Indische Letteren. Jaargang 35
(2020)– [tijdschrift] Indische Letteren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 186]
| |||||||||||
Batavia, ook een Belgische aangelegenheid
| |||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||
ging, waren de ambities van Leopold I noodgedwongen van bescheidener allure. Toch werd er een vijftigtal plannen gesmeed om een koloniale bezitting te verwerven, waarvan de meeste niet verder dan het tekenbord kwamen of na een eerste verkenning afgevoerd werden. Ondanks al zijn inspanningen slaagde Leopold I er niet in zijn koloniale droom te verwezenlijken. | |||||||||||
Een tendensromanJava had de eerste kolonie van Leopold I kunnen zijn. Op 10 augustus 1831 verscheen immers in de Moniteur belge een bericht dat een opstand van soldaten in dienst van het Nederlandse leger had geleid tot de installatie van een pro-Belgische regering op Java. Al gauw bleek dat de berichtgeving op foutieve informatie berustte, maar niet vooraleer Leopold I in een brief aan zijn schoonvader, de koning van Frankrijk Louis-Philippe I, zich reeds de koning te rijk waande. Hij schreef hem: ‘De opstand op Java is erg merkwaardig en kan voor de handel van België en Frankrijk erg belangrijke gevolgen hebben’.Ga naar eindnoot3 De eerste koloniale droom van Leopold I spatte echter als een zeepbel stuk op de realiteit. Tegen de achtergrond van de koloniale plannen van Leopold I verscheen in 1858 de roman Batavia van Hendrik Conscience (1812-1883), een populaire veelschrijver, die in de negentiende eeuw het Vlaamse volk leerde lezen. Moet de keuze voor dit onderwerp verklaard worden door het feit dat Conscience vertrouwd was met de vroege Nederlandse koloniale geschiedenis? In De omwenteling van 1830. Herinneringen uit myne eerste jeugd, ook gepubliceerd in 1858 en zoals de titelpagina vermeldt ‘Kosteloos afgeleverd aan de inschryvers op het werk BATAVIA’, schreef Conscience over zichzelf in de derde persoon: Zyn geliefd boek droeg voor titel: Johan Nieuhofs Gedenkweerdige Zee- en Landreizen. Het was een oud foliant, gansch vervuld met beeltenissen van wilde mannen en wilde gedierten, en gedrukt te Amsterdam, by Jacob Van Meurs, in 1682.Ga naar eindnoot4 Nieuhofbeschreefin zijn boek niet alleen zijn reizen in Oost-Indië, maar besteedde ook aandacht aan de totstandkoming van de Nederlandse vestiging te Batavia, aan de stad zelf en aan de natuur. Conscience maakte dankbaar gebruik van deze informatie. Daarnaast konden bij hem ook het verlangen om zijn Nederlandse lezers te plezieren en zijn ambitie om in Nederland een groter lezerspubliek te bereiken een rol gespeeld hebben. Maar het is ook mogelijk de roman binnen de context van de | |||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||
Eerste pagina van Hendrik Conscience, Batavia (1858). Collectie Letterenhuis, Antwerpen.
| |||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||
koloniale machtsdromen van Leopold I te situeren. Het paleis en Conscience waren in ieder geval geen onbekenden voor elkaar. Dat de belgicistische Conscience, die in 1830 deelgenomen had aan de opstand tegen het Nederlandse bewind, de Nederlandse koloniale expansie in Oost-Indië zou bejubelen, zonder daarbij een dubbele of driedubbele agenda te hebben, lijkt erg onwaarschijnlijk. | |||||||||||
Een melodrama in Oost-IndiëBatavia is een historische roman waarin Conscience een heroïsch beeld oproept van de verdediging door de Nederlanders van een kleine handelspost in de buurt van Jakarta tegen de aanvallen van de sultan van Jakarta en van de sultan van Bantam, die op Engelse en Portugese steun kunnen rekenen. Batavia neemt een aanvang in 1613 in Amsterdam, maar de hoofdgebeurtenissen zijn in 1618 en 1619 op Java gesitueerd. Het gaat om een sentimenteel liefdesverhaal waarin de tranen en het bloed met beken vloeien, en waarin de pathetiek een bijzonder hoge vlucht neemt. Walter Pietersen en Aleidis van den Broeck zijn de hoofdfiguren. Ze zijn verliefd op elkaar, maar omdat Walter tot een lagere stand behoort, is Aleidis onbereikbaar voor hem. Alleen door zich als soldaat te onderscheiden kan Walter Pietersen zich opwerken binnen de legerhiërarchie en een status bereiken die het klassenverschil opheft en hem toelaat de hand van Aleidis te vragen. Aleidis is de dochter van hopman - de rang van kapitein - Van den Broeck, die in dienst van de VOC in 1613 met zijn gezin naar Oost-Indië vertrekt. Niettegenstaande de andere schrijfwijze van de naam is deze hopman Van den Broeck gebaseerd op de koopman Pieter van den Broecke, van wie Frans Hals in 1633 een portret schilderde. Van den Broecke werd in 1585 in Antwerpen geboren. Wegens zijn calvinistische geloof verliet zijn vader Antwerpen om zich in Amsterdam te vestigen. Pieter van den Broecke kreeg een opleiding in het koopmansvak. Hij trad in dienst van Elias Trip, voor wie hij naar de westkust van Afrika voer. Later ging hij voor de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in de functie van opperkoopman naar Oost-Indië. Hij werd er door Jan Pietersz. Coen tot bevelhebber van de prille handelspost bij Jakarta aangesteld. Hij overleed in de Straat van Malakka op 1 december 1640 ‘aan brandende koortzen’, waarschijnlijk de pest. In zijn Korte Historiael ende Journaelsche Aenteyckeninghe/ Van al'tgheen merck-waerdich voorgevallen is, in de langhduerighe Reysen, soo nae Cabo Verde, Angola, &c. als insonderheydt van Oost-Indien (1634) bericht Van den Broecke over zijn avontuurlijke leven. Deze historische figuur vormt de inspiratie | |||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||
voor hopman Van den Broeck in de roman. Conscience maakt gebruik van een aantal feitelijke gegevens om een fictief personage te creëren dat ten dienste staat van het negentiende-eeuwse romantische, nationalistische en kolonialistische ideeëngoed, dat hij in Batavia wil promoten.
Schilderij van Pieter van den Broecke, 1633, door Frans Hals. Collectie Kenwood House.
De begintaferelen van Batavia, die focussen op de droevige scheiding van Aleidis en Walter, spelen zich af bij de afreis in Amsterdam. Na de dood van zijn moeder treedt Walter als soldaat in dienst van de VOC en hij vertrekt naar Oost-Indië. Op Java vindt hij Aleidis terug en krijgt hij ten overvloede de gelegenheid om te tonen dat hij uit het juiste soldatenhout gesneden is. Na een ultimatum om hun handelspost nabij Jakarta te verlaten en de Nederlandse weigering om dat te doen, wordt de post door de troepen van de sultan van Jakarta belegerd. Het kleine contingent Nederlanders slaagt er na een zware lijdensweg op het nippertje in de overwinning te behalen op een grote overmacht. De belegerden moeten daarvoor veel helden- | |||||||||||
[pagina 191]
| |||||||||||
moed en doodsverachting tonen, maar krijgen ook de hulp van een toegesnelde Nederlandse vloot. Walter, die zijn krijgshaftigheid ten overvloede heeft kunnen demonstreren en die door zijn voorbeeld en redenaarstalent de manschappen steeds heeft weten te inspireren tot grootse daden, wordt bevorderd tot hopman en sleept zijn geliefde in de wacht. Dat Walter Pietersen als beloning voor zijn heldenmoed en onvoorwaardelijke inzet met Aleidis van den Broeck mag huwen, geeft aan dat voor onverschrokken strijders voor het vaderland het opperste geluk is weggelegd. | |||||||||||
Nationalisme en kolonialismeBatavia plaatst kolonisatie en nationalisme op dezelfde lijn. Een kolonie versterkt het nationaal gevoel. Aan het begin van de roman wijst Walter op de kade te Amsterdam zijn moeder, die de mildheid van Nederland met de gevaren en de beproevingen van Oost-Indië contrasteert, met de volgende woorden terecht: Oost-Indië is een grond van roem, van grootschheid en van rijkdom voor allen, wien Neerlandsch heldenbloed door de aderen vloeit! Gij begrijpt het niet, moeder; de tijden zijn veranderd. Spanje is vernederd en uitgeput; het smeekt om eenen vasten vrede; onze vrijheid rust op onwrikbare gronden; al onze vijanden zijn gevallen.... En nogtans, de harten der Batavieren zijn nog gezwollen van strijdlust en van moed. Holland heeft dorst naar groote daden; het moet een doel vinden, waar het zijne overspannen volkskrachten kunne heenrichten. Het doel is Oost-Indië. Het klein, maar rijkgezegend vaderland, dat de Heer ons schonk, is te nauw om zoovele helden te bevatten als de oorlog tegen Spanje er in ons midden teelde. Naar Oost-Indië, moeder! Naar Oost-Indië! Dáár is een nieuw vaderland te veroveren en te gronden; dáár is nog middel om, door moed en wijs beleid, de nakomelingschap eenen naam te doen eeren en te doen zegenen; dáár kan ook een jongeling, die te laat werd geboren om de wapens tegen Spanje te voeren, zijn bloed nog voor Neerlands grootheid storten.... Oh, wat zijn ze gelukkig, die naar Oost-Indië mogen varen!Ga naar eindnoot5 De verwijzing naar het kleine Nederland dat geen plaats kan bieden aan de vele helden die wel in Oost-Indië aan hun trekken kunnen komen, is veelzeggend en is ook op België toepasbaar. De roman verwijst herhaaldelijk naar de roemrijke geschiedenis van de Nederlanden, die begon met de Batavieren en hun ongelijke strijd tegen het Romeinse rijk. De | |||||||||||
[pagina 192]
| |||||||||||
Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje was een nieuw hoogtepunt in Nederlandse daadkracht, onverzettelijkheid en heroïek. Steeds opnieuw speelt hetzelfde scenario zich af: de Nederlanders worden met een grote overmacht geconfronteerd en beslechten door hun strijdlust en doodsverachting het pleit in hun voordeel. Dat Nederland als een David tegen de Europese grootmachten moet strijden, maar keer op keer zegeviert, versterkt het heroïsche karakter van de Nederlandse natie en bevestigt de zegen van God. Van deze luisterrijke traditie is de kleine troepenmacht op Java de erfgenaam. Ze moet trouw blijven aan de offers die in het verleden werden gebracht, en zich tot de dood toe inzetten voor de eer van het vaderland. Dan zal, al laat iedereen er het leven bij, de verdediging van de handelspost op Java deel worden van de illustere vaderlandse geschiedenis en zullen de verdedigers opgenomen worden in de Nederlandse heldengalerij. Het is de grootste eer die hun te beurt kan vallen. De keuze van de naam Batavia voor de handelspost nabij Jakarta is veelzeggend. Ze maakt van de factorij een weliswaar exotisch, maar toch onvervreemdbaar deel van Nederland. De kolonie-in-spe wordt daardoor tot een verlengstuk van de Nederlandse staat. Dit alles geschiedt onder het goedkeurende oog van God, want de naam Batavia, die prominent boven de poortingang van de factorij wordt opgehangen, geldt tevens als een teken van vertrouwen in Gods bescherming en bijstand. Door hun overwinning in de strijd tegen de plaatselijke sultans zullen de Nederlanders hun handelspost bij Jakarta kunnen uitbouwen tot het bruggenhoofd van hun koloniale rijk in Oost-Indië. Niets staat hun militaire en commerciële expansieplannen dan nog in de weg. Na de voltooiing van de verdedigingswal rond de factorij volgen feestelijkheden met als beginen hoogtepunt de bekendmaking van de naam van de handelspost. Walter Pietersen zegt in zijn toespraak tot de feestvierders: Wij zullen Batavia, het nieuwe Holland, verdedigen en behouden, al eischte nog de volvoering onzer schoone taak reusachtige pogingen en stroomen bloeds. Ja! want de kleine plek gronds, van waar nu ons dankgejuich ten hemel stijgt, is de sleutel der Sunda-straat, der Moluksche zee, der baan naar China, en naar Japan. Kunnen wij haar behouden, dan zal eens Nederlands maagd als koninginne der Oosterwereld van hier den schepter zwaaien over het rijkste oord der aarde.Ga naar eindnoot6 De keuze van de naam en de toevoeging ‘het nieuwe Holland’ maken overduidelijk dat de Nederlanders de grond waarop de factorij gelegen is, als hun wetmatige en door God gegeven bezit beschouwen. Dit geldt bij uitbreiding voor heel Oost-Indië. Dat de Nederlandse troepen op het einde van de roman Jakarta afbranden, bezegelt | |||||||||||
[pagina 193]
| |||||||||||
hun overmacht en wijst vooruit naar de verdere verovering van Oost-Indië. Het hele gebied zal niet lang daarna tot Nederlands-Indië omgedoopt worden. De naamgeving legitimeert de aanspraken van Nederland op het veroverde gebied.
Batavia! Batavia! klonk het uit driehonderd borsten. Tekening uit de oorspronkelijke uitgave door Edouard Dujardin. Collectie Letterenhuis, Antwerpen.
Conscience doet de geschiedenis geweld aan door de verovering van Oost-Indië als een Nederlands wapenfeit voor te stellen, geïnspireerd door fervent patriottisme. De Nederlanders in Oost-Indië waren allen in dienst van de VOC. Conscience veroorlooft zich trouwens een groot aantal andere poëtische vrijheden ten opzichte van de geschiedenis, zoals zijn weergave van de keuze en de betekenis van de naam Batavia. Als Jan Pietersz. Coen met zijn reddingsvloot bij Batavia verschijnt, is hij allerminst gelukkig met deze naam, die tijdens zijn afwezigheid gekozen is, en hij laat hem zelfs verwijderen zoals Pieter van den Broecke in zijn memoires aantekent: | |||||||||||
[pagina 194]
| |||||||||||
Ondertusschen waren die van 't Fort al besich, om 't selve meerder te verstercken, ende gaven 't (met mijn advijs) den naem van BATAVIA, dat met groote letters boven de Poort gheschildert werdt. D'onse (nae dat wel versterct waren) deden altemet uytvallen op de Iavaensche, waer door ick tot Bantam groot perijckel leedt, om ghecritstGa naar eindnoot7 te worden. Toen Conscience zijn roman schreef, was Batavia reeds lang de hoofdstad van Nederlands-Indië en plukte Nederland nog steeds de financiële vruchten van zijn koloniale bezitting. De ophemeling van de volksgeest, het volkseigene en de koloniale aspiraties van de natiestaat in Batavia, is in het licht van de geschiedenis van de negentiende eeuw uiteraard van veel groter belang voor de jonge Belgische, dan voor de lang gevestigde Nederlandse natie. Dit blijkt duidelijk uit een vergelijking tussen Batavia en het toneelstuk De stichting van Batavia door Jacob van Lennep, dat ook in 1858 verscheen.Ga naar eindnoot9 Beide werken spelen zich tegen dezelfde achtergrond af, waarvan Van Lennep in het nawoord van zijn drama een korte samenvatting geeft, maar hun uitwerking is totaal verschillend. Hoewel de dapperheid van de Nederlanders ter sprake komt, speelt Van Lennep nauwelijks in op patriottische motieven. De stichting van Batavia is niets meer dan een schelmendrama onder Nederlanders met twee ontvoeringen als scharniermomenten. De teneur van Batavia sluit direct aan bij de koloniale dromen van Leopold I en is niet van toepassing op de Nederlandse staat in het midden van de negentiende eeuw. Dat ten tijde van Conscience Nederlands-Indië bijzonder winstgevend is, is natuurlijk een bijkomend argument ten gunste van koninklijke koloniale initiatieven in België. | |||||||||||
Met twee maten en gewichtenIn Batavia staan nationalistische gevoelens en patriottische sentimenten in dienst van de onderwerping van andere volkeren. Deze kunnen blijkbaar niet dezelfde aanspraken op zelfbeschikking en vrijheid laten gelden als het Nederlandse volk. De verheerlijking van de eigen natie en van het volkseigene leidt onvermijdelijk tot een superioriteitsgevoel dat aan de ‘ander’ minder goede eigenschappen toekent | |||||||||||
[pagina 195]
| |||||||||||
en hem zelfs in een minderwaardige positie dwingt. Deze denigrerende houding wordt in de hand gewerkt door de technologische voorsprong van Europa en de negatieve stereotypering van andere rassen en culturen. Door een essentiële ongelijkheid te creëren kan het veroveren van vreemd territorium verantwoord worden. Het Nederlandse natiegevoel kan zonder meer uitgebreid worden naar en afgedwongen worden op andere gebieden, en de rechten van de plaatselijke volkeren en politieke entiteiten kunnen zonder blikken of blozen met de voeten worden getreden. Bovendien wordt de inheemse bevolking zonder plichtplegingen tot dienstbaarheid verplicht. De zwaarbevochten onafhankelijkheid van Spanje in de tachtigjarige oorlog resulteert in de totstandkoming van een land dat sterk en rijk genoeg is om op zijn beurt zijn wil aan andere volkeren in andere werelddelen op te leggen. In Batavia wordt door Conscience het koloniale streven van de Nederlandse natie gloedvol beschreven. Batavia is een uitgesproken kolonialistische en eurocentrische roman die de koloniale expansieplannen van de Nederlanders volledig onderschrijft. De manier waarop de plaatselijke bevolking wordt afgeschilderd, geeft aan de Nederlanders trouwens alle gelijk. De zwart-wittegenstelling is breed uitgemeten en is onbetwistbaar. Nuancering en relativering zijn niet aan de orde. De Nederlanders hebben niets verkeerds gedaan en verdedigen slechts grondgebied dat ze van de sultan van Jakarta gekocht hebben en waarover ze dus volle eigendomsrechten hebben verworven. Hun heroïsche daden en hun edele karaktertrekken worden dik in de verf gezet. Hun Javaanse tegenstanders zijn de slechten. Over hen valt er geen goed woord te zeggen, want positieve eigenschappen bezitten ze niet. Ze zijn achterbaks, onbetrouwbaar, wreed, wraakzuchtig, listig, laf en hebzuchtig. Conscience vermeldt wel dat het bouwen van de verdedigingswal rond de handelspost de aanleiding is tot het gewapende conflict tussen de Nederlanders en de Javanen. De sultan van Jakarta beschouwt het als een eenzijdige overtreding van de afgesloten overeenkomst die het oprichten van een versterkte wal verbiedt, en dus als een vijandige daad. De ombouw van factorij tot fort duidt op de gewijzigde intenties van de Nederlanders en hun streven hun machtspositie verder uit te bouwen, hoewel ze aan de Javanen meedelen dat het alleen in hun bedoeling ligt zich tegen aanvallers te kunnen verdedigen. Voor Walter Pietersen echter lijdt het geen twijfel dat de handelspost bij Jakarta van strategisch belang is voor het verstevigen van de Nederlandse handelsbelangen in het gebied. De verborgen agenda en de arglist van de Nederlanders zijn voor Conscience niet van voldoende gewicht om hen in een ongunstig daglicht te plaatsen. | |||||||||||
[pagina 196]
| |||||||||||
Terwijl Conscience aan de Nederlandse hoofdpersonages een breed palet van de gevoelvolste emoties toeschrijft, worden hun Javaanse tegenstanders, ‘de gele menschen’, met onderkoelde afstandelijkheid beschreven. Zij blijven figuranten in de marge van het verhaal. In verband met de illustraties voor Batavia zwaait Conscience aan zijn illustrator, Edouard Dujardin, alle lof toe en bevestigt hij de tweederangs rol van de Javanen: Inderdaed, zy [de tekeningen] wyzen op de byzonderste toestanden, zyn doelmatig over het geheele werk verspreid, vertoonen de byzonderste en de nevengaende persoonen zoo dikwyls mogelyk, en geven niet te veel schilderachtige waerde aen de Javanen, die in myn werk insgelyks buiten den grond myns drama's verscholen liggen.Ga naar eindnoot10 Zelfs het grootste onheil dat de Javanen te beurt valt, kan Conscience niet tot de geringste uiting van medeleven bewegen. Dat ze in de strijd met de dappere Nederlanders het onderspit delven en daarbij in groten getale omkomen en dat Jakarta met de grond gelijkgemaakt wordt, is hun meer dan verdiende loon. Conscience legt het morele gelijk volledig bij de Nederlanders. Waar de voorstelling van de Javanen uiterst negatief is, wordt Congo, de ‘negerslaaf’ van hopman Van den Broeck, totaal tegengesteld uitgebeeld, hoewel het portret dat Conscience van hem schildert, even karikaturaal is als dat van de Javanen. Dat hopman Van den Broeck een ‘negerslaaf’ met de naam Congo heeft, is niet verwonderlijk. Van den Broeck is, zoals eerder vermeld, geïnspireerd op de koopman Pieter van den Broecke. Deze onderneemt eerst vier reizen naar de westkust van Afrika, om daarna in dienst van de VOC zijn actieterrein naar Oost-Indië te verleggen. De ‘negerslaaf’ Congo is de enige Afrikaan die in de roman figureert, afgezien van een vermelding van de ‘Mooren’Ga naar eindnoot11 die samen met een aantal Chinezen de Nederlanders helpen bij het verstevigen van de wal rondom de handelspost. Congo heeft in Nederland Walter Pietersen leren kennen. Pietersen heeft hem in bescherming genomen en hem de beginselen van het christelijke geloof bijgebracht. Congo is dan ook bijzonder toegewijd aan zijn beschermheer en deze laatste voelt een bijzondere genegenheid voor Congo. Samen met hopman Van den Broeck en diens gezin is Congo naar Java afgereisd. Congo is heel emotioneel, maar zijn emotionaliteit is te wijten aan naïviteit en een totaal gebrek aan rationaliteit, en niet aan heftige en doorleefde zielenroerselen zoals dat bij de Nederlandse hoofdpersonages het geval is. Congo wordt als een kind, zonder verleden, voorgesteld en daardoor van zijn persoonlijkheid, cultuur | |||||||||||
[pagina 197]
| |||||||||||
en volwassenheid beroofd. Congo bestaat alleen maar in zijn rol als onmondig dienaar. Voor zijn slaafse trouw en zijn moed krijgt hij zijn vrijheid als beloning. Niet dat hij daarvan gebruikmaakt: hij wil alleen zijn eigenaar, hopman Van den Broeck, inruilen voor Walter Pietersen, zijn goede leermeester.
Vrouwe Van den Broeck smeekt de sultan van Jakarta om genade voor haar man. Tekening uit de oorspronkelijke uitgave door Edouard Dujardin. Collectie Letterenhuis, Antwerpen.
Dat Congo als vrij man toch niet op eigen benen wil en kan staan, bevestigt de ondergeschiktheid van het zwarte ras aan zijn witte voogden. Bij herhaling wordt naar hem meewarig als ‘het arme negerkind’ verwezen. Congo is een onbeschreven blad; hij heeft klakkeloos de cultuur en vooral de godsdienst van zijn meesters overgenomen, maar beseft dat hij nooit gelijkwaardig aan hen kan zijn. Het is zijn grootste wens om een zwarte Nederlander te worden. Hij wil dezelfde moed tonen als de Nederlanders ter verdediging van de Nederlandse belangen en daarmee bewijzen ‘dat | |||||||||||
[pagina 198]
| |||||||||||
het hart hem goed is onder zijne zwarte huid’.Ga naar eindnoot12 Dat hij aan de ‘gele’ mensen zou kunnen worden verkocht, beschouwt hij als het grootste onheil dat hem zou kunnen overkomen. Congo is een goede zwarte, want hij kent en aanvaardt zijn plaats op de onderste trede van de hiërarchische ladder van de Nederlandse maatschappij. Door zijn overdreven reacties zorgt Congo voor een humoristische noot te midden van de dofste ellende. De contrasterende beschrijving van de Javanen in vergelijking met de zwarte slaaf Congo is tekenend voor de houding en het optreden van de Europeaan tegenover niet-Europese volkeren en andere rassen. De vijanden van de Nederlanders worden ontmenselijkt, waardoor ze onmenselijk behandeld kunnen worden door de godvrezende Nederlanders; de zwarte slaaf die zich schikt in zijn lot, zich tot het christendom en de Nederlandse beschaving bekeert, kan op medelijden en een schouderklopje rekenen. Al naar gelang van de omstandigheden wordt de ‘ander’ gedemoniseerd, getolereerd of geaccepteerd. In de relatie tussen Congo en Walter Pietersen wordt de ideale verhouding tussen de machthebber en de anders gekleurde onderworpene uitgebeeld. In Batavia viert het eurocentrisme hoogtij; het leidt onvermijdelijk tot naakt kolonialisme. Het meerderwaardigheidsgevoel van de westerling moet in een neerbuigende en onderdrukkende relatie tussen kolonisator en gekoloniseerde uitmonden. De westerlingen en de westerse naties eigenen zich op grond van hun vermeende hogere beschavingspeil het recht toe om de in hun ogen minder ontwikkelde gebieden in de wereld in bezit te nemen en om aan de overwonnen volkeren hun zelfstandigheid en onafhankelijkheid te ontnemen. Dat de pijlen van de Javanen niet kunnen concurreren met de vuurkracht in de vorm van de musketten waarover de Nederlanders beschikken, deed Conscience niet besluiten dat ook hier, zoals in de op hiërarchische leest geschoeide Nederlandse maatschappij, het recht van de sterkste geldt. | |||||||||||
In de tijdgeestDoor deze voorstelling van zaken toont Conscience zich een kind van zijn tijd. Hij maakt trouwens van het zeventiende-eeuwse Nederland een natie met een negentiende-eeuwse ideologie. Batavia is de eerste Vlaamse roman waarin de ideologie van het kolonialisme uitgedragen wordt zowel door de voorstelling ervan als een fundamenteel en onaantastbaar recht van de natiestaat en dus als een vorm van pa- | |||||||||||
[pagina 199]
| |||||||||||
triottisme, als door de wezenlijke aantasting van de menselijkheid van de ‘ander’. Dat deze ‘ander’ geen witte huidskleur heeft, is niet toevallig. In Batavia toont Conscience zich een volleerd promotor van het kolonialisme en bedient hij zich in de beschrijving van de ‘ander’ van de stereotypen die een vast onderdeel vormen van de eurocentrische blik.
Stedevoogd Van den Broeck stemt toe in het huwelijk van Walter Pietersen met zijn dochter Aleidis. Tekening uit de oorspronkelijke uitgave door Edouard Dujardin. Collectie Letterenhuis, Antwerpen.
Batavia is haast onleesbaar geworden. Dat heeft veel te maken met de excessief romantische inborst van Conscience. Deze uit zich in de gezwollen, pathetische retoriek en de totaal gedateerde benadering door de kritiekloze promotie van het nationalisme en het kolonialisme. Conscience had, zoals uit Batavia blijkt, geen oog voor de inherente contradicties die in het kolonialisme ingebakken zijn en die het, zoals de slavernij, volledig onaanvaardbaar maakten. | |||||||||||
[pagina 200]
| |||||||||||
Daarnaast is Batavia het resultaat van de manier waarop Conscience zichzelf als schrijver in de Belgische maatschappij positioneerde. De roman illustreert hoe behoudsgezind Conscience zich opstelde om zijn lezerspubliek en het establishment niet voor het hoofd te stoten. Hij vervulde zijn maatschappelijke functie niet als rebel en ondermijner, maar als een auteur die zich, bezield met zijn roeping het Vlaamse volk op te heffen, schikte naar de heersende opvattingen en normen, zoals hij in 1881 in een brief aan Nicolaas Beets aangaf: Ik had, in alle geval, in mijne lange loopbaan, en met het oog op den toestand van het Vlaamsche volk, aan vele andere vereischten dan die der hoogere esthetiek te beantwoorden, en heb, als kunstenaar, daartoe vele opofferingen gedaan.Ga naar eindnoot13 Zijn zelfverklaarde missie heeft Hendrik Conscience als schrijver gekortwiekt en hem belet om de Charles Dickens, die ook in 1812 geboren is, van de Vlaamse en de Nederlandse literatuur te worden.Ga naar eindnoot14 Ze heeft hem tijdens zijn leven geen windeieren gelegd, maar de schade aan zijn literaire reputatie is meer dan tweehonderd jaar na zijn geboorte niet te overzien. | |||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||
[pagina 201]
| |||||||||||
Luc Renders studeerde Germaanse talen aan de Universiteit Gent. Hij verbleef geruime tijd in Zuid-Afrika, waar hij Nederlandse letterkunde doceerde. Aan de Universiteit Hasselt was hij docent Zakelijke Communicatie. Zijn onderzoek spitst zich toe op de Zuid-Afrikaanse literatuur en het Nederlandstalige Congoproza. In 2019 publiceerde hij Koloniseren om te beschaven. Het Nederlandstalige Congoproza van 1596 tot 1960. |
|