. Er ontstaat een levendige briefwisseling tussen de socialistische ingenieur en de geëmancipeerde Nellie, die al spoedig verliefd op elkaar raken. Op 27 juli 1883 trouwen zij in Panarukan. Nellie van Kol woont voortaan ook in Situbondo. Dat is wel even wennen. De Van Kols zijn beiden aanhanger van het socialisme, maar verder zijn de verschillen tussen hen aanzienlijk. Henri staat bekend om zijn bourgondische levensstijl, Nellie is een overtuigde geheelonthouder en vegetariër.Ga naar eindnoot19 In 1884 wordt hun eerste zoontje dood geboren. Datzelfde jaar vertrekken zij met verlof naar Europa, waar ze zich vestigen in het Belgische Aywaille, in de buurt van Luik. Van Kols aanwezigheid in het land blijft niet onopgemerkt. Hij richt er de eerste afdeling van de Belgische Werkliedenpartij op en houdt geregeld lezingen over rechtvaardigheid en mensenliefde, die hij als de fundamenten van het socialisme beschouwt. De bijeenkomsten van de arbeidersbeweging leiden nogal eens tot vechtpartijen waarbij Van Kol zich niet onbetuigd laat. Hij is ook actief tijdens een staking van de mijnwerkers in de Borinage en steunt in Gent de stichting van de coöperatieve bakkerij Vooruit.Ga naar eindnoot20 In het najaar van 1885 reist hij samen met Nellie naar Genève, dat een centrum voor buitenlandse revolutionairen vormt. Een van hen is Vera Zasoelitsj, die hij eerder van- | |||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||
uit Situbondo ten huwelijk heeft gevraagd. Tijdens hun ontmoeting raakt hij sterk van haar onder de indruk. Later draagt hij aan deze ‘heldin’ en ‘trouwe vriendin’ zijn boek Socialisme en Vrijheid op.Ga naar eindnoot21 Hij maakt ook kennis met de anarchist Peter Kropotkin en met de zesenzeventigjarige Johann Philipp Becker, die bij de Duitse arbeidersbeweging betrokken is. Becker zou graag Friedrich Engels ontmoeten, maar de marxist verblijft in ballingschap te Londen en Becker kan die reis, vanwege zijn zwakke gezondheid, in zijn eentje niet meer aan. Van Kol biedt Becker een maandgeld van 25 Zwitserse francs aan en vergezelt hem naar Engeland, waar hij zelf de socialisten Karl Kaut sky en Eduard Bernstein leert kennen. Eenmaal weer in Genève smokkelt de onvermoeibare Van Kol het illegale tijdschrift Der Sozial-Demokrat over de Duitse grens. Nellie is in Petit-Lancy (nabij Genève) achtergebleven, waar zij op 15 april 1886 bevalt van hun dochter Lili.Ga naar eindnoot22 In augustus begeeft Van Kol zich alleen naar Nieder-Ingelheim voor een ontmoeting met Multatuli. De schrijver maakt een weinig energieke indruk op hem; amper een halfjaar later zal Multatuli overlijden.Ga naar eindnoot23 | |||||||||||||||||
Domela als financierHet mag duidelijk zijn dat Van Kol en Nellie slechts een beperkt gedeelte van hun eerste verlofperiode in Nederland verblijven. Toch brengen zij nog behoorlijk wat tijd door met Ferdinand Domela Nieuwenhuis, wiens Sociaal Democratische Bond (SDB) door Van Kol in ruime mate ondersteund wordt.Ga naar eindnoot24 Ook houdt hij verschillende propagandalezingen voor de SDB. Tussen het echtpaar Van Kol en Domela Nieuwenhuis met diens toenmalige geliefde Cato Vernée ontwikkelt zich een hechte vriendschap, in die mate zelfs dat Van Kol, als hij later in 1886 met zijn gezin opnieuw naar de kolonie vertrekt, aan zijn nieuwe politieke vriend vraagt om zijn financiële belangen te behartigen. Domela belooft dat te doen ‘alsof ik uw broeder was’, maar het is de vraag of Van Kol wist dat de ander als een uitermate slordige financier bekendstond.Ga naar eindnoot25 Ondanks al zijn activiteiten voor de arbeidersbeweging gaat Van Kol met plezier terug naar Indië, omdat zijn werk hem voldoening schenkt en omdat hij geniet van het verblijf in de vrije natuur. Ditmaal komt hij als ‘eerstaanwezend’ ingenieur in Bandung terecht, waar hij een aantal reliëfwerken aanlegt om de irrigatie, en daarmee de oogsten van de inheemse bevolking, te verbeteren. Van Kol is een sterk voorstander van de inzet van techniek en machines. Hij ziet het als een uitgelezen middel | |||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||
om de door hem verafschuwde herendiensten te beperken en ‘om de volken in de achtergebleven landen op de weg van de beschaving te brengen’.Ga naar eindnoot26 Van Kol wordt ook enige tijd in Batavia geplaatst op het kantoor van de directie BOW, maar hij werkt liever buiten. In 1888 wordt opnieuw een zoon geboren, die Nellie en hij Ferdinand Karel noemen, naar hun beider politieke voorbeelden. Bij zijn eerste verjaardag schrijft Nellie een lofdicht waarin ze hoopt dat de jongen net zo daadkrachtig wordt als Domela en Karl Marx, maar kort daarop overlijdt het kind. Twee jaar later krijgen zij een zoon, die weer naar Domela vernoemd wordt.Ga naar eindnoot27 Inmiddels heeft Van Kol een nieuw boek geschreven: Kapitalisme en Socialisme, of arbeidsloon zooals het is en zooals het wezen moet, dat hij opdraagt aan Nellie. De ambitieuze ondertitel verwijst naar een nieuw beloningssysteem: door de uitgifte van arbeidscertificaten, gebaseerd op een geleverde inspanning, zou volgens Van Kol een rechtvaardiger verdeling van inkomen en goederen bereikt kunnen worden. Het boek is een combinatie van wetenschappelijke berekeningen en een hartstochtelijk pleidooi voor een betere toekomst, die volgens andere socialisten dichter bij een utopie dan bij de haalbare werkelijkheid ligt.Ga naar eindnoot28
Henri van Kol, uit: Driemaal dwars door Sumatra en zwerftochten door Bali (1914).
| |||||||||||||||||
Een dartel beest aan de kettingIn 1892 keert het gezin voor een nieuwe verlofperiode naar Europa terug. Na hun aankomst in Marseille pakt Van Kol meteen zijn socialistische activiteiten weer op: hij neemt deel aan het congres van de Franse arbeidersbeweging en reist door naar Genève om er de Duitse socialisten toe te spreken. ‘Hij had iets van een dartel beest, dat lang aan den ketting heeft gelegen en plotseling vrij rond mag springen’, schrijft Vliegen, met wie hij steeds vaker optrekt.Ga naar eindnoot29 | |||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||
Van Kol weet dan nog niet dat zijn terugkeer definitief is. Wanneer hij zich ruim twee jaar later voorbereidt op een nieuwe ambtsperiode, krijgt hij te horen dat hij medisch is afgekeurd en eervol ontslagen wordt. Aan dat besluit ging een woordenwisseling in de Eerste Kamer vooraf waarbij vragen werden gesteld over ‘een Indisch ambtenaar met verlof’ die werklozen opriep naar Den Haag op te trekken. De minister van Koloniën, W.K. van Dedem, verdedigde Van Kol, die als een uitstekend ingenieur bekendstond. Toch vermoedt Van Kol dat zijn vervroegde pensionering politiek gemotiveerd is. Hij laat zich in zijn nieuwe woonplaats Brussel nogmaals medisch onderzoeken en hoort dat hij volkomen gezond is.Ga naar eindnoot30 Maar hij vecht zijn ontslag niet aan, omdat hij zijn inzet voor de arbeidersbeweging belangrijker acht. Door zijn pensioen en de erfenis van zijn ouders is hij financieel onafhankelijk; voor Vliegen koopt hij een drukpers, waarmee deze een nieuw socialistisch blad begint, De Volkstribuun. In de winter van 1892 houdt Van Kol in Nederland minstens honderd toespraken. Ook in België is hij voortdurend bij manifestaties aanwezig. Op het Groote Plein in Brussel ziet hij, samen met partijgenoot P.J. Troelstra, hoe de politie met de blanke sabel een menigte stakende arbeiders uiteenslaat. Wanneer de agenten te paard zich gereedmaken voor een nieuwe charge, loopt hij in zijn eentje over het verlaten plein rustig op hen af. Stomverbaasd kijken de agenten naar de grote man in zijn ouderwetse pak, en wijken naar beide zijden voor hem uit. ‘Blijkbaar dachten de heeren, dat ik tot de politie behoorde’, vertelt hij er ruim dertig jaar later zelf over. De Belgische overheid reageert direct en gelast hem om binnen achtenveertig uur het land te verlaten. Dat doet Van Kol niet; hij zal nog jarenlang in België blijven wonen. De betrekkingen met Domela worden steeds moeizamer. Van Kol ergert zich aan diens denigrerende uitspraken over de Duitse socialisten en er ontstaat een conflict over het nonchalante beheer van zijn financiën. Na arbitrage moet Domela hem zevenduizend gulden terugbetalen. De breuk volgt wanneer Domela besluit dat de SDB een revolutionaire koers moet volgen. Van Kol, Troelstra en Vliegen, die het socialisme langs parlementaire weg aan de macht willen helpen, verlaten de partij. Zij behoren met journalist Frank van der Goes en diamantbewerker Henri Polak tot de ‘twaalf apostelen’, die op 26 augustus 1894 in Zwolle de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) oprichten. Van Kol speelt bij die gebeurtenis een belangrijke rol: als bemiddelaar tussen de ‘arbeiders’ en de ‘heren’ en omdat hij stilletjes de reiskosten van enkele deelnemers betaalt.Ga naar eindnoot31 | |||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||
Een ‘koloniale specialiteit’Tussen alle partijpolitieke beslommeringen door schrijft hij de studie Land en Volk van Java. Aan de hand van veel cijfers toont hij de toenemende verarming van de Javanen aan en vervolgens schetst hij een progressief koloniaal programma met als grondbeginsel dat alle inheemse rijkdommen bestemd zijn voor de eigen bevolking. Elk batig saldo dat naar Nederland is gegaan - Van Kol spreekt onomwonden van ‘roof’ - moet worden gerestitueerd.Ga naar eindnoot32 In 1897 wordt Van Kol namens het district Enschede in de Tweede Kamer gekozen, waar hij met Troelstra de SDAP-fractie vormt. Hij spreekt, als ‘koloniale specialiteit’, vooral over het beleid in Nederlands-Indië, en dat doet hij met verve. Tijdens de behandeling van de begroting roept hij op tot verbetering van het onderwijs in de kolonie, verlichting van de belastingdruk op de bevolking, meer aandacht voor het adatrecht en, uiteraard, de aanleg van irrigatiewerken. Het meest verwerpelijk vindt hij de miljoenen verslindende Atjeh-oorlog: ‘Want van alle gewichtige, dringend noodzakelijke hervormingen kan tenslotte toch niets komen, indien die kanker aan de welvaart van Indië niet met vaste hand wordt uitgesneden.’Ga naar eindnoot33 Zijn optreden in de Kamer bestaat uit een merkwaardige combinatie van gedegen voorbereiding en felle emotie. Op bulderende toon houdt ‘Hubertus de Onstuimige’, zoals hij in socialistische kring al spoedig genoemd wordt, zijn pleidooi dat hij ondersteunt met een imposante reeks cijfers. Frank van der Goes spreekt van een blad papier met aan de ene kant louter cijfers en aan de andere kant slechts uitroeptekens. Maar Van Kol oogst alom waardering vanwege zijn grote feitenkennis.Ga naar eindnoot34 Opmerkelijk is ook de effectiviteit van zijn inbreng. Zijn klacht over de misstanden op de plantages in Deli wordt aanvankelijk afgewezen; later volgt alsnog een onderzoek dat tot een verbetering van de koeliewetgeving leidt. Hetzelfde geldt voor het schrappen van de rente die Indië aan het moederland betaalt, een onderzoek naar de oorlog in Atjeh en de overheidsexploitatie van de Indische mijnen. | |||||||||||||||||
Een spiritistische seance met KartiniOm zich van de actuele situatie in de kolonie op de hoogte te stellen vertrekt hij in februari 1902, samen met Nellie, voor een intensieve reis die zes maanden zal duren en waarop hij ruim vijftienduizend kilometer aflegt. Van Kol doorkruist Java, Sumatra en een groot deel van Celebes, bezoekt Bali, Lombok, Borneo en tal van kleine- | |||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||
re eilanden. Zijn bevindingen legt hij vast in een lijvig boek van 826 bladzijden met een gewicht van drie kilo.Ga naar eindnoot35 In elk gebied inspecteert hij de meest uiteenlopende bedrijven en instellingen: kinatuinen en notenperken, koelieloodsen en ziekenhuizen op de plantages, kolenmijnen, kazernes, scholen, pandhuizen, opiumkitten, leprozerieën, krankzinnigengestichten en gevangenissen. Wat hij ziet, is veelal ontluisterend, zoals het burgerlijk ziekenhuis in Bandung, ‘een schande voor een beschaafde stad’: Een man lag er met wezenlooze trekken te lijden en had nauwelijks de kracht, de hem gedane vragen te beantwoorden; naast hem stond een ton om zijn uitwerpselen op te nemen. Kort geleden, een paar dagen slechts, lag hier op dezelfde plaats nog een pokkenlijder, dien men gemakshalve had verwijderd en naar... zijn kampong teruggestuurd. [...] In een smerig hok, op een plaats waar een goede waterspoeling werd gemist, lagen een 52-tal prostituées [...] Soms bedroeg in ditzelfde verblijf het aantal 150, waaronder vele gevallen van constitutionele syphilis.Ga naar eindnoot36 Er is echter tijdens zijn lange reis ook een ontmoeting die die hem optimistischer stemt. Het gaat om de avond in april die Nellie en hij doorbrengen met Kartini, de drieëntwintigjarige dochter van de regent van Japara. Kartini, een pleitbezorgster voor onderwijs aan de Javaanse vrouw, is van plan naar Nederland te gaan om er een opleiding tot onderwijzeres te volgen. Van Kol belooft zich voor haar in te zetten. De sfeer is zo goed dat de Van Kols samen met de regentendochter een spiritistische seance houden. Na zijn terugkeer bepleit Van Kol haar zaak bij minister van Koloniën A.W.F. Idenburg, die bereid is haar te helpen. Maar kort daarop wordt Kartini uitgehuwelijkt en ze overlijdt in het kraambed.Ga naar eindnoot37 In het voorjaar van 1903 maakt Van Kol een nieuwe lange reis, ditmaal naar de Antillen, om aandacht te vragen voor de schrijnende situatie op Curaçao. Acht jaar later trekt hij weer maandenlang over Sumatra en Bali.Ga naar eindnoot38 Zijn koloniale opvattingen hebben zich inmiddels wel ontwikkeld. Aanvankelijk meent Van Kol dat het beleid gericht moet zijn op de verbetering van de economische en intellectuele positie van de Indische bevolking, maar dat daarbij de hulp van het moederland noodzakelijk is. Wanneer hij echter vaststelt dat er sinds 1913 in Indië een machtige en invloedrijke volksbeweging is ontstaan die voor de eigen belangen opkomt, acht hij de tijd gekomen dat de kolonie zich losmaakt van Nederland. Het is een standpunt dat destijds door weinig politici werd gedeeld.Ga naar eindnoot39 Van Kol blijft geregeld reizen, zij het zonder Nellie, die het socialisme verruild heeft voor het christelijke geloof van het Leger des Heils. In 1915 brengt hij op ver- | |||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||
zoek van de Nederlandse regering een uitgebreid bezoek aan Japan om er de industrialisering te bestuderen. Zijn onderzoek leidt tot de conclusie dat er op Java plaats is voor een grote (textiel)industrie, waarvoor de regering het beginkapitaal zou moeten leveren. Maar de regering volgt zijn advies niet op.Ga naar eindnoot40 Uit Japan keert hij terug in gezelschap van de journaliste Otawa Tomi, met wie hij sindsdien in Aywaille woont. Op 17 augustus 1925 maakt hij, als hij tijdens een reis door Zuid-Frankrijk in de auto wil stappen, een lelijke val. Ogenschijnlijk is er met de nog altijd forse man weinig aan de hand. Maar een onderzoek in het ziekenhuis van Luik toont aan dat Van Kol een fatale inwendige bloeding heeft opgelopen. Hij overlijdt vijf dagen later op 73-jarige leeftijd.Ga naar eindnoot41
Van Kol in traditioneel Japans tenue, uit: Japan. Indrukken van Land en Volk (1917).
| |||||||||||||||||
BesluitAl gedurende zijn eerste verblijf als ingenieur in Nederlands-Indië voelt Van Kol zich verantwoordelijk voor de ontwikkeling en het welzijn van de inheemse bevolking, en hij beperkt zich daarbij niet tot zorgvuldig waterbeheer. In zijn krantenartikelen spreekt hij zich uit voor een koloniaal stelsel waarvan vooral de Indische bevolking de vruchten plukt. Eenmaal lid van de Tweede Kamerfractie van de SDAP roept hij op tot talrijke verbeteringen in de kolonie op het gebied van onderwijs, recht en belastingen en tot beëindiging van de oorlog in Atjeh. Hoewel hij zijn standpunten met hevige emotie uitdraagt, geniet hij gezag vanwege zijn imposante feitenkennis. Vandaar dat veel van zijn voorstellen toch geaccepteerd worden, zeker nadat hij tijdens een lange reis door de archipel alle misstanden in een fors boek aan de kaak stelt. Van Kol is er jarenlang van overtuigd geweest dat de hulp van Nederland voor de | |||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||
welvaart van Indië onontbeerlijk is. Maar na de oprichting van een krachtige volksbeweging als de Sarekat Islam is hij de eerste Nederlandse politicus die de tijd rijp acht voor een zelfstandige Indonesische staat. Heinz Polzer (1919-2015) oftewel Drs. P. - zoon van Van Kols dochter Lili - wijdde een lang en fraai gedicht aan de nagedachtenis van zijn grootvader, die hij bewonderde om diens daadwerkelijke idealisme, zonder dat hij een verkrampte proletariër werd. ‘Hij had een vermogen en profiteerde daarvan. Hij at lekker, hij dronk plezierig, hij reisde.’Ga naar eindnoot42
Als politicus op het Binnenhof, uit: Japan. Indrukken van Land en Volk (1917).
| |||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||
Frank Okker promoveerde op zijn levensbeschrijving van Willem Walraven (Dirksland tussen de doerians, 2000) en is de biograaf van Madelon Székely-Lulofs (Tumult, 2008) en Gerret Pieter Rouffaer (Rouffaer, de laatste Indische ontdekkingsreiziger, 2015). Hij publiceerde in De Parelduiker, De Gids, Indische Letteren, Moesson, NRC Handelsblad en Vrij Nederland. Ook schreef hij fictie (Leidse liefde, verhaal van een weerzien, 2006 en De eindeloze slurf van Lyonel, 2019). Daarnaast werkte hij mee aan diverse academische bundels en (hand)boeken. |
|