Indische Letteren. Jaargang 36
(2021)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Een rusteloos leven na de dood
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 3]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Monument Pieter Erberveld, circa 1925. Collectie Universitaire Bibliotheken Leiden/KITLV.
Voor de schooljeugd uit die jaren, zo blijkt uit de herinneringen van Aya Zikken en Hella Haasse, was het muurtje met de doodskop een uitstapje dat deel uitmaakte van schoolreisjes.Ga naar eindnoot4 Over Erberveld zijn er in de loop der tijd verschillende verhalen in omloop gebracht. Hij was een geliefd onderwerp van schrijvers en historici, niet alleen in het koloniale Indië, maar ook in het postkoloniale Indonesië. Zelfs buiten de Indische archipel verspreidde de faam van Erberveld zich, terwijl de wijze waarop hij werd beoordeeld sterk uiteenliep. Voor sommigen was hij een landverrader, voor anderen een held. Deze verhalen die in verschillende landen - en talen - over hem geschreven werden, zijn bij uitstek geschikt om te laten zien dat de Nederlands-Indische letterkunde niet uitsluitend in een Nederlandse context bestudeerd moet worden. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 4]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
F.R.J. Verhoeven en E. du Perron voor het monument van Pieter Erberveld, 1939. Collectie Du Perron, Album 7, website https://eduperron.nl.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 5]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Zoals Jeroen Dewulf in 2013 al opmerkte, staat in de studie van de Indische letteren in de regel de relatie tussen het moederland en de kolonie centraal. Maar daardoor wordt de aandacht afgeleid van de niet minder belangrijke contacten tussen de landen onderling die deel uitmaakten van het Nederlandse koloniale rijk. De letterkunde en historiografie in die landen ondergingen niet alleen invloeden uit het moederland, er bestond ook een levendige interculturele uitwisseling tussen de koloniën zelf. Door de koloniale expansie in de zeventiende en achttiende eeuw was een wereldwijd netwerk van verbindingen ontstaan dat ook na de ondergang van de VOC niet verdween.Ga naar eindnoot5 De ontwikkelingsgang van de geschiedenis van Erberveld is een uitstekend voorbeeld van zulke interculturele contacten. Het onderzoek naar de verhalen die er in Nederlands-Indië, Japan, Indonesië en Zuid-Afrika over hem geschreven zijn, laat zien hoe ver die zich over de wereld hebben uitgestrekt. Het ‘schandmonument’ én een Nederlands historisch-romantisch verhaal, geschreven door W.L. Ritter, zijn de bronnen geweest van een reeks nieuwe verhalen, waarvan sommige zelfs zijn doorgedrongen tot de ‘officiële’ geschiedschrijving. Achtereenvolgens bespreek ik de schriftelijke nalatenschap van Erberveld in Nederlands-Indië, Japan, Indonesië en Zuid-Afrika.Ga naar eindnoot6 | ||||||||||||||||||||||||||||||
ValentijnHoewel er verschillende verhalen over Erberveld bestaan, was er heel lang, tot het midden van de negentiende eeuw, in feite maar één verhaal. Het was opgetekend door François Valentijn (1666-1727), een tijdgenoot van Erberveld, in zijn encyclopedische werk over de VOC, Oud en Nieuw Oost-Indiën (1724-1726). Het telt meer dan vijfduizend bladzijden, op folioformaat, verdeeld over vijf delen die zijn onderverdeeld in negenenveertig boeken, die weer uit verschillende hoofdstukken bestaan.Ga naar eindnoot7 In het vierde deel van dit werk beschrijft Valentijn het verraad van Pieter Erberveld en de straf die hij ervoor kreeg. Valentijn, die predikant in Nederlands-Indië was geweest, woonde toen alweer in Nederland, maar een vriend hield hem per brief op de hoogte. Men had, schreef die, in december 1721 op het nippertje een samenzwering ontdekt, die tot doel had om alle Europeanen en christenen in Batavia te vermoorden. De leider van de bende was een zekere Pieter Erberveld, een ‘Mixties’, iemand van gemengde afkomst. Hij was 59 jaar oud en de zoon van een Duitse vader en een Siamese moeder. Samen met zestien Indonesische samenzweerders zou hij | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 6]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
zijn snode plannen op nieuwjaarsdag hebben willen uitvoeren. Ze kregen daarbij de steun van islamitische priesters, en als de aanslag gelukt was, zouden ze om het Nederlandse bewind op heel Java omver te werpen, hulp krijgen van maar liefst zeventienduizend Indonesiërs die buiten Batavia klaar stonden.
François Valentijn, afkomstig uit Oud en Nieuw Oost-Indiën (1724-1726).
Maar de regering, met aan het hoofd gouverneur-generaal Hendrick Zwaardecroon, had het verraad op tijd ontdekt en Erberveld met zijn aanhangers gevangengenomen. Een paar maanden later, in april 1722, werden ze veroordeeld tot gruwelijke straffen. Met gloeiende tangen werd bij Erberveld het vlees op zes plaatsen uit | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
zijn lichaam geknepen. Zijn hart werd uit zijn borst gescheurd en in zijn gezicht geslagen. Zijn hoofd en rechterhand werden afgehakt; daarna werd zijn lichaam gevierendeeld en het hoofd en de overige stukken, ter afschrikking en voorbeeld, buiten de stad opgehangen als voer voor vogels. Hetzelfde lot onderging zijn belangrijkste Javaanse ‘vloekverwant’, die volgens de briefschrijver ‘Cartadria, alias Radeen’ heette.
Oud en Nieuw Oost-Indiën, deel 4.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Vier andere Javanen werden eveneens met gloeiende tangen bewerkt en daarna levend buiten de stad in het veld gelegd; tien werden geradbraakt en stierven vervolgens een langzame dood, terwijl drie Javaanse vrouwen die van de samenzwering op de hoogte waren maar erover gezwegen hadden, werden gewurgd. Ook van hen noemt Valentijn de namen; hij werd door zijn vriend tot in detail ingelicht. Het huis van Erberveld aan de Jacatraweg werd tot de grond toe afgebroken. Voor het verwoeste huis werd aan de straatkant het hierboven genoemde gedenkteken opgericht. Op de plaats waar het huis van de landverrader gestaan had, mocht nooit meer iets geplant of gebouwd worden.Ga naar eindnoot8 | ||||||||||||||||||||||||||||||
RitterTot 1840 was het boek van Valentijn de enige gedrukte bron over het verraad van Pieter Erberveld. Toen Marten Douwes Teenstra, een herenboer uit Noord-Groningen, in 1825 het monument in Batavia bezocht, putte hij zijn kennis nog uit het werk van deze achttiende-eeuwse schrijver.Ga naar eindnoot9 Maar in 1840 publiceerde de Indische schrijver en journalist W.L. Ritter (1799-1862) een ‘historisch verhaal’ over Erberveld in het jaarboekje Lakschmi. Ritter schreef naast beschrijvingen van land en volk en autobiografische verhalen over zijn leven in Indië ook enkele historisch-romantische verhalen en romans. Die laatste waren gebaseerd op historische gebeurtenissen, maar werden door Ritter verlevendigd met dialogen en romantische liefdesverhoudingen.Ga naar eindnoot10 Veel schrijvers van historische romans en verhalen in de negentiende eeuw gingen zo te werk. Ook was het sinds Walter Scott gebruikelijk om fictieve personages op te voeren die met historische personages in contact kwamen. Het gaf de schrijver meer armslag om een spannend verhaal te vertellen, wat de geschiedenis voor de lezer aantrekkelijker maakte.Ga naar eindnoot11 Een van Ritters historisch-romantische verhalen gaat over Pieter Erberveld. Nadat het in Lakschmi was verschenen, werd het drie jaar later opgenomen in de verhalenbundel Indische herinneringen, aanteekeningen en tafereelen uit vroegeren en lateren tijd (1843).Ga naar eindnoot12 De historische gegevens ontleende Ritter aan het werk van Valentijn, maar hij verzon er gesprekken en nieuwe personages bij. Het verhaal opent met een beschrijving van het oude Batavia. De stad is aan het begin van de achttiende eeuw op het hoogtepunt van haar bloei. Voor de kust liggen schepen uit alle streken van de wereld. Aan de grachten, die aan weerszijden | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
met bomen beplant zijn, staan schitterende gebouwen. Wie door een van de vier stadspoorten naar buiten loopt, ziet langs de prachtig aangelegde wandelpaden de mooiste landhuizen en tuinen. Over een van die paden loopt een Javaan. Zijn dure kleding en statige manier van lopen verraden dat hij een man van aanzien is. Het is Raden Cartadria, die op weg is naar Erberveld, die even buiten de stad woont.
Lakschmi. Jaarboekje voor 1840.
Het begin van het verhaal van Ritter.
Erberveld wordt door Ritter beschreven als een oude, donkerkleurige man van gemengde afkomst, wiens houding tegelijkertijd trots en valsheid uitdrukt. Hij wordt door Cartadria aangesproken met ‘Toewan Gustie’, wat door Ritter vertaald wordt als ‘Groote Heer’. Ze spreken over het plan om drie dagen later, op nieuwjaarsdag, alle Europeanen in de stad te vermoorden. Erberveld vertelt Cartadria dat hij zijn landgenoten haat. Als Indo-Europeaan voelt hij zich buitengesloten en wordt hij stelselmatig door hen vernederd: ze kijken op hem neer en schelden hem uit. Twee jaar geleden had hij zich tot de islam bekeerd en nu ziet hij het als zijn heilige plicht om alle christenen uit te roeien en een nieuw islamitisch rijk op Java te stichten. Hij zal de nieuwe heerser van Batavia worden, Cartadria van de ommelanden. De Soesoehoenan (Javaanse vorst) van Mataram op Midden-Java en de Sultan van Ban- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
tam hebben zich achter hun plannen geschaard. Samen kunnen zij zeventienduizend man op de been brengen. De twee samenzweerders weten niet dat hun gesprek wordt afgeluisterd door twee jonge slaven, Serina, een beeldschoon meisje, en Alie, een knappe jongeman van twintig jaar. Zij houden van elkaar, maar Serina - die de natuurlijke dochter van Erberveld is - mag van haar vader niet met hem trouwen. Toen Alie hem om haar hand vroeg, schopte Erberveld hem de kamer uit; zijn dochter, hoewel zelf slavin, was te goed om met een slaaf te trouwen. Nu zij weten wat haar vader van plan is, stelt Alie Serina voor om samen Batavia te ontvluchten. Maar dat wil Serina haar vader niet aandoen. Alie ontsteekt in woede en besluit wraak te nemen op zijn vermaledijde meester. Hij geeft hem aan bij de baljuw. Serina haast zich naar haar vader, die omringd is door de andere samenzweerders, om hem te vertellen dat zijn plannen op straat liggen en smeekt hem om te vluchten. Erberveld weigert - hij voelt zich sterk en vreest geen gevaar.
Momument Pieter Erberveld, litho van J.C. van Rappard, eind negentiende eeuw, in: M.T.H. Perelaer, Het kamerlid Van Berkenstein in Nederlandsch-Indië,1888.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
De baljuw gaat vervolgens naar gouverneur-generaal Hendrick Zwaardecroon om te vertellen wat hij van Alie gehoord heeft. Ritter beschrijft Zwaardecroon als een wijs en beminnelijk man, die gezorgd heeft voor rust en welvaart in het land. Als de baljuw de kamer van de gouverneur-generaal binnentreedt, ziet hij dat die een brief in zijn hand heeft. De brief is van de Sultan van Bantam, die hem ook al over de samenzwering inlicht. De baljuw is nog maar net aan zijn relaas begonnen of Zwaardecroon onderbreekt hem met het bevel alle samenzweerders onmiddellijk op te pakken en gevangen te zetten. Een paar maanden later worden de opstandelingen berecht en ontvangen zij hun afschrikwekkende straf, die Ritter overigens niet beschrijft: zoveel wreedheid past volgens hem niet meer in de negentiende eeuw. Wel noemt hij nog het vernietigen van Erbervelds huis en de bouw van de muur met de bekende tekst en zijn doodshoofd erbovenop. Het verhaal eindigt met de dood van Serina, die een maand later sterft van verdriet. De invloed van dit verhaal is, zoals hierboven al vermeld, enorm geweest. Het is mede het gevolg van wat Ritter in de voorrede van zijn gebundelde verhalen schreef: hij bood de lezer ‘ware, niet verdichte tafereelen’ aan. Dat heeft ertoe geleid dat veel mensen deze versie van de gebeurtenissen als een betrouwbare historische bron hebben gelezen. Het veel oudere verhaal van Valentijn raakte hierdoor in de vergetelheid. | ||||||||||||||||||||||||||||||
De historische documentenL.W.G. de Roo (1866)Niet iedereen echter geloofde het verhaal van Ritter. In 1866 deed L.W.G. de Roo (1836-1907) een poging de waarheid te achterhalen door onderzoek te doen in het archief van de VOC. De Roo was als docent verbonden aan het Gymnasium Willem III te Batavia. Later werkte hij op het departement van Financiën, waar hij het zou brengen tot directeur. Hij had grote belangstelling voor de geschiedenis van de VOC en was goed thuis in de Bataviase archieven. Een medewerker van de Raad van Justitie maakte hem erop attent dat zich in het archief van de Raad een bundel met ‘resolutiën’ bevond over het proces van Erberveld en zijn handlangers. Aan de hand daarvan probeerde De Roo te achterhalen wat er nu precies in 1721 en 1722 was gebeurd. Het was zijn bedoeling om alle stukken die op de zaak betrekking hadden, voor de pers gereed te maken, maar daar moest hij helaas van afzien. De do- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
cumenten in de bundel waren deels vergaan. Hij besloot een artikel aan de zaak te wijden, waarin hij alles opnam wat hij nog had kunnen redden. Zijn conclusie was dat het verhaal van Valentijn over Erberveld in hoofdlijnen juist was, maar dat daarbij wel enkele kanttekeningen gemaakt moesten worden. De door hem geraadpleegde bronnen wierpen vooral nieuw licht op de bekentenissen van Erberveld en zijn handlangers en met name op de wijze waarop die tot stand waren gekomen. Wat het verhaal van Ritter aangaat, merkte De Roo op dat door de ‘romantischen vorm’ waarin hij het gegoten had, het onmogelijk was om waarheid van fantasie te onderscheiden. Van groot belang is ook wat De Roo in het archief vond over de ontdekking van het verraad. Valentijn schreef daar niets over, terwijl volgens Ritter, zoals boven vermeld, de Sultan van Bantam en een wraakzuchtige slaaf er verantwoordelijk voor waren. De archiefstukken wezen uit dat het in feite de Commissaris tot de Zaken van den Inlander, Reijkert Heere, was die het complot had ontdekt. Hij had het gerucht vernomen dat Javanen in Batavia bezig waren de bevolking op te ruien, met steun van islamitische priesters. Zij verkochten koperen plaatjes, talismans, die de dragers ervan onkwetsbaar maakten als zij in opstand zouden komen tegen het Nederlandse gezag. Heere liet enkele Javanen oppakken en onderwierp hen aan een verhoor, met als resultaat dat zij bekenden dat een zekere Pieter Erberveld daarachter zat. Ook noemden zij de namen van de Javaan Karta Dria, die zich uitgaf voor priester en ook wel met Raden werd aangesproken. Bij hem thuis werden twaalf koperen plaatjes gevonden. Een derde naam die viel, was van een inwoner afkomstig uit Sumba, die Lay Ek werd genoemd. De Javanen die door Heere verhoord werden, vertelden hem dat de aanval op Batavia op nieuwjaarsdag 1722 geopend zou worden. Heere stelde op grond van zijn bevindingen een rapport op dat hij aan de gouverneur-generaal overhandigde. Zwaardecroon zette het rapport op de agenda van de vergadering van de Raad van Indië die op 30 december 1721 plaatsvond. Regeringsbesluiten door de VOC in Indië werden genomen door de gouverneur-generaal in overleg met de uit zes leden bestaande Raad van Indië. Zij bespraken het rapport van Heere en besloten dat Erberveld en zijn medestanders onmiddellijk gearresteerd en verhoord moesten worden. Het was onrustig op Java in die dagen. Er waren opstandjes geweest op Midden- Java en in Bantam. In 1721 was er een brand uitgebroken op de equipagewerf in Batavia, die vermoedelijk was aangestoken, en er was met vuurwerk gegooid naar het bastion Zeelandia, waar buskruit lag opgeslagen. Het was in die omstandigheden niet moeilijk om geloof te hechten aan het rapport van Heere. Er werden vijfentwintig mannen en vrouwen opgepakt en voor de Raad van Sche- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
penen gebracht. De Raad van Schepenen, of Schepenbank, was belast met de rechtspraak over personen die niet in dienst van de VOC waren. Het was een gemengd college waarin zowel VOC-dienaren als vrijburgers (personen die niet in dienst van de VOC waren) zitting hadden. Uit de voorlopige verhoren bleek dat ‘Pieter Erberveld, seker Javaan Carta Dria, alias Radin genaamd, nevens eenen Lay Ek wel de principale hoofden van het voorgenomen verraat’ waren.Ga naar eindnoot13 Toen zij vervolgens verhoord werden, ontkenden zij echter alles en zeiden van niets te weten. Daarop besloot de Raad van Schepenen dat eerst Carta Dria en Lay Ek en daarna Pieter Erberveld aan een ‘scherper examen’ moesten worden onderworpen, waarmee bedoeld werd dat zij op de pijnbank gelegd werden.Ga naar eindnoot14 Hoewel Carta Dria zwaar gemarteld werd - hij werd met een katrol omhoog gehesen terwijl zijn lichaam was verzwaard met gewichten en daarna met stokken geslagen - hield hij vol onschuldig te zijn. Lay Ek daarentegen was tegen deze martelingen niet bestand en bekende alles. Hij vertelde dat zij van plan waren geweest om op nieuwjaarsdag of een paar weken later alle christenen in Batavia te vermoorden, te beginnen met de gouverneur-generaal. Pieter Erberveld was volgens hem het brein achter deze samenzwering en zou tot koning of generaal gekroond worden. Toen Carta Dria voor de tweede keer verhoord werd, bezweek ook hij onder de pijniging en legde een overeenkomstige bekentenis af, al noemde hij wel een andere datum dan Lay Ek. Pieter Erberveld was daarna aan de beurt. Hij moest twee keer gemarteld worden: de eerste keer kwam zijn verhaal niet voldoende overeen met dat van de twee vorigen. De tweede keer was de overeenstemming groter, al noemde ook hij weer een andere datum en hield hij vol nooit tot de islam bekeerd te zijn. Hij was ‘altijd van de gereformeerde religie [...] geweest en [...] bereijd [...] sig te laten visiteeren ten bewijse dat waerlijk geen besnijdenis omtrent hem gedaan’ was.Ga naar eindnoot15 Het bewijs tegen hen was flinterdun, eigenlijk was er helemaal niets. Maar de afgeperste bekentenissen waren voor de Raad van Schepenen voldoende, en Erberveld en zijn handlangers werden veroordeeld tot de hierboven door Valentijn beschreven wrede straffen. Ook werden alle bezittingen van de landverraders in beslag genomen. Op 22 april werd het vonnis voltrokken en op verzoek van de regering werd de zondag daarop in de kerken van Batavia een dankgebed tot God aangeheven, omdat Hij de christenen voor dit bloedbad had gespaard. Er is nog een laatste document in de bundel waarop De Roo de aandacht vestigt. Het behelst een verzoek van Reijkert Heere aan de regering om hem vanwege zijn ontdekking van het landverraad te bevorderen en een hoger salaris toe te kennen. Het werd onmiddellijk ingewilligd.Ga naar eindnoot16 | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Nadat De Roo deze stukken, of wat ervan over was, had ingezien, zijn ze verdwenen. Waarschijnlijk zijn ze onder zijn handen uit elkaar gevallen. De Roo zelf twijfelde niet aan de schuld van de samenzweerders, hoewel hij wel vraagtekens zette bij de geloofwaardigheid van bekentenissen die op de pijnbank verkregen waren. | ||||||||||||||||||||||||||||||
F. de Haan (1910-1912)De Roo laat zien dat het verhaal van Ritter meer op fantasie dan op waarheid berust. Maar in zijn onderzoek liet De Roo buiten beschouwing wie Erberveld nu eigenlijk was. Waarom had hij de macht van de VOC willen vernietigen en alle christenen in Batavia willen vermoorden? Een islamiet, bleek uit zijn met geweld afgedwongen bekentenis, was hij immers niet. Ook behoorde hij tot de vermogende inwoners van Batavia. Er bleven na het onderzoek van De Roo nog genoeg vragen over. In het begin van de twintigste eeuw deed de Bataviase landsarchivaris F. de Haan (1863-1938) een poging daar een antwoord op te vinden. Hij kwam tot de volgende reconstructie. De vader van Pieter Erberveld, die dezelfde naam droeg als zijn zoon, was een Duitser die in dienst van de VOC in Thailand terecht was gekomen. Daar trouwde hij een tot het christendom bekeerde Thaise vrouw, met wie hij verschillende kinderen kreeg. In 1669 vestigde hij zich als vrijburger in Batavia en liet hij zijn kinderen dopen. Onze Pieter werd samen met zijn zuster Sara op 4 november 1671 gedoopt.Ga naar eindnoot17 Als het klopt wat Valentijn schrijft, dat Pieter ten tijde van zijn terechtstelling 59 jaar oud was, dan moet hij in 1661 of 1662 in Thailand zijn geboren. Pieter Erberveld de oude was weinig ontwikkeld - hij kon niet schrijven - maar dat verhinderde niet dat hij in Batavia rijk werd en aanzien genoot. Hij was leerlooier, met de VOC als een van zijn klanten. Met dat beroep verdiende hij zoveel geld dat hij het ene na het andere stuk land kocht. Tegen het einde van zijn leven was hij een grootgrondbezitter. De jonge Pieter Erberveld genoot behoorlijk onderwijs en erfde na de dood van zijn vader in 1696 de leerlooierij, met twaalf daarin werkzame slaven, en een groot deel van zijn landerijen. Dankzij de erfenis van zijn vader was Pieter Erberveld op zijn dertigste in goeden doen. Intussen was hij getrouwd met Margaretha van der Storm, een Nederlandse vrouw die eveneens goed in haar geld zat. Zij kregen een dochter, die luisterde naar de naam Aletta.Ga naar eindnoot18 Het was vermoedelijk geen goed huwelijk, want Margaretha bepaalde bij testament dat haar man nooit iets van haar mocht erven. Achteraf was dat een gelukkige zet. Want toen de bezittingen van Erberveld in 1722 werden geconfisqueerd, kon | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
de VOC geen beslag leggen op de erfenis die de moeder aan Aletta had nagelaten. Dat bleek toen zij in 1723 met de burger Joost Croese uit Amsterdam in het huwelijk trad.Ga naar eindnoot19 Dat huwelijk zette De Haan aan het denken: ‘Mij dunkt dat dit huwelijk, een jaar na de terechtstelling van den landverrader, een bewijs is dat de publieke opinie nu niet zoo geheel van de afschuwelijke misdadigheid van den terechtgestelde overtuigd was’.Ga naar eindnoot20 Was, vroeg De Haan zich af, Erberveld wel een landverrader? Nadere bestudering van het archief leidde hem tot een heel ander scenario.
Hendrick Zwaardecroon. Collectie Koninklijk Instituut voor de Tropen/Het Geheugen.
Anders dan Ritter hem beschrijft was gouverneur-generaal Zwaardecroon geen beminnelijk persoon. Het was een inhalige man die zijn hele carrière bij de VOC bezig was met zelfverrijking. Dat was overigens een eigenschap die hij deelde met veel van de hogere VOC-ambtenaren uit die tijd. Onmiddellijk na het overlijden van Pieters vader vielen die, in de woorden van De Haan, als haaien op de erfenis aan. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Eén stuk land werd meteen afgepakt omdat de oude Erberveld de koopprijs nog niet had voldaan. Een ander stuk land werd in 1708, toen Pieter het al elf jaar in zijn bezit had, door de VOC in beslag genomen, omdat hij de gevraagde eigendomspapieren niet kon overleggen. Hier was duidelijk sprake van machtsmisbruik en misschien speelde het feit dat Erberveld een ‘Mixties’ was, hierin wel een doorslaggevende rol. Voor de wet was hij gelijk aan de ‘volbloed’ Europeanen, maar in de praktijk pakte dat soms anders uit. Na al deze ellende kreeg Erberveld een conflict met Zwaardecroon. Die was in de loop der jaren door het opkopen van maar liefst 34 erven en landerijen de eigenaar geworden van een groot aaneengesloten stuk grond, waar nog een stukje aan ontbrak: het land van Erberveld. Die weigerde het aan hem af te staan. Na alles wat hem was overkomen, had Erberveld weinig op met de VOC, wat hem de reputatie had opgeleverd een ‘malcontent’ te zijn. Hij ging niet in op het verzoek van Zwaardecroon om zijn land aan hem te verkopen, maar die legde zich daar niet bij neer. Zwaardecroon deinsde, aldus De Haan, voor niets terug ‘waar het de bevrediging zijner kwade driften gold.’ Deze informatie, die De Haan uit het VOC-archief boven water haalde, stelt het proces én de straf in een totaal ander licht. Erberveld mocht dan bekendstaan als een ontevreden man, dat maakte hem nog niet tot een samenzweerder. Bewijs daarvoor was er niet, behalve dan de bekentenissen van de zogenaamde drie hoofdverdachten, die na marteling verkregen waren en niet eens volledig met elkaar overeenstemden. Erberveld was bovendien, ook na alles wat de VOC hem ontnomen had, nog steeds een vermogend man en had geen enkele reden om in opstand te komen. Waarschijnlijker is, suggereert De Haan, dat Reijkert Heere - de man die het complot had ontdekt - in opdracht van Zwaardecroon, een belastend rapport had opgesteld dat in feite het doodvonnis van Erberveld en vierentwintig inheemsen betekende. Daarvoor werd Heere een half jaar later dan ook rijkelijk beloond. Bewijzen kon De Haan dit niet, maar deze gang van zaken leek hem een stuk plausibeler dan het landverraad waar Erberveld van beschuldigd werd. De Haan publiceerde deze gegevens in zijn standaardwerk Priangan, dat handelt over het Nederlands bestuur tot 1811.Ga naar eindnoot21 Sinds de verschijning van dit vierdelige standaardwerk (1910-1912) werd in de Nederlandstalige geschiedschrijving niet langer voetstoots aangenomen dat Erberveld een landverrader was. Hij is hoogstwaarschijnlijk het slachtoffer geweest van een smerig spel van de hoge heren van de VOC in Indië. In plaats van landverrader was hij eerder een tragische figuur.Ga naar eindnoot22 Daarmee leek het verhaal van Ritter definitief naar het rijk van de verbeelding te zijn verbannen, maar het bleef invloed uitoefenen, terwijl Erberveld in Indonesië en ook daarbuiten een heel andere status kreeg. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Erberveld in Nederlands-Indië/Indonesië tot 1942
Monument Pieter Erberveld, circa 1875. Collectie Universitaire Bibliotheken Leiden/KITLV.
De doodskop van Erberveld en de tekst eronder waren niet alleen bedoeld voor Europeanen, ook de inheemse bevolking moest weten hoe de VOC afrekende met opstandelingen. Rond 1870 keek de Javaanse edelman Radèn Mas Arjo Poerwolelono met verbazing naar het monument. Het kostte hem moeite de Javaanse tekst te ontcijferen, omdat het schrift in de loop der tijd sterk was veranderd. Maar hij wist het foutloos in eigentijds Javaans te vertalen: het monument was opgericht tot ‘schandelijke nagedachtenis van de gestrafte landverrader Pieter Elberveld’ en het was ‘uitdrukkelijk verboden om op deze plek een stenen of houten gebouw op te richten en ook om er iets te planten.’ Nieuwsgierig geworden vroeg Poerwolelono naar het verhaal hierachter en zo hoorde hij dat in 1722 de ‘halfbloed’ Erberveld met zijn volge- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
lingen het Nederlandse gezag omver had willen werpen, maar dat de VOC bijtijds zijn verraad had ontdekt en de samenzweerders ter dood had veroordeeld.Ga naar eindnoot23
Raden Mas Arjo Poerwolelono. Collectie Universitaire Bibliotheken Leiden/KITLV.
Poerwolelono moest er nog naar vrágen, maar in 1889 kreeg het verhaal van Erberveld ook onder de Indonesische bevolking een steeds grotere bekendheid. Dat jaar verscheen in de Bataviase krant Sinar Terang in drie afleveringen een Maleistalige bewerking van Ritters verhaal onder de titel ‘Pieter Erberveld, kepala pertemenan soempa djahat di Betawi’ (‘Pieter Erberveld, leider van een misdadige bende | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
in Batavia’). De onbekende auteur ondertekende met de initialen P. Bh. Hij kortte het verhaal sterk in - beschrijvingen van natuur, kleding en interieurs liet hij weg of gaf hij heel summier weer - maar volgde het verder op de voet, zodat er belangrijke rollen zijn voor de door Ritter verzonnen personages Serina en Alie, in deze bewerking Sarinah en Alie geheten. Van de publicatie van De Roo had P. Bh. geen kennisgenomen, zodat deze geromantiseerde versie de eerste schriftelijke bron in het Indonesisch werd.Ga naar eindnoot24 In 1924 werd Ritters verhaal voor de tweede keer in het Maleis vertaald, dit keer uitgebreider en in boekvorm, met op het omslag een foto van het monument.Ga naar eindnoot25 Ritters werk was populair bij Indonesische lezers en luisteraars, want veel van zijn verhalen en één historische roman zijn vertaald en/of bewerkt. Bovendien inspireerden deze vertalingen/bewerkingen tot lang na de onafhankelijkheid Indonesische schrijvers. Dat blijkt ook uit de plaats die hij inneemt in een door Pramoedya Ananta Toer verzorgde bloemlezing uit 1982. Toer verzamelde hierin zeven teksten van wat hij de pre-Indonesische literatuur noemde; vier ervan zijn bewerkingen van Ritters verhalen, waaronder dat over Erberveld. Toer laat overigens na om te vermelden dat het om bewerkingen van Ritter gaat; hij noemt alleen de namen van de Indonesische vertalers en bewerkers.Ga naar eindnoot26 In 2003 werd deze bloemlezing nog een keer herdrukt.Ga naar eindnoot27 De vertaler in 1924 was Tio Ie Soei, die in 1890 in Batavia was geboren. Zijn moeder was een peranakan Chinees (in Nederlands-Indië geboren uit Chinese ouders), zijn vader kwam uit China. Tio Ie Soei had op Nederlandse scholen onderwijs genoten en kende behalve Nederlands en Maleis ook Chinees, Engels, Duits en Frans. Vanaf zijn vijftiende werkte hij als journalist en vertaler voor verschillende nieuwsbladen. In 1924 richtte hij een literair maandblad op, Tjerita Pilian, waarvan elk nummer een roman bevatte. Hij schreef en vertaalde meer dan vijfentwintig romans en verhalen. Tijdens de Japanse bezetting dook hij onder en pas in 1948 hervatte hij zijn journalistieke werk. Hij is in 1974 in Jakarta overleden.Ga naar eindnoot28 Hoewel ook deze vertaling van Ritter een roman was, werd het verhaal door de meeste lezers toch als waargebeurd gelezen. Daartoe droeg zowel het omslag met de afbeelding van het monument als de titel bij.Ga naar eindnoot29 Tio Ie Soei publiceerde het boek als Pieter Elberveld, satoe kedjadian jang betoel di Betawi: Pieter Elberveld, een ware gebeurtenis in Batavia.Ga naar eindnoot30 Hij spelt de naam met een ‘l’. Duidelijk is dat Tio Ie Soei geen kennis had genomen van de publicaties van De Roo en De Haan. Hij volgt het verhaal van Ritter nauwgezet (zonder hem overigens te noemen). Wel is er één opvallend verschil: waar Ritter terugschrikt voor de beschrijving van de gruwelijke straffen, beschrijft Tio Ie Soei deze, in navolging van Valentijn, in detail. Voor hem was de wrede ma- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
nier waarop de samenzweerders door de VOC gestraft werden, tekenend voor de uitoefening van het koloniale gezag door de Nederlanders.Ga naar eindnoot31
Tio Ie Soei, Pieter Elberveld, satoe kedjadian jang betoel di Betawi (1924).
Toen in 1924 deze nieuwe vertaling van Ritter verscheen, was het verhaal voor de Indonesiërs veel actueler dan in 1889 bij de eerste bewerking. Het was de tijd van de nationalistische bewegingen, zoals de Sarekat Islam, de Partai Komunis Indonesia en de Indische Partij, die streefden naar onafhankelijkheid. Voor de aanhangers ervan was Erberveld een held, die de Nederlanders had willen verdrijven om een onafhankelijke islamitische staat te vestigen. Van een landverrader was hij een | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
vrijheidsstrijder geworden die samen met zijn Indonesische bondgenoten door de Nederlanders op een ontstellend wrede manier gestraft was. Het gespietste doodshoofd fungeerde voor hen niet als een ‘verfoeijelijke gedagtenisse’ of eeuwigdurende schandplek, maar als een bron van inspiratie: het was een erezuil voor een vroege nationalistische held.Ga naar eindnoot32 De Indo-Europeanen daarentegen voelden zich beschaamd over het gedenkteken. Pieter Erberveld was een van hen en zijn nagedachtenis een schande voor alle Indo's. Het zat ze hoog, zoals de volgende anekdote van de bekende Indo-Europese auteur Hans van de Wall (1869-1948), alias Victor Ido, aantoont. Op een avond reed Van de Wall met de auto van Bandung naar Batavia toen er een hevige onweersbui losbarstte. Hij kon niet verder en zocht zijn toevlucht in een hutje aan de kant van de weg. Daar werd hij opgewacht door een oude Javaanse vrouw. Zij begroette hem met de onheilspellende woorden: ‘Ik heb een boodschap voor U!’ Met angst in zijn hart luisterde Van de Wall naar wat de vrouw te zeggen had: ‘Mijn boodschap is deze! Het Indo-geslacht zal nooit tot vrijheid komen, nooit die plaats in de Indische samenleving innemen, waarop het door zijn afkomst recht heeft, zoolang de kop van Pieter Erberfeldt als een teeken van schande aan den Jacatraweg blijft staan!’ Ze had deze woorden nog niet uitgesproken of de lucht klaarde op en Van de Wall kon weer verder rijden. Veel Indo-Europanen herkenden zich in deze boodschap. Zij drongen er in 1939 bij de regering op aan om de muur aan de Jacatraweg te laten verwijderen, maar het gouvernement reageerde afwijzend.Ga naar eindnoot33 Ze moesten nog drie jaar wachten. Toen liet Japan hun wens in vervulling gaan, nadat het in maart 1942 Nederlands-Indië had bezet. De militairen hadden opdracht om alles wat naar de koloniale overheerser verwees, waar mogelijk uit te wissen. De Nederlandse taal werd verboden, Europeanen geïnterneerd en Nederlandse standbeelden en monumenten gesloopt. Ook de muur met de kop van Erberveld heeft deze beeldenstorm niet overleefd. In april 1942 werd de gespietste schedel aan diggelen gegooid en de muur afgebroken. De steen met de tekst werd ergens anders opgeslagen.Ga naar eindnoot34 | ||||||||||||||||||||||||||||||
Erberveld in JapanIn het begin van de twintigste eeuw emigreerden er steeds meer Japanners naar Nederlands-Indië, waardoor er in de jaren dertig een grote Japanse gemeenschap in Batavia woonde. Ook op hen maakte het schandmonument indruk. De eerste | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
vermeldingen ervan in het Japans verschenen rond 1920 in toeristengidsen en reisverhalen. De Japanners beschreven het als een afschrikwekkend gedenkteken dat bedoeld was om de Indonesiërs ervan te weerhouden om in opstand te komen. Het liet zien hoe het Nederlandse gouvernement met opstandelingen afrekende. Maar in de jaren dertig kantelde het beeld. De Japanners stonden steeds kritischer tegenover het koloniale Nederland. De eerste Japanse literator die over Erberveld schreef, is de anarchistische dichter Kaneko Mitsuharu. Hij kwam op 13 juli 1929 in Batavia aan en liet zich dezelfde dag nog met een rijtuig naar het monument rijden. Het inspireerde hem twee jaar later tot het prozagedicht ‘Het hoofd van Erberveld’, waarin hij zijn indrukken weergaf. Voor hem was de slimme halfbloed Erberveld een echte rebel, die terecht in opstand kwam tegen het wrede koloniale regime. Hij was een lichtend voorbeeld voor de eigentijdse Indonesiërs, voor wie het hoog tijd was om zich te bevrijden van de jarenlange onderdrukking.Ga naar eindnoot35 De kritische houding van de Japanners ten opzichte van het koloniale bewind was een echo van het veel bredere antiwesterse sentiment in hun land, dat nauw verbonden was met de droom van een vrij - dat wil zeggen vrij van westerse overheersing - Groot-Azië. Vanuit die mentaliteit keken zij met nieuwe ogen naar Erberveld, waar zij hun eigen geschiedenis omheen weefden. Opvallend in wat zij over hem schrijven, is dat zij hem ‘inheemser’ maken en een voorloper van de pan-Aziatische ideologie, die ernaar streefde alle volken van Azië met elkaar te verenigingen.
De Japanse dichter en schilder Kaneko Mitsuharu (1895-1975).
Mitsuharu wist niet meer van Erberveld dan dat hij een halfbloed was die tegen het Nederlandse bewind in opstand was gekomen. Latere auteurs gingen dieper in op zijn persoon en beweegredenen. Vlak voor de Tweede Wereldoorlog reisde de | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
auteur Yashi Setsuo van Maleisië via Nederlands-Indië, Australië en Nieuw-Zeeland naar de eilanden in de Stille Oceaan. In het reisverhaal dat hij hierover schreef, stond hij uitvoerig stil bij het monument in Batavia. Hoewel het gespietste hoofd van Erberveld volgens hem wereldberoemd was, was het verhaal dat erbij hoorde, in Japan nog weinig bekend. Hij wilde daar verandering in brengen. Pieter Erberveld is in het verhaal van Setsuo het kind van een Duitse koopman en een Javaanse vrouw. Als kind al trok hij veel meer naar zijn moeder dan zijn vader. Zijn droom was om ooit alle Nederlanders te verdrijven en een onafhankelijke Aziatische staat te vestigen. Daarvoor zocht hij steun bij de koningen van Midden- Java, die 's nachts bij hem op bezoek kwamen om de opstand voor te bereiden. Maar aan de vooravond van de opstand gooide Erbervelds geadopteerde dochter Miida roet in het eten. Op een nacht hoorde zij de rebellen praten over het bloedbad dat zij wilden aanrichten onder de Europese inwoners van Batavia. Zij schrok enorm, want zij was verliefd op een jonge Nederlandse officier. Zij stond voor een duivels dilemma: zij wilde haar vader niet verraden, maar evenmin wilde zij de dood van haar vriend op haar geweten hebben. Zij smeekte haar vriend om Batavia te verlaten, maar die weigerde dat zomaar te doen. Waarom? wilde hij weten. Hij drong aan en tenslotte moest zij hem wel over de plannen van haar vader en de andere samenzweerders vertellen. De jonge officier aarzelde geen moment en gaf de informatie door aan zijn commandant, met als gevolg dat het huis van Erberveld werd omsingeld door Nederlandse militairen, die het doorzeefden met kogels. Alle leiders van de opstand kwamen daarbij om, samen met hun vrouwen, onder wie ook Miida.Ga naar eindnoot36 Door deze weergave van de geschiedenis kon de Japanse lezer zich gemakkelijk identificeren met Pieter Erberveld. De sympathie van de Japanners ging uit naar deze vroege Aziatische vrijheidsstrijder. Voor hen was het monument geen schandpaal voor een Indo-Europese landverrader. Erberveld was een voorbeeld voor alle mensen van gemengd bloed. Hij paste uitstekend in het Japanse streven om mensen van gemengde afkomst in te sluiten in de ideologie van Azië voor de Aziaten.Ga naar eindnoot37 | ||||||||||||||||||||||||||||||
William Barrington d'Almeida en Donald Maclaine CampbellHoe goed bovenstaande versie ook aansloot bij het Japanse Groot-Azië-denken, ze was niet origineel. Deze versie ging terug op een veel ouder verhaal, geschreven door een Engelsman, William Barrington d'Almeida (1841-1897). Hij maakte in het | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
midden van de negentiende eeuw een reis van drie maanden door Java en publiceerde daarover in 1864 een reisverhaal. In Batavia zag hij de muur met de tekst en de gepleisterde kop van Erberveld - D'Almeida schrijft de naam als Elberveld. Iemand vertaalde voor hem de tekst op de muur en later hoorde hij van een vriend wat er in 1722 was gebeurd. Het verhaal dat hij in zijn reisbeschrijving opnam, is in grote lijnen hetzelfde als het Japanse hierboven, maar is bij D'Almeida veel uitvoeriger en gedetailleerder. Het was een bewerking van het verhaal van Ritter uit 1840, dat inmiddels in het orale circuit terecht was gekomen. In plaats van een slaaf en slavin was nu een nichtje de oorzaak van het verraad.
William Barrington d'Almeida, Life in Java, with sketches of the Javanese. 2 dln (1864).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Volgens D'Almeida had Pieter Erberveld vanaf zijn kinderjaren een sterke voorkeur voor inheemse zeden en gewoonten en haatte hij de Nederlanders die ‘zijn’ volk onrecht aandeden. Samen met enkele Javaanse vorsten en een leger van dertigduizend volgelingen zou hij alle Europeanen in Batavia uitmoorden. In het islamitische rijk dat zij daarna zouden stichten, zou Erberveld verheven worden tot de rang van ‘Sheik al Islam’, of hogepriester van heel Java. Opmerkelijk is dat de islam, die bij D'Almeida zo'n belangrijke rol speelt, in de Japanse versie ontbreekt. Dat sprak de Japanners kennelijk niet aan. Bij Erberveld in huis woonde een beeldschoon Indisch meisje, een dochter van zijn broer, dat hij na diens dood geadopteerd had. Ze heette Meeda, een duidelijke aanwijzing dat dit de bron is van het Japanse verhaal. Meeda hield van haar oom, maar in tegenstelling tot hem neigde zij naar haar Europese kant. Van de inheemse aanbidders die haar oom aan haar voorstelde, gruwde zij. Haar liefde ging uit naar een jonge Nederlandse officier die op zijn beurt tot over zijn oren verliefd op haar was. Maar toen hij Erberveld om haar hand vroeg, kreeg hij als antwoord dat geen kind of familielid van Erberveld ooit een witte man zou trouwen. Erberveld zag haar liever dood dan als de vrouw van een Nederlander. Diep teleurgesteld verliet de officier het huis. Van nu af aan zouden Meeda en hij elkaar alleen nog heimelijk ontmoeten. Nadat D'Almeida omstandig heeft beschreven hoe Meeda de samenzwering ontdekt, laat hij haar een brief aan haar geliefde schrijven, waarin zij de plannen van haar oom onthult. Dan volgt de bekende afloop, waarin Erberveld en de zijnen net op tijd worden gearresteerd en hun gruwelijke straf ondergaan. Daarna wordt zijn huis met de grond gelijkgemaakt en het gedenkteken met de gespietste doodskop en bijbehorende tekst ervoor geplaatst. D'Almeida voegt er nog aan toe: ‘To this day the ignorant natives will tell you, with a very grave face, that on certain nights ominous sounds are heard at this spot, and that apparitions even have been seen by some people, but never, the narrator takes care to add, by himself.’ Hoe het met Meeda en haar officier is afgelopen, vertelt hij niet.Ga naar eindnoot38 Evenals in het verhaal van Ritter is er sprake van een liefdesverhouding tussen een jonge vrouw en een man die tot het verraad van de plannen van Erberveld zal leiden. Het is allemaal ontsproten aan de fantasie, want de overgeleverde documenten geven hiervoor geen enkele aanwijzing. Het boek van D'Almeida uit 1864 hoeft voor de Japanners niet de directe bron geweest te zijn, want deze weergave van de lotgevallen van Erberveld werd in 1915 nog eens herhaald door Donald Maclaine Campbell (1869-1915). Hij was een Engelsman | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
die zich opwierp als kenner van Java. Hij had er drieëntwintig jaar gewoond en gewerkt, was vice-consul in Semarang geweest en had naar eigen zeggen in die jaren het land door en door leren kennen. Maar de publicaties van De Roo en De Haan kende hij niet, want hij vertelt het verhaal van D'Almeida bijna letterlijk na; en door het gezag waarmee hij het presenteert, kreeg het voor veel lezers de status van historische bron.Ga naar eindnoot39 Evenals dat van Ritter kent ook dit verhaal een lang leven. Het is met name geliefd bij auteurs en historici uit Japan en de Angelsaksische wereld, maar op de Indonesische weergave van de geschiedenis van Erberveld heeft het geen enkele invloed uitgeoefend. Zelfs niet toen de Amerikaanse diplomaat en historicus Willard Hanna (1911-1993) deze versie nog eens kort samenvatte in een bundel essays over Jakarta, die in 1988 in Indonesische vertaling werden gepubliceerd.Ga naar eindnoot40 In Japan daarentegen wordt deze versie van de geschiedenis van Erberveld nog steeds voor waar gehouden. In 2015 bracht Masatoshi Iguchi die opnieuw onder de aandacht in Java essay. The history and culture of a southern country.Ga naar eindnoot41 | ||||||||||||||||||||||||||||||
Erberveld in de postkoloniale Indonesische geschiedschrijvingHoewel Erberveld aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog een goede reputatie bij de Japanners had, hebben zij desondanks het monument gesloopt. Maar na de Tweede Wereldoorlog werd Erberveld in het postkoloniale Indonesië weer in ere hersteld, al duurde het even. In 1964 verscheen ‘Pieter Elberveld’ van Tio Ie Soei in wekelijkse afleveringen in het dagblad Bintang Timur. Dat het verhaal oorspronkelijk van Ritter was, wist toen niemand meer. Onduidelijk is of men het als fictie las of als een historisch betrouwbaar verhaal. In elk geval lijkt het erop dat hierdoor het idee werd geboren om het oude monument opnieuw op te richten. In 1970 werd op de plaats van het oorspronkelijke gedenkteken een replica van de muur met de kop en de tekst geplaatst. De originele steen met de tekst kreeg een plaatsje in het oude stadhuis, dat nu het Museum Fatahilla was. Een jaar later jaar verscheen de eerste historische publicatie over Erberveld in het Indonesisch, geschreven door drs. S.Z. Hadisutjipto, een historicus die, na een korte loopbaan als leraar, aan verschillende musea en culturele instellingen in Jakarta verbonden was.Ga naar eindnoot42 Voor zijn studie over Pieter Erberveld raadpleegde hij verschillende Nederlandse bronnen, maar hij liet zich vooral leiden door Tio Ie Soei. Hij gebruikte dit verhaal als een betrouwbare historische bron en citeerde zonder enige reserve uit de lang | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
geleden door Ritter verzonnen dialogen. Van een kritische benadering was bij Hadisutjipto geen sprake. Bij hem overheerste het verlangen de nationale portrettengalerij uit te breiden met een gemengdbloedige held uit de koloniale periode.Ga naar eindnoot43 Onder het bewind van Suharto, die sinds 1967 aan de macht was, werd de nationalistische geschiedschrijving sterk gestimuleerd, waarin (het creëren van) nationale helden een prominente plaats (innam) innamen.Ga naar eindnoot44 Op dit moment hebben 170 mannen en vijftien vrouwen de titel van Pahlawan Nasional Indonesia (nationale held van Indonesië) verworven.
S.Z. Hadisutjipto, Pieter Erberveld, mentjoba meraih bintang (1971).
Zou ook iemand als Erberveld, die geen Indonesiër was, voor die titel in aanmerking komen? vroeg Hadisutjipto zich af. Het was in feite een overbodige vraag, want in 1950 en 1960 waren de Indo-Europeanen Ernest Douwes Dekker (Danoedirdja | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Overzicht van nationale Indonesische helden.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Setiaboeddhi) en Mohammad Husni Thamrin al tot nationale held uitgeroepen. Hoewel Erberveld door Hadisutjipto op één lijn werd gesteld met andere helden uit de Indonesische geschiedenis, zoals Gajahmada, Diponegoro en Kartini, zou die eer hem niet te beurt vallen. Maar hij was op z'n minst een lokale held, een vroege vrijheidsstrijder. Het historisch-romantische verhaal van Ritter werd zo deel van de officiële geschiedschrijving. De studie van Hadisutjipto werd nog drie keer herdrukt, in 1971, 1994 en 2014.
S.Z. Hadisutjipto, Pieter Erberveld, mencoba meraih bintang (1994).
Museum Sejarah Jakarta, Pieter Erberveld, Mencoba Untuk Meraih Bintang (2014).
De laatste herdruk staat niet meer op zijn naam, maar op die van de samenstellers: het ‘Tim Penyusan’ van het Museum Sejarah Jakarta. Zij hebben een groot aantal illustraties opgenomen, maar de inhoud is niet wezenlijk veranderd. Deze editie is tweetalig: naast de Indonesische tekst staat de Engelse vertaling.Ga naar eindnoot45 Misschien kwam het door het monument, maar in 1977 werd ook het verhaal van Tio Ie Soei weer eens herdrukt, zij het met twee opmerkelijke veranderingen. De hoofdrol is niet meer alleen voor Erberveld, maar ook voor zijn kompaan Raden Kartadria, die nu evenveel aandacht krijgt, zoals de titel al verraadt: Raden Kartadria dan Pieter Elberveld. Ook de ondertitel is gewijzigd: Suatu ceritera yang sudah pernah terjadi di Kota Betawi (Een verhaal dat gebeurd is in de stad Batavia). Het woord ‘betoel’ (waar) uit de oor- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
spronkelijke ondertitel is geschrapt. Omdat het boek is uitgegeven door een officiele instantie - een door de overheid gesubsidieerd museum - hoefde kennelijk niet meer benadrukt te worden dat het om een ‘ware’ geschiedenis gaat.Ga naar eindnoot46
Raden Kartadria dan Pieter Erberveld (1977).
Af en toe klonken er wel tegenstemmen van auteurs die twijfelden aan het verhaal van Ritter en Tio Ie Soei, maar zij werden nauwelijks gehoord. Erberveld mocht dan niet de status van Pahlawan Nasional hebben gehaald, als plaatselijke held was hij onomstreden. In 1981 was hij de hoofdpersoon in een drama op de nationale televisie, dat nog steeds in grote lijnen de versie van Ritter en Tio Ie Soei volgt, al worden ze nu allebei niet meer genoemd. In de verfilming hebben Ali en Sarina - de twee door Ritter verzonnen slaven - een veel grotere rol gekregen. Zij zijn de hoofdpersonen in | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
een romantisch drama. Sarina is de niet-erkende dochter van Erberveld, Ali is haar vriend, die de samenzwering aan de VOC verraadt. In het televisiedrama wordt hij daarom aan het einde door Sarina gedood, die aankondigt dat zij zal blijven strijden voor vrijheid. De film eindigt met een close-up van haar vastberaden gezicht. Behalve Ali en Sarina heeft ook de islam een veel grotere plaats gekregen in de film: het geloof van de vrijheidsstrijders is de drijvende kracht achter de opstand.Ga naar eindnoot47 De tv-uitzending, die Pieter Erberveld bekender maakte dan ooit tevoren, leidde bovendien tot artikelen in de pers die verder bijdroegen tot zijn roem. Dat geldt ook voor de opname van de vertaling door Tio Ie Soei van Ritter in de al eerdergenoemde bloemlezing van Toer uit 1982, die in 2003 nog eens herdrukt werd. De oude vertelling van Ritter was honderdvijftig jaar later in Indonesië het officiële historische verhaal geworden.Ga naar eindnoot48
Showroom Auto 2000, Jakarta.
De replica van het monument van Erberveld heeft van 1970 tot 1986 op zijn vertrouwde plek aan de Jalan Pangeran Jayakarta gestaan, met achter de muur een braakliggend stuk land. Toen moest Erberveld voor de tweede keer wijken voor | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Japan, dit keer voor het geld van een Japanse autofabrikant. Toyota wilde op het vrijkomende land een showroom bouwen. Die is er met medewerking van het bestuur van Jakarta gekomen en staat er nog steeds, tegenwoordig onder de naam Auto 2000. De replica werd verplaatst naar Taman Prasasti, het aan oude Nederlandse graven en grafmonumenten gewijde museum, dat sinds 1977 is gevestigd op de plaats van het oude Europese kerkhof in Tanah Abang.Ga naar eindnoot49 In Taman Prasasti trekt Pieter Erberveld nog steeds bezoekers. De beschrijving van zijn tragische levensloop, waarin Ritters Ali en Sarina nog altijd een belangrijke rol vervullen, is een mythe geworden.Ga naar eindnoot50
Replica monument Pieter Erberveld in Taman Prasasti.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Erberveld in Zuid-AfrikaMaar niet alleen in Jakarta leeft Erberveld voort. Hij is ook doorgedrongen tot de Afrikaanse literatuur. In 1912 stond een van de bekendste schrijvers van Zuid-Afrika, C. Louis Leipoldt (1880-1947), oog in oog met het schandmonument van Erberveld. Deze confrontatie zou hem de rest van zijn leven blijven achtervolgen. Van kindsbeen af aan was Leipoldt gefascineerd door het Oosten, met name door Nederlands-Indië. Zijn vader was bijna tien jaar zendeling op Sumatra geweest, waar hij het evangelie preekte onder de Batakkers. Zijn moeder - evenals zijn vader geboren in Zuid-Afrika - had zich vijf jaar later bij hem gevoegd en was in 1874 met hem getrouwd. In 1879 keerden ze terug naar Zuid-Afrika, waar Leipoldt senior de zending verliet en predikant werd van de Nederduitse Gereformeerde Kerk. Vanaf 1884 stond hij in Clanwilliam. Hier groeide de jonge Leipoldt op.Ga naar eindnoot51 Later herinnerde hij zich dat zijn ouders, als zij niet wilden dat de kinderen hen konden verstaan, Maleis of Bataks met elkaar spraken. Het prikkelde zijn fantasieën over het geheimzinnige Indië, die verder gevoed werden door de boeken van Junghuhn en Multatuli.Ga naar eindnoot52 Na een korte loopbaan als journalist in Zuid-Afrika en Engeland, studeerde Leipoldt medicijnen in Londen, waar hij in 1907 afstudeerde. Hierna werkte hij als schoolarts. Intussen ontwikkelde hij zich als schrijver. Hij schreef verhalen en gedichten in het Afrikaans, Engels en aanvankelijk ook in het Nederlands. In 1911 verscheen zijn eerste bundel poëzie, Oom Gert vertel en ander gedigte, waarmee hij zijn naam als vooraanstaand Afrikaans dichter vestigde.Ga naar eindnoot53
C. Louis Leipoldt, circa 1915.
In 1912 kreeg hij de kans om als scheepsarts met een Engels vrachtschip naar Nederlands-Indië te varen. In januari 1912 vertrok hij voor een reis die zes maanden zou duren. Op deze reis bezocht hij Sumatra, Java en Borneo, maar veel tijd om op land om zich heen te kijken kreeg hij niet. Hij was afhankelijk van de tijd dat het schip in de haven zou liggen, wat hoogstens een paar dagen was. Maar de korte tijd die hem | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Monument Pieter Erberveld, circa 1930. Collectie Universitaire Bibliotheken Leiden/KITLV.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
gegeven was, benutte hij ten volle en hij vulde zijn kennis over Insulinde, zoals hij de archipel in navolging van Multatuli noemde, aan met een kleine boekenkast aan literatuur over Nederlands-Indië, geschreven in het Duits, Frans, Engels en Nederlands. IJverig hield hij een dagboek bij, dat hij op de terugweg al begon uit te werken tot een reisverhaal. Ook inspireerde het bezoek hem tot een reeks gedichten.Ga naar eindnoot54
Typoscript Leipoldt. Collectie Libraries University of Cape Town, Leipoldt Papers.
Op 27 februari komt hij in Batavia aan en een dag later wandelt hij over de Jacatraweg en ziet de muur en het stenen doodshoofd van Erberveld, een naam die hij in navolging van D'Almeida als Elberveld spelt.Ga naar eindnoot55 Want hoeveel boeken hij ook over Nederlands-Indië geraadpleegd had, kritiekloos neemt hij het relaas van deze Engelse schrijver over in zijn in het Engels geschreven reisverhaal. Hij voltooit zijn ‘Visit to | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
the East Indies’ een paar maanden na zijn terugkomst in Londen, in juli 1912, maar het lukt hem niet er een uitgever voor te vinden. Pas twintig jaar later werkt hij het om in het Afrikaans, eerst voor een reeks artikelen in Die Huisgenoot, en daarna, in 1932, als boek onder de titel Uit my Oosterse dagboek.Ga naar eindnoot56 Het Engelstalige typoscript berust tegenwoordig in het Leipoldt-archief van de bibliotheek van de Universiteit van Kaapstad. Uit de vergelijking van het typoscript met de Afrikaanse bewerking blijkt dat Leipoldt in de Afrikaanse tekst drie hoofdstukken heeft geschrapt, waaronder dat over Pieter Erberveld.Ga naar eindnoot57 Het is de consequentie van de manier waarop hij de persoon en daden van Erberveld interpreteert. Anders dan in Nederlands-Indië, Indonesië en Japan legt Leipoldt niet de nadruk op Erberveld als landverrader of vrijheidsstrijder, maar op zijn gemengde afkomst. In het typoscript heeft hij het hoofdstuk, dat zevenentwintig pagina's telt, voorzien van de titel ‘Reflections on a Stone Skull’.Ga naar eindnoot58 Na de beschrijving van het monument concludeert Leipoldt: ‘Such is the memorial of Pieter Elberfeld, traitor, philanthropist, rebel, hero, madman, genius, scoundrel, patriot’. (1) Veel in die opsomming is ontsproten aan zijn fantasie, maar het verklaart waarom hij met een mengeling van medelijden en verontwaardiging naar dit teken van eeuwige schande kijkt. Geschokt leest hij de woorden waarmee Erberveld voor eeuwig verdoemd is: nooit mag er op deze plaats, waar ooit zijn huis stond, iets gebouwd of geplant worden. Het inspireert Leipoldt tot het volgende gedicht: Hier sal geen mens òf plant òf saai òf oes,
Hier sal geen mens òf bid òf aalmoes soek;
Bly dit vir altyd aaklig en verwoes,
'n Vlek op aarde, want dit is vervloek!
Daardie gekalkte skedel was van hom
Wat eenmaal eervol man was in sy land,
Fortuin se gunsteling, bemind alom,
'n Milde patriot met ope hand.
En dit is alles wat daar oorbly nou -
Die witgekalkte doodskop op die hoek;
Die grafklip hier, die boom daarginds wat rou;
En op die grafklip is gegrif die vloek.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Die grou gragwater spieël die hemel af
Die apies klouter in die takke rond;
'n Keffertjie staan onderaan en blaf;
Die skedel gooi 'n skadu op die grond.
Nee, hier sal niemand plant of saai of oes,
En niemand sal hier skuil of uitkoms soek;
Vir altyd dood, verlate en verwoes,
Bly dit 'n skandvlek, want dit is vervloek.
O Pieter Elberfeld, jy het probeer,
Jy het verloor en het jou skuld betaal;
Geeneen, nòg patriot nòg ploert, kan meer
Dan ná verlies die donker in te dwaal!Ga naar eindnoot59
Het beeld dat Leipoldt van Erberveld in dit gedicht schetst is dat van een patriot en vrijgevig man, die zijn volk probeerde te helpen maar daar niet in slaagde, en daarvoor tot het einde der tijden moest boeten. Dit beeld keert in zijn latere literaire bewerkingen van Elbervelds geschiedenis steeds weer terug. | ||||||||||||||||||||||||||||||
De kleurlingenkwestieLeipoldt begint zijn beschrijving van het leven van Erberveld in ‘Visit to the East Indies’ met de zin: ‘To get his history, the story of his failure, the old records must be consulted, and this is what they tell.Ga naar eindnoot60 (2) Maar juist de documenten, die hij had kunnen vinden bij De Roo en De Haan, heeft hij niet geraadpleegd. Hij herhaalt wat hij bij D'Almeida gelezen heeft, naar wie hij in een voetnoot ook verwijst, en voegt daar enkele opmerkelijke details van eigen vinding aan toe. Erberveld, schrijft hij, was een van de rijkste mannen in Batavia, maar als halfbloed had hij niet dezelfde rechten als zijn volbloed medeburgers. Dit verbitterde hem en daarom richtte hij zich op de inheemse bevolking, die hij, waar hij kon, met grote sommen geld ondersteunde. Het leverde hem de reputatie op van een filantroop die het vertrouwen van de inheemse bevolking genoot en door hen als een leider werd beschouwd. Uit medelijden met zijn onderdrukte landgenoten besloot hij met de Javanen samen te zweren om het Nederlandse gezag omver te werpen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Hij, die ook door de Nederlanders gediscrimineerd werd, zou daarbij het voortouw nemen. Hoe het kwam dat zijn plannen voortijdig ontdekt werden, is volgens Leipoldt nog steeds niet helemaal zeker, maar het waarschijnlijkst is dat hij verraden werd door een nichtje van hem dat verloofd was met een jonge Nederlandse officier. Bij D'Almeida heet ze Meeda, maar Leipoldt laat haar naamloos. Zij hoorde bij toeval in haar vaders huis de samenzweerders over hun plannen spreken en begreep dat het leven van haar verloofde in gevaar was. Maar de reikwijdte van de samenzwering en de rol die haar oom erin speelde, overzag zij niet. Zij lichtte daarom haar verloofde in zonder te beseffen dat zij daarmee het lot van haar oom bezegelde. Haar verloofde immers gaf de informatie onmiddellijk door aan zijn commandant. Erberveld en zijn handlangers werden gearresteerd en op gruwelijke wijze gestraft. (2-5) Opmerkelijk in de versie van Leipoldt is de nadruk die hij legt op de status van iemand met gemengd bloed. Zulke mensen waren volgens hem tijdens de periode van de VOC voor de wet niet gelijk aan volbloed Europeanen. Het is onduidelijk waar hij deze kennis heeft opgedaan, maar het is een misvatting.Ga naar eindnoot61 Vanaf het begin van de kolonie hadden kleurlingen de Europese status, op voorwaarde dat ze door hun vader erkend waren.Ga naar eindnoot62 Dat dit voor Erberveld gold, had Leipoldt bij De Haan kunnen lezen. Maar in zijn reisverhaal (van 1912) schetst Leipoldt een scherp onderscheid tussen de positie van Indo-Europeanen ten tijde van de VOC en die van Indo-Europeanen in het twintigste-eeuwse Indië. Anders dan toen, dacht hij, hadden zij nu wel dezelfde rechten als de volbloed Europeanen. Op grond van deze onjuiste veronderstelling komt Leipoldt tot de conclusie dat Nederland de ‘kleurlingenkwestie’ op een voortreffelijke manier had opgelost. De Nederlandse wetgeving ten aanzien van de colour question stond in scherp contrast met die in Angelsaksische koloniën. Kinderen uit gemengde huwelijken konden in die landen, ook al hadden ze slechts één druppel inheems bloed, nooit gelijk worden aan volbloed Europeanen. Met als gevolg dat ze gefrustreerd en verbitterd raakten en een bedreiging vormden voor het heersende regime. Altijd bestond er de kans dat zij zich, zoals indertijd Pieter Erberveld, op zouden werpen als leiders van een volksopstand om de machthebbers te verdrijven. Doordat de kleurlingen in Nederlands-Indië gelijke rechten hadden, bestond dit probleem daar niet en vormden de Indo-Europeanen geen gevaar meer. Sterker nog: The Indo population, which is growing in numbers, is not a wedge sharply driven in between white and black as it would inevitably be in any other community; it is rather a cementing tie between the two races which is bound to have its influence on the future of both. (18) | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
De Angelsaksische politiek van segregatie daarentegen leidde tot het creëren van outcasts en was op langere termijn funest voor de toekomst van landen met verschillende etnische groepen. (15-27) Zonder dat Leipoldt zijn vaderland met name noemt, is dit een duidelijke boodschap aan de politieke leiders in Zuid-Afrika. Het verklaart ook waarom hij dit hoofdstuk in de Afrikaanse bewerking van zijn reisverhaal heeft weggelaten. In Uit my Oosterse dagboek (1932) schrijft hij dat zijn ideeën over de ‘kleurlingkwessie’ de Afrikaanse lezer te veel aanstoot zouden geven. Alleen al het aanstippen van het mengen van rassen was voor Afrikaners bijna ‘goddeloos en hemeltergend’.Ga naar eindnoot63 Zelf was Leipoldt van jongs af aan een voorstander van rassenmenging en de argumenten ertegen, als zou daardoor een gedegenereerd ras ontstaan, overtuigden hem niet. In 1912 tijdens zijn bezoek aan Indië had hij zijn opvattingen in de praktijk bevestigd gezien. Hij was onder de indruk van de Indo-Europeanen die hij zag. Zij zagen er goed uit, waren intelligent en veel beter bestand tegen het tropische klimaat dan de volbloed Nederlanders. Hij is er zo van onder de indruk dat hij het zelfs in de Afrikaanse versie van zijn reisverslag toch voorzichtig onder de aandacht brengt: ‘Ek mag nie hier verder oor hierdie punt uitwei nie, maar ek dink dat ons wetgevers baie sou kon leer as hulle die toestande in Nederlands-Indië 'n bietje wil bestudeer.’Ga naar eindnoot64
C. Louis Leipoldt, Uit my Oosterse dagboek (1932).
Van belang zijn natuurlijk de woorden ‘mag nie’. Hij legt zich zelfcensuur op, omdat hij weet dat zulke ideeën hem in Zuid-Afrika niet in dank worden afgenomen. Daar immers werd de roep om segregatie steeds sterker. In 1929 won de Nasionale Party onder leiding van J.B.M. Hertzog de verkiezingen met een programma waarin rassengelijkheid onverbiddelijk werd afgewezen.Ga naar eindnoot65 Leipoldt was het daar niet mee eens, maar hij hield zijn mond; tenminste in het Afrikaans, want in 1942, vijf jaar voor zijn dood, voorspelde hij dat na de Tweede Wereldoorlog Zuid-Afrika bevolkt zou worden door een gemengd ras, wat niet noodzakelijk degeneratie zou betekenen. Hij deed dat in het | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Engels, want in die taal voelde hij zich vrijer om omstreden meningen te verkondigen.Ga naar eindnoot66 Overigens had hij met die voorspelling de plank niet verder mis kunnen slaan. Na zijn dood zou niet alleen een huwelijk tussen witten en zwarten, maar elk seksueel verkeer tussen hen bij de wet verboden worden.Ga naar eindnoot67 Leipoldt interpreteert Erberveld als slachtoffer van een segregatiepolitiek die hem het recht op een volwaardig bestaan ontzegde. Daardoor moest hij wel in opstand komen en zich tegen de Nederlandse overheerser keren. Met deze interpretatie, die voortvloeide uit zijn opvatting dat de toekomst van Zuid-Afrika was gelegen in een land waarin witten en gekleurden gelijke rechten hadden, nam hij een standpunt in dat haaks stond op dat van zijn mede-Afrikaners. Om zijn lezers niet van zich te vervreemden, durfde hij er in het Afrikaans niet openlijk voor uit te komen. Die houding bezorgde hem ook onoverkomelijke problemen bij de literaire verwerking van Erbervelds tragische levenslot. Hij heeft het een leven lang geprobeerd, maar slechts twee keer leverde het iets op. Hij schreef het hierboven geciteerde gedicht en hij publiceerde een fragment uit een onvoltooide tragedie. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Een onvoltooide tragedie: ‘Elberveld in die tronk’In 1913 keerde Leipoldt na elf jaar terug in Zuid-Afrika, waar hij de functie van medisch inspecteur van scholen in Transvaal accepteerde.Ga naar eindnoot68 Het werk liet hem genoeg tijd om gedichten, verhalen en toneelteksten te schrijven, die in verschillende tijdschriften werden gepubliceerd en later in boekvorm gebundeld. Al voor zijn terugkeer was hij ermee begonnen om van de geschiedenis van Erberveld poëzie te maken. De Zuid-Afrikaanse literatuurwetenschapper M.P.O. Burgers, die met behulp van de nagelaten papieren van Leipoldt een dissertatie heeft geschreven over zijn werk en werkwijze, telt maar liefst elf pogingen door hem om van Erberveld literatuur te maken. Voor Leipoldt was Erberveld een tragische held en daarmee bij uitstek geschikt voor de rol van hoofdpersoon in een drama. Aan dit dramatisch gedicht is Leipoldt al vroeg begonnen. Er zijn enkele fragmenten in handschrift bewaard gebleven, waarin hij de Indische omgeving en het uiterlijk van Erberveld beschrijft. Maar voltooid heeft hij het nooit en sommige verzen uit deze fragmenten heeft hij later gebruikt voor een ander dramatisch gedicht waarin Java op de achtergrond een rol speelt: Van Noot se Laatste Aand, dat in 1923 gepubliceerd is. Het is gebaseerd op de historische Pieter Gysbert Noodt, die na een succesvolle carrière in Nederlands-In- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
dië van 1727 tot 1729 gouverneur was van de Kaap. Hij was een wrede, onaangename man. In 1729 liet hij enkele ontevreden soldaten ophangen die geprobeerd hadden te deserteren. Terwijl hun straf voltrokken werd, overleed de gouverneur plotseling in het Kasteel. In het gedicht van Leipoldt woonde Van Noot, zoals zijn naam daar gespeld wordt, tijdens zijn Indische jaren samen met een Javaanse vrouw, die hij met hun zoon op Java had achtergelaten. Later waren zij hem achterna gereisd en een van de deserteurs die hij liet ophangen, was, zonder dat hij het wist, zijn zoon. Voor de Indische achtergrond van dit gedicht kon Leipoldt sommige versregels die hij oorspronkelijk voor Erberveld geschreven had, goed gebruiken. Maar niet alles. Eén fragment, dat betrekking heeft op het verraad van Erberveld door zijn nichtje, is alleen in manuscript bewaard gebleven. Alles wijst erop dat dit verraad het thema van het drama moest worden. Het is een gecompliceerd verraad waar zowel de jonge vrouw als haar verloofde, de jonge Nederlandse officier, schuld aan heeft.Ga naar eindnoot69 Dit thema werkt Leipoldt in dit fragment op een gecompliceerde manier uit. Het begint met de verandering dat de jonge vrouw - ze krijgt nog steeds geen naam - voor de buitenwereld het nichtje van Erberveld is, maar in werkelijkheid zijn dochter. Zij wil daarom niet alleen het leven van haar verloofde redden maar ook dat van haar vader. Als zij de samenzwering ontdekt, begrijpt ze dat zij haar verloofde moet inlichten, maar ze laat hem beloven dat hij haar vader zal sparen. Hij belooft dat. Maar omdat hij niet beter weet dan dat Erberveld haar oom is, voelt hij zich vrij om alles door te spelen aan zijn superieuren.Ga naar eindnoot70
C. Louis Leipoldt. Particuliere Collectie.
Dit dubbele verraad is het thema van de tragedie die Leipoldt wilde schrijven. In weer een ander aantekeningenboekje heeft hij de plannen hiervoor beknopt uiteengezet. Het zou bestaan uit een voorspel, zes bedrijven en een naspel. Van elk bedrijf geeft Leipoldt een korte samenvatting. Vanwege dit thema zijn de hoofdrollen voor Erbervelds dochter - van een nichtje is geen sprake meer - en haar verloofde, die nu | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
C. Louis Leipoldt, ‘Elberveld in die Tronk’, in: Die Huisgenoot (1922).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
ook namen krijgen: respectievelijk Adinda (ontleend aan Multatuli) en Adria(a)n van der Scheldt.Ga naar eindnoot71 Maar ook dit keer lukte het hem niet om de tragedie daadwerkelijk te schrijven. Toch heeft hij er met tussenpozen aan gewerkt, en in 1922 publiceerde hij in Die Huisgenoot een fragment dat overeenkomt met de opzet van het zesde bedrijf: ‘Elberveld in die Tronk, Samespraak in verse’.Ga naar eindnoot72 In de bedrijven hiervoor wordt veel aandacht besteed aan de relatie tussen Adinda en Adriaan als voorbereiding op het dubbele verraad dat leidt tot de arrestatie van Erberveld. Dan volgt het zesde bedrijf, waarover Leipoldt in zijn aantekeningenboekje het volgende heeft opgeschreven: 6de Bedryf. E. in die tronk [gevangenis]. Adriaan besoek hom. Hy verklaar sy redes en vergewe Adriaan. Adinda se vaarwel aan hom.Ga naar eindnoot73 Dit heeft hij uitgewerkt in zijn samenspraak ‘Elberveld in die Tronk’, maar met de nodige veranderingen. Voordat het gesprek begint legt Leipoldt uit wat eraan voorafgegaan is: Pieter Elberveld, 'n ryk Javaan, het in die ou dae teen die Hollanders op Jawa 'n sameswering op tou gesit. Sy rebellie het misluk, en hy is, deur die onbewuste verraad van sy eie dogter, wat aan 'n jong Hollander verloof was, gevang, en is op die gruwelikste manier gestraf deur van vier perde verskeur te word. Sy hoofskedel is op sy tuinmuur gesit, waar dit nog te sien is in Batawië. Hier word hy veronderstel in gesprek te wees met die verloofde van sy dogter, wat hom in die gevangenis kom besoek, die dag voordat die vonnis voltrek word.Ga naar eindnoot74 Opvallend in deze inleiding is de metamorfose van Erberveld van Indo-Europeaan in Javaan. Dat zorgt in de tekst voor complicaties, want uit de dialoog tussen Elberveld en zijn aanstaande schoonzoon, die hier Deodatus van Hassel heet, blijkt dat Erberveld wel degelijk een Indo-Europeaan is. Gevraagd naar de reden om in opstand te komen zegt hij: ELBERVELD.
Die reg om vry te lewe, vry te sterwe;
Om vrye burger in 'n vrye land
Heil of onheil te soek soos hy verkies.
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
VAN HASSEL.
Dit het jy, man. Dit is jou vrye reg
As Neerlands' burger vry te lewe, vry
Te sterwe as jy wil.
ELBERVELD.
Dit's myne, a.
Maar nie die reg van almal om my heen nie,
Bloed-broers van my. (163-164)
Elberveld is in opstand gekomen voor de vrijheid van het onderdrukte inheemse volk, waarmee hij zich door zijn bloed verwant voelt, om zoals hij het zegt ‘my volk te red’. Van Hassel erkent de nobele motieven van zijn aanstaande schoonvader, maar kan zich er niet mee verenigen. Wel maakt Elberveld met zijn waardige, vastberaden houding indruk op hem. Het doet hem leed hem in deze omstandigheden te zien: VAN HASSEL
Jy weet ek hoop jou skoonseun, as dit kan,
Eenmaal te wees....
ELBERVELD (spotagtig).
Die eer is hoog, meneer -
Miskien te hoog vir een wat Indo is. (164)
Deze fragmenten laten er geen twijfel over bestaan dat Elberveld geen Javaan maar een Indo-Europeaan is. Ook blijkt uit deze ‘samespraak’ dat Elberveld een moedig man is, en een idealist. Hij werd gedreven door een hoger doel, maar nu zijn plannen zijn mislukt en nu hij weet dat hem een gruwelijke straf te wachten staat, gaat hij die met opgeheven hoofd tegemoet. Hij vraagt geen uitstel van zijn straf, geen genade: ‘Hy wat probeer en struikel, moet betaal. / En ek is klaar om alles te betaal.’ (164) Hij neemt afscheid van zijn schoonzoon met de woorden: Kom môre kyk en sien / Hoe Elberveld sal sterwe. Nou vaarwel.’ (165) Dit is het slot van deze ‘samespraak’. In deze uitbeelding van Erberveld als een onbevreesd man voor wie zijn schoonzoon respect heeft, schuilt de verklaring waarom Leipoldt de tragedie nooit voltooid | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
heeft. Het feit alleen al dat hij hem opvoert als Javaan, maakt duidelijk hoe huiverig Leipoldt stond tegenover het idee om als held van zijn tragedie een kleurling te kiezen. Net zoals hij in de Afrikaanse bewerking van zijn reisverhaal ervoor terugschrok om zijn ideeën over de kleurlingenkwestie uiteen te zetten, durfde hij het niet aan om een kleurling die het voor zijn volk opneemt en zich keert tegen de witte overheerser, tot hoofdpersoon van zijn tragedie te kiezen. Voor zijn landgenoten gingen zijn opvattingen hierover een stap te ver. Het gevolg is dat er twee thema's door elkaar lopen: aan de ene kant de positie van de kleurling die als intermediair geroepen is om de verschillende bevolkingsgroepen met elkaar te verzoenen - maar dat onderwerp was voor Leipoldt in het Afrikaans taboe - en aan de andere kant het dubbele verraad dat een einde maakt aan de relatie tussen Elbervelds dochter en de Nederlandse officier. Op de verstrengeling van zulke verschillende en deels omstreden ideeën is Leipoldts streven om over de lotgevallen van Pieter Erberveld een tragedie te schrijven, stukgelopen. Toch heeft hij het idee om een drama over Erberveld te schrijven nooit opgegeven. Zelf heeft hij beweerd dat hij er sinds zijn bezoek aan Indië aan werkte. In 1936 schreef hij in een brief: ‘[Ik] sal weer met die Pieter Elberfelt begin sukkel’ en in 1944, drie jaar voor zijn dood, verwachtte hij, zodra hij de handen vrij had, weer aan ‘die stuk oor Elberfelt’ te zullen gaan schrijven. Maar het is bij pogingen en fragmenten gebleven; het is hem niet gelukt zijn drama te voltooien.Ga naar eindnoot75 | ||||||||||||||||||||||||||||||
Een radiodrama door Henriette GrovéDe mislukte pogingen van Leipoldt om een drama over Erberveldt te schrijven vormen het uitgangspunt van een hoorspel dat Henriette Grové (1922-2009) ter gelegenheid van de herdenking van Leipoldts honderdste geboortedag in 1980 schrijft. Zij baseert zich daarbij op het onderzoek van de hiervoor genoemde literatuurwetenschapper Burgers en maakt gebruik van zijn ontdekking dat Leipoldt de verzen die hij oorspronkelijk voor een drama over Erberveld had geschreven, later in het dramatische gedicht Van Noot se Laatste Aand uit 1923 had verwerkt. Grové was vertrouwd met het genre literaire hoorspelen. Ze had vóór 1980 al verschillende radiodrama's geschreven, maar met dat over Leipoldt zou ze haar grootste succes boeken. Ontmoeting by Dwaaldrif is de titel van dit hoorspel, dat in 1980 werd uitgezonden en later dat jaar in boekvorm verscheen. Ze kreeg er in 1981 de prestigieuze ‘Hertzogprys vir drama’ voor.Ga naar eindnoot76 | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Henriette Grové.
Het eerste wat opvalt bij het lezen van dit drama, is dat Grové veel beter op de hoogte was van de historische publicaties over Erberveld dan Leipoldt. In tegenstelling tot hem had zij wél gelezen wat de Bataviase landarchivaris De Haan over dit onderwerp geschreven had. Ook wist zij dat de naam niet als Elberfeld maar als Erberveld geschreven moest worden. In haar drama gebruikt zij echter niet deze correcte spelling maar laat ze de tweede ‘r’ weg, omdat het verschil tussen beide spellingen voor de luisteraars anders niet goed te horen zou zijn.Ga naar eindnoot77 Zij voert in haar stuk ‘Erbeveld’ sprekend op en laat hem tegen Leipoldt zeggen: ‘Sy naam was Erbeveld. Dis net die Engelse wat hom Elberfeld noem. Hulle sukkel altyd met vreemde name. Maar ek verseker jou, raadpleeg enigeen van die officiële Nederlandse verslae.’Ga naar eindnoot78 Het hoorspel begint met het geluid van een auto die plotseling moet remmen. Op papier ziet het er zo uit: [Geluid van oudtydse motor. Remme word skielik hard aangeslaan.]
LEIPOLDT:
[Geïrriteerd] Verbrands man, ek kon jou morsdood gery het. 'n Mens spring mos nie van agter 'n boom reg voor 'n motor in nie. En met die son juis so laag van voor. ERBEVELD:
U is C. Louis Leipoldt? LEIPOLDT:
Ja, dis ek, maar jy was byna nie meer jy nie. ERBEVELD:
Ek... ek... het dit mos reg; dit is mos 1922? LEIPOLDT:
1922, Anno Domini - 22 April.Ga naar eindnoot79 Het stuk speelt precies tweehonderd jaar na de dood van Erberveld. Leipoldt is op dat moment medisch inspecteur van scholen in Transvaal en is in die functie op weg naar een lagere school. Maar hij raakt met zijn auto vast in een ‘drif’ met de naam Dwaaldrif. Een drif is een oversteekplaats waar je met de auto door de rivier kan rij- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
den. Daar ontwikkelt zich een gesprek tussen hem en Erbeveld, waaruit blijkt dat ze beiden goed op de hoogte zijn van elkaars geschiedenis. De ‘Dwaaldrif’ is met opzet als locatie voor hun ontmoeting gekozen, omdat hier geesten ronddwalen.Ga naar eindnoot80 Erbeveld is zo'n geest, die al jaren in Leipoldts hoofd rondspookt; een andere is Gysbreg van Noot. Over beide historische personen wil Leipoldt een gedicht of tragedie schrijven. Maar uit het gesprek dat Leipoldt met Erbeveld voert, blijkt dat hij met beide projecten is vastgelopen. Daarom biedt Erbeveld hem aan om hem met zijn eigen verhaal te helpen. Hij verlangt ernaar dat hem eindelijk recht wordt gedaan. Maar de manier waarop Leipoldt zijn drama over hem vorm wil geven, bevalt hem niet.
Ontmoeting by Dwaaldrif (1980).
Hij wil de waarheid op tafel hebben, en dat is niet het verhaal dat hij door een dochter of nichtje verraden zou zijn, en evenmin dat hij de inheemse bevolking van | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
de Nederlandse overheersing wilde bevrijden - hij vindt zelfs dat Leipoldt te vroeg de conclusie trekt dat hij een samenzwering op touw had gezet. Hij had zich verzet tegen de VOC, hij haatte de Nederlanders, maar dat betekende nog niet dat hij met de inheemse bevolking had samengespannen om de Nederlanders te verdrijven. Het was niet meer dan een gerucht. Terwijl zij hierover twisten, betreedt de schim van een andere historische persoon het toneel: [Harde klop aan die deur]
STEM:
Maak oop! Oop! In die naam van Sy Edele Goewerneur Hendrik Zwaardecroon, verteenwoordiger van die Oos-Indiese Kompanjie in Java. Maak oop!Ga naar eindnoot81 De schim van Zwaardecroon - hij wordt alleen met het woord ‘stem’ aangeduid - twijfelt er niet aan dat Erbeveld zijn zware straf verdiend had: STEM:
Jy's al jare 'n malkontent en 'n ontevredene, en jy verset jou teen die wettige gesag. Betwis jy dit? ERBEVELD:
As ek ontevrede is, is dit met wettige redes. Die Nederlandse goewerneur het ná my vader se dood grond wat hy my wettig nagelaat het, afgeneem. STEM:
Jy had geen skriftuur daarvoor.Ga naar eindnoot82 In het twistgesprek dat zij hierover voeren, wordt de kwestie van het door Erberveld van zijn vader geërfde land uit de doeken gedaan, zoals De Haan die indertijd had gereconstrueerd. Het gaat om het stuk land dat in 1708, toen Pieter Erberveld het al elf jaar in zijn bezit had, door de VOC in beslag was genomen, omdat hij de gevraagde eigendomspapieren niet kon overleggen. Maar volgens De Haan was hier duidelijk sprake van machtsmisbruik en speelde het feit dat Erberveld een ‘Mixties’ was, hierin waarschijnlijk een belangrijke rol. Grové maakt dankbaar gebruik van deze historische feiten, maar ze brengt in haar radiodrama de waarheid niet aan het licht. Nadat het gesprek tussen Erbeveld en de schim van Zwaardecroon is vastgelopen in een welles nietes, staat de ‘echte’ Zwaardecroon op: ZWAARDECROON:
[Met 'n swaar Nederlandse aksent]
Seur die sukkelaar nog steeds oor die erfregkwessie? Ek is Goewerneur Zwaardecroon, tot u diens! ERBEVELD:
Dit was 'n onregverdige uitspraak. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
ZWAARDECROON:
Ek moes wet en orde handhaaf. Dit berus op vers en kapittel. Hy had geen geskrewe bewys. ERBEVELD:
Dis om ek mesties was, met gemengde bloed... ZWAARDECROON:
Skei uit met daardie ou storie. Jy was 'n lae samesweerdcr wat die allerwreedste set teen onskuldige amptenare beplan het. So is getuig. Karta Dria, jou medeverraaier het erken. ERBEVELD:
Hy's eers twee maal gemartel.Ga naar eindnoot83 Ze worden het uiteraard niet eens en Leipoldt blijft vertwijfeld achter. Wat is nu de waarheid? Maar dan vallen hem de schellen van de ogen en onderbreekt hij het gesprek tussen de twee ruziemakers: ‘Ineens weet ek wat julle waarheid is. [...] HAAT.’ Maar met dat inzicht verdwijnt voor hem de mogelijkheid om een tragedie over Erberveld te schrijven: ‘Want haat genereer die dood, en skep om hom 'n woestyn. Ek sal nie 'n drama skryf oor die haat nie. Hy's bar.’Ga naar eindnoot84 In zijn verhaal over Van Noot kan hij echter wel met het motief ‘haat’ uit de voeten, omdat in die geschiedenis, in tegenstelling tot die van Erberveld, ook de liefde een belangrijk aandeel heeft. Nu weet Leipoldt wat hij moet doen: ‘Ek is julle baie dank verskuldig, here. Ek weet nou presies wat ek met Van Noot se storie moet doen. Waar 's my skryfgoed?’Ga naar eindnoot85 Leipoldt begint ter plekke te schrijven en draagt enkele verzen uit het begin van Van Noot se Laatste Aand voor, die Erbeveld meteen herkent als verzen die oorspronkelijk voor een drama over hém geschreven waren. ERBEVELD:
[Probeer hom etlike kere in die rede val, dan woedend] Dis my verse wat jy vir my drama gemaak het, net so op die woorde af.’Ga naar eindnoot86
Maar Leipoldt werkt gestaag verder aan zijn gedicht over Van Noot, terwijl Erbeveld machteloos toekijkt. Het laatste woord is aan Leipoldt: LEIPOLDT:
Elberfeld... Elberfeld... Hoe donker het dit geword. [Dan volg weer 'n eggospel met die naam Elberfeld, en as die eggo vervaag]
Erbeveld... Ek sou in elk geval moeilik 'n rymwoord vir sy naam kon kry.Ga naar eindnoot87 Dit is het slot van het ingenieuze hoorspel dat Grové op basis van het onderzoek van Burgers geschreven heeft. Daarnaast heeft zij gebruikgemaakt van de bevindingen van De Haan. In dit gelegenheidsstuk bij de herdenking van Leipoldts honderdste | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
geboortedag staat de schrijver Leipoldt centraal. Zij laat hem zien in zijn worsteling om een drama te maken van de lotgevallen van twee historische personen: Van Noot en Erberveld. Beiden zijn sinds jaar en dag kwelgeesten van hem, maar door de ontmoeting met Erbeveld weet hij eindelijk één van de twee te voltooien. Tegelijkertijd wordt het tragische lot van Erberveld, zestig jaar na Leipoldts ‘Elberveld in die Tronk’ weer onder de aandacht van de lezers gebracht, ook al heeft het verhaal nu een heel andere wending genomen. Het radiodrama zelf werd lovend besproken. Het kreeg, zoals hierboven genoemd, een literaire prijs en was twee jaar later onderwerp van een diepgaande analyse van maar liefst vijftig pagina's.Ga naar eindnoot88 Maar de oorzaak van de mislukking, Leipoldts opvatting over de kleurlingenkwestie, liet zij buiten beschouwing. Daar was men in 1980 in Zuid-Afrika nog niet aan toe. De segregatie had in die dagen, de tijd van de apartheid, een hoogtepunt bereikt. Vijftien jaar later lag dat heel anders. Toen stimuleerde Leipoldt opnieuw een Afrikaanse literator om zich in het verhaal van Erberveld te verdiepen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Elsa Joubert op reis met LeipoldtWaar Grové in 1980 de kleurlingenkwestie angstvallig uit de weg gaat (‘daardie ou storie’), staat die bij Elsa Joubert (1922-2020), die na de afschaffing van de apartheid over Erberveld schreef, centraal. Zij verwijt Leipoldt in dit verband een gebrek aan moed. Hij had voor Zuid-Afrika kunnen zijn wat zijn favoriete auteur Multatuli voor Nederland was geweest. Multatuli had de moed gehad om de fouten en gebreken van het Nederlandse bestuur in Max Havelaar aan het licht te brengen. Leipoldt had het niet aangedurfd om zich in het Afrikaans vrij over de discriminatie van kleurlingen uit te spreken.Ga naar eindnoot89 In 1995 reisde Joubert in de voetsporen van de door haar bewonderde auteur door Indonesië. Twee jaar later publiceerde zij er een boek over: Gordel van smarag, 'n Reis met Leipoldt (1997). Voorafgaand aan de reis had zij zich in het archief verdiept in wat Leipoldt erover geschreven had in zijn ‘Visit to the East Indies’, zijn aantekeningenboekjes en in Uit my Oosterse Dagboek. Ook de studie van Burgers had zij geraadpleegd. Nadat zij met het vliegtuig in Jakarta geland was, bezocht zij onder leiding van een gids de oude stad. Veel kwam haar bekend voor: de oude Portugese kerk, het stadhuis, de grachten - dit alles deed haar aan Nederland en aan Kaapstad denken. Zij vergeleek het met de indrukken van Leipoldt, die in 1912 ongeveer dezelfde route had afgelegd. Hij had ge rijsttafeld in het Hotel der Nederlanden, maar dat, had een vrien- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 51]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
din haar verteld, was dertig jaar geleden afgebroken. De volgende dag had Leipoldt de kop van Erberveld gezien. Ook daar was Joubert nieuwsgierig naar. Dezelfde vriendin, die haar jeugd in Batavia had doorgebracht, had haar verteld dat iedereen die langs de muur met Erbervelds schedel liep, een steen naar hem mocht gooien of hem een klap in het gezicht mocht geven. Joubert vroeg de gids ernaar, maar die zei dat het monument niet meer bestond.Ga naar eindnoot90 Of hij wist het niet, of hij had geen zin in een uitstapje naar Taman Prasasti, waar de replica van het monument sinds 1986 was ondergebracht. In elk geval kreeg Joubert het niet te zien, maar desondanks liet Erberveld haar niet los:
Elsa Joubert.
Elsa Joubert, Gordel van smarag, 'n Reis met Leipoldt (1997).
Door al my leeswerk voor ons reis het ek agtergekome in hoe 'n mate Leipoldt nie net geboei nie, maar selfs verslaaf was aan die verhaal van Pieter Elberfeld. Hy worstel daarmee tot 'n paar jaar voor sy dood. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 52]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Op die vraag geeft zij zelf een bevestigend antwoord. Het staat voor haar vast dat Leipoldt het verhaal wilde gebruiken als een boodschap aan zijn Afrikaanse lezers. Ook Joubert ging daarbij uit van de foutieve veronderstelling dat mensen van gemengd bloed in de tijd van de VOC nog niet dezelfde rechten hadden als later in de twintigste eeuw.Ga naar eindnoot92 Zij benadrukt hoe enthousiast Leipoldt was over de gelijkstelling van kleurlingen aan volbloed Europeanen in Nederlands-Indië. Dat was dé oplossing voor de kleurlingenkwestie: Zuid-Afrika kon daar een voorbeeld aan nemen. Maar, stelt Joubert vast, hij durfde dat niet in het Afrikaans te schrijven: ‘het [...] die keurslyf van groepsverbondenheid hom telkenmale gepootjie?’Ga naar eindnoot93 Leipoldt wist heel goed wat hij wilde en eigenlijk had moeten zeggen, maar hij durfde niet. Haar conclusie is dat ‘selfs Leipoldt sy weg niet oopgesien het om te skryf wat hy dink nie. In Afrikaans.’Ga naar eindnoot94 Dat is de echte tragedie die schuilgaat achter Leipoldts mislukte pogingen om een drama over Erberveld te schrijven. Hoe anders had Zuid-Afrika zich kunnen ontwikkelen, als hij er niet voor was teruggedeinsd om zijn ideeën over de kleurlingenkwestie in het Afrikaans te uiten. Joubert: ‘Na my mening sou 'n oop debat in daardie vroeë jare, veral aan die hand van 'n geliefde volksdigter, die denke gesuiwer en minder rigied gemaak het.’Ga naar eindnoot95 | ||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitErberveld is buitensporig zwaar gestraft voor een misdaad die hij hoogstwaarschijnlijk niet eens heeft begaan. Zijn executie en het monument dat tot zijn ‘schandelijke nagedachtenis’ werd opgericht, waren barbaars. Hij is op een beestachtige manier ter dood gebracht en meer dan tweehonderd jaar blakerde de tropenzon zijn op een muur gespietste schedel. Achter de muur lagen de puinhopen van zijn verwoeste huis op de vervloekte grond. Iets meer dan tweehonderd meter verder ligt zijn vijand en kwade genius, de in 1728 overleden gouverneur-generaal Zwaardecroon, onder een rijk gedecoreerde grafsteen op de begraafplaats van de Portugese Buitenkerk. Erberveld heeft nooit de rust van een graf gekend. Zijn in stukken gescheurde lichaam werd buiten de stad in het open veld opgehangen als voer voor vogels. Het is geen wonder dat zijn geest nog steeds over de wateren zweeft van wat wel de ‘Dutch Oceanus’ genoemd wordt: de oceaan die ooit de verschillende knooppunten van het uitgestrekte netwerk van de VOC met elkaar verbond. Daaraan lagen zustersteden als Nagasaki, Batavia/Jakarta en Kaapstad, die nauw met elkaar verbonden waren. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Ook na de ondergang van de VOC en het verdwijnen van de Nederlandse aanwezigheid in Japan, Indonesië en Zuid-Afrika bleven er interculturele verbindingen tussen deze landen bestaan.Ga naar eindnoot96 De geschiedenis van Pieter Erberveld laat zien hoe groot de dynamiek is van de koloniale erfenis die Nederland heeft nagelaten.
Graf Hendrick Zwaardecroon op de begraafplaats van de Portugese Buitenkerk te Jakarta.
Ook laat deze geschiedenis zien hoe ieder land en elke tijd zijn eigen beeld van deze omstreden figuur schept. In Indonesië heeft Erberveld op grond van Ritters verhaal bijna de status van Pahlawan Nasional Indonesia gekregen. Wel is de rol van | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
zijn Javaanse bondgenoten in de Indonesische geschiedenis belangrijker geworden, en in hun strijd voor vrijheid speelt ook de islam een grotere rol. In deze Indonesische variant maakt Erberveld deel uit van de officiële geschiedschrijving, en in Jakarta, in de Taman Prasasti, staat nog altijd een replica van het schandmonument uit 1722, al is de betekenis ervan veranderd. Erberveld is niet meer de landverrader, maar hij wordt geëerd als een vroege vrijheidsstrijder, en zijn barbaarse straf is nu exemplarisch voor het wrede koloniale Nederlandse bewind. De Japanners baseerden zich op het door W. Barrington D'Almeida aangepaste verhaal. Opvallend in hun versie is dat zij hem ‘inheemser’ maken en dat de islam geen factor van betekenis is. Voor de Japanners is Erberveld een voorloper van de pan-Aziatische ideologie die ernaar streefde alle volken van Azië met elkaar te verenigen. Hij paste perfect in het Japanse streven om bij het verdrijven van de westerse overheersing samen te werken met de mensen van gemengd bloed. Tot de dag van vandaag is dit nog steeds de manier waarop Erberveld in Japan gerepresenteerd wordt. Maar ondanks deze positieve benadering hebben de Japanners tijdens de Tweede Wereldoorlog wel het originele monument afgebroken en later in de onafhankelijke Republiek Indonesië een autoshowroom geopend op de plek waar nooit meer iets gebouwd of geplant mocht worden. In Zuid-Afrika is Erberveld door C. Louis Leipoldt in de Afrikaanse literatuur geintroduceerd. Voor Leipoldt was Erberveld het voorbeeld van een verkeerde kleurlingenpolitiek, die gebaseerd was op discriminatie en segregatie. Maar hij durfde zich er in het Afrikaans niet over uit te spreken, met als gevolg dat hij een leven lang durende obsessie voor Erberveld ontwikkelde, zonder de tragedie die hij over hem wilde schrijven, te kunnen voltooien. Voor latere Afrikaanse auteurs was Leipoldts Unvollendete reden om Erberveld opnieuw tot leven te wekken: in 1980 in een met een literaire prijs bekroond radiodrama en in 1997 in een verhaal over een reis naar Indonesië. In de Nederlandstalige geschiedschrijving wordt sinds de publicaties van De Roo en De Haan weinig geloof meer gehecht aan het verraad van Erberveld. Hij was eerder een tragische figuur, het slachtoffer van de inhaligheid van de bewindvoerders van de VOC te Batavia. Maar tegelijkertijd is hij in het moederland zo goed als vergeten. In recente geschiedenissen van Nederlands-Indië wordt hij niet meer genoemd. Voor Ritter, de schrijver van het historisch-romantische verhaal dat via Indonesische en Engelse vertalingen en bewerkingen zo'n brede verspreiding heeft gekregen, geldt min of meer hetzelfde. Alleen in specialistische geschiedenissen gewijd aan de Indische letteren krijgt hij nog een korte vermelding. In de gewone Nederlandse literatuurgeschiedenis komt hij niet voor. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Buiten Nederland leeft Erberveld in steen en op papier nog altijd voort. Hij is een prachtig voorbeeld van hoe het oude koloniale netwerk van de VOC tot de dag van vandaag de meest uiteenlopende literaturen met elkaar verbindt. Zijn zwerftocht door Indië, Japan, Indonesië en Zuid-Afrika onderstreept het belang om bij de bestudering van de koloniale en postkoloniale literatuur ook aandacht te schenken aan de banden tussen de voormalige koloniën onderling. | ||||||||||||||||||||||||||||||
BijlageFrançois Valentijn. Oud en Nieuw Oost-Indiën, deel IV/A. Amsterdam/Dordrecht 1726, p. 210-211.
[Een vriend schrijft Valentyn dat er in Batavia] een heilloos verraad nog tydig [is] ontdekt, waar by zeker gespuis van Godvergetene schelmen besloten hadden deze stad te overvallen, en Batavia tot een bloedbad te maken. By hen was al een dag vastgesteld, om eerst deze en gene menschen in eenige thuinen te overrompelen, en eerst hen, en daar na alle anderen te dooden; dog het lekte nog tydig uit, en men kreeg in een thuintje zeer dicht, of op een na, by de thuin van zyn Edelheid de Heer Zwaardekroon gelegen, en den schurk Pieter Erberveld, een Mixties, toekomende, pas drie dagen voor den bestemden dag hem zelf ('t Hoofd van deze bende verraders) met eenige van zyne vloekverwanten, en naderhand nog ontrent 30 stuks der zelven gevangen, van welke deze Erberveld, en eenige andere, het voorgenomen verraad reeds bekend hadden. Ook had men ontdekt, dat zeer veel Mohhammedaansche Priesters, en een groote menigte andere, die nu reeds gevlugt, hoewel 'er 2 of 3 van gevangen waren, hier mede deel aan hadden. Naderhand heeft men vernomen, dat zy wel 17000 sterk waren, waar van de voornaamste egter gevat, en op de volgende wyze (zoo my den 8 July 1723 door een vriend medegedeeld is) gestraft zyn. Kort verhaal van de zware ‘Den 22 April wierd een Mixties, genaamd Pieter Erberveld, oud 59 jaren, en een Javaan, Cartadria, alias Radeen genaamd, met gloejende tangen 't vleesch op zes plaatzen uit het lyf genepen, de regterhand afgekapt, 't hart uit het lichaam gehaald, en in 't aangezicht geslagen, 't hoofd afgehouwen, vervolgens gevierendeeld, en de stukken en hoofden buiten de stad op verscheide plaatzen tot een schrik, en voorbeeld voor anderen opgehangen, mitsgaders het huis van Erberveld, staande voor aan op de weg van Jakatra, onder de voet gehaald, vernield, en ter zelver plaatze een gedenk-teeken gesteld, opgemetzeld van steen, een doodshoofd daar boven op, met een pen daardoor: verbeeldende het hoofd van bovengenoemden Erberveld, en een blaauwe zark in de zelve staande, waar op in 't Nederduits en Javaans zyn uitgekapt deze woorden: uit een verfoejelyke gedagtenis tegen den gestraften landverrader, Pieter Erberveld, zal niemand vermogen ter dezer plaatze te bouwen, timmeren, metzelen, of planten, nu, of ten eenigen dagen. Batavia den 22 April Ao. 1721. Vier Javanen, of Inlanders, Madja Praja, Sara Soeta, alias Wangsa Soeta, Anga Tsitra, en Layea genaamd, wierden mede met gloejende tangen, als boven, genepen, de regterhand afgekapt; maar levendig na buiten | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
gebragt. Tien Inlanders, Baliers, of Javanen, wierden de beenen en armen aan stukken geslagen, en moesten zoo, zonder de slagen op de borst of kop, sterven; wierden levendig na buiten gebragt; dog waren alle al voor den avond ten 6 uuren dood, drie Javaanze vrouwluiden, Toembar, Gambrek, en Mita, zynde byzitten van de voorsz. wierden geworgt. De voornoemde tien gerabraakte Javanen, enz. waren aldus genaamd, Carta Naja, Anga Sarana, Carta Singa, Singa Ita, alias Marangi, Sara Pada, Maja Djaja, Wangsa Dita, Pandjang alias Wisa Soeta, Carti Wangsa, Singa Patra. Deze zestien persoonen, of schelmen, zyn voornemens geweest met een grooten aanhang van zulken soort, op Nieuwejaars dag jongstleden, Batavia af te loopen, en alle Christenen, zoo Europianen, als Inlanders, op een grouweIyke wyze te vermoorden, dog de Mooren, Chineezen, en verdere Heidenen, indien zy zich onderwerpen wilden, te spaaren, en om dat die vrouwlieden zulx ook geweten, en niet aan den dag gebragt hebben, zyn zy geworgd. Den 24 April Zondag, wierd ter ordre van de Hooge Regeering in alle Kerken God de Heere voor zyne genade gedankt, dat deze zamenzweeringe uitgekomen was, en dat de boosdoenders in hun quaad voornemen verhinderd waren. De al mogende zy gebeden ons voor diergelyken onderneming meer te behoeden.’ [...]
Men zond my den 25 September deszelven jaars, dit volgende Gedicht op dezen Erberveld. Ter gedagtenis
Van het vervloekt schelms verraad, gesmeed Door Pieter Erberveld, Tegen de Stad Batavia ao. 1722. Ontmenscht gebroed, gevloekt, gedoemd door vier en staal
Te sterven op 't schavot; hier stond wel eer uw wooning.
Hier hoopte gy wel eer uw ingebeelde krooning,
Het Vorstelyk gezag, de Koninglyke praal.
Hier smeedde gy het stuk met uw verdoemde fielen,
Dat Mahomeds geslacht, belust op Christen-bloed.
Was 't niet door 's Hemels magt genadelyk behoed.
Hoe had gy niet gepoogt den Batavier te ontzielen.
Nu daald de straf alleen op uwen gryzen kop.
De lamme leden zyn verdeeld, en opgehangen,
Ten proy van Rave, en Gier, aan opgeregte stangen.
Zoo staat het schelms verraad, wanneer het is in top.
De puinhoop van uw huis, vervloekt in alle eeuwen,
Dient tot gedagtenis voor den nakomeling,
Hoe 't zelve, en al het uwe, in uw verraad verging.
Nu hoord de jammerpoel uw afgepynigd schreeuwen.
Vervloek met my dit stuk, wie 't immers ziet of hoord.
En dank den Hemel-voogd, die 't schelmstuk heeft gestoord.
L.V.B.
Die verrader, zoo my zeker Heer schryft, is waarschynelykst (schoon een Christen in naam) als een Mohhammedaen, en zonder berouw gestorven. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 62]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Olf Praamstra is emeritus hoogleraar ‘Nederlandse literatuur in contact met andere culturen’ aan de Universiteit Leiden. Hij publiceert op het gebied van de negentiende-eeuwse, de Nederlands-Indische en de Zuid-Afrikaanse Nederlandse letterkunde. In 2007 verscheen Busken Huet, een biografie (2007). Met Eep Francken stelde hij een bloemlezing samen uit de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur, Heerengracht, Zuid-Afrika (2008). Op dit moment werkt hij met Eep Francken aan een geschiedenis van die literatuur. Recente publicaties zijn: ‘Beb Vuyk en het verlangen naar een Indonesische identiteit’, in: Spiegel der Letteren 58 (2016), p. 43-81 en ‘De Indische jaren van Gerard Reve’, in: Indische Letteren 33 (2018), p. 53-68. |
|