Indische Letteren. Jaargang 36

[p. 65]

[Nummer 2]

Redactioneel

We beleven bijzondere tijden. Op dit moment is nog niet duidelijk hoe de nabije toekomst eruit gaat zien, wat de coronacrisis betreft. We gaan ervan uit dat we in het najaar ons reguliere programma kunnen hervatten. Gelukkig ondervinden we, wat ons tijdschrift betreft, geen hinder van dit alles.

Deze aflevering van Indische Letteren bevat een viertal artikelen. Frank Okker levert een bijdrage over de ‘Indische specialiteit’ H.H. van Kol, de kritische politicus uit het begin van de twintigste eeuw, die eerst in de Tweede en later in de Eerste Kamer het woord voerde over koloniale aangelegenheden. Bert L.T. van der Linden belicht de activiteiten van Multavidi, een kritische columnist uit tempo doeloe. Kris Steyaert vraagt opnieuw aandacht voor het gedicht ‘Het Indische land’ van Jan Prins, nu om de context, het ontstaan en de drukgeschiedenis te bespreken. Julia Kemendi ten slotte gaat in op het tijdschrift De Huisvrouw in Indië, dat na de oorlog verscheen onder de titel De Huisvrouw in Indonesië.

Op maandag 13 september hoopt onze hoofdredacteur Rick Honings aan de Universiteit Leiden zijn oratie uit te spreken bij de aanvaarding van het ambt van Scaliger- hoogleraar. De titel luidt: ‘Het land van “Oosterzonnegloed”. Sporen van Indië in negentiende-eeuwse schrijversarchieven’. Het is op dit moment nog onduidelijk of die met publiek in het Groot Auditorium zal kunnen plaatsvinden. Houdt u voor meer informatie de website in de gaten.

De Vijfde Indische Letterenlezing zal op vrijdag 1 oktober in Leiden worden gehouden door prof. dr. Siegfried Huigen onder de titel: ‘Kennis van de kolonie’. Hoe werd informatie overgedragen aan een publiek dat doorgaans weinig van de kolonie afwist? Het gaat daarbij om allerlei vormen van kennis: over de geografie en de natuur, over de inheemse bevolking en de koloniale gemeenschap, de oorlog of het koloniale beleid. Meer informatie hierover kunt u vinden in het septembernummer en op onze website.

Ons jaarlijks symposium zal naar wij hopen op 14 november op Bronbeek plaatsvinden. Het thema luidt: ‘Kritische stemmen in de Indische Letteren’. Bij die gele-

[p. 66]

genheid worden twee nieuwe boeken gepresenteerd. Het eerste is: Door de ogen van Dodo Berretty van Gerard Termorshuizen en Coen van 't Veer. Het tweede heeft vooral met het thema van het symposium te maken: De postkoloniale spiegel. De Indische letteren herlezen, onder redactie van Rick Honings, Coen van 't Veer en Jacqueline Bel. Het programma wordt gepubliceerd in het septembernummer en op onze website.

Het is verheugend dat de koloniale geschiedenis tegenwoordig weer volop in de belangstelling staat. Na het verschijnen van Revolusi (2020) van David van Reybrouck en De wraak van Diponegoro (2020) van Martin Bossenbroek mogen we weer een aantal nieuwe publicaties begroeten. We noemen er hier twee. Onze oud-redacteur Reggie Baay schreef Het lied van de goden (2021) en Rasit Elibol stelde een bundel beschouwingen samen onder de titel De nieuwe koloniale leeslijst (2021). Wat al deze boeken met elkaar gemeen hebben is een kritische houding ten aanzien van het koloniale verleden. Dat geldt ook voor de weerslag daarvan in de literatuur. We kunnen tevreden vaststellen dat de studie van de Indische letteren hierdoor een nieuwe impuls krijgt.